No. 427 Honderd en negende jaargang. Zaterdag 1 Juni 1907. DAGBLAD VDOB ALKMAAR EN OMSTREKEN. li null fetal ill l llilii Hinderwet* Mationale Militie. N f'N L AND. Onbestelbare Brieven en Briefkaarten. Het Koninklijk Echtpaar van Noorwegen te Parijs. h ier te laELdo= ibr- F. Brelaerts van Blokland, R. van Luttervelt*. Gemengd nieuws. ALKMAARSCHE COURANT BURGEMEESTER ets WETHOUDERS van Alkmaar brergen tor algemeene kennis, dat zij hg besluit van 31 Mei 1.1. vergunning hebben verleend aan J. M GROOT te Z. en N. Schermer tot het oprichten vas e^n vhwechrooke; jj en een vet-mriterjj is het perctel Achterstraat, B 31. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, JAN DE WIT Dr., Voorzitter, 1°. B. 1 Juni 1907. DONATH, Secretaris. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR ge last, krachtens bekomen aanschrijving, de onderstaande hier wonende verlofgangers om zich ter bjjwoniug der herhaling» oefeningen, 's namiddags vóór 4 are, bjj han korps te vervoegen Korps Torpedisten, lichüng 1901, garnizoen Helder. 10 Jni i 19f>7 WILLEM HERMANUS BRINKMAN en HENDRIKUS WILLEBROliDUS GROENLAND. Regiment Genietroepen, lichting 1904. garzizoen Utrecht, 17 Juni 1907: JOHANNES MARTINUS HUIBERTS en CARL GOTTFRIED KAMMERER. 2e Regiment Veld-artille ie, lichting 1902, garnizoen 's Gravcnhage. 24 Juni 1907LAMBERTUS KOOIJ. De opgeroepenen hebben, zoo noodig, recht op vrjj trans port naar hun korps en daggeld, dat ter gemeente secretarie dor woonplaats tijdig kan worden aangevraagd. Alkmaar, De Burgem ester voornoemd, 27 Mei 1907. JAN DE WIT De., L°B. rogtkutoor te Alkmaar. LIJST van de aan dit kantoor en de daaronder be- hoorende hulpkastoren ter poet bezorgde brieven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadres seerden niet ly'n kunnen worden uitgereikt. 2a Helft der maand Mei 1907. Brieven. Pension bü Amsterdam. Wed. Rake-s Meester Baron 's Hage. Juf Landmeter Jubbenga-Schurenga. C. van de Berge» Middelburg. F. Slot Petten. F. Knuist Rotterdam. G. da Jong Warmond. M. Bakker Wormer. Briefkaarten. P, F. Altenburg Tiel. 1 1 B u i, t e n 1 a a d-B riena. Ooraelis Zoon Weyburn-Sask (Canada) H. Wester Luik. Briefkaarten. Mad. van Eggermoed Frobr Csppellen. Aan de aftender» wordt aanbevolen hun naam en adre* op de stukken te vermelden, opdat deze bij onbestelbaarheid aan hen kunnen teruggegeven worden. Er was eens een aardig prinsesje, dat verliefd was op haar neef. Maar men wou hem haar niet geven. Men vond zjjn positie in de wereld niet hoog genoeg. Haar ouders droomden van een schit terende partij voor hun kind, die haar mettertijd op den troon zou brengen. Zijn ouders begeerden eveneens een kroon voor hun zoon en het kleine, aardige nichtje kon hem die niet verschaffen, daar zij de jongste van haar familie was. Wanneer men met prinses Maud sprak over trou wen en men voorspelde haar een schitterend hu welijk met een konings- of keizerszoon, naaste erf genamen, dan zuchtte zij en haalde als voorbeeld aan haar tante Louise-Caroline, die uit liefde met een hertog d'Argyll was getrouwd of haar oudste zuster Louise-Victoria, die zich tevreden stelde met een hertog van Fife. Wat prins Karei van Denemarken betrof, zijn vader, Christiaan IX, had hem bij zijn oorlogsvloot ingedeeld en liet hem reizen. Men had hem voor speld, dat hij de toekomstige koningin Wilhelmina van Nederland zou huwen, zoodra zij meerderjarig was en zou regeeren. Dit vooruitzicht lokte hem echter niet aan. Toen hjj van zjjne verre tochten terugkeerde, haastte hij zich, er geen acht op slaande, dat hij tegen de vormen handelde, een plaats op een boot te nemen naar Engeland om eeDige weken bij zijn nicht Maud door te brengen te Londen of nog liever te Sandrigham. Hun standvastigheid