No. 38.
Honderd en negende jaargang.
1907.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
DONDERDAG
14 FEBRUARI.
Zitting van den Gemeenteraad
Prijs der gewsne advertentiën
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaab f 0,80franco door het geheele Kjjk f I,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Per regel f 0,10. Bjj groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HERMs, OOSTER ZOONVoordam O 9.
Alkmaar, 14 Februari.
Koning Eduard heeft het Parlement geopend met
een troonrede, welke, zooals wel altijd het geval
zal zijn, eenerzijds teleurstelling heeft verwekt,
anderzijds met instemming is begroet. Een reeks
belangrijke voorstellen zijn aangekondigduitbreiding
van zelfbestuur in Ierland Gladstones geest wordt
vaardig over de Engelsche regeeringhervorming
van het hooger onderwijs (o.a. instelling van een
Katholieke Universiteithervorming van het
leger, van het Indische bestuurstelsel enz. enz.
Over. vrouwenkiesrecht is evenwel niets voorge
steld. Dat staat de voorvechtsters natuurlijk niet
best aan. Zij hebben gisteravond haar gevoelens
kenbaar gemaakt. Achthonderd vrouwelijke betoogers
voor stemrecht, deden n.l. twee langdurige en wan
hopige pogingen om het Lagerhuis binnen te dringen.
Bereden en onbereden politie was verplicht met
een groote macht op te treden Ongeveer 50 betoog-
sters zijn in hechtenis genomen. Op zoo'n manier
zullen de vrouwen niet spoedig het kiesrecht ver
overen.
Wanneer de beloofde voorstellen in behandeling
komen, zal er wel gelegenheid zijn ze te bespreken.
Heden willen we ons slechts bezig houden met een
zaak, welke ook voor ons land op het oogenblik van
belang geacht mag wordende verhouding van het
Hooger- en het Lagerhuis. Toch moet men deze
beide lichamen niet al te veel vergelijken met onze
Eerste en Tweede Kamer en vooral gaat die verge
lijking mank ten aanzien van het Nederlandsche en
het Engelsche Hoogerhuis. Onze Eerste Kamer kan
een volksvertegenwoordiging worden genoemd, het
Engelsche Hoogerhuis is dit evenwel niet. Dat
lichaam wordt enkel samengesteld uit personen, die
hetzij door hun geboorte, hetzij uit hoofde van hun
ambt daartoe worden aangewezen, niet gekozen. Het
heeft een groote machthet recht van veto. Het kan
een streek door de rekening van het Lagerhuis
maken. En dat doet het wel eens. Het volk kiest de
leden van het Lagerhuis, de leden, vertegenwoor
digende de meerderheid des volks, nemen een besluit,
maar het Hoogerhuis, eigenlijk staande buiten het
volk verwerpt dien maatregel. Bij voorkeur geschiedt
dit wanneer de liberalen aan het bewind zijn.
Handhaving van dezen toestand is natuurlijk niet
gevrenscht, daar zij leidt tot onaangename gevolgen.
Dat is reeds herhaaldelijk gebleken en onlangs
nog bjj de schoolwet, welke door het Lagerhuis
was aangenomen, en door het Hoogerhuis dusdanig
werd geamendeerd dat het Lagerhuis de wet niet
niet meer aannemeljjk achtte en de regeering haar
introk. Door dit conflict is de verhouding tusschen
Hooger en Lagerhuis weer op den voorgrond ge
raakt. In de troonrede is deze zaak besproken in
de volgende bewoordingen
„Ernstige vraagstukken aangaande de werking
van ons parlementaire stelsel zijn gerezen uit een
ongelukkig geschil tusschen de twee huizen. Mijn
ministers hebben dit gewichtige onderwerp in over
weging ten einde deze moeilijkheid op te lossen."
Het debat over dit punt ving onmiddellijk aan.
