No. 46.
Honderd en negende jaargang.
4907.
DAGBLAD VOOR A LPT A AR EN OMSTREKEN.
Pil iner totaal nil 3 Men.
binnenland"
ZATERDAG
Prijs der gewsne advertentiën
23 FEBRUARI.
Hinderwet.
De scheepsramp.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80 franco door het geheele Rijk f L—
Afzonderlijke nummers 3 Oenfcs.
Telefoonnummer
Per regel f 0,10. By groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N.|Y. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HERMs. OOSTER Ss ZOONVoordam O 9.
Hinderwet.
Uit de Pers.
Gemengd nieuws.
De redding door een ooggetnige
beschreven.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS Tan Alkmaar
brengen ter algemeane kennis, dat heden op de gemeente
secretarie ter Tisie is gelegd het aan hen ingediende
verzoek met bjjlagen Tan W. KERKMEER, al aar, om
Tergnnning tot bet uitbreiden Tan zjjne herstelplaats
Toor rijwielen door het bjjpiaatsen van een emsilleeroven in
het achtergedeelte van het perceel Ritsevoort, wjjk A no. 10.
Bezwaren tegen deze uitbreiding knnnen worden ingediend
ten raadhnize dezer gemeente, mondeling op Vrjjdag
8 Maart e.k., 's voormiddags te elf nnr en schriftelijk
TÓór of op dien tjjd. Gedurende drie dagen TÓór ge-
melden dag kan de Terzoeker en hjj, die bezwaren heeft
ingebracht, op de secretarie dezer gemeente van de
terzake ingekomen schriftaren kennis nemen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
22 Pebr. 1907. DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS Tan Alkmaar
brengen ter algemeene kennis, dat heden op de gemeente
secretarie ter Tisie is gelegd het aan hen ingediende
verzoek met t jjlagen Tan P. VAN DER HORST, aldaar,
om Tergnnning tot het oprichten Tan een sigaren
fabriek, waarin een eest Toor het drogen Tan tabak -n
een droogkamer, in het perceel Boterstraat, wjjk A no. 23.
Brzwartn tegen deze oprichting kunren worden
ingediend ten raadhnize dezer gemeente, mondeling op
Vrjjdag 8 Maart e.k., 's voormiddag te elf uur en
sohrifteljjk TÓór of op öien Ijjd. Gedurende drie dagen
TÓór gemelden dag kan de Torzoeker en bjj, die bezwaren
heeft ingebracht, op de secretarie dezer gemeente Tan de
terzake ingekomen schrifturen kennis nemen.
Burgemeester eo Wethouders Yoornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter,
22 Febr. 1907. DONATH, Secretaris.
I.
De groote Noorsche dichter Björnstjerne Bjömson
heeft onlangs aan het bestuur van een studentengezelschap
te Delft geschreven, dat hjj wel in Holland wilde komen
spreken, doch dat hjj gaarne eerst zou willen hooren,
dat de Nederlandsche studenten iets gevoelden voor een
neutraliteitsverbond der kleine staten.
Wat de Nederlandsche studenten daarop wel hebben
geantwoord of zullen antwoorden
Indien wjj, uitgaande van de belangstelling die voor
zulke vragen in de pers en onder het publiek bijjkt te
bestaan, ons een beeld zouden moeten vormen van de
belangstelling onzer studeerende »hoop des vaderlands«
in deze vraagstukken, zouden wjj tot de conclusie
moeten komen, dat over dit onderwerp over het geheel
bjjna niet gedacht wordt en zeer zeker niet gedacht
wordt in de kringen der meer warmbloedige studenten.
Onze buitenlandsche politiek is «taboea in Nederland.
