No. 46. Honderd en negende jaargang. 4907. DAGBLAD VOOR A LPT A AR EN OMSTREKEN. Pil iner totaal nil 3 Men. binnenland" ZATERDAG Prijs der gewsne advertentiën 23 FEBRUARI. Hinderwet. De scheepsramp. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 franco door het geheele Rijk f L— Afzonderlijke nummers 3 Oenfcs. Telefoonnummer Per regel f 0,10. By groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|Y. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HERMs. OOSTER Ss ZOONVoordam O 9. Hinderwet. Uit de Pers. Gemengd nieuws. De redding door een ooggetnige beschreven. BURGEMEESTER en WETHOUDERS Tan Alkmaar brengen ter algemeane kennis, dat heden op de gemeente secretarie ter Tisie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met bjjlagen Tan W. KERKMEER, al aar, om Tergnnning tot bet uitbreiden Tan zjjne herstelplaats Toor rijwielen door het bjjpiaatsen van een emsilleeroven in het achtergedeelte van het perceel Ritsevoort, wjjk A no. 10. Bezwaren tegen deze uitbreiding knnnen worden ingediend ten raadhnize dezer gemeente, mondeling op Vrjjdag 8 Maart e.k., 's voormiddags te elf nnr en schriftelijk TÓór of op dien tjjd. Gedurende drie dagen TÓór ge- melden dag kan de Terzoeker en hjj, die bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer gemeente van de terzake ingekomen schriftaren kennis nemen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 22 Pebr. 1907. DONATH, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS Tan Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat heden op de gemeente secretarie ter Tisie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met t jjlagen Tan P. VAN DER HORST, aldaar, om Tergnnning tot het oprichten Tan een sigaren fabriek, waarin een eest Toor het drogen Tan tabak -n een droogkamer, in het perceel Boterstraat, wjjk A no. 23. Brzwartn tegen deze oprichting kunren worden ingediend ten raadhnize dezer gemeente, mondeling op Vrjjdag 8 Maart e.k., 's voormiddag te elf uur en sohrifteljjk TÓór of op öien Ijjd. Gedurende drie dagen TÓór gemelden dag kan de Torzoeker en bjj, die bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer gemeente Tan de terzake ingekomen schrifturen kennis nemen. Burgemeester eo Wethouders Yoornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter, 22 Febr. 1907. DONATH, Secretaris. I. De groote Noorsche dichter Björnstjerne Bjömson heeft onlangs aan het bestuur van een studentengezelschap te Delft geschreven, dat hjj wel in Holland wilde komen spreken, doch dat hjj gaarne eerst zou willen hooren, dat de Nederlandsche studenten iets gevoelden voor een neutraliteitsverbond der kleine staten. Wat de Nederlandsche studenten daarop wel hebben geantwoord of zullen antwoorden Indien wjj, uitgaande van de belangstelling die voor zulke vragen in de pers en onder het publiek bijjkt te bestaan, ons een beeld zouden moeten vormen van de belangstelling onzer studeerende »hoop des vaderlands« in deze vraagstukken, zouden wjj tot de conclusie moeten komen, dat over dit onderwerp over het geheel bjjna niet gedacht wordt en zeer zeker niet gedacht wordt in de kringen der meer warmbloedige studenten. Onze buitenlandsche politiek is «taboea in Nederland. Misschien is er geen lezerspubliek zoo goed op de hoogte van buitenlandsche toestanden als het Nederlandsche, misschien wordt er nergens ter wereld zooveel geredeneerd en beschouwd over de buitenlandsche politiek in het algemeen als in Nederland. Doch zoodra niet komt de kwestie van de verhouding van Nederland tot het buitenland aan de orde, of het drukke gepraat verstomt en de wjjzen leggen met nadrukkeljjk gebaar hun vingers op hun monden met de uitnoodiging om