Hekelde de oud minister-president Balfour „de
oorlogszuchtige plannen met het Hoogerhuis". de
tegenwoordige minister-president Campbell—Banner-
mann zei er van, dat de kwestie van hel geschil
tusBchen de twee Huizen het belangrijkste deel van
de troonrede was. Hij erkende ten volle den ernst
van de taak, waarmede de regeering te gelegener
tijd het Huis zou vragen zich bezig te houden. De
kwestie der betrekkingen tusschen de twee Huizen
was de kwestie, die de regeering zou opwerpen en
niet de kwestie der samenstelling van het Hooger
huis. Wij moeten vervolgde de minister een
zoodanige regeling van de betrekkingen tusschen de
twee Huizen hebben, dat wij in staat zullen gesteld
worden om de wenschen des volks ten uitvoer te
brengen in een redelijke overeenstemming. De tegen
woordige toestand is verkeerd, gevaarlijk en demora-
liseerend. Ik ben er niet zeker van, dat wanneer wij
dieper in de kwestie treden, de oplossing er van niet
gemakkelijker zal blijken dan zij nu schijnt te zijn.
Maar in allen gevalle moet de kwestie opgelost
worden."
Hieruit mag worden afgeleid dat de oplossing
zal worden gevonden in beperking van het recht
van veto, Maar zoover is het nog niet. Er
zal nog heel wat gestreden moeten worden daar
natuurlijk het Hoogerhuis zich zijn rechten niet
zoomaar laat ontnemen.
Het gewichtige ontwerp is in voorbereiding, zegt
de troonrede. 6 5
Mag hieruit worden afgeleid, dat het kabinet op
dit oogenblik de zaak nog niet aandurft, maar wil
wachten, dat het zich sterker zal gevoelen en meer
steun zal vinden wanneer het een beroep doet op
het volk F
van AIjKSMB,
op Woensdag, 13 Februari 1907,
das namiddags 1, uur.
{Vervolg.)
2. Verordening op het bestuur van bet
Burgerweeshuis.
B. en W. stellen voor om naar aanleiding van eene
correspondentie gevoerd tnssohen de regenten van h»t
Burgerweeshuis en hnn college, waaruit blykt, dat door
regenten eane wjjziging wordt noodig geacht in hat
bestaande reglement voor genoamde instelling, de ver-
ordenirg opnieuw vast te Btellen met de daarin gebrachte
wijzigingen.
De Voorzitter geeft gelegenheid tot het houden
van algemeene beschouwingen.
Da heer D o r b e o k wenscht van deze gelegenheid
gebrnik te maken, al zou hetgeen hjj te zeggen heeft
evengoed bjj de behandeling der artikelen gezegd kan
nen worden.
Het ljjkt hem gewenscht toe, dat bjj een wjjziging in
een toestand, die jaren lang heeft beslaan, een wjjziging
betreffende eene nienwe inrichting van het beheer zooals
die in artikel 2 wordt voorgesteld, even stil te staan bjj
de motieven die daartoe leidden.
In artikel 2 dezer verordening wordt voorgesteld de
regentessen op te nemen als leden van het bestuur over
het weeshuis.
Waar men dit wenseheljjk acht, zou hg B. en W. wal
eenigo opheldering willen vragen en de juiste motieven
willen hooren, die tot d t voorstel hebben geleid.
Wanneer hjj de correspondentie nagaat, die mat re
genten is gevoerd, dan blgkt het hem, dat als voor
naamste motieven worden vermeld in de le plaats, dat
het wenseheljjk is, dat de dames iets te zeggen hebben
in het beheer der inrichting, in de tweede plaats wordt
gewezen op den geest van den tgd en in de derde plaats
wordt gezegd dat B. en W. geen reden hebben den
tegenwoordigen toestand te bestendigen. Wat het eerste
argument betreft merkt spr. op, dat van die wensche-
Igkheid niets is gebleken; die wenschalgkhe'd is nog
nimmer ter sprake gekomen. Wat het argument van den
geest van den tgd betreft, spr. zegt daar niets voor te
voelen, ofschoon hjj niet zoo conventioneel is, zon hg
toch wel wat vreesaohtig zjjn, om op dat argnment
alleen met het voorstel mee te gaan. In de derde plaats
is genoemd het motief, dat er geen reden is, den bestaanden
toestand te bestendigen. Ten aanzien van dit argnment
had spr. gaarne eenige meerdere gegevens gezien. Bjj
gebrek daaraan ziet hg hierin niets anders dan een
votnm van wantrouwen tegenover deregenten. Acht men
een verandering wenseheljjk, dan moet men de redenen
aanvoeren, die de verandering wenseheljjk maken, en
daarom zou bjj, alvorens zjjn stem over deze voordracht
uit te brengen, willen dat B, en W. eenige nadere toe
lichting gaven.
