Honderd en negende jaargang.
DAGBLAD ¥00R ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 116
1907.
TOELATING
Burgerschool en Meisjesschool.
MAANDAG
24 JUNI.
BINNENLAND.
Uit Hof- en Hoofdstad
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaak f @,80franco door het geheele Rijk f
Afzonderlijke nummers 3 Cents
Telefoonnummer 3
Prijs der gewone advertentiin
Per regel f 0,10. By groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N,|V. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HERMs, COSTER ZOON, Voordam O 9.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Alkmaar brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
zjj, die naafloop der zomervacantie hnnne kinderen de
Burgerschool of de Meisjesschool wenechen te
laten bezoeken, daarvan aangifte moeten doen vóór 16
Juli e.k., bg de hoofden dezer scholen, onder overlegging
•'an het geboorte- en inentingsbawjjs van het betrokken
kind.
De kinderen moeten den leeftjjd van zes jaren hebben
bereikt. Kinderen, die binnen de eerstvolgende zes maan
den na het tgdstip der toelating, dien leeftjjd znllen
hebben b reikt, kannen, onder goedkearing van Burge
meester en Wetbouders, op de genoemde scholen worden
toegelaten.
De gelegenheid tot aangifte voor de Meisjesschool
bestaat aan het schoolgebouw, aan de Oadegracht.
op Maandag en Donderdag, van drie tot vier
uur, ei voor de Burgerschool., aan het school
gebouw lu de Brlllesteegop Maandag, Dlns
dag en Donderdag, van half een tot half twee
ure en Woensdag van 1-4 are.
In het byzonder wordt de aandacht van
belanghebbenden gevestigd op de omstan dig
held dat by raadsbesluit van 4 Juli 1096 ls
besloten het schoolgeld voor de BUBÖMB
ICHOOL en de laagste zeven klassen der
HniIJBIIGHOOK geiyk te stellen, n.l
per kwartaal, voor één kind f 6.voor twee
kinderen uit één gezin, geiyktljdlg een of
belde scholen bezoekende, per kwartaal en
per kind 1 5.25} voor drie of weer kinderen
alt één gezin ldens per kwartaal en per kind
f 4.60,
Zjj noodigen belanghebbenden nit, hunne aas vragen
niet tot het laatste oogenbük uit te stalles.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
20 Juni 1907. DONATH, Secretaris.
KENNISGEVING.
Het HOOFD van het Plaatseljjk Bestuur te Alkmaab
brengt, op grond van artikel 1 der Wet van 22 Mei
1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der ingezetenen, dat
bjj hem ingekomen en aan den ontvanger der Rjjks
directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering
zjjn overgegeven
de kohieren der Badrjjfsbelaetmg No. 16, voor hst
dienstjaar 1906/07 en No. 1 voor het diens'jaar 1907|08
executoir verklaard door den Directeur der directe be
lattingen in Noordholland te Amsterdam den 21 Juni
1907
dat ieder verplicht is zjjn aanslag, op den bjj de Wet
bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingaat de termjjn
van zes weken binnen welken daartegen bezwaar
schriften kunnen worden ingediend.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur,
Alkmaar, voornoemd,
22 Juni 1907. G. RIPPING.
Alkmaar, 24 Juni.