deed de tegen werking der ouders verminderen en in Juli 1896 traden zij in 't huwelijk, 't Was hoog tijd, want de prins dreigde zijn vaderland te verlaten en Engelsch- raan te worden. De huwelijksplechtigheid werd onder zeer treurige omstandigheden gevierd door den onwil der ouders, voornamelijk van den kant van den prins. Voor den prins van Wales, die zijn zuster Béatrice met een Battenberg had zien trouwen, was het niet zoo erg zijn dochter te zien vereenigen met een Hoogheid zonder toekomst. De ontevredenheid van de Deensche ko ninklijke familie uitte zich door ernstiger handel wijzen. Zij verzekerde prins Karei geen voldoende inkomsten. Daar Engeland niet voor een bruidschat gezorgd had, gaf Denemarken ook geen uitzet. De jong gehuwden kregen slechts zooveel dat zij in staat waren zich in de koninklijke residentie te vestigen en moesten voorts zien rond te komen van een armelijk zeeofficierstractementje. Men behandelde hen met minachting en op zekeren dag deed het gerucht de rondte dat zelfs Christiaan IX zoo ver ging dat hij een bepaling van kracht wilde doen worden, waardoor zijn zoon het grondgebied waar hij ver toefde niet mocht verlaten, en niet naar Engeland mocht gaan om daar zijn vrijen tijd door te brengen. Dat veroorzaakte heel wat beweging. De gezant van Denemarken werd lastig gevallen over de quaestie in Covert-garden en de Londensche bladen bevatten lange artikelen van protest over de op sluiting van een Engelsche prinses in Kopenhagen. Het kwam bijna tot een breuk tusschen^de beide huizen. De prinses van Wales staakte haar bezoeken op Prederiksborgwaar zij gewoon was ieder jaar haar zuster de Keizerin-weduwe van Rusland Dagmar, weder te ontmoeten en haar broeder Georgede Koning der Grieken. Christiaan IX ontmoette zijn kleinzoon nooit zonder hem te verwijten een prachtige toekomst te hebben weggeworpen voor een „amourette," en de spanning werd nog grooter toen Koningin Wilhelmina der Nederlanden huwde met prins Hendrik. Door de fout van prins Karei en prinses Maud, werd de Koning van Denemarken voor taan weer een weinig minder „de schoonvader van Europa". Karei en Maud zouden op het oogenblik misschien nog altijd dit burgerlijke en armelijk leventje leiden, als de Noorwegers niet het kloeke besluit hadden genomen zich van Zweden af te scheiden. Wat de Noorwegers toen deden, was zeer een voudig en wel te voorzien. Zij wilden niets meer weten van Koning Oscar IImen zou verwachten dat zij gebruik zouden maken van de breuk, om het onderhoud van den souverein en een dynastie te besparen. De Noorwegers maakten zich dadelijk bezorgd over een koning, een geheel nieuwe koning, een koning die geheel onbekend was en toch een uitmuntend mensch moest zijn. Zij wendden zich daartoe natuurlijk tot de koninklijke familie van Dene marken, die candidaten beschikbaar schijnt te hebben voor alle landen. Dit leidde er toe dat prins Karei, die anders waarschijnlijk nooit geregeerd zou hebben zeer onverwachts gekroond werdterwijl de kleine prinses Maud, die veroordeeld scheen tot een duister en afgezonderd levende geljjke werd van haar moeder de koningin van Engeland en haar schoonzuster de koningin van Griekenland. Maud is dus niet langer gevangene te Kopen hagen. Thans reist ze door Europa en wordt ge huldigd en toegejuicht door geestdriftige volks menigten. Deze week werd ze gehuldigd in Parijs, wat haar aanzien zeer zal verhoogen. Men begrijpt na het bovenstaande, dat ontleend is aan de Matin van Antwerpen wat we. gisteren wilden zeggen toen we schreven dat het bezoek van het koninklijk echtpaar van Noorwegen aan Parijs nog een andere beteekenis had. Het bezoek aan de hoofdstad vau de Pransche Republiek heeft moeten dienen om te doen zien