No. 427
Honderd en negende jaargang. Zaterdag 1 Juni 1907.
DAGBLAD VDOB ALKMAAR EN OMSTREKEN.
li null fetal ill l llilii
Hinderwet*
Mationale Militie.
N f'N L AND.
Onbestelbare Brieven en Briefkaarten.
Het Koninklijk Echtpaar van Noorwegen
te Parijs.
h ier te laELdo= ibr- F. Brelaerts
van Blokland, R. van Luttervelt*.
Gemengd nieuws.
ALKMAARSCHE COURANT
BURGEMEESTER ets WETHOUDERS van Alkmaar
brergen tor algemeene kennis, dat zij hg besluit van
31 Mei 1.1. vergunning hebben verleend aan J. M
GROOT te Z. en N. Schermer tot het oprichten vas
e^n vhwechrooke; jj en een vet-mriterjj is het perctel
Achterstraat, B 31.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, JAN DE WIT Dr., Voorzitter, 1°. B.
1 Juni 1907. DONATH, Secretaris.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR ge
last, krachtens bekomen aanschrijving, de onderstaande
hier wonende verlofgangers om zich ter bjjwoniug der
herhaling» oefeningen, 's namiddags vóór 4 are, bjj
han korps te vervoegen
Korps Torpedisten, lichüng 1901, garnizoen Helder.
10 Jni i 19f>7 WILLEM HERMANUS BRINKMAN
en HENDRIKUS WILLEBROliDUS GROENLAND.
Regiment Genietroepen, lichting 1904. garzizoen Utrecht,
17 Juni 1907: JOHANNES MARTINUS HUIBERTS
en CARL GOTTFRIED KAMMERER.
2e Regiment Veld-artille ie, lichting 1902, garnizoen
's Gravcnhage.
24 Juni 1907LAMBERTUS KOOIJ.
De opgeroepenen hebben, zoo noodig, recht op vrjj trans
port naar hun korps en daggeld, dat ter gemeente
secretarie dor woonplaats tijdig kan worden aangevraagd.
Alkmaar, De Burgem ester voornoemd,
27 Mei 1907. JAN DE WIT De., L°B.
rogtkutoor te Alkmaar.
LIJST van de aan dit kantoor en de daaronder be-
hoorende hulpkastoren ter poet bezorgde brieven en
briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadres
seerden niet ly'n kunnen worden uitgereikt.
2a Helft der maand Mei 1907.
Brieven.
Pension bü Amsterdam.
Wed. Rake-s
Meester Baron 's Hage.
Juf Landmeter Jubbenga-Schurenga.
C. van de Berge» Middelburg.
F. Slot Petten.
F. Knuist Rotterdam.
G. da Jong Warmond.
M. Bakker Wormer.
Briefkaarten.
P, F. Altenburg Tiel.
1
1
B u i, t e n 1 a a d-B riena.
Ooraelis Zoon Weyburn-Sask (Canada)
H. Wester Luik.
Briefkaarten.
Mad. van Eggermoed Frobr Csppellen.
Aan de aftender» wordt aanbevolen hun naam en adre*
op de stukken te vermelden, opdat deze bij onbestelbaarheid
aan hen kunnen teruggegeven worden.
Er was eens een aardig prinsesje, dat verliefd
was op haar neef. Maar men wou hem haar niet
geven. Men vond zjjn positie in de wereld niet
hoog genoeg. Haar ouders droomden van een schit
terende partij voor hun kind, die haar mettertijd
op den troon zou brengen. Zijn ouders begeerden
eveneens een kroon voor hun zoon en het kleine,
aardige nichtje kon hem die niet verschaffen, daar
zij de jongste van haar familie was.
Wanneer men met prinses Maud sprak over trou
wen en men voorspelde haar een schitterend hu
welijk met een konings- of keizerszoon, naaste erf
genamen, dan zuchtte zij en haalde als voorbeeld
aan haar tante Louise-Caroline, die uit liefde met
een hertog d'Argyll was getrouwd of haar oudste
zuster Louise-Victoria, die zich tevreden stelde met
een hertog van Fife.
