So. 169 Honderd en negende jaargang. 1907. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. mmm De Schoolfeestwedstrijd. Ml Nelly Beun. ZATERB1& 20 JULI. Deze Courant wordt eiken behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door bet geheele Kijk f l«— AfeonderUjke nummers 3 Cents Groote Telefoonnummer Prijs der gewsne idvertentlën Per regel f 0,10. By groote contracten rabat. letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N,|V. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HEBMs. GOSTEK ZOONVoor dam C 9. Vol verwachting zal dit nummer der Alkmaarsche Courant hedenavond door vele kinderen worden ingezien, omdat hierin, zooals verleden Zaterdag werd medegedeeld, de uitslag van den wedstrijd wordt vermeld. En waar de kleintjes nu reeds zoo lang in span ning geweest zijn velen, hadden reeds vóór 1 Juli ingezonden I zullen wij ze auj,maar niet meer laten wachten en terstond het voor hen be- langrijke nieuws geven. Hier is het Opstellenwedstrijd. Eerste prijs Cornelis Keijzer, Koorstraat^l8, oud 13 jaar- Tweede prijs Nelly Beun, Wildemanstraat 28, oud 13 jaar. Derde prijs P. G. Wehnes, Oudegracht D 87, oud 10 jaar. Vierde prijs Maartje Prins, Doelenstraat, oud 12 jaar. Teekeningenwedstrijd. Eerste prijs Cornelis Nanning uit Heiloo, oud 11 jaar. Tweede prijs W. A. van Schaik, Ramen B 22, oud 14 jaar. Derde prijs W. F. O. Schepper, Eiland C 17, oud 15 jaar. Vierde prijs Hendrik M. A. Wijn, Doelenstraat 22, oud 10 jaar. Vijfde prijs Nico Bijleveld, Laat D 37, oud 10 jaar. Gaarne hadden wij nog veel meer opstellen en teeke- ningen willen bekronen, maar dat konden we niet, omdat er, zooals wij bij het uitschrijven van dezen wedstrijd hebben medegedeeld acht prijzen beschik baar waren. De uitgever was evenwel zoo welwillend nog een afzonderlijken prijs te doen toe kennen voor den maker van het mooiste gedicht. Die prijs werd gewonnen door Thijs van Lob- brecht, oud 10 jaar, wonende in de Stuartstraat. En bovendien zijn er nög een viertal prijzen be schikbaar gesteld. Bij de deelnemers en deelneemstertjes waren 4 kinderen uit het stads-ziekenhuis. Zij schreven, dat zij, wanneer zij niet ziek waren geweest, graag aan den wedstrijd hadden deelgenomen. Zij zonden nu ook maar een opstelletje in „want zij wisten het nog wel van verleden jaar." Wij vonden dezen ijver van die meisjes, die zoo geheel buiten haar schuld van den wedstrijd en het heerlijke schoolfeest waren uitgesloten, zoo aardig dat wij gemeend hebben, haar moeten te be- loonen met een afzonderljjken prijs. Den ziekenhuisprijs kregen Jo van Deventer, oud 13 jaar. Geertje Hart, oud 11 jaar. Joh. Koops. Grietje Witsen, oud 12 jaar. Aan C. Th. Tromp Pzn, oud 11 jaar, Poppel- manslaan No. 9, leerling van de St. Josephschool, die niet had opgemerkt, dat alleen zij mochten deel nemen, die het schoolfeest hebben medegemaakt, is voor zijn aardige teekening een prijs geschonken. Zij, die een prijs hebben gewonnen, mogen dezen Woensdagmiddag om twaalf uur aan ons bnrean komen halen. En hiermede is de uitslag bekend. Hij zal door de gelukkigen met vreugde zjjn gelezen, maar zeker niet allen bevredigen. Zij, die inzonden maar niets wonnen hebben evenwel niet tevergeefs hun werk gemaakt. Enkelen van hen, die eerst niet durfden meedoen, zullen geleerd hebben, dat het niet zoo moeielijk is, wanneer men er maar mee is begonnen. Anderen zullen uit de bekroonde opstellen zien, dat zij nog veel beter kunnen waarnemen, dan zij ge woonlijk doen en veel beter kunnen opschrijven, wat zij gezien hebben. Maar wanneer alle kinderen door dezen wedstrijd mochten hebben geleerd, dat zjj met pen, potlood, of kleur, door een teekening of een opstel te maken, prettig leege uren kunnen vullen, dan is het doel waarmede wij hem uitschreven, bereikt. Wij hebben slechts de ambitie van de kleinen willen prikkelen meer niet. De jongens en meisjes die prijzen wonnen, moeten nu evenwel niet denken, dat zij zulke buitengewone bolleboozen in het maken van een opstel of teekening zijn, omdat hun naam vandaag in de courant staat. Zij mogen niet vergeten, dat onder het niet bekroonde werk veel was, dat haast zoo goed was als het hunne, en ook niet, dat er onder de kinderen, die niet mededongen, wel zullen zijn, die ook best een prijs hadden kunnen behalen. En ook mogen zij, wier teekening bekroond