Misschien is er geen lezerspubliek zoo goed op de hoogte
van buitenlandsche toestanden als het Nederlandsche,
misschien wordt er nergens ter wereld zooveel geredeneerd
en beschouwd over de buitenlandsche politiek in het
algemeen als in Nederland. Doch zoodra niet komt de
kwestie van de verhouding van Nederland tot het
buitenland aan de orde, of het drukke gepraat verstomt
en de wjjzen leggen met nadrukkeljjk gebaar hun
vingers op hun monden met de uitnoodiging om toch
vooral de debatten-stof elders te zoeken dan in onze
verhouding tot het buitenland. En als hoogste wjjsheid
wordt dan gefluisterd: Wjj worden toch op een goeden
dag ingepalmd ol verdeeld. Laten wjj ons nu zoo lang
mogeljjk koest houden, dan stellen wjj het tjjdstip,
waarop met die inpalming een aanvang zal worden ge
maakt, zoo lang mogeijjk uit.s Zoo althans spreken zjj,
die iets gevoelen voor ons zelfstandig volksbestaan, die
nog eenig inzicht hebben in de beteekenis van het
nationale moment in de beschavingsgeschiedenis. Grooter
misschien nog is het geval van hen, die niet eens zooveel
belangstelling meenen te hebben voor ons nationaal
volksbestaan, van hen die zichzelf totaal onverschillig
wanen of die zelfs opkomen tegen de neiging om onze
nationaliteit te handhaven. Het zjjn de menschen voor
wie zoo iets beperkts als staatsgrenzen niet bestaat, de
menschen wier gedachten direct zoo hoog vliegen, dat
zjj al die nationale verschillen en verschilletjes niet
meer kunnen waarnemen, dat zjj slechts zien den
mensch-aardbewoner, hjj zjj dan Papoea, Nederlander
of Braziliaan. Het zjjn de menschen, die slechts op de
ontdekking van een verbindingsmiddel met Mars wachten
om te verklaren, dat het aardsche zoogenaamde kosmo
politisme ten slotte een treurig soort van het sedert
lang overwonnen nationalisme is, en dat alleen zonne-
stalsel-kosmopolitisme nog eenigen zin heeft. Het zjjn
de menschen, die verachteijjk de schouders ophalen voor
vaderlandsliefde en die in hun neiging om de grenzen
zoover mogeljjk uit te zetten voor bet oogenblik zeker
geen kleiner staatsverband zouden willen erkennen dan
dat van d8 Vereenigde Staten van Europa.
Nu is er zeer zeker in deze theorieën iets aantrekke-
ljjks. Ja het is misschien niet onwaar en niet onge-
wenscht, dat wjj tenslotte zullen komen tot zulk een
Europeeschen statenbond. Doch ieder, die begrjjpt welk
een krachtige factor het nationalisme nog is, ieder, die
het buitenland werkelijk kent en weet hoe geweldig
hoog en sterk de muren zjjn, weike tusschen de ver
schillende volkeren door de geschiedenis zjjn opgetrokken,
ieder, die theorie weet te onderscheiden van prakijjk,
zal inzien, dat dit veimoedeijjk een droom voor een
verre toekomst is en dat er nog heel wat botsingen van
nationaliteiten zullen voorkomen, voordat zich in Europa
een hoogere staatseenheid gevormd heeft.
De groote vraag is dus«Zal Nederland zjjn onaf
hankelijkheid bjj die botsingen kunnen handhaven en
zal het d;entengevo!ge in den over wie weet hoeveel
jaren te vormen Europeeschen Statenbond als zelfstan
dige staat dan wel als wingewest van een anderen staat
komen
Velen zullen het gewicht van deze vraag inzien, doch
velen ook zullen er zich afmaken met de vrjjwel ge-
dachtenloos uitgesproken meening, dat wjj het toch met
zoolang kunnen uithouden, dat wij ons dan maar in
's hemelsnaam moeten laten inpalmen en dat dit nog
zoo erg niet zou zjjn.
Die laatste meening komt in negentig van de honderd
gevallen voort uit onbekendheid met de toestanden
buitenslands, een onbekendheid die bjj de min-be-
schaafden uit algemeene onwetenuheid voortvloeit en
die bjj de meer beschaafden dikwjjls het gevolg is van
een korte, gebrekkige kennismaking met het buitenland.
Men kent het buitenland niet, men heeft alleen gedurende
een aangename zomerreis, zelf in een prettige stemming
zjjnde, den mooien buitenkant van het mooiste gedeelte
van het vreemde land gezien en men staat met zjjn
meening klaar: «Het zou nog zoo erg niet zjjn.a
Doch vraag eens of dit waar is aan wie beter kunnen
oordeelen, vraag het eens aan de Nederlanders, die hun
eigen land goed kennen, die daar niet onder den druk
van buitengewone teleurstelling of miskenning geleefd
hebben en die naderhand de gelegenheid hebben
gekregen goed kennis te maken met het buitenland.