De heer van Bugsen h.d gedacht dat het beter
was, dat hjj bjj artikel 2 een en ander in het midden had
gebracht. Nu meent hg echter thans het woord te moeten
vragen. Art. 2 is het vooral dat bjj regenten geen in
stemming heeft gevonden. Hjj staat in dezen geheel
tegenover den heer Dorbeok, die van B. en W. nadere
inlichtingen wenscht. 't Heeft hem in de briefwisseling
tusschen regenten en het Dagelgksch Bestuur juist ge
troffen, dat regenten geen enkel motief aanvoeren, waarom
regentessen geen deel moeten nitmaken van het bestnnr.
Spr. is volstrekt niet iemand, die gvert voor de gelijk
stelling van man en vronwhjj zon het daarom ook met
gewenscht achten, dames in alle colleges als dit zitting
hadden, maar ten opzichte van het weeshuis zou hg
gaarne een uitzondering willen maken. Het weeshuis
is een inrichting tot opvoeding van kinderen en jnist
het huishouden en de opvoeding is het tzrrein voor de
vronw als aangewezen, daar moeten de besluitsn niet
alleen door den man worden genomen.
Als regenten zeggen, dat het altijd is goed gegaan,
en vragen waarom deze verandering, dan antwoordt
spreker, dat het goed gegaan is niet door maar ondanks
den tegenwoordigen toestand. Dat de dames een groot
aandeel nemen in de uitvoering der maatregelen is
noodig voor een goeden gang van zaken en is het
dan niet onbillijk haar uit te sluiten van een beslis-
senden invloed P
Spr. is verwonderd geweest over de houding van
regenten, die getuigt van weinig courtoisie.
Wat zijn hunne motieven? Spr. heeft die niet
kunnen vinden. Zij achten den maatregel niet in het
belang der inrichting. Waarom niet? Dat zeggen ze
niet. Ze gaan zelfs zoover, dat een deel der regenten
bij aanneming van het artikel bezwaar maakt hunne
functie te blijven vervullen; dan moeten de motieven
tooh al heel ernstig zijn.
Er kunnen motieven zijn, die gelden naast het belang
van het weeshuis en spr. kan zioh voorstellen, dat
een regent, ook waar hij zijve functie met de meeste
toewijding waarneemt, zich op het standpunt stelt, dat
indien de dames in het bestuur komen, men missen
zal de gezelligheid hunner vergaderingen, maar dan
meent hij toch, dat de belangen van het weeshuis daar
boven gaan, die moet men hooger stellen dan het
eigen belang; dat mag dus geen motief zjjn.
Het is daarom sprekers overtuiging dat de dames uit
te sluiten niet is in het belang van het weeshuis.
Daar komt nog iets bjj. Waar deze zaak thans openljjk
besproken wordt, valt de scherpte van den toestand
meer in het oog, dan zoolang de zaak bljjft loopen
zooals ze is.
Na deze bespreking zal daarom, meent hjj, bjj niet
aannemen van de voordracht, het prestige der dames
ernstig worden geschaad. Vroeger werd het verschil
tusschen regenten en regentessen door het personeel
minder in aanmerking genomen. Bh deze bespreking is
er echter op dit verschil gewezen. Dat regentessen zelf
niet om de verandering hebben gevraagd, doet tot de
zaak niets af. Spr. zou het wenseheljjk vinden als de
voordracht werd aangenomen, verwerping zou schade-
ljjk zjjn.
De heer van den Bosch heeft met veel genoegen
gehoord de kalme argumentatie van den heer van
Bujjsen. Hjj gelooft echter niet, dat het laatste argument,
dat het prestige der dames bjj niet-aanneming zou
worden geschaad steekhoudend is. De dames hebben
zelf de verandering niet gevraagd. B. en W. hebben
op eigen initiatief de verandering voorgesteld. Indien
B. en W. van meening waren geweest, dat verwerping
naaeelige gevolgen zou hebben voor het preslige der
regentessen, dan zou spr. het betreuren, dat de zaak
niet eerst in de secties was behandeld.