toch vooral de debatten-stof elders te zoeken dan in onze verhouding tot het buitenland. En als hoogste wjjsheid wordt dan gefluisterd: Wjj worden toch op een goeden dag ingepalmd ol verdeeld. Laten wjj ons nu zoo lang mogeljjk koest houden, dan stellen wjj het tjjdstip, waarop met die inpalming een aanvang zal worden ge maakt, zoo lang mogeijjk uit.s Zoo althans spreken zjj, die iets gevoelen voor ons zelfstandig volksbestaan, die nog eenig inzicht hebben in de beteekenis van het nationale moment in de beschavingsgeschiedenis. Grooter misschien nog is het geval van hen, die niet eens zooveel belangstelling meenen te hebben voor ons nationaal volksbestaan, van hen die zichzelf totaal onverschillig wanen of die zelfs opkomen tegen de neiging om onze nationaliteit te handhaven. Het zjjn de menschen voor wie zoo iets beperkts als staatsgrenzen niet bestaat, de menschen wier gedachten direct zoo hoog vliegen, dat zjj al die nationale verschillen en verschilletjes niet meer kunnen waarnemen, dat zjj slechts zien den mensch-aardbewoner, hjj zjj dan Papoea, Nederlander of Braziliaan. Het zjjn de menschen, die slechts op de ontdekking van een verbindingsmiddel met Mars wachten om te verklaren, dat het aardsche zoogenaamde kosmo politisme ten slotte een treurig soort van het sedert lang overwonnen nationalisme is, en dat alleen zonne- stalsel-kosmopolitisme nog eenigen zin heeft. Het zjjn de menschen, die verachteijjk de schouders ophalen voor vaderlandsliefde en die in hun neiging om de grenzen zoover mogeljjk uit te zetten voor bet oogenblik zeker geen kleiner staatsverband zouden willen erkennen dan dat van d8 Vereenigde Staten van Europa. Nu is er zeer zeker in deze theorieën iets aantrekke- ljjks. Ja het is misschien niet onwaar en niet onge- wenscht, dat wjj tenslotte zullen komen tot zulk een Europeeschen statenbond. Doch ieder, die begrjjpt welk een krachtige factor het nationalisme nog is, ieder, die het buitenland werkelijk kent en weet hoe geweldig hoog en sterk de muren zjjn, weike tusschen de ver schillende volkeren door de geschiedenis zjjn opgetrokken, ieder, die theorie weet te onderscheiden van prakijjk, zal inzien, dat dit veimoedeijjk een droom voor een verre toekomst is en dat er nog heel wat botsingen van nationaliteiten zullen voorkomen, voordat zich in Europa een hoogere staatseenheid gevormd heeft. De groote vraag is dus«Zal Nederland zjjn onaf hankelijkheid bjj die botsingen kunnen handhaven en zal het d;entengevo!ge in den over wie weet hoeveel jaren te vormen Europeeschen Statenbond als zelfstan dige staat dan wel als wingewest van een anderen staat komen Velen zullen het gewicht van deze vraag inzien, doch velen ook zullen er zich afmaken met de vrjjwel ge- dachtenloos uitgesproken meening, dat wjj het toch met zoolang kunnen uithouden, dat wij ons dan maar in 's hemelsnaam moeten laten inpalmen en dat dit nog zoo erg niet zou zjjn. Die laatste meening komt in negentig van de honderd gevallen voort uit onbekendheid met de toestanden buitenslands, een onbekendheid die bjj de min-be- schaafden uit algemeene onwetenuheid voortvloeit en die bjj de meer beschaafden dikwjjls het gevolg is van een korte, gebrekkige kennismaking met het buitenland. Men kent het buitenland niet, men heeft alleen gedurende een aangename zomerreis, zelf in een prettige stemming zjjnde, den mooien buitenkant van het mooiste gedeelte van het vreemde land gezien en men staat met zjjn meening klaar: «Het zou nog zoo erg niet zjjn.a Doch vraag eens of dit waar is aan wie beter kunnen oordeelen, vraag het eens aan de Nederlanders, die hun eigen land goed kennen, die daar niet onder den druk van buitengewone teleurstelling of miskenning geleefd hebben en die naderhand de gelegenheid hebben gekregen goed kennis te maken met het buitenland. Tien tegen een, dat allen u zuilen antwoorden met het beroemde, echt Hollandsche«Oost, West, Thuis best.