Tien tegen een, dat allen u zuilen antwoorden met het
beroemde, echt Hollandsche«Oost, West, Thuis best.*
En hoe ware het ook anders mogeljjk Ieder
wortelt zoo geweldig diep en met zulke fijne vertak
kingen in den bodem, waarop hjj geboren is, ieder is
zoozeer het produkt van zjjn eigen omgeving, is zoo in
alles afhankeljjk van die omgeving, dat hj] zonder die
omgeving is als een plant, die men, terwjjl zjj in vollen
wasdom is, heeft overgeplant.
Het merkwaardige in het geval is slechts, dat men
zich niet zoo gemakkeljjk rekenschap geeft van de
beteekenis van die wortels, dat vooral ook jongelieden
niet begrjjpen en bjjna niet begrjjpen kunnen, hoe een
rnensch, ook in dezen tjjd van levendig verkeer bjj
uitnemendheid, ten slotte met is een roerend goed maar
slechts een deel van dit groote onroerende goedden
bodem van zjjn streek, van zjjn vaderland.
Doch wanneer men dat eenmaal heeft ingezien;
wanneer men begrepen heeft, dat men slechts leeft in
en door zjjn omgeving en zjjn vaderland, wanneer men
het besef heeft dat wie dus aan het vaderland raakt
in zekeren zin aan het eigen leven raakt, dan is de
kwestie van het behoud van dat vaderland een van de
belacgrjjkste die er bestaan, dan gevoelt men, dat men
zich alleen d&n normaal zal kunnen ontwikkelen, indien
dat vaderland bljjft. Dan ook ziet men in dat, al gaan
wjj ten slotte naar de oprichting van een Europeeschen
Statenbond, het voor de ontwikkeling van den Neder
lander niet onverschillig is of hjj in dien bond komt
als Nederlander dan als overwonnene door de een of
aedere groote mogendheid.
En als men zoover is dan komt de vraag weer terug
Hoe nu te handelen, opdat wjj het Nederlandsche volks
bestaan zoo lang en zoo krachtig mogeljjk handhaven
om het des noods ten slotte als zelfstandige eenheid
deel te zien worden van een hoogere eenheid?
Wordt vervolgd).
Consult.
Ds Standaard bevat da volgende drieetar
Hat weit eenige bevreemding, dat onder de geraad-
pleegden in zake du crisis, dusver de naam van den
heer Mr. Goeman Borgesius met genotmd is.
Het Kabinet ia toch zjjn kind, en dat kind grjjpt
naar het zjjden koord, om uit de moeite des levens
te geraken.
En nu was wel reeds tweemaal merkbaar, dat dit
miniaterieele kindeke allengs uit de luren was gekropen,
en tegen vader-Borgesius een verrassend zelfstandige
houding had aangenomen, maar het vaderhart bleef
toch spreken.
Wat was in de Unie-rede het puike Kabinet nog
opgestreken, en wat was m zeker blad, onder zyn in
spiratie staande, de uitncmendneid van het Kabinet
nog pas opgehemeld 1
Zelfs het stil verwijl, dat dit kindeke »in ongerech
tigheid geboren was», had bljjkbaar de liefde van de
progenitors», geljji de Italianen het noemen, ver
flauwd noch verkoeld.
Man zou daarom zoo gezegd hebben, dat het politieke
vaderschap van dit Kab.net allicht het helderst en het
snelst het redmiddel tot levensbehoud zou geraden en
aanbevolen hebben.
Zjjn bljjven buiten ket consult, is daarom alleen te
verklaren uit het vermoeden, dat hjj zelf het Kabinet
tof zyn zonderling exit gemaand heeft.
En dit nu zou ie begrjjpen zjjn.
Als men zoo van allen kant merkt, dat de schepping
van zjjn politieke kunst mislukt is, kan by den slecht
gtïaspireerdenen kunst near zoo licat de begeerte op
komen, om zjja product van de tentoonstelling terug
te nemen.
Immers, hoe langer hot er geëxposeerd blgft, hoe
meer het wordt geëxponeeid.
andere, 66 jaar oud, op oen kabinet op dezelfde ver
dieping.