dat het toonaan gevende rijk gaarne koniag Haakon en koningin Maud als een regeerend vorstenpaar ontvangt en toejuicht. Thans zijn zij opgmomen in de rij der vorsten, welke officieel te Parijs zijn ontvangen. it Twer<Se Uaner. De Kamer heeft gisteren het debat voortgezet over de interpellatie van den hoer Hugtsholtz naar aanleiding van de weigering deer den Minister van Marine om een request van den Algemsenen Mariniersbond in zake toest-nden in de mariaiorskazerne te Willemsstad in behandeling te nemen. Voorte over de te dezer zake de vorige week ingediende motiën: lo. van den heer Hngenholtz„De Kamer, consta- teerende dat de Minister van Marine d-or bedoelde weigering gehandeld le eft in strijd met de uitdrukke lijke verklaring der Regeering op 26 September 1905, gaat over tot de orde van den dag 2e. van den heer Marcbant„De Kamer, van oerdeel, iat de Regeering do organisatie onder militairen be hoort te erkennen, betreurt bovenbedoelde weigering an gaat ever tot de orde van den dag." De heer Marchant (Y.-D. Deventer) wijzigde zijne motie aldus „De Kamer, betreurende de bedoelde weigering, gaat over tot de orde van den dag." Spreker ging tot deze wijziging over ter bekorting van de discussie, en omdat de zaak anders schriftelijke voorbereiding vereischt. De heer Ta 1 ma (A.-r, Tietjerksteradeel) wijzende op de motieven, waarop de heer Marchant de vorige week zijne motie indiende, meende, dat het debat alleen verkort zon worden indien de heer Marohant zijne geheele motie introk. Spreker wees overigens op de onvastheid in de verklaringen des Ministers, en vroeg ef er «iet iets ontbreekt in de organisatie der mariniers niet slechts of het korps goed werkt, maar ook of de machine goed bediend wordt. Spr. had hier het oog op het belang van het personeel. De Minister van Marine, de heer Cohen Stuart, verzekerde, dat va* „in onderhandeling treden" fusschen een Minister en Bonden van ondergeschikt personeel z. i. de mariniers der 2e afdeeliig te Willems oord geen sprake kon zjjn. De Minister zal deen onderzoeken ef, alvorens de Bond requestreerde, langs hiërarchische* weg heboen getracht, dat veldaan zou wor den aan de verlangens, welke later in het request zjjn uitgedrukt. Ten slotte verzekerde de Minister, dat zjjne houding tegenover den Mariniersbond geen afbreuk doet aan zjjn oprechten wensch om eene tegemoetkomende houding tegenover de personoel-organisaties aan te nemen, en met deze in contact te treden. De beer Troelztra (S.-D. Amsterdam IX) vroeg vat die Binden dan wal moet-a doen om cortaol; mogeijjk 6 maken 1 Het weigeren door den Minister o hst bedoelde request in behandeling te nemen is in Ijj» rechten sri'jjd mat 's Ministers verklaring. Volkomen tast men nog in het duister, of het optreden van een Bond buiten dca hiërarchisc'seu weg om al of niet als desorganiserend wordt beschouwd. Ter voorkoming van aen niet genoegzaam voorbereid principieel debat over vakorganisaties, ried spreker den heer Marchant aan zjjn motie in te trekken. Spreker critiseerde het botweg weigeren door den Minister om het rtquest in behandeling te nemen. Be 1-efdheid en redelijkheid zouden althans medegebracht hebb-n, dat de Minister aan den Bond te kennen had gegeven, dat de verlangens, in hat request uitgesproken geen algemeene dienstaangelegenheden maar huishoudeljjkt> zaken betroffen, welke beter in de kazerne door de direct daarbjj betrokkosau konden behandeld worden. Spreker achtte dan ook 's Ministers verklaring, om tegemoetkomend te willen zjjn tegenover Bonden, geheel in strjjd met zjjne konding. De heer Hngenholtz (S.