Twee mannen hebben het Pransche ministerie
Vrijdag voor een wissen ondergang in de zeven-
urige rumoerige Kamerzitting gered. De eerste is
generaal Bailloud, die den heer Clémenceau, den
minister-president, in staat stelde aan het einde van
zijn verdediging mede te deelen, dat de muitende
soldaten van Agde tot inkeer waren gekomen. Het
lot heeft wonderlijke grillen: eenigen tijd geleden
werd deze generaal naar de oostelijke grens ver
plaatst, omdat hij zich door eenige zeer on-diploma-
tieke anti-Duitsche uitlatingen het misnoegen der
regeering op den hals had gehaald en thans heeft
hij de regeering daardoor kunnen redden
De tweede redder was de heer Millerand die
het ministerie juist in de wijncrisis wilde laten ver
drinken
De heer Millerand heelt het genot gekend van
het bezit eener ministeriëele portefeuille en hij heeft
steeds jacht op een hernieuwing van dat genot ge
maakt. Thans scheen zijn levensdroom in vervulling
te gaan en had hij een schoone kans om het mi-
nisterie-CIémenceau uit het zadel te lichten en zelf
op te stijgen. Zijn aanval was evenwel veel te
forsch, te onvoorzichtig, te doorzichtig. Hij betoogde
op felle wijze, dat dit ministerie het vertrouwen der
Kamer niet verdiende. Toen reeds werd hem toe
geroepen: „Je hebt Combes op de zelfde manier
aangevallen", hetgeen wilde zeggen, dat het den
heer Millerand, zoowel vroeger als thans er om te
doen was, den minister-president van zijn zetel te
praten en hierop zeil te gaan zitten. Daarop ver
klaarde de spreker dat het heelemaal niet gevaarlijk
was van ministerie te veranderen. Toen lag
de bedoeling er te dik op en de handige heer
Clémenceau, terloops eraan herinnerende, dat tijdens
het ministerschap van den heer Millerand de be
ruchte geschiedenis met het ford Chabrol is voor
gekomen, maakte van deze gelegenheid gebruik door
zijn vroegeren medewerker, thans een feilen tegen
stander geworden, in het ootje te nemen, zeggende
dat de heer Millerand het lijstje van nieuwe ministers
reeds gereed had.
Hoe het mogelijk was, dat de aanval van den
heer Millerand het behoud van het ministerie is
geworden, zal misschien niet ieder duidelijk zijn.
Wij kunnen dit feit niet beter verklaren dan aan de
hand van een dezer dagen verschenen schets door den
bekenden Pranschen afgevaardigde en geleerden schrij
ver Jean Jaurès Diens „bijdrage tot de geschiedenis
der Pransche sociaal-democratie" is getiteld „Socia
listische Ministers". Ministers, die door de socialis
tische partij als zoodanig zijn gekozen en voor wie
die partij ten volle verantwoordelijk is, heeft
Frankrijk nog niet gehad.
Maar wel zijn er ministers, die tot de socialisti
sche partij behooren of behoord hebbendoch op
eigen houtje hebben gehandeld. Zoo zjjn er thans
de heeren Briand en Yiviani, en zoo was er het
allereerst in 1899 in het ministerie Waldeck-Rous-
seau de heer Millerand. Integenstelling met dat
der beide anderen is de heer Jaurès ingenomen met
het werk van den eersten socialistischen minister.
Hij had zegt de schrijver twee omstandig
heden ten zijnen gunste. In de eerste plaats was
hij een man, die stelselmatig werkte. Daar hij
steeds tot de gematigde socialisten had behoord,
tot de hervormers, wier oogmerk meer op onmid
dellijke gevolgen dan op algemeene leerstellingen
was gericht, daar hij steeds maatregelen van geweld
had verfoeid en verklaard, dat hij de sociale om
wentelingen slechts verwachtte onder de heerschappij
van de republikeinsche wettigheid en van het alge
meene kiesrecht, bestond er geene onaangename te
genstelling tusschen zijn eigenschap van oppositie-man
en regeeringsman. Ed ten tweede was hij een ijverig
mensch met een vast karakter.
Uitvoerig schetst de heer Jaurès wat deze minister
op het gebied van de arbeidswetgeving, van het
vak-vereenigingswezen en ouderdomsverzekering heeft
tot stand gebracht en dan gaat hij aldus voort
„Het optreden van Millerand als minister is niet
onvruchtbaar gebleven en ondanks de afkeer van
de arbeidersklasse tegen elke burgerlijke regeering
liet de massa aan zjjn werk recht wedervaren.
Als de heer Millerand na zjjn aftreden zonder bij
gedachte zich weder in de rjjen der socialistische
partij had begeven, als hjj zjjn persoonljjke eerzucht
had onderworpen aan de besluiten der partij, als
hjj, inplaats van te probeeren minister-president en
leider der regeering te worden, had gewerkt om de
macht, de organisatie en de ontwikkeling van het
proletariaat te vergrooten, dan zou hjj in het ge
organiseerde socialisme een zeer groot moreel
gezag en een zeer grooten invloed hebben gekregen.