Nauwelijks in den eersten slaap, hoorde de 60-jarige
datre de suitedeur langzaam openen en, uit bed
komende, stond zij aanstonds voor tweo mannen, waar
van de één een eleotrisohe lantaarn ep haar richtte,
terwijl de andere, onder de bedreiging „geil, of ik
schiet je dood", oen revolver vooruitstak Inmiddels
sloeg een hond aan, en de kerels liepen, op dit gekef
afgaande, naar de gang, doeh keerden onmiddellijk
terug naar de suitedeur, waar de hevig verschrikte
dame was blijven staan. Opnieuw hoorde zij zich ba-
dreigen en om geld vragen. De indringers eisohten
honderd gulden. Op het gezegde van de dame, dat zij
zooveel geld niet had, wèl f 25, namen zij met dit
bedrag genoegen, dat de dame hun overhandigde uit
een pertemonnaie, die zij, onder nieuwe bedreigingen,
éók moest afgeven.
Daarop verwijderden de mannen zieh, zonder eohter,
na het uithalen van dit brutale stnkje, het huis te
verlaten. Zjj gingen naar beneden, doorzoehten kelder
en&keuken, in welke laatste zij kalm een gevonden
stuk vleesch opaten.
De dame, die hen bsneden aan het werk had gehoord,
durfde geen alarm maken, uit vrees voor haar leven
bleef op hare slaapkamer en wekte eerst hare oudere
zuster, die van het gebeurde niets had bemerkt, toen
zij de buitendeur hoorde dichtvallen.
Toen werd een surveilleerend agent aangeroepen, die
het huis doorzocht, natuurlijk de daders niet meer
vondalleen een buffetlade geopend zag, waaruit niets
was ontvreemd.
Door de politie werd eea onderzoek ingesteld en na
eenige moeite gelukte het de daders te vatten op een
aanwijzing van de dienstmaagd der dame. Hat waren
de 21 jarige bakkersknecht Charles Sterens, en de 23-
jarige Petrus van Amstel, ook bakkersknecht.
Sterens en van Amstel liepen reeds maanden lang
rond met het denkbeeld „een goeden slag to slaan."
De drijfveer voor hun misdaad is dan ook uitsluitend
zucht naar geld geweest. Eerstgenoemde had van
Amstel, naar aanleiding van een gesprek dat hij met
de dienstbode op een danspartij had gehad, op de
woning van de dames K. attent gemaakt en samen
hadden zij een plan beraamd.
Zaterdagavond om 9 uur belde Stevens aan het huis
aan, terwijl van Amstel in de nabijheid bleef.
Eerstgenoemde vroeg een glas water en terwijl de
dienstbode dit ging halen, sloop v. A. naar boven,
zich verbergende achter een kast op de kamer aan de
straat van de tweede verdieping.
Daar wachtte hij eenige uren, en teen hij de zeker
heid had dat de dame ter ruste was, ging hij naar
beneden, opende de straatdeur en liet zijn kameraad
boven.
Hen angstige nacht.
Men meldt aan de N. R. Ct. uit den Haag:
Twee bejaarde dames, de gezusters K., wonende
Laan van Meerdervcort 291, hebben een paar nachten
geleden eenige angstige uren doorleefd.
Het zal ongeveer middernacht zijn geweest teen zij
zich ter ruste begaven; de ééne, 60 jaar oud, op de
aohterkamer van de snite op de tweede étage, de
De telegrammen waren gisteren troosteloos. Er bevon
den zich nog menschen op het wiak maar redding
was buitengesloten. Méér vertelden de draadberichten
niet en het scheen alsof de dsg van gisteren elke hoop,
lat er tenminste nog eenige menschenievess gered zonden
worden, zon vernietigen. Het laatste telegram bracht
ovenwel nog goed nieuws: er w&ren acht menschen gered.
Dit aantal was gering in vergelijking met de omgeko
menen maar niet waar, de redding bood toch een
klein lichtstraaltje in deze sombere tragédie. Heden
bljjken het er elf te zjjn. Het zjjn allen buiienlandrche
passagiers (o.a. drie dames van het operagezelschap) en
leden van ae bemanning, wat niet behoeft te verbazen,
wijl het aantal aangespoelde ljjkon in verhouding tot
het aantal slachtoffers zeer geiing is. Velsr hoop, even
opgeflikkerd, dat onder de geredden een bloed«eiwaat
of een vriend zou zjjn, is na het bekend worden der
namen, weer vernietigd. Te eerder zal die hoop opkomen,
wanneer personen ter herkenning langs da gevonden
ljjken zjjn gegaan en niet vonden wien zjj er zochten.