-D. Weststellingwerf) eritiseerde eveneens V, Ministers houding. Lsttrnde op 's Ministers dadea, betoogde spreker, dat 's Ministers verklaringen hem volkomen onbetrouwbaar bljjken. De heer Van W a s s e n a e r, (C. H. Katwjjk) herin nerende aan zjjne vroeger uitgesproten meening, dat er onder militairen geen vakvereenigingan koenen bestaan achtte voor de voorgestelde moties geen reden, al had de Minister z. i. aan den Mariniersbond kunnen doen weten, dat hetgeen is het rcqiest werd gevraagd, niet op den weg van den Bond lag. De heer Marchant handhaafde zjjne motie. De heer Goeman Borgesius (U.-L, Enkhuizeni oordeelde, dat er na 's Ministers rede van hedenochtend, geen reden mser is voor moties. Spreker ziet geen reden om een afkeurend oordeel uit te spreken, nu de Minister gezegd heeft, dat hjj verzoeken van organisaties, en be paaldelijk verzoeken om lotsverbetering, in het algemeen welwillend wil be egenen. Dj heer Talma stelde nog in het licht, dat de bs' slissing over de voorgestelde moties niet inhoudt eene beslissing ter zake al- of niet-erkeeiing van vakorgani saties. Da motie-Marohant werd verworpen met 47 tegen 15, en de motie-Hugenholtz verworpen met 57 tegen stemmen. De interpellatie was hiermede geëindigd. Aan de orde was daarna het wetsontwerp tot wjjziging en verhooging der begrooting van uitgaven van Neder landsch Indië met f 60.169 voor het dienstjaar 1907 (oprichting van een departement van gouvernements- bedrjjven). De heer De Waal Malefjjt (A.-R. Breukelen) be toogde, dat de oprichting van een nieuw departement onnoodig is. Spr. geloofde dat de zaak fiasco zal maken. De heer van Kol (S.-D. Enschedé) bestreed de be' staande organisatie van de departementen van algemeen bestuur, die niet zal worden verbeterd door dit wetsont werp, al erkende hjj, dat het ontwerp rust op rationeelen grondslag, dien van centrale leiding. De uitkomsten der betrokken bedrjjen zullen echter niet stggen, omdat de wjjie van organisatie ongelukkig is. Te kwart over drie is aan de orde het stellen van een vraag van den heer L i na b u r g (V. D. 's Gravenhage) aan den minister van Justitie, omtrent het gedurende tien weken in verzekerde bewaring houden van een Hongaar te Groningen, die op weg was naar Harderwijk, welke geschiedenis uitvoerig in de dagbladen vermeld is. Uit het antwoord van den Minister bleek dat bedoelde persoon, een Hongaar, die zich wilde aanmelden als koloniaal, inderdaad te Groningen in verzekerde bewaring is gesteld, omdat papieren en geld hem ont braken. Op de vraag, of het niet mogeijjk was, om den langen duur der aanhouding te voorkomen, antwoordt spr., dat het antwoord der Hongaarsche regeering op de onderhandelingen zeer lang uitbleef, daardoor duurde de aanhouding zoo lasg. De regeering heeft pogingen aangewend, o» den man zoo spoedig mogeijjk naar zjjn vaderland te doen terugkeeren. 24 Mei is hjj over Rot terdam afgereisd. Er worden maatregelen beraamd om in dergelijke gevallen voortaan den duur van hat verbljjf te bekorten. Vervolgers vroeg dc haer Van Wassenaar van C a t w jj c k (Chr. H. Katwjjk) aan den minister van Marine, of deze aan den gouverreur-generaal van Ned.- Iadië heeft verzocht om inlichtingen over de werkzaamheid van het korps zee-officieren. In December werd zulks in de Kamer beweerd. Heeft die minister den gouverneur- generaal reeds nadere inlichtingen verzocht, en, zoo ja, wat was daarvan het resultaat De minister antwoordt, dat de gouverneur-generaal opmerkzaam gemaakt is geworden op de zaak. Hjj heeft geantwoordtdat de uitlating van den heer Van Kol onjuist was. De verdere beraadslagingen over bovengenoemd wets ontwerp werden verdaagd tot Dinsdagmorgen elf uur. Koninklijke Militaire Academie. De uitslag van de overgangsexamens is de volgend* Van het le naar het 2e studiejaar gaan over: Infanterie hier te lande: J. J. P. Beernink, K. A. Bissehofif