* En hoe ware het ook anders mogeljjk Ieder wortelt zoo geweldig diep en met zulke fijne vertak kingen in den bodem, waarop hjj geboren is, ieder is zoozeer het produkt van zjjn eigen omgeving, is zoo in alles afhankeljjk van die omgeving, dat hj] zonder die omgeving is als een plant, die men, terwjjl zjj in vollen wasdom is, heeft overgeplant. Het merkwaardige in het geval is slechts, dat men zich niet zoo gemakkeljjk rekenschap geeft van de beteekenis van die wortels, dat vooral ook jongelieden niet begrjjpen en bjjna niet begrjjpen kunnen, hoe een rnensch, ook in dezen tjjd van levendig verkeer bjj uitnemendheid, ten slotte met is een roerend goed maar slechts een deel van dit groote onroerende goedden bodem van zjjn streek, van zjjn vaderland. Doch wanneer men dat eenmaal heeft ingezien; wanneer men begrepen heeft, dat men slechts leeft in en door zjjn omgeving en zjjn vaderland, wanneer men het besef heeft dat wie dus aan het vaderland raakt in zekeren zin aan het eigen leven raakt, dan is de kwestie van het behoud van dat vaderland een van de belacgrjjkste die er bestaan, dan gevoelt men, dat men zich alleen d&n normaal zal kunnen ontwikkelen, indien dat vaderland bljjft. Dan ook ziet men in dat, al gaan wjj ten slotte naar de oprichting van een Europeeschen Statenbond, het voor de ontwikkeling van den Neder lander niet onverschillig is of hjj in dien bond komt als Nederlander dan als overwonnene door de een of aedere groote mogendheid. En als men zoover is dan komt de vraag weer terug Hoe nu te handelen, opdat wjj het Nederlandsche volks bestaan zoo lang en zoo krachtig mogeljjk handhaven om het des noods ten slotte als zelfstandige eenheid deel te zien worden van een hoogere eenheid? Wordt vervolgd). Consult. Ds Standaard bevat da volgende drieetar Hat weit eenige bevreemding, dat onder de geraad- pleegden in zake du crisis, dusver de naam van den heer Mr. Goeman Borgesius met genotmd is. Het Kabinet ia toch zjjn kind, en dat kind grjjpt naar het zjjden koord, om uit de moeite des levens te geraken. En nu was wel reeds tweemaal merkbaar, dat dit miniaterieele kindeke allengs uit de luren was gekropen, en tegen vader-Borgesius een verrassend zelfstandige houding had aangenomen, maar het vaderhart bleef toch spreken. Wat was in de Unie-rede het puike Kabinet nog opgestreken, en wat was m zeker blad, onder zyn in spiratie staande, de uitncmendneid van het Kabinet nog pas opgehemeld 1 Zelfs het stil verwijl, dat dit kindeke »in ongerech tigheid geboren was», had bljjkbaar de liefde van de progenitors», geljji de Italianen het noemen, ver flauwd noch verkoeld. Man zou daarom zoo gezegd hebben, dat het politieke vaderschap van dit Kab.net allicht het helderst en het snelst het redmiddel tot levensbehoud zou geraden en aanbevolen hebben. Zjjn bljjven buiten ket consult, is daarom alleen te verklaren uit het vermoeden, dat hjj zelf het Kabinet tof zyn zonderling exit gemaand heeft. En dit nu zou ie begrjjpen zjjn. Als men zoo van allen kant merkt, dat de schepping van zjjn politieke kunst mislukt is, kan by den slecht gtïaspireerdenen kunst near zoo licat de begeerte op komen, om zjja product van de tentoonstelling terug te nemen. Immers, hoe langer hot er geëxposeerd blgft, hoe meer het wordt geëxponeeid. andere, 66 jaar oud, op oen kabinet op dezelfde ver dieping. Nauwelijks in den eersten slaap, hoorde de 60-jarige datre de suitedeur langzaam openen en, uit bed