No. 451
Honderd en negende jaargang.
1907.
DAGBLAD VOOR AT.RMAAR EN OMSTREKEN.
w*
■4
Prijt der gewone «dvertentiin
ZATERDAG
29 JUNI,
LiOlVDHS kt.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken «vondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Kijk f
Afzond eriy*ke nummers 3 Cents
Telefoonnummer 3
Per regel f 0,10. By groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HEKMs. GOSTEK &s ZOON, Voordam O 9.
Van MAXIM GORKI.
In den naam „Londen" hoor ik den lieflijken
klokketoon der geschiedenis, de ernstige stem uit
de diepte der eeuwen, den goeden raad van een
oude, wijze ervaring.
Gij moet elkaar beter begrijpen menschen
Het is mij, als of die onmetelijk groote, in nevels
gehulde stad steeds denkt, dag en nacht, hard
nekkig denkt aan de groote drama's van haar
verleden, aan de kleurlooze dagen van haar heden,
en kommervol, maar met vertrouwen de toekomst
verbeidt heldere zonnedagen vol vreugde, ver
wacht de komst van nieuwe menschen met schep
pende kracht.
Zij verbeidt dezulken, die Engeland's naam groot
hebben gemaakt in de wereld, zij verwacht de
geboorte van groote zonen, die onsterfelijk zijn
als degenen, wier naam over de geheele aarde be
kend is. Het wil me voorkomen dat Londen ver
langt naar een nieuwen Shakespeare, Byron en
Shelley, naar een nieuwen Gibbon, Macaulay en
Walter Scott, de troubadours van den Engelschen
roem. Waarin bestaat Engeland's roem? Bovenal
in den onverzadigden dorst naar geestesvrijheid.
Thans verdwijnt deze dorst ongestild. En daarom
moet hij weder in de volksziel worden opgewekt.
Het is mij alsof die groote stad dacht zullen
weldra weer voor alle volkeren der wereld de klok
ken van mijn geest weerklinken, mijn reusachtige
bazuinen schallen en de gedachten en verwachtingen
van het Engelsche volk over de aarde verbreiden
Een dof en onbestemd lawaai hult de stad
als in sombere wolken, vloeit samen met den nevel
en trekt rond de stadin dit lawaai ligt veel kracht,
maar ook veel moeheid.
In den nevel zie ik Londen's gelaat het gelaat
van een reus uit een oud heerlijk-mooi sprookje,
lief en treurig 1
De stad denkt en wekt gedachten over het leven
De groote steenen ernstige stad is bijna verkwis
tend met weelderig groen van tuinen en parken
getooid, prachtig versierd met de edele voortbreng
selen van een oude kunstmet blijde verbazing
staat men voor de slanke, hemelwaarts verheffende
en in punten uitloopende Westminster-abdij, en met
diepen eerbied ziet men op naar den zwaren grijzen
Tower, die een lange rij van herinneringen wakker
roept, in het bijzonder echter de verheven Elizabeth
te voorschijn toovert. Veel slechts is er binnen
deze grijze steenen gesticht, veel bloedige spoken
zweven boven de torens van het slot, maar dat
maakt de oude Tower niet minder mooi.
Elke residentie van eiken staat heeft haar Tower,
waarin menschen menschenbloed vergoten ik
geloof, dat de Tower van Londen niet afschuwe
lijker is dan die anderen. Als de menschen zich
daarin laten slachten, hebben ze ten deele zelf
schuld. Tendeele zeg ik. Want is er iemand onder
ons, die volkomen onschuldig is aan de misdaden,
welke rondom hem geschieden, die aan de wreedheid
van het leven geen deel neemt P
Eenige jaren later.
VAN SEIDEL.
5)
Ik gevoelde neg vol levenslust en kracht, en ik stelde
mg zoo dol aan, als het naar eenigszins van een
Europeaan kan verwacht worden, die van den striven
dwang van het gezelschapsleven is verlost. Ik liep de
golven, die teruggingen, na en sprong achteruit als ze
over elkaar op het natte strand vielen. Ik zei, tegen
het suizen der golven in, verzen opik sprong van den
eenen steen op den anderen, tot ik midden in de
branding stond, nam mjjn hoed af en groette eene
stoomboot, die zich met eene lange rookstreep aan den
bonzon vertoonde, en waarvan de bemann ng niet 't
minste idéé had van het kleine stipje, dat hier in bet
schuim der golven op een steentje sprong.