Hjj zou ongetwijfeld het uur sneller hebben doen
naderen, waarop de arbeidersklasse machtig genoeg,
zeker genoeg van zich zelf, en rjjp genoeg voor het
socialisme zou zjjn om een regeering in het leven
te roepen en te houden, welke de sociale evolutie
wilde. Hjj heeft de voorkeur eraan gegevenop
eenzame paden te wandelen, langs welke de moedigen
tot de toppunten van macht klimmen, maar al jaren
wacht hij tevergeefs op een voor hem gunstig oogen-
blik. Zjjn eerzucht is niet groot genoeg om zich
boven de eerzucht te plaatsen."
Waar een gezaghebbend sooialist aldus spreekt
over den heer Millerand, behoeft het niet meer te
verwonderen, dat de Fransche Kamer dezen eer
zuchtige niet wilde helpen bjj het omverwerpen van
het ministerie, maar, in den vreeze voor erger, het
kabinet in het kritieke oogenblik steun verleende.
Oogstoverzlcht van 16 Juni 1807.
Da directie van dsn landbouw deelt, aangaande den
stand der zomerlandbouwgewassen op 15 Juni 1907 het
volgende mede
Over het algemeen is de stand bevredigend, niettegen
staande het weer, den waterstand en plaatselijke hagel
buien in sommige streken niet ten gunste medewerkten.
Naar warm, droog weer wordt overal verlangend uitge
zien. De stand der gewassen, op de in 1906 overstroomde
gronden van Zeeland valt zeer mede. Verder wordt ge
meld, dat de stand dor haver goed, of zeer goed is. Die
der zomergerst vrjj goedder, boonen goed en zeer goed,
ook van de erwten en bruine boonen. De stand van het
vlas i', tengevolge van brand- en krulziekten minder
goed, hjj is matig in Groningen op de klei, doch op de
lichtere gronden goed tot zeer goed, zoo ook in Friesland
Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland. In westelijk
Noord-Brabant vrjj goed. Van kanariezaad, blauwmaan
zaad en karwjj overal goed, zeer goed of vrjj goed. De
stand der aardappelen is, tengevolge der naohtvorsten op
vele plaatsen, vooral op de zandgronden, achterljjk. Op
de klei staan zo bater dan op het zand, toch zjjn de
vooruitzichten goed te noemen. Van de suikerbieten
de stand achterlijk, ook al tengevolge van het kouds
voorjaar hjj is in Groningen, Overjjsel en Limburg goed
overal elders slecht. Van de uien, cichorei en klaver
bjj over het algemeen vrjj goed. Da weilanden staan
goed voorvooral op de klei. In Twenthe en den
Achterhoek ward veal schade aangericht. In de
uiterwaarden bjjna overal is de stand goed of zeer goed
Op het veen vrjj goed. Het hooiland staat er niet zoo
goed voor. In alle deelen van het land heeft het gras te
veel geledin oor de koude; veel onkruiden hebben zich
ontwikkeld, zoodat het gehalte minder goed, dan
vorige jaren zal zjjn. Op de klei ie de stand overal goed
behalve in Orerjjsel, de Betuwe, Zeeland en West-Noord
Brabant, waar hjj vrjj goed is. Op het zand is hg goed
in Noord- en Zuid-Holland, vrjj goed in Groningen
Friesland, de Veluwe en Utrechtmatig in Drenthe.
Overjjsel, Noord-Brabant en Limburg. Op het veen is de
stand goed in Friesland en Utrechtvrjj goed in Drenthe
en de Overjjselsohe dalgronden en slechts matig in Gro
nfngen, Noord- en Zuid-Holland.
Bedeeling van armen boven 66 Jaar.
Gsljjk eenigen tjid geleden werd medegedeeld, had de
minister van Binnenlandeche Zaken zich tot de Gedep.
Staten der onderscheidene provinciën gewend met de
mededeeling, dat hg wen-:chte over te gaan tot het instel
len van een onderzoek naar de bedeeling in geld en in
natura ten behoeve van armen boven den leeftjjd van 65
jaren. Alvorens echter cat onderzoek in te stellen,
wenschte de minister het gevoelen der genoemde colleges te
vernemen, omtrent de uitvoerbaarheid van zjjn voornemen.