komende, stond zij aanstonds voor tweo mannen, waar van de één een eleotrisohe lantaarn ep haar richtte, terwijl de andere, onder de bedreiging „geil, of ik schiet je dood", oen revolver vooruitstak Inmiddels sloeg een hond aan, en de kerels liepen, op dit gekef afgaande, naar de gang, doeh keerden onmiddellijk terug naar de suitedeur, waar de hevig verschrikte dame was blijven staan. Opnieuw hoorde zij zich ba- dreigen en om geld vragen. De indringers eisohten honderd gulden. Op het gezegde van de dame, dat zij zooveel geld niet had, wèl f 25, namen zij met dit bedrag genoegen, dat de dame hun overhandigde uit een pertemonnaie, die zij, onder nieuwe bedreigingen, éók moest afgeven. Daarop verwijderden de mannen zieh, zonder eohter, na het uithalen van dit brutale stnkje, het huis te verlaten. Zjj gingen naar beneden, doorzoehten kelder en&keuken, in welke laatste zij kalm een gevonden stuk vleesch opaten. De dame, die hen bsneden aan het werk had gehoord, durfde geen alarm maken, uit vrees voor haar leven bleef op hare slaapkamer en wekte eerst hare oudere zuster, die van het gebeurde niets had bemerkt, toen zij de buitendeur hoorde dichtvallen. Toen werd een surveilleerend agent aangeroepen, die het huis doorzocht, natuurlijk de daders niet meer vondalleen een buffetlade geopend zag, waaruit niets was ontvreemd. Door de politie werd eea onderzoek ingesteld en na eenige moeite gelukte het de daders te vatten op een aanwijzing van de dienstmaagd der dame. Hat waren de 21 jarige bakkersknecht Charles Sterens, en de 23- jarige Petrus van Amstel, ook bakkersknecht. Sterens en van Amstel liepen reeds maanden lang rond met het denkbeeld „een goeden slag to slaan." De drijfveer voor hun misdaad is dan ook uitsluitend zucht naar geld geweest. Eerstgenoemde had van Amstel, naar aanleiding van een gesprek dat hij met de dienstbode op een danspartij had gehad, op de woning van de dames K. attent gemaakt en samen hadden zij een plan beraamd. Zaterdagavond om 9 uur belde Stevens aan het huis aan, terwijl van Amstel in de nabijheid bleef. Eerstgenoemde vroeg een glas water en terwijl de dienstbode dit ging halen, sloop v. A. naar boven, zich verbergende achter een kast op de kamer aan de straat van de tweede verdieping. Daar wachtte hij eenige uren, en teen hij de zeker heid had dat de dame ter ruste was, ging hij naar beneden, opende de straatdeur en liet zijn kameraad boven. Hen angstige nacht. Men meldt aan de N. R. Ct. uit den Haag: Twee bejaarde dames, de gezusters K., wonende Laan van Meerdervcort 291, hebben een paar nachten geleden eenige angstige uren doorleefd. Het zal ongeveer middernacht zijn geweest teen zij zich ter ruste begaven; de ééne, 60 jaar oud, op de aohterkamer van de snite op de tweede étage, de De telegrammen waren gisteren troosteloos. Er bevon den zich nog menschen op het wiak maar redding was buitengesloten. Méér vertelden de draadberichten niet en het scheen alsof de dsg van gisteren elke hoop, lat er tenminste nog eenige menschenievess gered zonden worden, zon vernietigen. Het laatste telegram bracht ovenwel nog goed nieuws: er w&ren acht menschen gered. Dit aantal was gering in vergelijking met de omgeko menen maar niet waar, de redding bood toch een klein lichtstraaltje in deze sombere tragédie. Heden bljjken het er elf te zjjn. Het zjjn allen buiienlandrche passagiers (o.a. drie dames van het operagezelschap) en leden van ae bemanning, wat niet behoeft te verbazen, wijl het aantal aangespoelde ljjkon in verhouding tot het aantal slachtoffers zeer geiing is. Velsr hoop, even opgeflikkerd, dat onder de geredden een bloed«eiwaat of een vriend zou zjjn, is na het bekend worden der