Zoo ging ik verder, tot ik eindelgk op een gedeelte
kwam, waar de hooge steile oever achter me, met
boschjes beplant, een ezelshoofd vormtde zee lag
onbegrensd voor me, in lange rjjen kwamen de golven
op mg af, en verloren zich aan mgne voeten.
Er schoot mg een naam te binnen, die klonk mij
aoor al het ruischen en suizen in het oor; een naam
die even groot, als vol majesteit is; ik vond een effen
plekje, dat de golven niet bereikten en schreef in het
zoo vergankelgke zand sBeethoven.c
Het was een eenzame plek, waar ik stond; het
strand was door den steilen oever van de wereld afge
sloten aan beide zjjden zag men het helle zand met
een rand van schuimhet overige was lucht en water.
meende een helder lachje te hooren. Was het een
zeenimf, die met schuim bedekt achter een steen zat te
uisteren Ik keek om en zocht langs de groene helling
Een parel der stad, een niet te vervangen kost
baarheid,' het mooiste sieraad van Engeland, scheen
mij het Britsch Museum een levend panorama
van alle volkeren der aarde, een grootsche geeste
lijke schepping van de krachtige vèrgrijpende handen
van het Engelsche volk.
Dit groote zware paleis van zeldzaamheden staat
er stevig, zooals Engeland zelf. Het is als een
steenen band van het groote boek over de bescha
ving der menschheid, het boek, waarin men jaren
moet lezen, om het geheel en al te kennen.
Overal ziet men hoeveel geest er in Londen is,
en weer komt de gedachte op Verspilt deze natie
in de laatste tientallen jaren niet te eenzijdig het
groote kapitaal van haar geest P Is er niet teveel
afwijking door nauw begrensde grof-materieele ver
wachtingen Belemmert niet deze afwijking den
geest der vrijheid, den waarachtig scheppenden geest,
die de wereld met onvergankelijke schoonheden
verrijkt, in zijn ontwikkeling P
De overvloed aan oudheden-winkels is opvallend.
Dat is in een land met een zoo oude beschaving
tuurlijk, en de liefde van den Engelschman voor
voorwerpen, die hem aan het grootsche verleden
herinneren, is te begrijpen. Het oude porcelein en
het oude brons zijn van zoo^eenvoudige en toch
weelderige schoonheid en kleur, met zulk een
gloeiende liefde gemaakt fdat elk afzonderlijk
voorwerp den stempel draagt van den arbeider-diehter.
Modellen van de tegenwoordige kunstnijverheid
zijn er weinigTte vindenmaar^ook deze openbaren
een streven naar eenvoud. Dat is zeer zeker een
edel streven,1- maar het maakt toch de voorwerpen
dor en koud en verwekt onwillekeurig droevige
gedachten aan het verval aan scheppende kracht,
aan een omwenteling in"het handwerk. De oude
voorwerpen zijn toch beter zij zijn gemaakt door
opgewekte, f gezonde menschen. Men ziet naar
Rosetti, Buie Jones. Waarom hebben deze
fijne en toch krachtige talenten hun geestdrift uit
het verleden gehaald, waarom' heeft Botticelli hen
zoo geboeid, waarom konden of wilden zij nietP
zij zich niet dichter plaatsen bij het tegenwoordige
leven P Niet wijl het leven der beschaafde wereld
in onze dagen tefeng, kleurloos^en vervelend ge
worden is,$ omdat de menschen zich steeds meer
door duistere hartstochten laten beheerschen P
In dit levenTis, geen plaats'voor Michters ^en deze
zoeken hel mooie op de kerkhoven van het verleden.
Het heden heeft voor de dichters niets, dat hen
tot scheppende gedachten brengt, zjj hebben geen
heerlijk „morgen", zij leven in het verre „gisteren".
Droevig leven [datjde scheppende'arbeid verzwakt.
De macht van het goud, het ijzer en de steen,
de macht van de hebzucht en slechtheid verbergen
voor ons hetfgezicht in de toekomst, die bedekt is
met den dikken sluier der ons vernederende kleinig
heden van het leven.