Wat prins Karei van Denemarken betrof, zijn
vader, Christiaan IX, had hem bij zijn oorlogsvloot
ingedeeld en liet hem reizen. Men had hem voor
speld, dat hij de toekomstige koningin Wilhelmina
van Nederland zou huwen, zoodra zij meerderjarig
was en zou regeeren. Dit vooruitzicht lokte hem
echter niet aan.
Toen hjj van zjjne verre tochten terugkeerde,
haastte hij zich, er geen acht op slaande, dat hij
tegen de vormen handelde, een plaats op een boot
te nemen naar Engeland om eeDige weken bij zijn
nicht Maud door te brengen te Londen of nog liever
te Sandrigham. Hun standvastigheid deed de tegen
werking der ouders verminderen en in Juli 1896
traden zij in 't huwelijk, 't Was hoog tijd, want de
prins dreigde zijn vaderland te verlaten en Engelsch-
raan te worden.
De huwelijksplechtigheid werd onder zeer treurige
omstandigheden gevierd door den onwil der ouders,
voornamelijk van den kant van den prins. Voor den
prins van Wales, die zijn zuster Béatrice met een
Battenberg had zien trouwen, was het niet zoo erg zijn
dochter te zien vereenigen met een Hoogheid zonder
toekomst. De ontevredenheid van de Deensche ko
ninklijke familie uitte zich door ernstiger handel
wijzen. Zij verzekerde prins Karei geen voldoende
inkomsten.
Daar Engeland niet voor een bruidschat gezorgd
had, gaf Denemarken ook geen uitzet. De jong
gehuwden kregen slechts zooveel dat zij in staat
waren zich in de koninklijke residentie te vestigen
en moesten voorts zien rond te komen van een
armelijk zeeofficierstractementje. Men behandelde hen
met minachting en op zekeren dag deed het gerucht
de rondte dat zelfs Christiaan IX zoo ver ging dat
hij een bepaling van kracht wilde doen worden,
waardoor zijn zoon het grondgebied waar hij ver
toefde niet mocht verlaten, en niet naar Engeland
mocht gaan om daar zijn vrijen tijd door te brengen.
Dat veroorzaakte heel wat beweging. De gezant
van Denemarken werd lastig gevallen over de
quaestie in Covert-garden en de Londensche bladen
bevatten lange artikelen van protest over de op
sluiting van een Engelsche prinses in Kopenhagen.
Het kwam bijna tot een breuk tusschen^de beide
huizen. De prinses van Wales staakte haar bezoeken
op Prederiksborgwaar zij gewoon was ieder jaar
haar zuster de Keizerin-weduwe van Rusland Dagmar,
weder te ontmoeten en haar broeder Georgede
Koning der Grieken. Christiaan IX ontmoette
zijn kleinzoon nooit zonder hem te verwijten een
prachtige toekomst te hebben weggeworpen voor een
„amourette," en de spanning werd nog grooter toen
Koningin Wilhelmina der Nederlanden huwde met
prins Hendrik. Door de fout van prins Karei en
prinses Maud, werd de Koning van Denemarken voor
taan weer een weinig minder „de schoonvader van
Europa". Karei en Maud zouden op het oogenblik
misschien nog altijd dit burgerlijke en armelijk
leventje leiden, als de Noorwegers niet het kloeke
besluit hadden genomen zich van Zweden af te
scheiden.
Wat de Noorwegers toen deden, was zeer een
voudig en wel te voorzien. Zij wilden niets meer
weten van Koning Oscar IImen zou verwachten
dat zij gebruik zouden maken van de breuk, om
het onderhoud van den souverein en een dynastie
te besparen. De Noorwegers maakten zich dadelijk
bezorgd over een koning, een geheel nieuwe koning,
een koning die geheel onbekend was en toch een
uitmuntend mensch moest zijn. Zij wendden zich
daartoe natuurlijk tot de koninklijke familie van Dene
marken, die candidaten beschikbaar schijnt te hebben
voor alle landen. Dit leidde er toe dat prins Karei,
die anders waarschijnlijk nooit geregeerd zou
hebben zeer onverwachts gekroond werdterwijl
de kleine prinses Maud, die veroordeeld scheen tot
een duister en afgezonderd levende geljjke werd
van haar moeder de koningin van Engeland en
haar schoonzuster de koningin van Griekenland.
