No. 38. Honderd en negende jaargang. 1907. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. DONDERDAG 14 FEBRUARI. Zitting van den Gemeenteraad Prijs der gewsne advertentiën Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaab f 0,80franco door het geheele Kjjk f I, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Per regel f 0,10. Bjj groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HERMs, OOSTER ZOONVoordam O 9. Alkmaar, 14 Februari. Koning Eduard heeft het Parlement geopend met een troonrede, welke, zooals wel altijd het geval zal zijn, eenerzijds teleurstelling heeft verwekt, anderzijds met instemming is begroet. Een reeks belangrijke voorstellen zijn aangekondigduitbreiding van zelfbestuur in Ierland Gladstones geest wordt vaardig over de Engelsche regeeringhervorming van het hooger onderwijs (o.a. instelling van een Katholieke Universiteithervorming van het leger, van het Indische bestuurstelsel enz. enz. Over. vrouwenkiesrecht is evenwel niets voorge steld. Dat staat de voorvechtsters natuurlijk niet best aan. Zij hebben gisteravond haar gevoelens kenbaar gemaakt. Achthonderd vrouwelijke betoogers voor stemrecht, deden n.l. twee langdurige en wan hopige pogingen om het Lagerhuis binnen te dringen. Bereden en onbereden politie was verplicht met een groote macht op te treden Ongeveer 50 betoog- sters zijn in hechtenis genomen. Op zoo'n manier zullen de vrouwen niet spoedig het kiesrecht ver overen. Wanneer de beloofde voorstellen in behandeling komen, zal er wel gelegenheid zijn ze te bespreken. Heden willen we ons slechts bezig houden met een zaak, welke ook voor ons land op het oogenblik van belang geacht mag wordende verhouding van het Hooger- en het Lagerhuis. Toch moet men deze beide lichamen niet al te veel vergelijken met onze Eerste en Tweede Kamer en vooral gaat die verge lijking mank ten aanzien van het Nederlandsche en het Engelsche Hoogerhuis. Onze Eerste Kamer kan een volksvertegenwoordiging worden genoemd, het Engelsche Hoogerhuis is dit evenwel niet. Dat lichaam wordt enkel samengesteld uit personen, die hetzij door hun geboorte, hetzij uit hoofde van hun ambt daartoe worden aangewezen, niet gekozen. Het heeft een groote machthet recht van veto. Het kan een streek door de rekening van het Lagerhuis maken. En dat doet het wel eens. Het volk kiest de leden van het Lagerhuis, de leden, vertegenwoor digende de meerderheid des volks, nemen een besluit, maar het Hoogerhuis, eigenlijk staande buiten het volk verwerpt dien maatregel. Bij voorkeur geschiedt dit wanneer de liberalen aan het bewind zijn. Handhaving van dezen toestand is natuurlijk niet gevrenscht, daar zij leidt tot onaangename gevolgen. Dat is reeds herhaaldelijk gebleken en onlangs nog bjj de schoolwet, welke door het Lagerhuis was aangenomen, en door het Hoogerhuis dusdanig werd geamendeerd dat het Lagerhuis de wet niet niet meer aannemeljjk achtte en de regeering haar introk. Door dit conflict is de verhouding tusschen Hooger en Lagerhuis weer op den voorgrond ge raakt. In de troonrede is deze zaak besproken in de volgende bewoordingen „Ernstige vraagstukken aangaande de werking van ons parlementaire stelsel zijn gerezen uit een ongelukkig geschil tusschen de twee huizen. Mijn ministers hebben dit gewichtige onderwerp in over weging ten einde deze moeilijkheid op te lossen." Het debat over dit punt ving onmiddellijk aan. Hekelde de oud minister-president Balfour „de oorlogszuchtige plannen met het Hoogerhuis". de tegenwoordige minister-president Campbell—Banner- mann zei er van, dat de kwestie van hel geschil tusBchen de twee Huizen het belangrijkste deel van de troonrede was. Hij