Honderd en negende jaargang. DAGBLAD ¥00R ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 116 1907. TOELATING Burgerschool en Meisjesschool. MAANDAG 24 JUNI. BINNENLAND. Uit Hof- en Hoofdstad Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaak f @,80franco door het geheele Rijk f Afzonderlijke nummers 3 Cents Telefoonnummer 3 Prijs der gewone advertentiin Per regel f 0,10. By groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N,|V. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HERMs, COSTER ZOON, Voordam O 9. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Alkmaar brengen ter kennis van belanghebbenden, dat zjj, die naafloop der zomervacantie hnnne kinderen de Burgerschool of de Meisjesschool wenechen te laten bezoeken, daarvan aangifte moeten doen vóór 16 Juli e.k., bg de hoofden dezer scholen, onder overlegging •'an het geboorte- en inentingsbawjjs van het betrokken kind. De kinderen moeten den leeftjjd van zes jaren hebben bereikt. Kinderen, die binnen de eerstvolgende zes maan den na het tgdstip der toelating, dien leeftjjd znllen hebben b reikt, kannen, onder goedkearing van Burge meester en Wetbouders, op de genoemde scholen worden toegelaten. De gelegenheid tot aangifte voor de Meisjesschool bestaat aan het schoolgebouw, aan de Oadegracht. op Maandag en Donderdag, van drie tot vier uur, ei voor de Burgerschool., aan het school gebouw lu de Brlllesteegop Maandag, Dlns dag en Donderdag, van half een tot half twee ure en Woensdag van 1-4 are. In het byzonder wordt de aandacht van belanghebbenden gevestigd op de omstan dig held dat by raadsbesluit van 4 Juli 1096 ls besloten het schoolgeld voor de BUBÖMB ICHOOL en de laagste zeven klassen der HniIJBIIGHOOK geiyk te stellen, n.l per kwartaal, voor één kind f 6.voor twee kinderen uit één gezin, geiyktljdlg een of belde scholen bezoekende, per kwartaal en per kind 1 5.25} voor drie of weer kinderen alt één gezin ldens per kwartaal en per kind f 4.60, Zjj noodigen belanghebbenden nit, hunne aas vragen niet tot het laatste oogenbük uit te stalles. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 20 Juni 1907. DONATH, Secretaris. KENNISGEVING. Het HOOFD van het Plaatseljjk Bestuur te Alkmaab brengt, op grond van artikel 1 der Wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der ingezetenen, dat bjj hem ingekomen en aan den ontvanger der Rjjks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering zjjn overgegeven de kohieren der Badrjjfsbelaetmg No. 16, voor hst dienstjaar 1906/07 en No. 1 voor het diens'jaar 1907|08 executoir verklaard door den Directeur der directe be lattingen in Noordholland te Amsterdam den 21 Juni 1907 dat ieder verplicht is zjjn aanslag, op den bjj de Wet bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingaat de termjjn van zes weken binnen welken daartegen bezwaar schriften kunnen worden ingediend. Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur, Alkmaar, voornoemd, 22 Juni 1907. G. RIPPING. Alkmaar, 24 Juni. Twee mannen hebben het Pransche ministerie Vrijdag voor een wissen ondergang in de zeven- urige rumoerige Kamerzitting gered. De eerste is generaal Bailloud, die den heer Clémenceau, den minister-president, in staat stelde aan het einde van zijn verdediging mede te deelen, dat de muitende soldaten van Agde tot inkeer waren gekomen. Het lot heeft wonderlijke grillen: eenigen tijd geleden werd deze generaal naar de oostelijke grens ver plaatst, omdat hij zich door eenige zeer on-diploma- tieke anti-Duitsche uitlatingen het misnoegen der regeering op den hals had gehaald en thans heeft hij de regeering daardoor kunnen redden