Maud is dus niet langer gevangene te Kopen
hagen. Thans reist ze door Europa en wordt ge
huldigd en toegejuicht door geestdriftige volks
menigten. Deze week werd ze gehuldigd in Parijs,
wat haar aanzien zeer zal verhoogen.
Men begrijpt na het bovenstaande, dat ontleend
is aan de Matin van Antwerpen wat we. gisteren
wilden zeggen toen we schreven dat het bezoek
van het koninklijk echtpaar van Noorwegen aan
Parijs nog een andere beteekenis had. Het bezoek
aan de hoofdstad vau de Pransche Republiek heeft
moeten dienen om te doen zien dat het toonaan
gevende rijk gaarne koniag Haakon en koningin
Maud als een regeerend vorstenpaar ontvangt en
toejuicht. Thans zijn zij opgmomen in de rij der
vorsten, welke officieel te Parijs zijn ontvangen.
it
Twer<Se Uaner.
De Kamer heeft gisteren het debat voortgezet over
de interpellatie van den hoer Hugtsholtz naar aanleiding
van de weigering deer den Minister van Marine om
een request van den Algemsenen Mariniersbond in
zake toest-nden in de mariaiorskazerne te Willemsstad
in behandeling te nemen. Voorte over de te dezer zake
de vorige week ingediende motiën:
lo. van den heer Hngenholtz„De Kamer, consta-
teerende dat de Minister van Marine d-or bedoelde
weigering gehandeld le eft in strijd met de uitdrukke
lijke verklaring der Regeering op 26 September 1905,
gaat over tot de orde van den dag
2e. van den heer Marcbant„De Kamer, van oerdeel,
iat de Regeering do organisatie onder militairen be
hoort te erkennen, betreurt bovenbedoelde weigering
an gaat ever tot de orde van den dag."
De heer Marchant (Y.-D. Deventer) wijzigde
zijne motie aldus
„De Kamer, betreurende de bedoelde weigering, gaat
over tot de orde van den dag."
Spreker ging tot deze wijziging over ter bekorting
van de discussie, en omdat de zaak anders schriftelijke
voorbereiding vereischt.
De heer Ta 1 ma (A.-r, Tietjerksteradeel) wijzende
op de motieven, waarop de heer Marchant de vorige
week zijne motie indiende, meende, dat het debat alleen
verkort zon worden indien de heer Marohant zijne
geheele motie introk. Spreker wees overigens op de
onvastheid in de verklaringen des Ministers, en vroeg
ef er «iet iets ontbreekt in de organisatie der mariniers
niet slechts of het korps goed werkt, maar ook of de
machine goed bediend wordt. Spr. had hier het oog
op het belang van het personeel.
De Minister van Marine, de heer Cohen
Stuart, verzekerde, dat va* „in onderhandeling treden"
fusschen een Minister en Bonden van ondergeschikt
personeel z. i. de mariniers der 2e afdeeliig te Willems
oord geen sprake kon zjjn. De Minister zal deen
onderzoeken ef, alvorens de Bond requestreerde, langs
hiërarchische* weg heboen getracht, dat veldaan zou wor
den aan de verlangens, welke later in het request zjjn
uitgedrukt.
Ten slotte verzekerde de Minister, dat zjjne houding
tegenover den Mariniersbond geen afbreuk doet aan
zjjn oprechten wensch om eene tegemoetkomende
houding tegenover de personoel-organisaties aan te
nemen, en met deze in contact te treden.