erkende ten volle den ernst van de taak, waarmede de regeering te gelegener tijd het Huis zou vragen zich bezig te houden. De kwestie der betrekkingen tusschen de twee Huizen was de kwestie, die de regeering zou opwerpen en niet de kwestie der samenstelling van het Hooger huis. Wij moeten vervolgde de minister een zoodanige regeling van de betrekkingen tusschen de twee Huizen hebben, dat wij in staat zullen gesteld worden om de wenschen des volks ten uitvoer te brengen in een redelijke overeenstemming. De tegen woordige toestand is verkeerd, gevaarlijk en demora- liseerend. Ik ben er niet zeker van, dat wanneer wij dieper in de kwestie treden, de oplossing er van niet gemakkelijker zal blijken dan zij nu schijnt te zijn. Maar in allen gevalle moet de kwestie opgelost worden." Hieruit mag worden afgeleid dat de oplossing zal worden gevonden in beperking van het recht van veto, Maar zoover is het nog niet. Er zal nog heel wat gestreden moeten worden daar natuurlijk het Hoogerhuis zich zijn rechten niet zoomaar laat ontnemen. Het gewichtige ontwerp is in voorbereiding, zegt de troonrede. 6 5 Mag hieruit worden afgeleid, dat het kabinet op dit oogenblik de zaak nog niet aandurft, maar wil wachten, dat het zich sterker zal gevoelen en meer steun zal vinden wanneer het een beroep doet op het volk F van AIjKSMB, op Woensdag, 13 Februari 1907, das namiddags 1, uur. {Vervolg.) 2. Verordening op het bestuur van bet Burgerweeshuis. B. en W. stellen voor om naar aanleiding van eene correspondentie gevoerd tnssohen de regenten van h»t Burgerweeshuis en hnn college, waaruit blykt, dat door regenten eane wjjziging wordt noodig geacht in hat bestaande reglement voor genoamde instelling, de ver- ordenirg opnieuw vast te Btellen met de daarin gebrachte wijzigingen. De Voorzitter geeft gelegenheid tot het houden van algemeene beschouwingen. Da heer D o r b e o k wenscht van deze gelegenheid gebrnik te maken, al zou hetgeen hjj te zeggen heeft evengoed bjj de behandeling der artikelen gezegd kan nen worden. Het ljjkt hem gewenscht toe, dat bjj een wjjziging in een toestand, die jaren lang heeft beslaan, een wjjziging betreffende eene nienwe inrichting van het beheer zooals die in artikel 2 wordt voorgesteld, even stil te staan bjj de motieven die daartoe leidden. In artikel 2 dezer verordening wordt voorgesteld de regentessen op te nemen als leden van het bestuur over het weeshuis. Waar men dit wenseheljjk acht, zou hg B. en W. wal eenigo opheldering willen vragen en de juiste motieven willen hooren, die tot d t voorstel hebben geleid. Wanneer hjj de correspondentie nagaat, die mat re genten is gevoerd, dan blgkt het hem, dat als voor naamste motieven worden vermeld in de le plaats, dat het wenseheljjk is, dat de dames iets te zeggen hebben in het beheer der inrichting, in de tweede plaats wordt gewezen op den geest van den tgd en in de derde plaats wordt gezegd dat B. en W. geen reden hebben den tegenwoordigen toestand te bestendigen. Wat het eerste argument betreft merkt spr. op, dat van die wensche- Igkheid niets is gebleken; die wenschalgkhe'd is nog nimmer ter sprake gekomen. Wat het argument van den geest van den tgd betreft, spr. zegt daar niets voor te voelen, ofschoon hjj niet zoo conventioneel is, zon hg toch wel wat vreesaohtig zjjn, om op dat argnment alleen met het voorstel mee te gaan. In de derde plaats is genoemd het motief, dat er geen reden is, den bestaanden toestand te bestendigen. Ten aanzien van dit argnment had spr. gaarne eenige meerdere gegevens gezien. Bjj gebrek daaraan ziet hg hierin niets anders dan een votnm van wantrouwen tegenover deregenten. Acht men een verandering