van Heemskerek, P. H F. C. de Bruijn, H. Bueno de Mesquita*, K. J. Evenwel, G. Greidanus, C. Koopman*, J. Mallinokrodt*, L. J. Noren burg, E. H. J. Nusselder, A. A. H. Oudshoorn, J. P. Vftn Pelt, P A. D. A, van Rees, N. A, Spronk*, B. Sprujjt, J. K. de Visser, G. J, M. va* Weel. Infanterie Oost-Indië: J. P. H. van Aalst*, A. E. E. van Aarem, T. V. Agerbeek*, J. J. Akkers- djjk*, L. C. van Berg, W. Bodde*, O. Braderode, A. C. de Brujjn, J. P. Cabri, G. P. Cheriex, M. H. du Croo, L. Drjjber, H. K. Franken, J. Geurink, G. F. V. Go- season, J. F. W. L. Goslings*, W. V. van dor Hart*, W. J. Houwing*, G. A. Ilgen, K. de Jongh, S. Ketting Olivier*, K. W. F. van Langen, H. A va* Neden, G. Pape, A. van Pelt, R. Posthumus, R. H. Raadsveld, 8. W. Reeman, P. C. J. Soheffelaar, D. K. Sohrek, F. C. H. Sohulte, E. C. M. C. Smith, J. A. va* Staveren, E. A. Steinmetz, G. J. Tjjmstra, F. A. Vreeling, jhr. O. van der Wjjck*, P. H Wjjshjjer. Cavalerie hier te lande: D. A. Camerling Helmolt, H. G van Everdingen, R. J. Hinlepen*, W. E. Mathon, W. A, M. Westerouen van Meteren, J. Willinge Brantsma. Cavalerie Oost-Indië: F. Brevet*, A. A. Brouwers*, O. F. A. dc Brujja*, J. J. Pels Rjjcken*. Van het 2e naar hst 3e studiejaar gaan over Infanterie hier te lande: A. F. Borrcn, Li F. E. Cobljjn*, H. W. B. Croiset van Uchelen, W, K. R. Diemont, I. Evgers, E. H. C vaa Gent*, G. J. H. E. Hilliuga, C. L Hollerlt, C. A. van Keulen, J. Korten- oever, C. Land, J. E. Land, J. G. J. van Loo, L. J. MoggenstormJ. F. Oberholier, S. E. Pakche*, T, J, Rseser, jhr. A. W. S io*ek*. jhr. J, J. Tcding van Berk hout, F. II. Tenhaeff* J. G. van Veen, W. C. J. Ver- steegh. Infanterie Oost-Indië: W. E. Boers, J. O. J. Boagsrs, A. Boonaeker, H. E. Brueet do Roehe- brunt, A, J, 0. Bnjjsman*, G. H. Claossen*, J. J. van Daldsn*, E. G. Dfibksn. H. O. M. Dorren*, J. Drewes, L. H. F. van DrielW. F. Eisma*F. H. J. Engel- man*, K. van Erpecum, A. A. Gslpke*, J. van Halmael, G. D. Hotz, J. R. Jocbem, D. D. da Jongh, L. E. M. Ketting Olivier, L. J. M. Koremans, J. A. Legerstee. H, P. Maassen*, P. L. Mulder*, K. J. E. Maring, J. 0. F. Ohlhardt, P. A. Ravelli, K. C. W. Rotteveel, B. A. W. Schlimmer, H. A. Soetens, A. D. van Steen bergen, J. A. Valken*, P. R. A. van Vlodrop*, L. J. Willemsen, W. P. H, van Zutphen*. Cavalerie Oost-Indië; L. P. J. Savalle*, H. A. van der Slugs Veor*, F. C. Thomson, M. Thomson. Voorwaardeljjk. Omtrent een cadet van het eerste studiejaar zal nader worden beslist. Mooie prenten. Ds Spaarb. rchrjjft Er zjjn nu eenmaal heel wat menschen, die heel graag zoo af en toe eens rillen. Daar maakt de wereldtentoonstellingsorganisator ge bruik van, als hjj a in een Turkschen schommel tot duizelingwekkende hoogte laat stjjgen. Daar maakt de impresario gebruik van, als hjj u een vlooping the loop* laat zien, waarbjj een mensch elk oogenblik kans loopt den nek te breken. Daar maakt de degenslikker gebruik van, als bjj u doet vreezen, dat hjj zich inwendig niteen zal rijten. En daar maken de Nede.landsche sigarenwinkeliers gebruik van, als zjj de platen van »Ls Petit Parisien* voor de ramen hangen. Couranten, die op de slechte eigenschappen van de menschen speouleeren, hebben wjj gelukkig maar weinig. Maar in het buitenland, in Frankrijk, in Parjjs vooral, daar heb ja zoo van die bladen, die iedere week een prent geven van de een of andere weerzinwekkende ge beurtenis. Als ze maar een moord hooren, liefst door gruweljjke mishandeling voorafgegaan, of van een ongeluk waar flink wat menschen bjj zjjn gedood en bjj voorkeur op vreese- ljjke wijze verminkt, of van een vechtpartjj waarbjj menschen gewond zjjn, zoodat de sterkste zenuwen bjj het zien van zooveel bloed het te kw^ad