Da hierop van deze colleges ingekomen antwoorden zjjn
echter, volgens de N. R Ct., van dien aard geweest, dat
de minister heeft gemeend, van het instellen van bedoeld
onderzoek te moeten alzien.
Candldnai-notarlnsen.
Da algemeene vergadering der Broederschap van
oasdidaat-notarissen wordt dit jaar gehouden te Utrecht
op 15 Juli
De beschrijvingsbrief vermeldt o. m. de volgende pusten
Praeadviezen van de hesren mr. Ph. B. Libourel en
G. Vos over de aanvaarding onder het voorrecht van
boedelbeschrijving.
Voorstel van d? afdeeling Noordholland: de alg. ver
gadering spreke den wensch uit, dat het hoofdbestuur
stappen doet tot het verkrggen eener vereenvoudiging in
de wjjze van solliciteeren.
Voorstel der afdeeling GelderlindDe vergadering
acht wenaeheljjk, dat door de Kamers van Toezicht aan
de notarissen een rondschrjjven worde gericht, inhoudende,
dat het samenwerken met zaakwaarnemers aanleiding kan
geven tot toepassing van art. 50 c der Notariswet 6n
draagt het hoofdbestuur op bjj den minister van justitie
stappen te doen tot bevordering van do uitvoering dier
aanschrijving.
Xuldernee-vlsschery
Zaterdag werd te Amsterdam een protestvergadering
van Zuiderzee-visschers gehouden tegen hetgeen dr. H. C
Redeke, waarnemend wetenschappelijk adviseur in vis-
scherjjzaken, onlangs heeft gepubliceerd over »de uit
komsten der Zuiderzee-visscherg in 1906
Daarin wordt medegedeeld, dat in het afgeloopen jaar
de visscherg meer dan twee millioen gulden heeft opge
bracht. Dit is ia de 15-jarige periode, waarvan betrouw
bare statistieken bestaan, nog slechte éénmaal voorgekomen,
al. in 1898. In 1903 is zeven ton meer besomd dan
normaal. De helft van het totaal bedrag komt op rekening
van de ansjovis.
D* hoeveelheid haring was niet onaanzienlijk minder
dan in voorafgaande jaren, maar daartegenover staat, dat
de dooisoeeptjjs zoo hoog viel. De spieringvisscherg
leverde minder K.G. op, maar ds qualiteit en de prjjs
waren aanzienlgk beter. Zeer goed heeft de bot het
gemaakt. Er werd minder aal gevangen, doch da prjjs
was beter. Da vangst en de opbrengst der garnalen zjjn
verbljjdend groot geweest. Letterigk van alle visscherjjen
kan gezegd worden, dat zjj beter zjjn geweest dan in
jaren is voorgekomen.
Aan het slot van zjjn verslag zegt dr. Redeke: »En
als men dan ziet, dat ondai ks de scherpe bevissching
ondanks het niet te loochenen feit, dat jaarljjks een groot
gedeelte der jonggeboren visch wordt weggevangen, van
een regelmatige daling in de opbrengst dier visscherg geen
sprake is, dat veeleer, behoudens natuurljjke schomme
lingen, waarsan elke zeevisscherjj in meerdere of mindere
mate is onderworpen, de productie der Zuiderzee jaar in,
jaar uit vrjj wel constant big ft, dan vraagt men zich af,
hoe het mogeljjk is, dat er nog lieden zjjn, die bjj de
Zuiderzee van «uitmoorden* spreken en zoo iemand de
lust zou bekruipen, deze lieden te verzoeken, nu eindeljjk
ook eens met behoorljjke cjjfers aan te toonen, dat men
hier van een «uitmoorden*, dat is van een regelmatigen
teruggang van de opbrengst der visscherg mag spreken.*
Op deze uitdaging is men het antwoord niet schuldig
gebleven, en de visschers en de redactie van De Vis-
sohergoourant betoogen, dat de kuil de Zuiderzee wel
degeljjk uitmoordt, en de vergadering van Zaterdagmiddag
diende om nog eens nader de puntjes op de i te zetten.
Op de vergadering nam geen enkele der vrjj talijjke
beroeps riseohers, ook niet zjj die nu met de kuil visschen,
het overzicht van dr. Redeke in bescherming.