wenseheljjk, dan moet men de redenen aanvoeren, die de verandering wenseheljjk maken, en daarom zou bjj, alvorens zjjn stem over deze voordracht uit te brengen, willen dat B, en W. eenige nadere toe lichting gaven. De heer van Bugsen h.d gedacht dat het beter was, dat hjj bjj artikel 2 een en ander in het midden had gebracht. Nu meent hg echter thans het woord te moeten vragen. Art. 2 is het vooral dat bjj regenten geen in stemming heeft gevonden. Hjj staat in dezen geheel tegenover den heer Dorbeok, die van B. en W. nadere inlichtingen wenscht. 't Heeft hem in de briefwisseling tusschen regenten en het Dagelgksch Bestuur juist ge troffen, dat regenten geen enkel motief aanvoeren, waarom regentessen geen deel moeten nitmaken van het bestnnr. Spr. is volstrekt niet iemand, die gvert voor de gelijk stelling van man en vronwhjj zon het daarom ook met gewenscht achten, dames in alle colleges als dit zitting hadden, maar ten opzichte van het weeshuis zou hg gaarne een uitzondering willen maken. Het weeshuis is een inrichting tot opvoeding van kinderen en jnist het huishouden en de opvoeding is het tzrrein voor de vronw als aangewezen, daar moeten de besluitsn niet alleen door den man worden genomen. Als regenten zeggen, dat het altijd is goed gegaan, en vragen waarom deze verandering, dan antwoordt spreker, dat het goed gegaan is niet door maar ondanks den tegenwoordigen toestand. Dat de dames een groot aandeel nemen in de uitvoering der maatregelen is noodig voor een goeden gang van zaken en is het dan niet onbillijk haar uit te sluiten van een beslis- senden invloed P Spr. is verwonderd geweest over de houding van regenten, die getuigt van weinig courtoisie. Wat zijn hunne motieven? Spr. heeft die niet kunnen vinden. Zij achten den maatregel niet in het belang der inrichting. Waarom niet? Dat zeggen ze niet. Ze gaan zelfs zoover, dat een deel der regenten bij aanneming van het artikel bezwaar maakt hunne functie te blijven vervullen; dan moeten de motieven tooh al heel ernstig zijn. Er kunnen motieven zijn, die gelden naast het belang van het weeshuis en spr. kan zioh voorstellen, dat een regent, ook waar hij zijve functie met de meeste toewijding waarneemt, zich op het standpunt stelt, dat indien de dames in het bestuur komen, men missen zal de gezelligheid hunner vergaderingen, maar dan meent hij toch, dat de belangen van het weeshuis daar boven gaan, die moet men hooger stellen dan het eigen belang; dat mag dus geen motief zjjn. Het is daarom sprekers overtuiging dat de dames uit te sluiten niet is in het belang van het weeshuis. Daar komt nog iets bjj. Waar deze zaak thans openljjk besproken wordt, valt de scherpte van den toestand meer in het oog, dan zoolang de zaak bljjft loopen zooals ze is. Na deze bespreking zal daarom, meent hjj, bjj niet aannemen van de voordracht, het prestige der dames ernstig worden geschaad. Vroeger werd het verschil tusschen regenten en regentessen door het personeel minder in aanmerking genomen. Bh deze bespreking is er echter op dit verschil gewezen. Dat regentessen zelf niet om de verandering hebben gevraagd, doet tot de zaak niets af. Spr. zou het wenseheljjk vinden als de voordracht werd aangenomen, verwerping zou schade- ljjk zjjn. De heer van den Bosch heeft met veel genoegen gehoord de kalme argumentatie van den heer van Bujjsen. Hjj gelooft echter niet, dat het laatste argument, dat het prestige der dames bjj niet-aanneming zou worden geschaad steekhoudend is. De dames hebben zelf de verandering niet gevraagd. B. en W. hebben op eigen initiatief de verandering voorgesteld. Indien B. en W. van meening waren geweest, dat verwerping naaeelige