moeten krjjgen dan zjjn de heeren redacteuren van die bladen in hun schik. Dan laten ze een plaat maken, leeljjk als de nacht, waarin nöoh wat de teekening, nóch wat den drnk betreft ook maar een spoor van kunst valt te bekennen, maar waarop men verwrongen gelaatstrekken, wanhopige hou dingen, afschuwelijke verminkingen ziet en dan vooral bloed Bloed, bloed moet er bjj komen, de roode verf wordt niet gespaard, want zonder dat is het niet mooi. Desnoods als een moordenaar den dolk opheft om zjjn slachtoffer te treffen, smeert men op de borst van dat alachtofler alvast een lik roode verf: bloed moet er zjjn. En dat buitenlandsche tuig komt nu in Nederland en hangt hier dag in dag uit, week in week uit, voor een groot deel onzer sigarenwinkels te pronk. Wjj hebben gezien, dat een kind begon te huilen, terwjjl vader smulde in den aanblik van een driedubbelen moord, en onlangs nog zagen we, hoe een klein moisje haar zusje meetrok: »Toe nou, 't is soo akelig.* Laten we toch dergeljjke weerzinwekkende voorstel lingen, die den smaak van ons volk (om van de zeden maar niet te spreken) bederven of voor ontwikkeling ongeschikt maken, niet voortdurend ten toon stellen. We kannen zulk b itenlandsch goed missen 1 Er zjjn immers tjjisohriften genoeg, die mooie platen geven iaat men die voor de ramen hangen, dat werkt veredelend. A propos, wat zou men denken van een Verneniging tof verspreiding van goede winkelpresten*? Ben zonderlinge dub. Dezer dagen is aan de hand van de Limb. Koerier melding gemaakt van een »olub« te Heer, die als doel schjjnt te hebben, vreemdelingen lastig te vallen en te mishandelen. Een lid dier sclub* heeft te Maastricht terechtgestaan. Door getuigen werd bevestigd wat de mishandelde als volgt vertelde In den avond vaa 22 April was ik met nog 7 man in het café V. aan 't repeteeren voor een quartetzaag. Beklaagde kwam tegen 10 uur met nog 8 man binnen zeilen. P. ging op een van ons gezelschap toe en vroeg dezen een sïgaar, dio hem door de vrouw des huizes werd aangereikt. Ik zai daarop: »Geef ze allemaal maar een sigaar 1* P. vroeg vervolgens aan S, om vuur, dat hem gegeven werd. Z ch tot mjj weadend zsi P: »Ic'a zou diob wel ins op dienen nek wil houwen waarop ik zeide: »Ik zou niet weten waarom 1* zocht evenwel rozie en zei na eenige oogenblikken tegen me: >l)ich biB ©ine krffer, rice groote ktfierwaarop ik antwoordde Maas, de bis verdoold; de hubs de verkieide veurl* Er tegeljjkertjjd kreeg ik een 9lag tegen ccgn hoofd van P., onder d ecs uitroep .kinnen of niet keanea M -erJers sieges volgden. I* werd naa;' hot venstar g droügea, waar een algeheels «ebermutseling cnte'ondmssrdera prrsonen kwamen er bjjik liep nog verscheidens slagsn op. Buites op straat kwam ik in eenen greppel terecht, waar ik nog verschillende slagen kreeg. Mat den zucht hè hè, daalden de vuistslagen op mijn hoofd nest-, regel matig, als of mes» op een aambeeld slosg. W e mjj buiten heeft inslagen weet ik siet; het watd sae zwart voor de oogeuik was gassoh verbouwereerd. I-. ieder |eval stond P. in mjjae onmiddellijke nabjjheid. Minstens heb ik 10 slagen grhad, en of ik al zei: iJoogeas, je slaat me dood 1* het hielp me niet. Na eeen paaze kwam men terug met sen stoel, waarmede ik nog klappen heb gekregen. Giheel suf en kermende van pjjn brn ik naar buis gegaan. Van mijne rechterhand, waarmede ik de slagen trachtte te pareeren, zjju nog een tweetal vingers stjjf. Later is P. bjj me geweest, om te trachten me te bewegen de zaak te verlichten. ïllt Winkel. Heden werden in het mark'.gebouw de bloemen uitge reikt aan de leden der vereeniging »Floraha«, dio daar- foor hadden ingeteekend. Ieder kweekt de ontvangen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 1