Men noemde zjjee conclusie zeer lichtvaardig en strjj-
dend met de practjjk. De heer Hengerman verzocht den
viBschers de kleine binnenvisoh, die zjj mei de kuil
vangen op te zenden naar de Ned. Heidemaatschappij,
met opgaaf van de plaats, de totale hoeveelheid, de wind
richting tjjdens de vangst, enz. De heer F. Aaderheggen
wees er op, dat het wetsontwerp op de visscherg de ge-
wenschte verbetering voor de Zuiderzee kan brengen.
Daarin woiden immers maten aangegeven, en verboden
nest aan te voeren voor voedsel van dieren. De beroeps-
visschers achtten dit echter bljjkbaur niet voldoend. De
kuil moet worden afgeschaftdaarmede wordt het broed
gedood, zonder dat men zelfs de bsdoeliag heeft nest te
vangen. In dezen tjjd van het jaar kan men de kuil
haast niet ophalen, zoo glad is ze van nest.
Ds heeren Duyst, te Spakenburg en Fortius te Dun-
gerdam, correspondenten van dr. Redeke, be restigden het
beweren van den heer Rook, dat huune opgaven weliswaar
naar beste weten zjjn, maar niet nauwkeurig gecontroleerd
kunnen worden.
Aan het slot der vergadering constateerde de voorzit
ter, dat de kuil dus wel schadeljjk is voor de Zuiderzee-
visscherg en eoodig weg moet, dat deze visscherg niet
vooruitgaat, zooals dr. Redeke beweert, maar achteruit
gaat, en dat zjjn statistieken niet betrouwbaar zjjn, getuige
de verklaringen van zjjn eigen correspondenten.
De Haagsche Kouter van de Prov. Oron. Ct. keuvelt
over eenige aardige zaken in verband neet de Vredes
conferentie
«Wat heeft het Hollandsch veel van 't Fransch
hoorde ik gisteren een statige «Gekleada Jas* in laatst
genoemde taal zeggen. Daarbjj las hjj zjjne gezellin
allerlei uithangborden en aankondigingen voor, die allen
in het idioom van Rousseau en Daudet gesteld waren.
«Daarvoor moet men ook in den Haag zjjn*, had ik
die mevrouw von Suttner of dien meneer W. Stead
willen toefluisteren.
«En u moet weten, mevrouw of meneer, dat wjj eene
geheele commissie benoemd hebben, met een schrjjver
van naam aan 't hoofd, om rondgangen bjj al die
winkeliers en magazjjnhouders te doen, om te trachten
hen te bewegen, het vreemde idioom, waarin hun uit
hangbord of hunne aankondiging gesteld is, te verzaken
en hunne moedertaal te gebruiken. Nu denken die
mevrouw von Suttner en hare mede-vredesapostelinnem,
die op eene soirée hier zoo mooi gekeuveld hebben, dat
het zuiver Fransch der uithangbordjes en aankondi
gingen eenvoudig onvervalscht Hollandsch isl*
Neen, mevrouw Vredestichtster, dat is hoofdzakeljjk
verminkt Fransch en voor een klein gedeelte afgekeken
Engelsch en samengeraapt Duitsch. Onze winkeliers en
magazjjnhouders, moet u weten, stellen er den hoogsten
prjjs op, hun winkel of uitstalling een mooien Franschen
naam te geven. Een haarsnjjder is hier een Coiffeur
een koffiehuiseen Caféeen stalling van vliegwagens
een Garage d'automobiles, en zoo gaat het met alles.
Een geheel nieuw koffiehuis op de Groenmarkt, zich
Café Hollandais noemende, heeft nu al dadelijk eene
zeer internationale plooi gekregen, doordien de Dagblad-
schrjjversbond op de eerste verdieping daarvan een
schrjjf- en leeszaal voor de binnen- en buitenlandsche
collega's heeft gevestigd, dat, dank zjj veler medewerking,
zoo gul en smaakvol in het pak gestoken is, dat de
heeren licht- en nieuwsverspreiders zich daar als koninkjes
moeten gevoelen. Verpen die njjvere penners soms
eens ter verpoozing een oogje op het druk en vrooljjk
verkeer daar buiten, dan kunnen zjj althans een tooneel
vol kleur en beweging aanschouwen* Zelfs kunnen zjj
er het ongeduld en de slechte manieren mjjner stadge-
nooten in al zjjne onhebbelijke schakeeringen waar
nemen, daar er eene halte der Eleetrische tegenover
hen is. Voldoende gelegenheid dus om een en ander
van het nationale karakter te bespeuren.