gevolgen zou hebben voor het preslige der regentessen, dan zou spr. het betreuren, dat de zaak niet eerst in de secties was behandeld. Wat do heer van Bujjsen heeft gezegd, dat van d vrouw in de opvoeding der kinderen, de meeste invloed ingaat, daarmede is hjj het geheel eens, maar in elk gezin is het toch zoo, dat de man den doorslag geeft. Ds verhouding tnssohen regenten en regentessen is hier dezelfde als die tusschen man en vrouw in het gezin, Daarom moeten de dames advies geven, doch regenten beslissen. Spr. heeft zelf een tgd lang als regent over een weeshuis met regentessen samengewerkt, en ervaren, dat het goed is, dat deze een zekere bevoegheid hebben maar da regenten moeten het heft in handen houden. Spr. zal tegen het voorstel stemmen. Hg acht het belang van het weeshuis in handen der regenten voldoende ge waarborgd. De heer D o r b e 0 k ondersteunt gaarne de woorden van den heer Van den Bosch. De vergelijking met het gezin gaat zjjns inziens volkomen op. Het moet hen echter van het hart, dat de heer Van Bajjeen een moment in het debat heeft gebracht, dat achterwege had moeten bljjven. Hjj aeht het bedenkeljjk te veronderstellen, dat een motief zou kannen zjjn het missen van de gezellig heid in de vergaderingen. In het belang van regenten meent hjj daartegen te moeten protesteeren. De Voorzitter zegt, dat op de vraag door den heer Dorbeok aan B. en W. gesteld, door den heer Van Rajjssn voldoende is geantwoord. De heer Van den Bosch neeft een beschouwing gegeven over het gezin. Persoon- ljjk kan spreker helaas niet beoordeelen de juiste ver houding tnssohen man en vrouw ten opzichte van de opvoeding der kinderen, maar tooh gelooft hjj, dat speciaal wat de opvoeding betreft, deze voor het grootste gedeelte zal berusten in handen der vrouw. Daarom zal het ook gewenscht zijn, dat bjj een weeshuis de opvoeding der meisjes hoofdzakeljjk aan de handen der regentessen wordt toevertrouwd en om die reden kan men niet vol staan met haar een adviseerende stem te geven, miar moeten zjj meer invloed hebben. De regentessen vragen niet om dien invloed en uit de oorrespondentie blgkt, dat ze meerdere vergaderingen met regenten onnoodig achten. Dit laatste acht spr. zeer verklaarbaar, zonder meerderen invloed beschouwen zjj die vergaderingen als als een wassen neus. Overigens heeft spr. aan hetgeen de heer Van Bugsen heeft gezegd, niets meer toe te voegen. De opvatting omtrent da gezelligheid deelt hg niet. Waar spr. nog al veel met dames vergadert, heeft hg de ondervinding opgedaan, dat de gezelligheid door haar wordt verhoogd. De heer De Lange verklaart zioh ook een voor stander van de verandering. Hg wjjst er op, dat wanneer de dames lid van het bestuur zjjn er veel beter overleg gepleegd kan worden tusschen regenten en regentessen, al constateert hg ook met genoegen, dat tot nu toe de goede gang van zaken geen oogenblik gevaar heeft ge- loopen. Moast alleen dit punt geregeld worden, dan zou hjj er niet zoo sterk op aandringen, maar waar de gelegenheid thans zioh aanbiedt om de zaak bater te regelen nu de geheele verordening wordt herzien, nu kan hg zich geheel met het voorstel van B. en W. vereenigen. Ds heer Cohen Stuart wil slechts een enkel woord zeggen. Men heeft gezegd: de gang van zaken in het weeshuis is gosd. Dit wil spreker graag aannemen, maar 't gosde kan de vjjand zjjn van het betere, en waar men hier de waarborg heeft, dat men het betere zal krjjgen, daar verklaart bjj zich voor het voorstel van B. en W. Het moment, waarop deze zaak ter sprake komt, acht hg evenwel bjjronder ongelukkig, nu er zoo weinig weezea in het huis zjjn sn daarom zou bjj de zaak op het oogen