De beer Troelztra (S.-D. Amsterdam IX) vroeg
vat die Binden dan wal moet-a doen om cortaol; mogeijjk
6 maken 1 Het weigeren door den Minister o hst
bedoelde request in behandeling te nemen is in Ijj» rechten
sri'jjd mat 's Ministers verklaring. Volkomen tast men
nog in het duister, of het optreden van een Bond buiten
dca hiërarchisc'seu weg om al of niet als desorganiserend
wordt beschouwd.
Ter voorkoming van aen niet genoegzaam voorbereid
principieel debat over vakorganisaties, ried spreker den
heer Marchant aan zjjn motie in te trekken.
Spreker critiseerde het botweg weigeren door den
Minister om het rtquest in behandeling te nemen. Be
1-efdheid en redelijkheid zouden althans medegebracht
hebb-n, dat de Minister aan den Bond te kennen had
gegeven, dat de verlangens, in hat request uitgesproken
geen algemeene dienstaangelegenheden maar huishoudeljjkt>
zaken betroffen, welke beter in de kazerne door de direct
daarbjj betrokkosau konden behandeld worden. Spreker
achtte dan ook 's Ministers verklaring, om tegemoetkomend
te willen zjjn tegenover Bonden, geheel in strjjd met zjjne
konding.
De heer Hngenholtz (S.-D. Weststellingwerf)
eritiseerde eveneens V, Ministers houding. Lsttrnde op
's Ministers dadea, betoogde spreker, dat 's Ministers
verklaringen hem volkomen onbetrouwbaar bljjken.
De heer Van W a s s e n a e r, (C. H. Katwjjk) herin
nerende aan zjjne vroeger uitgesproten meening, dat er
onder militairen geen vakvereenigingan koenen bestaan
achtte voor de voorgestelde moties geen reden, al had de
Minister z. i. aan den Mariniersbond kunnen doen weten,
dat hetgeen is het rcqiest werd gevraagd, niet op den
weg van den Bond lag.
De heer Marchant handhaafde zjjne motie.
De heer Goeman Borgesius (U.-L, Enkhuizeni
oordeelde, dat er na 's Ministers rede van hedenochtend,
geen reden mser is voor moties. Spreker ziet geen reden
om een afkeurend oordeel uit te spreken, nu de Minister
gezegd heeft, dat hjj verzoeken van organisaties, en be
paaldelijk verzoeken om lotsverbetering, in het algemeen
welwillend wil be egenen.
Dj heer Talma stelde nog in het licht, dat de bs'
slissing over de voorgestelde moties niet inhoudt eene
beslissing ter zake al- of niet-erkeeiing van vakorgani
saties.
Da motie-Marohant werd verworpen met 47 tegen 15,
en de motie-Hugenholtz verworpen met 57 tegen
stemmen.
De interpellatie was hiermede geëindigd.
Aan de orde was daarna het wetsontwerp tot wjjziging
en verhooging der begrooting van uitgaven van Neder
landsch Indië met f 60.169 voor het dienstjaar 1907
(oprichting van een departement van gouvernements-
bedrjjven).
De heer De Waal Malefjjt (A.-R. Breukelen) be
toogde, dat de oprichting van een nieuw departement
onnoodig is. Spr. geloofde dat de zaak fiasco zal maken.
De heer van Kol (S.-D. Enschedé) bestreed de be'
staande organisatie van de departementen van algemeen
bestuur, die niet zal worden verbeterd door dit wetsont
werp, al erkende hjj, dat het ontwerp rust op rationeelen
grondslag, dien van centrale leiding. De uitkomsten der
betrokken bedrjjen zullen echter niet stggen, omdat de
wjjie van organisatie ongelukkig is.