En van morgen ontvingen wjj een telegram, meldende
dat ook de drie laatste personen gered zjje. Dan hondt
de pjjnljjke onzekerheid aan, geeft elk vleugje hoop weer
moed, totdat en dat kan soms dsgen, weken zeJfs
dnrea tenslotte de wreede waarheid aan elke ver
wachting een einde maakt. Diep medeljjden moet men
gevoelen voor de nabestaanden, die ia deze dagen zóó
tusscheB hoop en vrees leven.
Da reddingsboot zon nog een poging doen om één
uur en toen elkeen verw&chttv dat de Prins weer zou
vertrekken, vernam ik, dat Z. K. H. de pogingen der
reddingsboot van nabjj wilde gadeslaan en om één unr
met de loodsboot, kapitein Berkhout, zou vertrekken,
trots dreigende zes en falie wind.
Een verzoek om de reis mede te makea werd goed
gunstig toegestaan, en zoo soteepte de Prins en gevolg
met schrjjver dezes zich m, waarbjj nog behalve de ge
wone equipage de loods Van Neuren was, alsaeie de
commissaris oer loodsen en nog eenige aan het loods
wezen velbanden personen.
De zee stond hoi, toen wjj bjj het wrak_kwamen en
de reddingsboot met de kleine jol achter zich lag te
slingeren en stampen, doch moest werkeloos bljjven we
gens de zware goliea die over de pier sloegen en de zee
bedekten met lillend schuim.
Dmdeljjk waren do fignren te onderscheiden en waar
men gisteren sprak van vier overblgvenden, daar telde
men er nu meer: ja men geloofde ook vrouwen te zien.
Maar de zee sloeg met razend geweld over de pier en
men durfde de bemanning er niet aan te wagen om te
landen op de glibberige pien
Aller oogen bleven op het wrak gevestigd. Men zag
handbeweging, zelfs zag men er eea op de verschansing
klimmen om zich te laten zakken langs een touw, dat
langs de romp hing. Doch hg keerde weer terug.
En altijd raasde de storm en deed onze boot zwaar
stampen en slingeren een 25 meter van het wrak af, bjj
de reddingsboot en de ontzettende branding.
De Prins bleef voortdnrecd op de brng en volgde met
de grootste belangstelling den toestand.
Doch nog steeds dobberde de reddingsboot met de
kleine jol en gierde en helde onze loodsboot, weike nn
en dan waterm isia's overkreeg, die opstoven tot aan
de brug.
Juist stond de Prins met den kapitein te spreken, toen
vier loodslserlingen, behoorende tot de equipage van onze
boot, met bruine zwemvesten om en de zware laarzen
aan, gereed gingen staan bjj de boot en een hnnner naar
den kapitein ging, de brng op, en alls decorum verge-
tend*, riep:
Kapitein, dat kunnen we niet langer aanzienonze
jongens zjjn niet te honden. Als de reddingsboot het niet
doet, dan doen wjj het. «Geef j* permissie, kapitein!*
Maar de kapitein, of loodsachipper genoemd, daobt
even na en zei>Neen jongens, wacht nog even*. Want
hg zag nn de maneen der reddingsboot, aangespoord
door onze gereedstaande bemanning, ook snellen naar de
jol en wilde de reddingsboot de eer laten.
Vier man gaan in de jol en met angstige spanning
wordt de poging gadegeslagen om de pier te bereiken
en er een man op af te zetten.
Nu eens zit de kleine jol hoog boven op een golf,
dan weer gaat ze pijlsnel de diepte in. Eindeljjk komt
ze diobtbjj en denkt men den man op de voorpleoht den
sprong te zien wa.en, doch met ren vaart wordt ze
weer meters ver ternggeslagen en begint het getob en
gezwoeg opnieuw.
Uit verruimde borst klinkt een krachtig hoera I als
de eerste man uit de reddingsboot op de pier springt,
maar hjj moet voorloopig blijven staan bjj het jjzeren
torentje, want de golven rollen nog woest over de pier
en om te komen bij het wrak moet hjj een grooten
afstand doorloopen. Hjj wacht het oogenblik af dat de
zee even terug wjjkt en loopt met groote vaart de pier
af tot bij den vuurtoren en klemt zich vast aan den
vuurtoren, waar vlakbjj het wrak ligt.