De tweede redder was de heer Millerand die het ministerie juist in de wijncrisis wilde laten ver drinken De heer Millerand heelt het genot gekend van het bezit eener ministeriëele portefeuille en hij heeft steeds jacht op een hernieuwing van dat genot ge maakt. Thans scheen zijn levensdroom in vervulling te gaan en had hij een schoone kans om het mi- nisterie-CIémenceau uit het zadel te lichten en zelf op te stijgen. Zijn aanval was evenwel veel te forsch, te onvoorzichtig, te doorzichtig. Hij betoogde op felle wijze, dat dit ministerie het vertrouwen der Kamer niet verdiende. Toen reeds werd hem toe geroepen: „Je hebt Combes op de zelfde manier aangevallen", hetgeen wilde zeggen, dat het den heer Millerand, zoowel vroeger als thans er om te doen was, den minister-president van zijn zetel te praten en hierop zeil te gaan zitten. Daarop ver klaarde de spreker dat het heelemaal niet gevaarlijk was van ministerie te veranderen. Toen lag de bedoeling er te dik op en de handige heer Clémenceau, terloops eraan herinnerende, dat tijdens het ministerschap van den heer Millerand de be ruchte geschiedenis met het ford Chabrol is voor gekomen, maakte van deze gelegenheid gebruik door zijn vroegeren medewerker, thans een feilen tegen stander geworden, in het ootje te nemen, zeggende dat de heer Millerand het lijstje van nieuwe ministers reeds gereed had. Hoe het mogelijk was, dat de aanval van den heer Millerand het behoud van het ministerie is geworden, zal misschien niet ieder duidelijk zijn. Wij kunnen dit feit niet beter verklaren dan aan de hand van een dezer dagen verschenen schets door den bekenden Pranschen afgevaardigde en geleerden schrij ver Jean Jaurès Diens „bijdrage tot de geschiedenis der Pransche sociaal-democratie" is getiteld „Socia listische Ministers". Ministers, die door de socialis tische partij als zoodanig zijn gekozen en voor wie die partij ten volle verantwoordelijk is, heeft Frankrijk nog niet gehad. Maar wel zijn er ministers, die tot de socialisti sche partij behooren of behoord hebbendoch op eigen houtje hebben gehandeld. Zoo zjjn er thans de heeren Briand en Yiviani, en zoo was er het allereerst in 1899 in het ministerie Waldeck-Rous- seau de heer Millerand. Integenstelling met dat der beide anderen is de heer Jaurès ingenomen met het werk van den eersten socialistischen minister. Hij had zegt de schrijver twee omstandig heden ten zijnen gunste. In de eerste plaats was hij een man, die stelselmatig werkte. Daar hij steeds tot de gematigde socialisten had behoord, tot de hervormers, wier oogmerk meer op onmid dellijke gevolgen dan op algemeene leerstellingen was gericht, daar hij steeds maatregelen van geweld had verfoeid en verklaard, dat hij de sociale om wentelingen slechts verwachtte onder de heerschappij van de republikeinsche wettigheid en van het alge meene kiesrecht, bestond er geene onaangename te genstelling tusschen zijn eigenschap van oppositie-man en regeeringsman. Ed ten tweede was hij een ijverig mensch met een vast karakter. Uitvoerig schetst de heer Jaurès wat deze minister op het gebied van de arbeidswetgeving, van het vak-vereenigingswezen en ouderdomsverzekering heeft tot stand gebracht en dan gaat hij aldus voort „Het optreden van Millerand als minister is niet onvruchtbaar gebleven en ondanks de afkeer van de arbeidersklasse tegen elke burgerlijke regeering liet de massa aan zjjn werk recht wedervaren. Als de heer Millerand na zjjn aftreden zonder bij gedachte zich weder in de rjjen der socialistische partij had begeven, als hjj zjjn persoonljjke eerzucht had onderworpen aan de besluiten der partij, als