Te kwart over drie is aan de orde het stellen van
een vraag van den heer L i na b u r g (V. D. 's Gravenhage)
aan den minister van Justitie, omtrent het gedurende
tien weken in verzekerde bewaring houden van een
Hongaar te Groningen, die op weg was naar Harderwijk,
welke geschiedenis uitvoerig in de dagbladen vermeld
is. Uit het antwoord van den Minister bleek dat
bedoelde persoon, een Hongaar, die zich wilde aanmelden
als koloniaal, inderdaad te Groningen in verzekerde
bewaring is gesteld, omdat papieren en geld hem ont
braken. Op de vraag, of het niet mogeijjk was, om den
langen duur der aanhouding te voorkomen, antwoordt
spr., dat het antwoord der Hongaarsche regeering op
de onderhandelingen zeer lang uitbleef, daardoor duurde
de aanhouding zoo lasg. De regeering heeft pogingen
aangewend, o» den man zoo spoedig mogeijjk naar zjjn
vaderland te doen terugkeeren. 24 Mei is hjj over Rot
terdam afgereisd. Er worden maatregelen beraamd om
in dergelijke gevallen voortaan den duur van hat
verbljjf te bekorten.
Vervolgers vroeg dc haer Van Wassenaar van
C a t w jj c k (Chr. H. Katwjjk) aan den minister van
Marine, of deze aan den gouverreur-generaal van Ned.-
Iadië heeft verzocht om inlichtingen over de werkzaamheid
van het korps zee-officieren. In December werd zulks
in de Kamer beweerd. Heeft die minister den gouverneur-
generaal reeds nadere inlichtingen verzocht, en, zoo ja,
wat was daarvan het resultaat
De minister antwoordt, dat de gouverneur-generaal
opmerkzaam gemaakt is geworden op de zaak. Hjj heeft
geantwoordtdat de uitlating van den heer Van Kol
onjuist was.
De verdere beraadslagingen over bovengenoemd wets
ontwerp werden verdaagd tot Dinsdagmorgen elf uur.
Koninklijke Militaire Academie.
De uitslag van de overgangsexamens is de volgend*
Van het le naar het 2e studiejaar gaan over:
Infanterie hier te lande: J. J. P. Beernink,
K. A. Bissehofif van Heemskerek, P. H F. C. de
Bruijn, H. Bueno de Mesquita*, K. J. Evenwel, G.
Greidanus, C. Koopman*, J. Mallinokrodt*, L. J. Noren
burg, E. H. J. Nusselder, A. A. H. Oudshoorn, J. P.
Vftn Pelt, P A. D. A, van Rees, N. A, Spronk*, B.
Sprujjt, J. K. de Visser, G. J, M. va* Weel.
Infanterie Oost-Indië: J. P. H. van Aalst*,
A. E. E. van Aarem, T. V. Agerbeek*, J. J. Akkers-
djjk*, L. C. van Berg, W. Bodde*, O. Braderode, A. C.
de Brujjn, J. P. Cabri, G. P. Cheriex, M. H. du Croo,
L. Drjjber, H. K. Franken, J. Geurink, G. F. V. Go-
season, J. F. W. L. Goslings*, W. V. van dor Hart*,
W. J. Houwing*, G. A. Ilgen, K. de Jongh, S. Ketting
Olivier*, K. W. F. van Langen, H. A va* Neden, G.
Pape, A. van Pelt, R. Posthumus, R. H. Raadsveld,
8. W. Reeman, P. C. J. Soheffelaar, D. K. Sohrek, F.
C. H. Sohulte, E. C. M. C. Smith, J. A. va* Staveren,
E. A. Steinmetz, G. J. Tjjmstra, F. A. Vreeling, jhr.
O. van der Wjjck*, P. H Wjjshjjer.
Cavalerie hier te lande: D. A. Camerling
Helmolt, H. G van Everdingen, R. J. Hinlepen*, W.
E. Mathon, W. A, M. Westerouen van Meteren, J.
Willinge Brantsma.
Cavalerie Oost-Indië: F. Brevet*, A. A.
Brouwers*, O. F. A. dc Brujja*, J. J. Pels Rjjcken*.