Het geloof aan de mogelijkheid van het geluk
voor allen op de aarde vindt geen discipelen in een
maatschappij die door do zenuwachtige haast van
den dag afgemat, door den aanhoudenden strijd om
het bestaan uitgeput is.
fladderde daar boven niet een kleedje tegen den
blauwen hemel? nu was het alweer verdwen'ni Ik had
mg zeker vergist en ging door. Ik vond spoedig een
heerljjk plaatsje tegen de helling van den oever, en
vleide mg in het gras om droomend naar de zee te
staren. Nadat ik wat uitgerust had, ging ik terug,
toen ik aan het plekje kwam waar ik even te vore*
den naam Beethoven in het zand had geschreven, was
ik zeer verbaasd, want dat woord was met eene ljjnin
den vorm van een hart ingesloten, en naast mgne
voetstappen was een afdruk in het zand van sierlijke
smalle voeten. Ik keek verbaasd om, en dacht nu
werkelgk, dat er een lachend zeenimfgezicht van achter
een der steenen, die door d» golven besproeid werden,
zou te voorschjjn komen. Ik onderzocht de indrukken
van de voetstappen nog eens nauwkeuriger; ze gingen
heen en terug direct op de helling af. Toen ik ze
verder naging, ontdekte ik een soort voetpad, dat door
een wilgenbosch naar boven liep, en terwgl ik den
kant van de helling afkeek, zag ik tusschen de hoornen
een paar roode linten te voorschgn komen, maar in
eens waren ze weer verdwenen.
Vlug liep ik tegen de helling op, en zag dat 't voet
pad door klein laag hout voerde, maar er was geen
levend wezen te zien. Ik ging door het hout en hoopte
een bocht van den weg het raadselachtige wezen
te ontdekken, maar tevergeefs. Eindelgk kwam ik op
een breeden straatweg, waar het voetpad op uitliep,
dat afgesloten was door groote hekken. Verderop was
eene bocht in den straatweg, waardoor men in een land
kwam, dat naar een dorp ging; men zag in de verte
daken tusschen de boomen te voorschgn komen. Toen
ik op eene kleine hoogte den weg langs keek, zag ik
door een gat in het hek eene lichte vrouwengestalte,
die vlug wegliep; er fladderden twee roode linten van
den strooien zomerhoed in den wind.
Terwgl ik den straatweg verder op liep. verloor ik ze
uit het oog, en toen ik bg de bocht kwam, was ze
rerdwenen. Ik was nog op een leettjjd, dat men lust
heeft in avonturen en ging dus eerder.
Er liep een voetpad door het land, dat naar eene
poort leidde, die in een muur stond, waar groote
Dat heeft natuurlijk niet alleen betrekking op
Engeland de geheele zoogenaamde beschaafde
menschheid ziet achterwaarts en zoekt schoonheid
en blijdschap in het verleden. Dat is een onbe-
driegelijk teeken van geestelijken ouderdom, een
teeken dat wijst op de noodzakelijkheid frisch bloed
in de aderen van het gebrekkige organisme te
gieten.
Yeel sport en weinig beweging. De menschen
spelen vervelend, alsof ze een plicht vervullen. Tot
nog toe is deze hun nog niet zwaar gevallen, maar
het zal niet lang meer duren, of het is zoo ver.
Diep geroerd heeft mij de jeugd van de over de
Picadilly loopende slechte meisjes. Men ziet, hoe
vroeg deze meisjes de markt van de ondeugd be
treden en hoe spoedig zij daaruit geraken in de
spelonken, waar honger en dood hen wachten.
Dit korte leven dezer nachtvlindertjes wekt een
gevoel van haat op tegen een maatschappij, die zoo
snel hare weerlooze leden verslindt.
Men komt bijna geen soldaat tegen dat is
schoon, oud Engeland. Daarop kunt ge trotseh zijn
De rustige, correcte „Bobby", de agent, bevalt
mij. Hij staat te midden van het gewoel als een
standbeeld, dat de wet verpersoonlijkt en regelt het
gedrang.
Mooi zijn de oude huizen zij herinneren aan
Dickens en Thackeray, twee Engelschen, waaraan
men altijd, met vereering en een glimlach in 't hart
denkt. Whitechapel heeft mij niet met verwonde
ring vervuld, ik heb East-Side in New-York
gezien.
De glorierijke, oude stad, de nadenkende reus
Londen laat een donkeren indruk van droefheid in
't hart achter. Men kan van den Londenschen mist
houden zooals men van de schilderijen van Turner
houdt om zijn lichte wazige kleuren, waar achter
de ziel iets wonderbaars, iets schoons, iets boven-
aardsch gevoelt. In de weelderige kleedij der stad,
voelt men hare macht, haar krachtig, reusachtig
sterk, voor een lang leven geschikt, organisme.
Mij schijnt het toe, dat het ongeluk van
de beschaafde menschen is hunne eenzaamheid,
hunne afgetrokkenheid.