hjj, inplaats van te probeeren minister-president en leider der regeering te worden, had gewerkt om de macht, de organisatie en de ontwikkeling van het proletariaat te vergrooten, dan zou hjj in het ge organiseerde socialisme een zeer groot moreel gezag en een zeer grooten invloed hebben gekregen. Hjj zou ongetwijfeld het uur sneller hebben doen naderen, waarop de arbeidersklasse machtig genoeg, zeker genoeg van zich zelf, en rjjp genoeg voor het socialisme zou zjjn om een regeering in het leven te roepen en te houden, welke de sociale evolutie wilde. Hjj heeft de voorkeur eraan gegevenop eenzame paden te wandelen, langs welke de moedigen tot de toppunten van macht klimmen, maar al jaren wacht hij tevergeefs op een voor hem gunstig oogen- blik. Zjjn eerzucht is niet groot genoeg om zich boven de eerzucht te plaatsen." Waar een gezaghebbend sooialist aldus spreekt over den heer Millerand, behoeft het niet meer te verwonderen, dat de Fransche Kamer dezen eer zuchtige niet wilde helpen bjj het omverwerpen van het ministerie, maar, in den vreeze voor erger, het kabinet in het kritieke oogenblik steun verleende. Oogstoverzlcht van 16 Juni 1807. Da directie van dsn landbouw deelt, aangaande den stand der zomerlandbouwgewassen op 15 Juni 1907 het volgende mede Over het algemeen is de stand bevredigend, niettegen staande het weer, den waterstand en plaatselijke hagel buien in sommige streken niet ten gunste medewerkten. Naar warm, droog weer wordt overal verlangend uitge zien. De stand der gewassen, op de in 1906 overstroomde gronden van Zeeland valt zeer mede. Verder wordt ge meld, dat de stand dor haver goed, of zeer goed is. Die der zomergerst vrjj goedder, boonen goed en zeer goed, ook van de erwten en bruine boonen. De stand van het vlas i', tengevolge van brand- en krulziekten minder goed, hjj is matig in Groningen op de klei, doch op de lichtere gronden goed tot zeer goed, zoo ook in Friesland Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland. In westelijk Noord-Brabant vrjj goed. Van kanariezaad, blauwmaan zaad en karwjj overal goed, zeer goed of vrjj goed. De stand der aardappelen is, tengevolge der naohtvorsten op vele plaatsen, vooral op de zandgronden, achterljjk. Op de klei staan zo bater dan op het zand, toch zjjn de vooruitzichten goed te noemen. Van de suikerbieten de stand achterlijk, ook al tengevolge van het kouds voorjaar hjj is in Groningen, Overjjsel en Limburg goed overal elders slecht. Van de uien, cichorei en klaver bjj over het algemeen vrjj goed. Da weilanden staan goed voorvooral op de klei. In Twenthe en den Achterhoek ward veal schade aangericht. In de uiterwaarden bjjna overal is de stand goed of zeer goed Op het veen vrjj goed. Het hooiland staat er niet zoo goed voor. In alle deelen van het land heeft het gras te veel geledin oor de koude; veel onkruiden hebben zich ontwikkeld, zoodat het gehalte minder goed, dan vorige jaren zal zjjn. Op de klei ie de stand overal goed behalve in Orerjjsel, de Betuwe, Zeeland en West-Noord Brabant, waar hjj vrjj goed is. Op het zand is hg goed in Noord- en Zuid-Holland, vrjj goed in Groningen Friesland, de Veluwe en Utrechtmatig in Drenthe. Overjjsel, Noord-Brabant en Limburg. Op het veen is de stand goed in Friesland en Utrechtvrjj goed in Drenthe en de Overjjselsohe dalgronden en slechts matig in Gro nfngen, Noord- en Zuid-Holland. Bedeeling van armen boven 66 Jaar. Gsljjk eenigen tjid geleden werd medegedeeld, had de minister van Binnenlandeche Zaken zich tot de Gedep. Staten der onderscheidene provinciën gewend met de mededeeling, dat hg wen-:chte over te gaan tot het instel