Wat do heer van Bujjsen heeft gezegd, dat van d
vrouw in de opvoeding der kinderen, de meeste invloed
ingaat, daarmede is hjj het geheel eens, maar in elk
gezin is het toch zoo, dat de man den doorslag geeft.
Ds verhouding tnssohen regenten en regentessen is hier
dezelfde als die tusschen man en vrouw in het gezin,
Daarom moeten de dames advies geven, doch regenten
beslissen. Spr. heeft zelf een tgd lang als regent over
een weeshuis met regentessen samengewerkt, en ervaren,
dat het goed is, dat deze een zekere bevoegheid hebben
maar da regenten moeten het heft in handen houden.
Spr. zal tegen het voorstel stemmen. Hg acht het belang
van het weeshuis in handen der regenten voldoende ge
waarborgd.
De heer D o r b e 0 k ondersteunt gaarne de woorden
van den heer Van den Bosch. De vergelijking met het
gezin gaat zjjns inziens volkomen op. Het moet hen
echter van het hart, dat de heer Van Bajjeen een moment
in het debat heeft gebracht, dat achterwege had moeten
bljjven. Hjj aeht het bedenkeljjk te veronderstellen, dat
een motief zou kannen zjjn het missen van de gezellig
heid in de vergaderingen. In het belang van regenten
meent hjj daartegen te moeten protesteeren.
De Voorzitter zegt, dat op de vraag door den
heer Dorbeok aan B. en W. gesteld, door den heer Van
Rajjssn voldoende is geantwoord. De heer Van den Bosch
neeft een beschouwing gegeven over het gezin. Persoon-
ljjk kan spreker helaas niet beoordeelen de juiste ver
houding tnssohen man en vrouw ten opzichte van de
opvoeding der kinderen, maar tooh gelooft hjj, dat speciaal
wat de opvoeding betreft, deze voor het grootste gedeelte
zal berusten in handen der vrouw. Daarom zal het ook
gewenscht zijn, dat bjj een weeshuis de opvoeding der
meisjes hoofdzakeljjk aan de handen der regentessen
wordt toevertrouwd en om die reden kan men niet vol
staan met haar een adviseerende stem te geven, miar
moeten zjj meer invloed hebben. De regentessen vragen
niet om dien invloed en uit de oorrespondentie blgkt,
dat ze meerdere vergaderingen met regenten onnoodig
achten. Dit laatste acht spr. zeer verklaarbaar, zonder
meerderen invloed beschouwen zjj die vergaderingen als
als een wassen neus. Overigens heeft spr. aan hetgeen
de heer Van Bugsen heeft gezegd, niets meer toe te
voegen.
De opvatting omtrent da gezelligheid deelt hg niet.
Waar spr. nog al veel met dames vergadert, heeft hg de
ondervinding opgedaan, dat de gezelligheid door haar
wordt verhoogd.
De heer De Lange verklaart zioh ook een voor
stander van de verandering. Hg wjjst er op, dat wanneer
de dames lid van het bestuur zjjn er veel beter overleg
gepleegd kan worden tusschen regenten en regentessen,
al constateert hg ook met genoegen, dat tot nu toe de
goede gang van zaken geen oogenblik gevaar heeft ge-
loopen.
Moast alleen dit punt geregeld worden, dan zou hjj er
niet zoo sterk op aandringen, maar waar de gelegenheid
thans zioh aanbiedt om de zaak bater te regelen nu de
geheele verordening wordt herzien, nu kan hg zich geheel
met het voorstel van B. en W. vereenigen.
Ds heer Cohen Stuart wil slechts een enkel woord
zeggen. Men heeft gezegd: de gang van zaken in het
weeshuis is gosd. Dit wil spreker graag aannemen, maar
't gosde kan de vjjand zjjn van het betere, en waar men
hier de waarborg heeft, dat men het betere zal krjjgen,
daar verklaart bjj zich voor het voorstel van B. en W.
Het moment, waarop deze zaak ter sprake komt, acht
hg evenwel bjjronder ongelukkig, nu er zoo weinig weezea
in het huis zjjn sn daarom zou bjj de zaak op het oogen
blik van minder belang aehten, indien de gelegenbeid
er niet was door de herziening der verordening, deze
wjiz'ging aan te brengen.