Nu zjjn onze mannen niet meer te houden.
«Schipper laat ons gaan, want hjj kan alleen toch
niets uitrichten
En de verstandige schipper dacht zeker: Nu is aan
de eer voldaan en gaf zjjn toestemming. Ze wilden
allemaal wel, maar er mochten er maar zes en men
was najjverig op elkaar wie wel mocht en wie niet.
Harteljjke vei heugenis, toen we onze mannen op de
pier zagen landen en loopen naar het wrak.
Dit lag geheel opzjjde; nu en dan hief een golf het
even op en deed het stooten op de pier.
Nu tellen wjj er al negen, waaronder drie vrouwen,
die op allerlei wjjze teekens geven.
Langs de Ijjn ter zijde van het schip en vastgemaakt
bjj den vuurtoren, zullen ze moeten afglijden, komen
dan in het water terecht, waaruit ze geholpen worden
door de redders die hen langs de pier moeten voeren
tot aan de jjzeren stellingen, waartegenover de jol ligt
te dansen op de golven.
Daar komt de eerste I Langzaam gaat hjj de reeling
op en met angst worden zjjn bewegingen gevolgdl
Nu heeft hjj de Ijjn te pakken. Zal hjj niet te uitge
put zjjn om die tot het einde toe vast te houden j
De spanning vermindert, nu wjj hem langzaam zien
gaan zakken en bemerken kunnen dat het een bevaren
man is.
Goddank I ontsnapt aan aller borst, als hjj op de pier
sta.t en met ondersteuning naar het torentje wordt
gebracht.
Hier wordt hem een Ijjn om het lichaam gebonden,
wordt in zee geworpen en de wakkere bemanning trekt
hem door de zee tot in de boot, waar hjj met gejuich
wordt ontvangen.
Hjj wordt dadeljjk aan boord der reddingsboot ge
bracht
Onze kapitein had zjjn manschappen in last gegeven
om de geredden bjj ons te brengen in de loodsboot,
doch toen onze boot terug komt, brengt zjj de tjjding
meeDe reddingsboot wil ze niet afstaan.
En het was zooveel beter ze op de loodsboot te hebben
waar de inrichting onmiddellijk verpleging toeliet, terwjjl
dat op de reddingsboot niet mogeljjk was.
Er waren er nu al meer gered, ook vrouwen, die
gebracht waren in de reddingsboot. Intusschen begon
het hevig te sneeuwenzwarte wolken pakten zich
samen en de zee werd nog woester.
Geen oog had de Prins van het reddingswerk af en
nu vroeg Z. K. H. waarom die menschen hier niet
werden gebracht, waar ze toch veel beter konden worden
verpleegd.
En wjj allen hoopten er op, doch ze kwamen niet.
«Uit naam van den Prins«, zoo kreeg de nu weer
vertrekkende boot van den adjudant de boodschap
mede, «moeten de geredden bier aan boord dadeljjk
worden verpleegd
En met die boodschap gingen ze uit, verder het red
dingswerk vervolgende.
Intusechen had zich ook een jol met particnliere
vletters begeven in do branding om de behulpzame
hand te bieden, bemand met M. Sperbng, C. Sperling,
L. Sperling uit Dordrecht en G. Moerkerk van Ouddorp.
Thans zjja er 10 gered en de elfde is een vrouw, die
zich laat afzakken van het touw; maar even iszegegaaa,
of ze durft niet ve der. De voet schjjnt een steunpunt
te hebben gevonden, want ze bljjtt zitten op dezelfde
hoogte. Terugkeoren is onmogeljjk en benedsn haar de
bruismde zee en de steenen glooiing. Zeker 12 M. hoog
bljjft ze zitten en gaat niet verder.
De zee wordt holler ea holler; de lncht wordt pik
zwart en zware sneeuwbuien slaan de oogen blied. Hoe
wel we vlak bij het wrak zjjn, kunnen we nog niet zien
of de vrouw nog daar hangt.
Istusschen rjjst de vloed en moeten otza mannen en
die der reddingsboot weg van de pier, willen ze er niet
wor en afgeslagen, en te midden dar sneeuwjacht en de