Varen er nu verscheidene lokalen als het nieuwe
uitheemsche Café Hollandais, waar men gemakkeljjk
300 tot 400 menschen te samen kan noodigen, dan zou
er geene vrees bestaan, om den vredesapostelen feesten
aan te bieden, doch men stuit op den beperkten omvang
der zalen in evenredigheid tot het groot aantal gasten:
In het Paleis in het Noordeinde schjjnt geene enkele
zaal te zjjn, waar men 300 conferentie-mannen behoorljjk
zou kunnen plaatsen. V jj zqn een klein land, wjj hebben
kleine huizen, kleine vertrekkenen de beknoptheid en
saamgedrongenheid van onze geheele woning doetaltjjd
aan de kajuit en scheepstrap onzer vaartuigen denken.
Zou misschien de Gotische zaal er zich toe leenen,
om dl de vredesgasten te samen te brengen J Of zou de
Oranje-zaal in het Huis ten Bosch wellicht den vereischten
omvang hebben om al die praters daar in eters te her
scheppen
Voor een tuinfeest leent zich 't perk achter het Huis
ten Bosch uitmuntend, zooals voor eenige jaren bjj de
eerste conferentie reeds gebleken is. Doch voor zulk
eene buitenpartjj zou het perk op Het Loo nog veel
grootscher gelegenheid bieden.
Waarom zou men nil niet herhalen, wat op 1 Maart
1672 met zulk een schitterend gevolg door den jeugdigen
prins van Oranje, Willem den derde, is gedaan, In de
Vergadersaal der Staten van Holland en West-Friesland
had de jeugdige priiB, die kort te veren den eed als
Kapitein-Generaal had afgelegd, genoemd college ten
maaltijd genoodigd. In onse tegenwoordige Eerste
Kamer dus I In het Stadhouderlijk kwartier bevond zich
namelijk geene zaal, die ruim genoeg was om zooveel
gasten te ontvangen, en daarom hadden de heeren
i jaarna hun eigen zaal ter beschikking gesteld. Niettemin
lekte de plaats) waar het feest gevierd werd, 't volgende
epigram uit
Oranje gaf den Staat van Holland 't middagmaal,
Daartoe verleent de Staat aan hen de groote zaal
Van haar vergadering: zegt mij nu eens Poëten,
Was Holland bij den Prins, of Hij bij Haar ten eten?
Zou men nu ook die ztal daarvoor niet kunnen ge
bruiken P Aan de heeren de Hooge Zale uitsluitend
voor hunne beraadslagingen laten en hun in de Ver
gaderzaal der EerBte Kamer, waar nu die reactionnairen
zetelen, een schitterend gastmaal aanbieden.
Men kan het lezen in de oude schrifturen wat er
teen verorberd is door de gezameolijke gasten wier
maag even kkek en gezond bleek te zijn als hnn hoofd.
Tweehonderd waskaarsen verspreidden haar helder en
stemmig licht over de tafels, waaraan ongeveer honderd
genoodigden gezeten waren. Honderddertig greote en
kleinere schotels waren beladen met de volgende
spijzen 300 duiven 100 kapoenen 250 kalk enen
500 kuikens, 300 kippen, 16 snippen, 168 faisanten, 60
hazen, 100 konijnen, 800 leenwerikken, 500 patrijzen,
60 eenden, 16 sohapen, 32 speenvarkens, 30 wilde
zwijnen40 lammeren16 kalveren4 ossen, 100
schapentongen en 50 essentongen8 herten4 wilde
varkens, 40 hammen, 154 pasteien, 510 versohillende
confituren," Wanneer deze opgave juist is zal men
erkennen dat de geestkracht onzer voorvaderen zee
mogelijk neg overtroffen werd door de lenigheid en
welwillendheid hunner magen.
De Haagsche ktoniekschrjjver van da N. OronCt.
laakt den maatregel van de Haagsche Politieautorite itsp,
om op den dag van de opening der conferentie het
ALKMAARSGHE COURANT
er