Ook spreker zou willen vragen, welke bezwaren er toch
tegen zjjn de dames als lid toe te laten.
Dsze quaestie is vroeger ook al eens ter sprake ge
bracht bjj het ziekenhuis. Toen heeft spr. zich tegen
hst benoemen van regentessen verklaard, doch daar is
de toestand ook anders. Daar zou men van het goede
meent hjj te veel kunnen krjjgen.
Daar heeft mes al reeds een directrice, een staf Tan
verpleagsters, an zoodoende zou de invloed der vrouw
grooter weden dan die van den man. Es al meent spr.
afgaande op confidentieels mededeelingen, dat in de meeste
gezinnen de vrouw meer te zeggen heeft dan de man,
daar zou hjj het voor het ziekenhuis niet gewenscht achten.
Wat het we;shais betreft, is de zaak anders. Waar de
vrouw kieschar kan optreden tegenover ds vrouwelijke
weezen, daar zullen zeker de regenten ook thans wel de
regentessen laten voorgaan, maar juist daarom zou spr.
graag willen weten, welke bezwaren men toch heeft.
De heer Uitenbosoh wenscht ook zjjn stem, die
hij voer de voordracht zal uitbrengen, te motiveeren.
Met genoegen heeft hij de verdediging er van gehoord
door den heer Van Bugsen en ook hij is van meening,
dat vooral in den tegenwoordigen tijd de vrouw meer
medezeggingssehap meet hebben in de opvoeding,
veoral in een weeshuis. Dat is iets anders dan een
gezin.
Het komt hem voor, dat als de regentessen meer
invlond krijgen, zij haar taak met nog meer ambitie
en liefde zullen vervullen.
De vrouw is fijn gevoeliger, merkt scherper op in
zake opvoeding dan de man, en daarom ls ook meerdere
invloed voor haar gewenscht.
Verder zegt spr. dat de vrouwen meer tjjd hebben
voor de vergaderingen dan de mannen, die vaak meer
bijeenkomsten moeten bijwonen en in dezen democra-
tischen tgd, waar vrouwen verschillende betrekkingen
bekleeden die tot nu toe alleen voor mannen waren
bestemd, nu aeht hij het onjuist, het voor te stellen
alsof vrouwen minder goed in een college als dit op
hare plaats zouden zijn dan de man.
Wat de heer Van den Boseh heeft gezegd over het
gezin, waarin de man de beslissing heeft, onderschrijft
spr. niet, dat mag in de wereld van den keer Van
den Bosch zoo zijn; in de arbeidersgezinnen zijn man
en vrouw volkomen gelijk. Omtrent de opvoeding van
meisjes is spr. het geheel met den Voorzitter eens.
De heer van den Bosch meent naar aanleiding
v «n hetgeen de heer Uitenbosch het laatst heeft gezegd
te moeten opmerken, dat er geen sprake is van twee
werelden. Hjj gelooft, dat hjj in dezelfde wereld leeft
als de heer Uitenbosch. Hjj bljjft van oordeel, dat de
regel is dat de man beslist, als het hoofd van het gezin.
Wat den heer Cohen Stuart wel eens, naar hjj zegt,
confidentieel is meegedeeld, pleit meent hjj, voor zjjn
standpunt. Waar de vrouw te veel te zeggen heeft, is
de toestand feiteljjk verkeerd en nu zou het in het
college van regenten ook kunnen worden, dat de regen
tessen te veel te eommandeeren kregen. Als de dames
met raad en daad de heeren bijstaan, en deze daarnaar
handelen, dan gelooft hjj, dat de zaak goed marcheeren
kan en goed marcheeren zal. Hjj ziet dan ook niet in,
dat het niet goed zou gaan, als het'artikel niet werd
aangenomen.
De Voorzitter merkt op, dat de heer van den
Bosch heeft gezegdals de heeren de adviezen volgen,
zal het goed gaan, maar vraagt, of de keer van den
Bosch de zekerheid heeft, dat altjjd overeenkomstig het
advies der dames wordt gehandeld. Nu behoeven de
regenten het advies niet te volgen, maar als de dames
stemrecht hebben in de vergaderingen, dan wei.