blik van minder belang aehten, indien de gelegenbeid er niet was door de herziening der verordening, deze wjiz'ging aan te brengen. Ook spreker zou willen vragen, welke bezwaren er toch tegen zjjn de dames als lid toe te laten. Dsze quaestie is vroeger ook al eens ter sprake ge bracht bjj het ziekenhuis. Toen heeft spr. zich tegen hst benoemen van regentessen verklaard, doch daar is de toestand ook anders. Daar zou men van het goede meent hjj te veel kunnen krjjgen. Daar heeft mes al reeds een directrice, een staf Tan verpleagsters, an zoodoende zou de invloed der vrouw grooter weden dan die van den man. Es al meent spr. afgaande op confidentieels mededeelingen, dat in de meeste gezinnen de vrouw meer te zeggen heeft dan de man, daar zou hjj het voor het ziekenhuis niet gewenscht achten. Wat het we;shais betreft, is de zaak anders. Waar de vrouw kieschar kan optreden tegenover ds vrouwelijke weezen, daar zullen zeker de regenten ook thans wel de regentessen laten voorgaan, maar juist daarom zou spr. graag willen weten, welke bezwaren men toch heeft. De heer Uitenbosoh wenscht ook zjjn stem, die hij voer de voordracht zal uitbrengen, te motiveeren. Met genoegen heeft hij de verdediging er van gehoord door den heer Van Bugsen en ook hij is van meening, dat vooral in den tegenwoordigen tijd de vrouw meer medezeggingssehap meet hebben in de opvoeding, veoral in een weeshuis. Dat is iets anders dan een gezin. Het komt hem voor, dat als de regentessen meer invlond krijgen, zij haar taak met nog meer ambitie en liefde zullen vervullen. De vrouw is fijn gevoeliger, merkt scherper op in zake opvoeding dan de man, en daarom ls ook meerdere invloed voor haar gewenscht. Verder zegt spr. dat de vrouwen meer tjjd hebben voor de vergaderingen dan de mannen, die vaak meer bijeenkomsten moeten bijwonen en in dezen democra- tischen tgd, waar vrouwen verschillende betrekkingen bekleeden die tot nu toe alleen voor mannen waren bestemd, nu aeht hij het onjuist, het voor te stellen alsof vrouwen minder goed in een college als dit op hare plaats zouden zijn dan de man. Wat de heer Van den Boseh heeft gezegd over het gezin, waarin de man de beslissing heeft, onderschrijft spr. niet, dat mag in de wereld van den keer Van den Bosch zoo zijn; in de arbeidersgezinnen zijn man en vrouw volkomen gelijk. Omtrent de opvoeding van meisjes is spr. het geheel met den Voorzitter eens. De heer van den Bosch meent naar aanleiding v «n hetgeen de heer Uitenbosch het laatst heeft gezegd te moeten opmerken, dat er geen sprake is van twee werelden. Hjj gelooft, dat hjj in dezelfde wereld leeft als de heer Uitenbosch. Hjj bljjft van oordeel, dat de regel is dat de man beslist, als het hoofd van het gezin. Wat den heer Cohen Stuart wel eens, naar hjj zegt, confidentieel is meegedeeld, pleit meent hjj, voor zjjn standpunt. Waar de vrouw te veel te zeggen heeft, is de toestand feiteljjk verkeerd en nu zou het in het college van regenten ook kunnen worden, dat de regen tessen te veel te eommandeeren kregen. Als de dames met raad en daad de heeren bijstaan, en deze daarnaar handelen, dan gelooft hjj, dat de zaak goed marcheeren kan en goed marcheeren zal. Hjj ziet dan ook niet in, dat het niet goed zou gaan, als het'artikel niet werd aangenomen. De Voorzitter merkt op, dat de heer van den Bosch heeft gezegdals de heeren de adviezen volgen, zal het goed gaan, maar vraagt, of de keer van den Bosch de zekerheid heeft, dat altjjd overeenkomstig het advies der dames wordt gehandeld. Nu behoeven de regenten het advies niet te volgen, maar als de dames stemrecht hebben in de vergaderingen, dan wei. De heer Van den Bosch is van