len van een onderzoek naar de bedeeling in geld en in natura ten behoeve van armen boven den leeftjjd van 65 jaren. Alvorens echter cat onderzoek in te stellen, wenschte de minister het gevoelen der genoemde colleges te vernemen, omtrent de uitvoerbaarheid van zjjn voornemen. Da hierop van deze colleges ingekomen antwoorden zjjn echter, volgens de N. R Ct., van dien aard geweest, dat de minister heeft gemeend, van het instellen van bedoeld onderzoek te moeten alzien. Candldnai-notarlnsen. Da algemeene vergadering der Broederschap van oasdidaat-notarissen wordt dit jaar gehouden te Utrecht op 15 Juli De beschrijvingsbrief vermeldt o. m. de volgende pusten Praeadviezen van de hesren mr. Ph. B. Libourel en G. Vos over de aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving. Voorstel van d? afdeeling Noordholland: de alg. ver gadering spreke den wensch uit, dat het hoofdbestuur stappen doet tot het verkrggen eener vereenvoudiging in de wjjze van solliciteeren. Voorstel der afdeeling GelderlindDe vergadering acht wenaeheljjk, dat door de Kamers van Toezicht aan de notarissen een rondschrjjven worde gericht, inhoudende, dat het samenwerken met zaakwaarnemers aanleiding kan geven tot toepassing van art. 50 c der Notariswet 6n draagt het hoofdbestuur op bjj den minister van justitie stappen te doen tot bevordering van do uitvoering dier aanschrijving. Xuldernee-vlsschery Zaterdag werd te Amsterdam een protestvergadering van Zuiderzee-visschers gehouden tegen hetgeen dr. H. C Redeke, waarnemend wetenschappelijk adviseur in vis- scherjjzaken, onlangs heeft gepubliceerd over »de uit komsten der Zuiderzee-visscherg in 1906 Daarin wordt medegedeeld, dat in het afgeloopen jaar de visscherg meer dan twee millioen gulden heeft opge bracht. Dit is ia de 15-jarige periode, waarvan betrouw bare statistieken bestaan, nog slechte éénmaal voorgekomen, al. in 1898. In 1903 is zeven ton meer besomd dan normaal. De helft van het totaal bedrag komt op rekening van de ansjovis. D* hoeveelheid haring was niet onaanzienlijk minder dan in voorafgaande jaren, maar daartegenover staat, dat de dooisoeeptjjs zoo hoog viel. De spieringvisscherg leverde minder K.G. op, maar ds qualiteit en de prjjs waren aanzienlgk beter. Zeer goed heeft de bot het gemaakt. Er werd minder aal gevangen, doch da prjjs was beter. Da vangst en de opbrengst der garnalen zjjn verbljjdend groot geweest. Letterigk van alle visscherjjen kan gezegd worden, dat zjj beter zjjn geweest dan in jaren is voorgekomen. Aan het slot van zjjn verslag zegt dr. Redeke: »En als men dan ziet, dat ondai ks de scherpe bevissching ondanks het niet te loochenen feit, dat jaarljjks een groot gedeelte der jonggeboren visch wordt weggevangen, van een regelmatige daling in de opbrengst dier visscherg geen sprake is, dat veeleer, behoudens natuurljjke schomme lingen, waarsan elke zeevisscherjj in meerdere of mindere mate is onderworpen, de productie der Zuiderzee jaar in, jaar uit vrjj wel constant big ft, dan vraagt men zich af, hoe het mogeljjk is, dat er nog lieden zjjn, die bjj de Zuiderzee van «uitmoorden* spreken en zoo iemand de lust zou bekruipen, deze lieden te verzoeken, nu eindeljjk ook eens met behoorljjke cjjfers aan te toonen, dat men hier van een «uitmoorden*, dat is van een regelmatigen teruggang van de opbrengst der visscherg mag spreken.