werd, niet denken dat zij later een groot schilder zullen worden, evenmin als zij, die een prijs voor het opstel of gedicht ver wierven, er op mogen rekenen, dat zij een groot schrijver of een groot dichter zullen worden. Het verschil tusschen sommige teekeningen is zeer groot. Enkelen zijn erg gebrekkig, andernn daaren tegen mogen heel goed geslaagd heeten. Niet minder dan twaalf stoombooten werden er ingezonden, waarvan sommigen konden dienst doen als hulp middel bij de bestudeering van het naïeve teekenen. Trouwens zulke teekeningen worden er ook bij de overigen gevonden. Uit de geheele collectie blijkt, dat voor weinigen het teekenen een tweede taal geworden iszij drukken zich veel gemakkelijker en duidelijker uit met de schrijf- dan met de tee kenpen. De eerste bekroonde teekening vinden de lezers in dit nummer verkleind afgebeeld. De andere teekeningen leenden zich minder goed voor repro ductie. De teekening, waaraan de tweede prijs werd toegekend geeft de Voormeer weer, de derde prijs de „Alkmaar Packet", de vierde prijs „het stoeien en rollen in 't lekker warm zand", de vijfde prijs de duinen met het zwanenmeertje. De bekroonde teekeningen zijn van hedenavond af aan ons bureau op den Yoordain 9 voor het raam ter bezichtiging gehangen. reizigers, zoo was afgesproken, zou heeten Baron van Heemstra, die, zooals Meester vertelde, in Turkije door roovers was aangevallen en ontvoerd. De reizigers waren nu het kreupelhout genaderd, en kwamen op eene onbegroeide plek, zij drongen al dichter en dichter het kreupelhout in, totdat op eens de roovers op hen afsprongen, die, zooals ze niet gezien hadden, in eene hinderlaag verscholen lagen. Allen vluchtten hals over kop weg, maar toch werden er 6 van de 7 reizigers gevangen ge nomen, geblindoekt en geboeid naar het hol gevoerd. Degene echter, die ontkwam, vertelde de gansche toedracht der zaak aan den generaal. Na den reiziger aangehoord te hebben stond de generaal op en hield ongeveer de volgende toespraak „Dappere landsverdedigers. Zooals velen uwer zeker reeds weten, wordt ons land tegenwoordig in beroering gebracht door de uitgestrekte strooptochten van den rooverhoofdman Renaldo Renaldini en zijne bende. Nu 1.1. is Baron van Heemstra en zijn 'h l Tp <5 J. I. 1 i1 De vier beste opstellen en het beste gedichtje laten wij hier volgen Het spelen in de duinen. Eindelijk was de lang verwachte dag aangebroken. Eerst nog naar school om te leeron, en dan, na ons wat opgeknapt te hebben, weder naar school, maar met een heel ander doel, dan den eersten keer. Toen ik ongeveer een kwartiertje bij de school gestaan had, werd de deur geopend, en begaven we ons ieder naar de ons aangewezen onderwijzer. Spoedig waren we bij de booten en vandaar gingen we naar Schoorldam. "Weldra waren we in dit landelijk gelegen dorp, en begaven we ons onder vroolijken kout naar het nog ongeveer drie kwartier loopens verwijderde Schoorl, waar reeds de glazen melk en broodjes op ons stonden te wachten. Na hiervan genoten te hebben begaven we ons naar de duinen. Wre waren, daar de onderwijzer van afdeeling A van de 7de klas niet medegegaan was, met ongeveer 35 jongens en een onderwijzer. Deze deed het volgende voorstel„Er zijn ongeveer 35 jongens, laten nu de 7 sterkste jongens roovers en de 7 zwakste reizigers zijn. De roovers moeten de rei zigers overvallen en naar hun hol voeren. Ze moeten er echter altijd één laten ontsnappen, die moet dit dan aan den generaal, welke ik ben, melden en dan zal ik mijne soldaten er op af sturen. Dit voorstel werd met algemeene stemmen aange nomen en nadat nauwkeurig aangegeven was, hoever de roovers hunne strooptochten mochten uitstrekken, begon het spel. De roovers vertrokken en eenigen tijd daarna ook de reizigers. Het hoofd van de gevolg bestaande uit 6 personen verraderlijk over vallen. Een van het gevolg kon gelukkig nog ontsnappen en heeft mij de geheele toedracht der zaak verteld. Hij zal ons de plaats aanwijzen en we zullen eens zien of wij den beruchten hoofdman niet klein kunnen krijgen. Voorwaarts, mannen Toen wij ongeveer een klein kwartier geloopen hadden, meenden we een gefluit te hooren, dat van nabij kwam. Dit, zooals de reiziger ons vertelde, hadden ze ook gehoord toen zij overvallen werden. „Stilte", gebood de generaal. „Mannen, op de teenen loopen en de helft