Van het 2e naar hst 3e studiejaar gaan over
Infanterie hier te lande: A. F. Borrcn, Li
F. E. Cobljjn*, H. W. B. Croiset van Uchelen, W, K.
R. Diemont, I. Evgers, E. H. C vaa Gent*, G. J. H. E.
Hilliuga, C. L Hollerlt, C. A. van Keulen, J. Korten-
oever, C. Land, J. E. Land, J. G. J. van Loo, L. J.
MoggenstormJ. F. Oberholier, S. E. Pakche*, T, J,
Rseser, jhr. A. W. S io*ek*. jhr. J, J. Tcding van Berk
hout, F. II. Tenhaeff* J. G. van Veen, W. C. J. Ver-
steegh.
Infanterie Oost-Indië: W. E. Boers, J. O.
J. Boagsrs, A. Boonaeker, H. E. Brueet do Roehe-
brunt, A, J, 0. Bnjjsman*, G. H. Claossen*, J. J. van
Daldsn*, E. G. Dfibksn. H. O. M. Dorren*, J. Drewes,
L. H. F. van DrielW. F. Eisma*F. H. J. Engel-
man*, K. van Erpecum, A. A. Gslpke*, J. van Halmael,
G. D. Hotz, J. R. Jocbem, D. D. da Jongh, L. E. M.
Ketting Olivier, L. J. M. Koremans, J. A. Legerstee.
H, P. Maassen*, P. L. Mulder*, K. J. E. Maring,
J. 0. F. Ohlhardt, P. A. Ravelli, K. C. W. Rotteveel,
B. A. W. Schlimmer, H. A. Soetens, A. D. van Steen
bergen, J. A. Valken*, P. R. A. van Vlodrop*, L. J.
Willemsen, W. P. H, van Zutphen*.
Cavalerie Oost-Indië; L. P. J. Savalle*,
H. A. van der Slugs Veor*, F. C. Thomson, M. Thomson.
Voorwaardeljjk. Omtrent een cadet van het eerste
studiejaar zal nader worden beslist.
Mooie prenten.
Ds Spaarb. rchrjjft
Er zjjn nu eenmaal heel wat menschen, die heel graag
zoo af en toe eens rillen.
Daar maakt de wereldtentoonstellingsorganisator ge
bruik van, als hjj a in een Turkschen schommel tot
duizelingwekkende hoogte laat stjjgen.
Daar maakt de impresario gebruik van, als hjj u een
vlooping the loop* laat zien, waarbjj een mensch elk
oogenblik kans loopt den nek te breken.
Daar maakt de degenslikker gebruik van, als bjj u
doet vreezen, dat hjj zich inwendig niteen zal rijten.
En daar maken de Nede.landsche sigarenwinkeliers
gebruik van, als zjj de platen van »Ls Petit Parisien*
voor de ramen hangen.
Couranten, die op de slechte eigenschappen van de
menschen speouleeren, hebben wjj gelukkig maar weinig.
Maar in het buitenland, in Frankrijk, in Parjjs vooral,
daar heb ja zoo van die bladen, die iedere week een
prent geven van de een of andere weerzinwekkende ge
beurtenis.
Als ze maar een moord hooren, liefst door gruweljjke
mishandeling voorafgegaan, of van een ongeluk waar flink
wat menschen bjj zjjn gedood en bjj voorkeur op vreese-
ljjke wijze verminkt, of van een vechtpartjj waarbjj
menschen gewond zjjn, zoodat de sterkste zenuwen bjj
het zien van zooveel bloed het te kw^ad moeten krjjgen
dan zjjn de heeren redacteuren van die bladen in hun
schik.
Dan laten ze een plaat maken, leeljjk als de nacht,
waarin nöoh wat de teekening, nóch wat den drnk betreft
ook maar een spoor van kunst valt te bekennen, maar
waarop men verwrongen gelaatstrekken, wanhopige hou
dingen, afschuwelijke verminkingen ziet en dan vooral
bloed
Bloed, bloed moet er bjj komen, de roode verf wordt
niet gespaard, want zonder dat is het niet mooi.