oordeel, dat re genten het advies behooren te volgen, en dat ook zteeds gedaan zullen hebber, andets had de raad daarvan zeker wel gehoord. De Voorzitter zegt, dat hg'weet, dat dat advies wel eens niet gevolgd is en zon den heer Van der Feen de Lille als regent, willen vragen of nieten een quaestie omtrent de kleeding der meisjes, het advies van regentessen niet is opgevolgd. De heer Van der Feen de Lille, die over deze zaak als regent niet had willen spreken wil op'deze vraag van den voorzitter wel even antwoorden. HgJ;ver- klaart, dat regenten in alle zaken van huishoudelijk beheer het advies der regentessen inwisnen en dat ook zelfB in zaken van anderen aard wel advies is^gevraagd en gevolgd. Vraagt men of altjjd het advies gevolgd'wordt, dan antwoordt spreker, dat het misschien een paar keeren niet is gebeurd. En wat speciaal de zaak der kleeding betreft, het betrof hier het dragen van mantels door de weesmeisjes. Regenten nu achtten dit in strjjd met het historisch weezencostuumwaarbij geen mantel past, maar een omslagdoek. De omslagdoeken waren, naar het oordeel der moeder, niet ondoelmatig in den winter. Daarom waren regenten tegen de mantels, als niet,'passend bjj het historisch costuum. De heer Cohen Staart zou den heer van der Feen de L:lle wel willen vragen, wat toch wel de groote be* zwaren van heeren regenten zjjn. De raad tast nog vrjj wel in het duister. Wjj weten, zegt spr., alleen, dat de meerderheid der regenten, als het voorBtel wordt aange nomen, niet zal aanblijven. Dat is de eenige mede- deeling. Er moeten dus ernstige bezwaren bestaan. De heer Van der Feen de Lille zegt, dat het voor hem niet aangaat te voldoen aan hetgeen de heeren vragen. Regenten kennen den toestand en voorzien, dat zjj niet in staat zullen zjjn de zaken zonder moeiljjkheden te doen marcheeren. Nooit is er aanmerking gekomen op hst beheer van regenten, moohten er meerdere grieven zgn, dan waarop de Voorzitter heeft gedoeld, dan stelle men regenten er mee in kennis. B. en W. zeggen in hun toelichting algemeenheden, waarop de regenten in 't algemeen geantwoord hebben. Da Voorzitter v?rklaart, dat hg niet heeft be doeld een grief te uilen tegen regenten. Hg heeft het voorbeeld van de kleeding alleen ter sprake willen bren gen, als een voo: beeld, dat het adv'es der dames niet ie gevolgd en daarmede niet bedoeld een aanval op regenten. Wat de heer Van der Feen de Lille voorts heeft zegd over het historisch costuum klinkt wel heel aardig, maar het leven stelt gedurig andere eirchen. Dit, wensohfc hjj nog even op te merken. De heer Van der Feen de Lille zegt verder nog, dat ook in ean quaestie ia zake de woonkamer van den vader en moeder verschil is geweest, doch acht dat van ondergeschikt belang. De heer Dorbeok vindt, dat de zaken nu omgekeerd worden. Hg acht het niet de taak van regenten, om mode te deelen, wat hunne bezwaren zjjn, mam B. en W. moeten de motieven voor de verandering geven. Men heelt enkele argumenten kunnen hooren. Er is gezegd, dat wat de opvoeding der meisjes betreft, de regentessen alleen moeten beslissen, dat is ook de meening van den voorzitter, waar deze zegt, dat hst a Ivies van de regentessen altjjd moet worden opgevolgd. Als dat het geval was, hadden de vrouwen reeds te veelte zeggen en waar zouden we dan heen gaan, roept spreker uit. Natumljjk ia het dat regenten daar tegen zgn. Mocht er eventueel geen meerderheid voor het voor stel zgn te vinden, dan zou spreker willen voo stellen, als amendementdat de regentessen alken in huishou delijke zaken zullen mee besl s«en. Dj Voorzitter meent, dat de heer Dorbeck zgn SCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 1