Er zijn er maar weinig in verhouding tot de volks
massa en zij staan tusschen deze en het kapitaal als
tusschen hamer en aambeeld, steeds in gevaar,
verpletterd te zullen worden. Waar is de uitweg van
dezen treurigen toestand P
Haalt het volk naar uwe zijde, roept het tot u
door geestesbelangen, maakt het hun mogelijk, u te
begrijpen en even zoo te zijn als gij. Dan zult gij
niet eenzaam zijn dan zult gij machtig zijn,
slechts dan zal het waarachtig-menschelijke zege
pralen, slechts dan zal de ware beschaving triomf
vieren, 't Leven wordt licht en vroolijk en zelfs de
steenen zullen U tegen lachen.
Als de lezer meent, dat ik den toon van een
onderwijzer heb aangenomen, vergist hij zich.
Bovenal onderwijs ik mezelf, maar ik zou natuur-
ljjk graag zien, dat alle menschen elkaar leerden
begrijpen. Als wij mensehen elkaar dichter bij
willen komen, als wij gelooven in de mogelijkheid
van geestverwantschap van allen met allen dan
moeten wij met elkaar over alles spreken, dat ons
verontrust, over alles, dat ons in dc ziel van een
ander onbegrijpelijk voorkomt en ons van hun
scheidt.
Meer beschouwing van den mensch, zeg ik steeds,
meer aandacht voor den mensch
Meer behoefte, om de menschen te leeren kennen
dat is het, wat ik den mensch warm aanbeveel
I Het weten zij onze hartstocht, en als wij het
hartstocht doen worden dan zullen wij eindelijk
de ware religie der eenheid van alle volkeren der
aarde bereiken en dan, zeg ik, zullen wij een re
ligie stichten, welke den mensch en der menschheid
waardig is.
Voor dames.
Kijkjes in de modewereld.
Een sportcostuum voor jonge dames moet eenvou
dig zijn en liefst een beetje een Engelsch karakter
dragen. Een aardig model is het volgendeeen
costuum van wit linnen met een korten geplooiden
rok. Het lijfje is laag uitgesneden, waaronder een
chemisette van geborduurd mousseline uitkomt. Van
voren iB het hier schijnbaar op vastgemaakt met
vier groote linnen knoopen. Een vlinder van zwart
satijn houdt bij den boord een jabot vast, die tot
de ceintuur doorloopt en die gegarneerd is met
Valencienne-kant. De ceinture is van wit leer en
wordt gesloten door een grooten gesp, die eveneens
met dit leer is bedekt. Bij een dergelijk costuum
behoort een panama-hoed, die van voren een weinig
is opgeslagen en waarvan om den bol een zwarte
shawl is gelegd, die van achteren over den rand
afhangt.
Een ander aardig sportcostuum wordt vervaardigd
van blauw- en wit gestreept linnen. Deze strepen,
die hier recht en daar dwars worden genomen,
geven de japon iets origineels.
De rok is met banden van dezelfde stof over de
schouders op 't lijfje bevestigd, dat van wit linon
is en met smalle kantjes wordt gegarneerd. Een
ceintuur van blauwzijden elastiek past zeer goed
bij een dergelijk costuum. Zij gaat onder de ban
den, die van 't middel af over de schouders gaan,
door en sluit van voren met een gesp. Wil men
een zeer eenvoudig sportcostuum dragen, zoo neme
men een korten rok en een blouse van dun flanel.
Een ceintuur van wit leer en een matelot voltooit
dit toilet, 't Maakt een zeer goed effect, wanneer
men bij een dergelijk costuum witte kousen en witte
schoenen draagt.
De garneeringen, die men voor gekleede toiletten
gebruikt, komen in de meest verschillende vormen
voorcirkelvormig, kruisvormig, ruitvormig, ovaal
vormig, enz. ook ringen en bladen uit laken ge
knipt en geappliqueerd. Randen en figuren worden
op de stof geteekend en voorzichtig uitgeknipt; door
de openingen laat men de kleur schemeren van de
daaronder aangebrachte stof, liefst een contrast met
de kleur van het toilet zelf. De kanten van de
gemaakte openingen worden met fijn soutache of
chenille gegarneerd.
boomen overheen hingen. Zoo ver mgn oog reikte, was
de straatweg leeg; dus kon de verschijning alleen dit
pad gegaan zjjn. Terwgl ik zoo stond te kjjken en
telkens weer naar de poort zag, was het net ot ze even
openging en of er iets lichts doorschemerde, maar het
was dadeljjk weer verdwenen. Ik nam een kloek besluit
en ging naar de poort. Ze was oud en vervallen en de
deur knarste in de scharnieren, toen ik ze voorzichtig
open deed.