Desnoods als een moordenaar den dolk opheft om zjjn
slachtoffer te treffen, smeert men op de borst van dat
alachtofler alvast een lik roode verf: bloed moet er zjjn.
En dat buitenlandsche tuig komt nu in Nederland en
hangt hier dag in dag uit, week in week uit, voor een
groot deel onzer sigarenwinkels te pronk.
Wjj hebben gezien, dat een kind begon te huilen,
terwjjl vader smulde in den aanblik van een driedubbelen
moord, en onlangs nog zagen we, hoe een klein moisje
haar zusje meetrok: »Toe nou, 't is soo akelig.*
Laten we toch dergeljjke weerzinwekkende voorstel
lingen, die den smaak van ons volk (om van de zeden
maar niet te spreken) bederven of voor ontwikkeling
ongeschikt maken, niet voortdurend ten toon stellen. We
kannen zulk b itenlandsch goed missen 1 Er zjjn immers
tjjisohriften genoeg, die mooie platen geven iaat men
die voor de ramen hangen, dat werkt veredelend.
A propos, wat zou men denken van een Verneniging
tof verspreiding van goede winkelpresten*?
Ben zonderlinge dub.
Dezer dagen is aan de hand van de Limb. Koerier
melding gemaakt van een »olub« te Heer, die als doel
schjjnt te hebben, vreemdelingen lastig te vallen en te
mishandelen. Een lid dier sclub* heeft te Maastricht
terechtgestaan.
Door getuigen werd bevestigd wat de mishandelde
als volgt vertelde
In den avond vaa 22 April was ik met nog 7 man
in het café V. aan 't repeteeren voor een quartetzaag.
Beklaagde kwam tegen 10 uur met nog 8 man binnen
zeilen. P. ging op een van ons gezelschap toe en vroeg
dezen een sïgaar, dio hem door de vrouw des huizes werd
aangereikt. Ik zai daarop: »Geef ze allemaal maar een
sigaar 1* P. vroeg vervolgens aan S, om vuur, dat hem
gegeven werd. Z ch tot mjj weadend zsi P: »Ic'a zou
diob wel ins op dienen nek wil houwen waarop ik
zeide: »Ik zou niet weten waarom 1* zocht evenwel
rozie en zei na eenige oogenblikken tegen me: >l)ich
biB ©ine krffer, rice groote ktfierwaarop ik antwoordde
Maas, de bis verdoold; de hubs de verkieide veurl*
Er tegeljjkertjjd kreeg ik een 9lag tegen ccgn hoofd van
P., onder d ecs uitroep .kinnen of niet keanea M -erJers
sieges volgden. I* werd naa;' hot venstar g droügea,
waar een algeheels «ebermutseling cnte'ondmssrdera
prrsonen kwamen er bjjik liep nog verscheidens slagsn
op. Buites op straat kwam ik in eenen greppel terecht,
waar ik nog verschillende slagen kreeg. Mat den zucht
hè hè, daalden de vuistslagen op mijn hoofd nest-, regel
matig, als of mes» op een aambeeld slosg. W e mjj buiten
heeft inslagen weet ik siet; het watd sae zwart voor
de oogeuik was gassoh verbouwereerd. I-. ieder |eval
stond P. in mjjae onmiddellijke nabjjheid. Minstens heb
ik 10 slagen grhad, en of ik al zei: iJoogeas, je slaat
me dood 1* het hielp me niet. Na eeen paaze kwam
men terug met sen stoel, waarmede ik nog klappen heb
gekregen. Giheel suf en kermende van pjjn brn ik naar
buis gegaan. Van mijne rechterhand, waarmede ik de
slagen trachtte te pareeren, zjju nog een tweetal vingers
stjjf. Later is P. bjj me geweest, om te trachten me te
bewegen de zaak te verlichten.
ïllt Winkel.
Heden werden in het mark'.gebouw de bloemen uitge
reikt aan de leden der vereeniging »Floraha«, dio daar-
foor hadden ingeteekend. Ieder kweekt de ontvangen