namen, weer vernietigd. Te eerder zal die hoop opkomen, wanneer personen ter herkenning langs da gevonden ljjken zjjn gegaan en niet vonden wien zjj er zochten. En van morgen ontvingen wjj een telegram, meldende dat ook de drie laatste personen gered zjje. Dan hondt de pjjnljjke onzekerheid aan, geeft elk vleugje hoop weer moed, totdat en dat kan soms dsgen, weken zeJfs dnrea tenslotte de wreede waarheid aan elke ver wachting een einde maakt. Diep medeljjden moet men gevoelen voor de nabestaanden, die ia deze dagen zóó tusscheB hoop en vrees leven. Da reddingsboot zon nog een poging doen om één uur en toen elkeen verw&chttv dat de Prins weer zou vertrekken, vernam ik, dat Z. K. H. de pogingen der reddingsboot van nabjj wilde gadeslaan en om één unr met de loodsboot, kapitein Berkhout, zou vertrekken, trots dreigende zes en falie wind. Een verzoek om de reis mede te makea werd goed gunstig toegestaan, en zoo soteepte de Prins en gevolg met schrjjver dezes zich m, waarbjj nog behalve de ge wone equipage de loods Van Neuren was, alsaeie de commissaris oer loodsen en nog eenige aan het loods wezen velbanden personen. De zee stond hoi, toen wjj bjj het wrak_kwamen en de reddingsboot met de kleine jol achter zich lag te slingeren en stampen, doch moest werkeloos bljjven we gens de zware goliea die over de pier sloegen en de zee bedekten met lillend schuim. Dmdeljjk waren do fignren te onderscheiden en waar men gisteren sprak van vier overblgvenden, daar telde men er nu meer: ja men geloofde ook vrouwen te zien. Maar de zee sloeg met razend geweld over de pier en men durfde de bemanning er niet aan te wagen om te landen op de glibberige pien Aller oogen bleven op het wrak gevestigd. Men zag handbeweging, zelfs zag men er eea op de verschansing klimmen om zich te laten zakken langs een touw, dat langs de romp hing. Doch hg keerde weer terug. En altijd raasde de storm en deed onze boot zwaar stampen en slingeren een 25 meter van het wrak af, bjj de reddingsboot en de ontzettende branding. De Prins bleef voortdnrecd op de brng en volgde met de grootste belangstelling den toestand. Doch nog steeds dobberde de reddingsboot met de kleine jol en gierde en helde onze loodsboot, weike nn en dan waterm isia's overkreeg, die opstoven tot aan de brug. Juist stond de Prins met den kapitein te spreken, toen vier loodslserlingen, behoorende tot de equipage van onze boot, met bruine zwemvesten om en de zware laarzen aan, gereed gingen staan bjj de boot en een hnnner naar den kapitein ging, de brng op, en alls decorum verge- tend*, riep: Kapitein, dat kunnen we niet langer aanzienonze jongens zjjn niet te honden. Als de reddingsboot het niet doet, dan doen wjj het. «Geef j* permissie, kapitein!* Maar de kapitein, of loodsachipper genoemd, daobt even na en zei>Neen jongens, wacht nog even*. Want hg zag nn de maneen der reddingsboot, aangespoord door onze gereedstaande bemanning, ook snellen naar de jol en wilde de reddingsboot de eer laten. Vier man gaan in de jol en met angstige spanning wordt de poging gadegeslagen om de pier te bereiken en er een man op af te zetten. Nu eens zit de kleine jol hoog boven op een golf, dan weer gaat ze pijlsnel de diepte in. Eindeljjk komt ze diobtbjj en denkt men den man op de voorpleoht den sprong te zien wa.en, doch met ren vaart wordt ze weer meters ver ternggeslagen en begint het getob en gezwoeg opnieuw. Uit verruimde borst klinkt een krachtig hoera I als de eerste man uit de reddingsboot op de pier springt, maar hjj moet voorloopig blijven staan bjj het jjzeren torentje, want de golven rollen nog woest over de pier en om te komen bij het wrak moet hjj een grooten afstand