* Op deze uitdaging is men het antwoord niet schuldig gebleven, en de visschers en de redactie van De Vis- sohergoourant betoogen, dat de kuil de Zuiderzee wel degeljjk uitmoordt, en de vergadering van Zaterdagmiddag diende om nog eens nader de puntjes op de i te zetten. Op de vergadering nam geen enkele der vrjj talijjke beroeps riseohers, ook niet zjj die nu met de kuil visschen, het overzicht van dr. Redeke in bescherming. Men noemde zjjee conclusie zeer lichtvaardig en strjj- dend met de practjjk. De heer Hengerman verzocht den viBschers de kleine binnenvisoh, die zjj mei de kuil vangen op te zenden naar de Ned. Heidemaatschappij, met opgaaf van de plaats, de totale hoeveelheid, de wind richting tjjdens de vangst, enz. De heer F. Aaderheggen wees er op, dat het wetsontwerp op de visscherg de ge- wenschte verbetering voor de Zuiderzee kan brengen. Daarin woiden immers maten aangegeven, en verboden nest aan te voeren voor voedsel van dieren. De beroeps- visschers achtten dit echter bljjkbaur niet voldoend. De kuil moet worden afgeschaftdaarmede wordt het broed gedood, zonder dat men zelfs de bsdoeliag heeft nest te vangen. In dezen tjjd van het jaar kan men de kuil haast niet ophalen, zoo glad is ze van nest. Ds heeren Duyst, te Spakenburg en Fortius te Dun- gerdam, correspondenten van dr. Redeke, be restigden het beweren van den heer Rook, dat huune opgaven weliswaar naar beste weten zjjn, maar niet nauwkeurig gecontroleerd kunnen worden. Aan het slot der vergadering constateerde de voorzit ter, dat de kuil dus wel schadeljjk is voor de Zuiderzee- visscherg en eoodig weg moet, dat deze visscherg niet vooruitgaat, zooals dr. Redeke beweert, maar achteruit gaat, en dat zjjn statistieken niet betrouwbaar zjjn, getuige de verklaringen van zjjn eigen correspondenten. De Haagsche Kouter van de Prov. Oron. Ct. keuvelt over eenige aardige zaken in verband neet de Vredes conferentie «Wat heeft het Hollandsch veel van 't Fransch hoorde ik gisteren een statige «Gekleada Jas* in laatst genoemde taal zeggen. Daarbjj las hjj zjjne gezellin allerlei uithangborden en aankondigingen voor, die allen in het idioom van Rousseau en Daudet gesteld waren. «Daarvoor moet men ook in den Haag zjjn*, had ik die mevrouw von Suttner of dien meneer W. Stead willen toefluisteren. «En u moet weten, mevrouw of meneer, dat wjj eene geheele commissie benoemd hebben, met een schrjjver van naam aan 't hoofd, om rondgangen bjj al die winkeliers en magazjjnhouders te doen, om te trachten hen te bewegen, het vreemde idioom, waarin hun uit hangbord of hunne aankondiging gesteld is, te verzaken en hunne moedertaal te gebruiken. Nu denken die mevrouw von Suttner en hare mede-vredesapostelinnem, die op eene soirée hier zoo mooi gekeuveld hebben, dat het zuiver Fransch der uithangbordjes en aankondi gingen eenvoudig onvervalscht Hollandsch isl* Neen, mevrouw Vredestichtster, dat is hoofdzakeljjk verminkt Fransch en voor een klein gedeelte afgekeken Engelsch en samengeraapt Duitsch. Onze winkeliers en magazjjnhouders, moet u weten, stellen er den hoogsten prjjs op, hun winkel of uitstalling een mooien Franschen naam te geven. Een haarsnjjder is hier een Coiffeur een koffiehuiseen Caféeen stalling van vliegwagens een Garage d'automobiles, en zoo gaat het met alles. Een geheel nieuw koffiehuis op de Groenmarkt, zich Café Hollandais noemende, heeft nu al dadelijk eene zeer internationale plooi gekregen, doordien de Dagblad- schrjjversbond op de eerste verdieping daarvan een schrjjf- en leeszaal voor de binnen- en buitenlandsche collega's heeft gevestigd, dat, dank zjj veler medewerking, zoo gul en smaakvol in het pak gestoken is, dat de heeren licht- en nieuwsverspreiders zich daar als koninkjes moeten gevoelen. Verpen die njjvere penners soms eens ter verpoozing een oogje op het druk en vrooljjk verkeer daar buiten, dan kunnen zjj althans een tooneel vol kleur