De heer Van den Bosch is van oordeel, dat re
genten het advies behooren te volgen, en dat ook zteeds
gedaan zullen hebber, andets had de raad daarvan zeker
wel gehoord.
De Voorzitter zegt, dat hg'weet, dat dat advies
wel eens niet gevolgd is en zon den heer Van der Feen
de Lille als regent, willen vragen of nieten een quaestie
omtrent de kleeding der meisjes, het advies van regentessen
niet is opgevolgd.
De heer Van der Feen de Lille, die over deze
zaak als regent niet had willen spreken wil op'deze
vraag van den voorzitter wel even antwoorden. HgJ;ver-
klaart, dat regenten in alle zaken van huishoudelijk
beheer het advies der regentessen inwisnen en dat ook
zelfB in zaken van anderen aard wel advies is^gevraagd
en gevolgd.
Vraagt men of altjjd het advies gevolgd'wordt, dan
antwoordt spreker, dat het misschien een paar keeren
niet is gebeurd. En wat speciaal de zaak der kleeding
betreft, het betrof hier het dragen van mantels door de
weesmeisjes. Regenten nu achtten dit in strjjd met het
historisch weezencostuumwaarbij geen mantel past,
maar een omslagdoek. De omslagdoeken waren, naar het
oordeel der moeder, niet ondoelmatig in den winter.
Daarom waren regenten tegen de mantels, als niet,'passend
bjj het historisch costuum.
De heer Cohen Staart zou den heer van der Feen
de L:lle wel willen vragen, wat toch wel de groote be*
zwaren van heeren regenten zjjn. De raad tast nog vrjj
wel in het duister. Wjj weten, zegt spr., alleen, dat de
meerderheid der regenten, als het voorBtel wordt aange
nomen, niet zal aanblijven. Dat is de eenige mede-
deeling. Er moeten dus ernstige bezwaren bestaan.
De heer Van der Feen de Lille zegt, dat het
voor hem niet aangaat te voldoen aan hetgeen de heeren
vragen. Regenten kennen den toestand en voorzien, dat
zjj niet in staat zullen zjjn de zaken zonder moeiljjkheden
te doen marcheeren. Nooit is er aanmerking gekomen
op hst beheer van regenten, moohten er meerdere grieven
zgn, dan waarop de Voorzitter heeft gedoeld, dan stelle
men regenten er mee in kennis.
B. en W. zeggen in hun toelichting algemeenheden,
waarop de regenten in 't algemeen geantwoord hebben.
Da Voorzitter v?rklaart, dat hg niet heeft be
doeld een grief te uilen tegen regenten. Hg heeft het
voorbeeld van de kleeding alleen ter sprake willen bren
gen, als een voo: beeld, dat het adv'es der dames niet ie
gevolgd en daarmede niet bedoeld een aanval op regenten.
Wat de heer Van der Feen de Lille voorts heeft
zegd over het historisch costuum klinkt wel heel
aardig, maar het leven stelt gedurig andere eirchen.
Dit, wensohfc hjj nog even op te merken.
De heer Van der Feen de Lille zegt verder
nog, dat ook in ean quaestie ia zake de woonkamer van
den vader en moeder verschil is geweest, doch acht dat
van ondergeschikt belang.
De heer Dorbeok vindt, dat de zaken nu omgekeerd
worden. Hg acht het niet de taak van regenten, om
mode te deelen, wat hunne bezwaren zjjn, mam B. en
W. moeten de motieven voor de verandering geven.
Men heelt enkele argumenten kunnen hooren. Er is
gezegd, dat wat de opvoeding der meisjes betreft, de
regentessen alleen moeten beslissen, dat is ook de meening
van den voorzitter, waar deze zegt, dat hst a Ivies van
de regentessen altjjd moet worden opgevolgd. Als dat
het geval was, hadden de vrouwen reeds te veelte zeggen
en waar zouden we dan heen gaan, roept spreker uit.
Natumljjk ia het dat regenten daar tegen zgn.
Mocht er eventueel geen meerderheid voor het voor
stel zgn te vinden, dan zou spreker willen voo stellen,
als amendementdat de regentessen alken in huishou
delijke zaken zullen mee besl s«en.
Dj Voorzitter meent, dat de heer Dorbeck zgn
SCHE COURANT.