doorloopen. Hjj wacht het oogenblik af dat de zee even terug wjjkt en loopt met groote vaart de pier af tot bij den vuurtoren en klemt zich vast aan den vuurtoren, waar vlakbjj het wrak ligt. Nu zjjn onze mannen niet meer te houden. «Schipper laat ons gaan, want hjj kan alleen toch niets uitrichten En de verstandige schipper dacht zeker: Nu is aan de eer voldaan en gaf zjjn toestemming. Ze wilden allemaal wel, maar er mochten er maar zes en men was najjverig op elkaar wie wel mocht en wie niet. Harteljjke vei heugenis, toen we onze mannen op de pier zagen landen en loopen naar het wrak. Dit lag geheel opzjjde; nu en dan hief een golf het even op en deed het stooten op de pier. Nu tellen wjj er al negen, waaronder drie vrouwen, die op allerlei wjjze teekens geven. Langs de Ijjn ter zijde van het schip en vastgemaakt bjj den vuurtoren, zullen ze moeten afglijden, komen dan in het water terecht, waaruit ze geholpen worden door de redders die hen langs de pier moeten voeren tot aan de jjzeren stellingen, waartegenover de jol ligt te dansen op de golven. Daar komt de eerste I Langzaam gaat hjj de reeling op en met angst worden zjjn bewegingen gevolgdl Nu heeft hjj de Ijjn te pakken. Zal hjj niet te uitge put zjjn om die tot het einde toe vast te houden j De spanning vermindert, nu wjj hem langzaam zien gaan zakken en bemerken kunnen dat het een bevaren man is. Goddank I ontsnapt aan aller borst, als hjj op de pier sta.t en met ondersteuning naar het torentje wordt gebracht. Hier wordt hem een Ijjn om het lichaam gebonden, wordt in zee geworpen en de wakkere bemanning trekt hem door de zee tot in de boot, waar hjj met gejuich wordt ontvangen. Hjj wordt dadeljjk aan boord der reddingsboot ge bracht Onze kapitein had zjjn manschappen in last gegeven om de geredden bjj ons te brengen in de loodsboot, doch toen onze boot terug komt, brengt zjj de tjjding meeDe reddingsboot wil ze niet afstaan. En het was zooveel beter ze op de loodsboot te hebben waar de inrichting onmiddellijk verpleging toeliet, terwjjl dat op de reddingsboot niet mogeljjk was. Er waren er nu al meer gered, ook vrouwen, die gebracht waren in de reddingsboot. Intusschen begon het hevig te sneeuwenzwarte wolken pakten zich samen en de zee werd nog woester. Geen oog had de Prins van het reddingswerk af en nu vroeg Z. K. H. waarom die menschen hier niet werden gebracht, waar ze toch veel beter konden worden verpleegd. En wjj allen hoopten er op, doch ze kwamen niet. «Uit naam van den Prins«, zoo kreeg de nu weer vertrekkende boot van den adjudant de boodschap mede, «moeten de geredden bier aan boord dadeljjk worden verpleegd En met die boodschap gingen ze uit, verder het red dingswerk vervolgende. Intusechen had zich ook een jol met particnliere vletters begeven in do branding om de behulpzame hand te bieden, bemand met M. Sperbng, C. Sperling, L. Sperling uit Dordrecht en G. Moerkerk van Ouddorp. Thans zjja er 10 gered en de elfde is een vrouw, die zich laat afzakken van het touw; maar even iszegegaaa, of ze durft niet ve der. De voet schjjnt een steunpunt te hebben gevonden, want ze bljjtt zitten op dezelfde hoogte. Terugkeoren is onmogeljjk en benedsn haar de bruismde zee en de steenen glooiing. Zeker 12 M. hoog bljjft ze zitten en gaat niet verder. De zee wordt holler ea holler; de lncht wordt pik zwart en zware sneeuwbuien slaan de oogen blied. Hoe wel we vlak bij het wrak zjjn, kunnen we nog niet zien of de vrouw nog daar hangt. Istusschen rjjst de vloed en moeten otza mannen en die der reddingsboot weg van de pier, willen ze er niet wor en afgeslagen, en te midden dar sneeuwjacht en de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 1