en beweging aanschouwen* Zelfs kunnen zjj er het ongeduld en de slechte manieren mjjner stadge- nooten in al zjjne onhebbelijke schakeeringen waar nemen, daar er eene halte der Eleetrische tegenover hen is. Voldoende gelegenheid dus om een en ander van het nationale karakter te bespeuren. Varen er nu verscheidene lokalen als het nieuwe uitheemsche Café Hollandais, waar men gemakkeljjk 300 tot 400 menschen te samen kan noodigen, dan zou er geene vrees bestaan, om den vredesapostelen feesten aan te bieden, doch men stuit op den beperkten omvang der zalen in evenredigheid tot het groot aantal gasten: In het Paleis in het Noordeinde schjjnt geene enkele zaal te zjjn, waar men 300 conferentie-mannen behoorljjk zou kunnen plaatsen. V jj zqn een klein land, wjj hebben kleine huizen, kleine vertrekkenen de beknoptheid en saamgedrongenheid van onze geheele woning doetaltjjd aan de kajuit en scheepstrap onzer vaartuigen denken. Zou misschien de Gotische zaal er zich toe leenen, om dl de vredesgasten te samen te brengen J Of zou de Oranje-zaal in het Huis ten Bosch wellicht den vereischten omvang hebben om al die praters daar in eters te her scheppen Voor een tuinfeest leent zich 't perk achter het Huis ten Bosch uitmuntend, zooals voor eenige jaren bjj de eerste conferentie reeds gebleken is. Doch voor zulk eene buitenpartjj zou het perk op Het Loo nog veel grootscher gelegenheid bieden. Waarom zou men nil niet herhalen, wat op 1 Maart 1672 met zulk een schitterend gevolg door den jeugdigen prins van Oranje, Willem den derde, is gedaan, In de Vergadersaal der Staten van Holland en West-Friesland had de jeugdige priiB, die kort te veren den eed als Kapitein-Generaal had afgelegd, genoemd college ten maaltijd genoodigd. In onse tegenwoordige Eerste Kamer dus I In het Stadhouderlijk kwartier bevond zich namelijk geene zaal, die ruim genoeg was om zooveel gasten te ontvangen, en daarom hadden de heeren i jaarna hun eigen zaal ter beschikking gesteld. Niettemin lekte de plaats) waar het feest gevierd werd, 't volgende epigram uit Oranje gaf den Staat van Holland 't middagmaal, Daartoe verleent de Staat aan hen de groote zaal Van haar vergadering: zegt mij nu eens Poëten, Was Holland bij den Prins, of Hij bij Haar ten eten? Zou men nu ook die ztal daarvoor niet kunnen ge bruiken P Aan de heeren de Hooge Zale uitsluitend voor hunne beraadslagingen laten en hun in de Ver gaderzaal der EerBte Kamer, waar nu die reactionnairen zetelen, een schitterend gastmaal aanbieden. Men kan het lezen in de oude schrifturen wat er teen verorberd is door de gezameolijke gasten wier maag even kkek en gezond bleek te zijn als hnn hoofd. Tweehonderd waskaarsen verspreidden haar helder en stemmig licht over de tafels, waaraan ongeveer honderd genoodigden gezeten waren. Honderddertig greote en kleinere schotels waren beladen met de volgende spijzen 300 duiven 100 kapoenen 250 kalk enen 500 kuikens, 300 kippen, 16 snippen, 168 faisanten, 60 hazen, 100 konijnen, 800 leenwerikken, 500 patrijzen, 60 eenden, 16 sohapen, 32 speenvarkens, 30 wilde zwijnen40 lammeren16 kalveren4 ossen, 100 schapentongen en 50 essentongen8 herten4 wilde varkens, 40 hammen, 154 pasteien, 510 versohillende confituren," Wanneer deze opgave juist is zal men erkennen dat de geestkracht onzer voorvaderen zee mogelijk neg overtroffen werd door de lenigheid en welwillendheid hunner magen. De Haagsche ktoniekschrjjver van da N. OronCt. laakt den maatregel van de Haagsche Politieautorite itsp, om op den dag van de opening der conferentie het ALKMAARSGHE COURANT er

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 1