Voor mg zag ik een verwaarloosden vrucht- en moes
tuin. Het onkruid groeide op de bedden, en op de
oude slecht onderhouden boomen groeide mos. Ik liep
het pad verder op, dat met gras begroeid was en zag
nu in den zonneschijn een langen muur van eene
schuur voor me, waar geleiboomen tegen waren geplant
Deze zagen er ook verwaarloosd uit; het wilde hout
schoot er uit en er hingen slechts hier en daar enkele
verschrompelde vruchten aan. Langs dien muur was
een groot droog grasveld, en een vjjver met boschjes
er om heen. Ik kreeg een vreemd, droomerig gevoel,
alsof ik dat alles al eens meer had gezien, Toen ik
dichterbij kwam, ritselde in het gras eene slang, eene
rilling liep mg over de rug en op hetzelfde oogenblik
klapperde de ooievaar op het dak van de schuur. Ik
kreeg een electrischen schok hier had ik vroeger
met Jorinde gestaan ik bevond mg in Schattin.
Maar nauwelijks had ik dit alles begregen, of een ruwe
stem ^achter mg riepHei daar, wat doet ge hier
in mgn tuin?t Er stond een man achter mg, in een
afgedragen jagersbuis, een rood gezicht, omgeven door
een zwarten baard, en beschaduwd, door een ouden
jagers hoedhg keek mg met sombere, diep ingezonken
oogen aan. Eerst werd ik verlegen, maar herstelde mg
gauw en zei heel beleefdHeb ik de eer mijnheer
Wendelin voor mg te zien?
Als gjj mg wilt spreken, antwoordde hg norsch,
waarom komt ge dan niet achter in door de huisdeur,
zooals het behoort?
Het was dus werkelgk de vader van Jorinde, die
voor mg stond. Ik ben de zoon van uw ouden vriend
Riedberg, zei ik, en maak mgn excuus dat ik op zoo'n
onbehoorlijke manier hier binnen ben gekomen.
Zgn gezicht kreeg een vriendelijker uitdrukking.
Uw vader was een man van eer, gaf hg ten
antwoordwees welkom het is mij aangenaam u te
zien. Dit werd echter op zoo'n ruwen en onvrie* delg ken
toon gezegd, alsof hg het tegenovergestelde beweerde.
Hg gaf mjj daarna de hand en noodigde mg uit hem
in huis te volgen. "Wg gingen langs het pad, dat ik mg
nog herinnerde, de vervallen trappen van het terras
op, door de donkere, met groen overdekte laan, zonder
dat de oude heer een woord sprak. Hg bracht mg in
eene kamer, die behangen was met jachtgeweren,
gewei van herten en andere dergelijke voorwerpen, en
*rok heftig aan de bel. Er verscheen eene oude vrouw
in de deur. Hg wees, zonder een woord te zeggen, met
zgn duim naar mg en vervolgens naar eene tafel, die
voor eene oude leêren canapé stond, en de oude vrouw
verdween. Wjj gingen zitten; mijnheer Wendelia zag
somber en nadenkend voor zich. Ook in de theologie
vroeg hg onverwachts. Ik vertelde hem dat ik in da
medicgnen studierde en juist mijn doctoraal achter den
rug had. Zoo? zei hg, even daarna. De een
voorziet in zgn onderhoud door de slechtheid, een ander
door de domheid en een derde door de ziekte van de
menschen. Zoo zuigt de een den ander uit; die het
t beste kan, wordt 't dikste.
gevoelde mg in het ambt dat ik had gekozen diep
beleedigd door zulk eene opmerking, en trachtte hem
eene duidelijke voorstelling te geven van mgn verheven
beschouwing over het beroep van een dokter.
Hjj lachte, maar het was een vreemde, gedwongen
lach. Je hebt nog jonge vleugels, maar ze zullen je
wel gauw de eene veer na de andere uittrekken. Je
ziet de wereld nog zooals ze moest zgn. Het is heerlgk
om illusies te hebban. Er zgn menschen, die blind en
gelukkig het leven doorgaan, en als zjj moeten
scheiden, zeggen: wat is het goed in de wereld. Dat
zgn slaapwandelaars, dia niet wakker geroepen worden,
en den weg naar hun zacht bed terug vinden, zonder
te begrijpen, dat ze over afgronden hebben gewandeld.
<X. 'Ü'M
ALKMAARSGHE COURANT
Gegroet onvergankelijke zee.
Als een groet uit mijn vaderland.
Ruischt uw water
Heine.
f
Wordt vervolgd.)