der manschappen blijft hier onder bevel van kapitein Gerard; weest op uw hoedeToen wij een weinig verder gekomen waren, zagen we tusschen eenen struik een briefje liggen, waar het volgende opstond: „Baron van Heemstra en nog 5 andere personen zijn m ons bezit. Probeer ze niet terug te krijgen door ge weld van wapenen, alleen door op deze plaats f 60000 losgeld voor van Heemstra en voor de anderen ieder f 20000 te leggen, kunt ge ze terug krijgen. We zullen ze niet wreed behandelen. R. K. Toen de generaal dit briefje doorgelezen had, teekende zijn gezicht teleurstelling. „De schurken, hoe durven ze het wagen", bromde hij. Na nog eenigen tijd doorgeloopen te hebben, werden we opgeschrikt door het breken van takken. En daar stonden eensklaps alle 7 roovers voor ons. Wij hadden afgesproken, dat, als er nood was, zou de generaal een teeken aan kapitein Gerard geven, om terstond te komen helpen. „Valt aan, mannen klonk des generaals bevel, en daar vielen we op de roovers aan. Deze, hierop niet verdacht, hielden j zich toch kranig, want wij deinsden met zware verliezen terug. „Valt aan", zei de rooverhoofdman nu echter op zijne beurt, en we zouden spoedig in de pan gehakt zijn, als kapitein Gerard met zijne nog versche troepen den vijand niet in den rug had aangevallen. Hier waren de roovers in het minst niet op verdacht en ze moesten zich ondanks hun heldhaftig verdedigen, overgeven en de schuil plaats van de reizigers zeggen. Deze werden met gejuich uit hunne netelige positie, het hol, verlost. Door dit alles was het al laat geworden en na nog wat in de duinen gestoeid te hebben, begaven we ons weer naar het veld, waar de glazen bessen sap en stukken tulband reeds voor ons klaar stonden. Na hiervan genoten te hebben, begaven we ons huiswaarts en kwamen we om ongeveer 9 uur op de plaats onzer bestemming, Alkmaar, aan. 's Nachts droomde ik nog van dezen prettigen dag, welke niet gauw uit mijne herinnering ge- wischt zal zijn. Kees Keijzer. Het sohoolfeest, 27 Juni 190 7. Reeds weken te voren spraken wij in 't vrge kwartier over het sohoolfeest en over iets waarmede wij ons zouden vermaken. Eindelijk besloten wij om in de duinen een comediestukje op te voeren. Wij vonden het natuurlijk verbazend leuk, maar nu kwam de vraag„Welk stukje zullen wg dan doen P" De eene zei„Sneeuwwitje.'' Maar dat ging niet, want daar we met ons negenen waren, konden de zeven kabouters niet allen vertegen woordigd worden. Een tweede stelde voor „Assche- poetster" op te voeren, maar ook dit werd verwor pen. Eindelijk was de keuze op „Doornroosje" gevallen. Na afgesproken te hebben, dat wjj eiken avond zouden vergaderen, gingen wij 's middags om 4 uur regelrecht naar een winkel om 't noodige vloeipapier te koopen. Nadat we nog afgesproken hadden om 's avonds half zeven bjj één van ons samen te komen, gingen wij naar huis. Klokslag half zeven waren we er allemaal. Eerst moest er nog geloot worden, wat elk van ons zou voorstellen. Ik was de booze fee. Toen gingen we aan het knippen van het vloei papier. Omdat ik de booze tee zou voorstellen, moest ik in het zwart gekleed zijn. Ik begon dus met een zwart schortje te maken. De andere meisjes vonden dit wel wat erg somber, zoodat ik het met rood vloei afzette. Den volgenden dag waren wij, feeën, koningin en prinses, klaar met onze schortjes en de koning en de prins met hun manteltjes. Nu moesten wij sluiers maken en mutsen. Maar mijn zwart vloei was op. Ik zou gauw ander koo pen, maar in dien winkel konden ze mij niet helpen. Daarna liep ik alle winkels af. maar ongelukkig genoeg hadden zij het ook niet meer. Ik vond het natuurlijk vreeselijk vervelend, maar er was niets aan te doen. Nou, dan zou ik maar eenen sluier van donkerrood papier nemen, dat was ook wel leuk. Nadat Moe mij een beetje geholpen had, was dit ook klaar. Nu moesten wij nog wachten op den prins, want die moest zjjn baret nog afmaken. Toen hij, of eigenlijk zij, ook klaar was, begonnen wij te repe- teeren. Het ging al aardig, maar toch moesten wij het nog eiken dag doen en we hadden nog maar twee dagen. Eindelijk brak dan toch de heerlijke dag aan. "We hadden onze papieren kleeding netjes ingepakt, en de koning, die eene groote kroon bij zich had, droeg zelf eene reusachtige hoedendoos. Daar werd natuurlijk braaf om gelachen. Toen wij in Schoorl waren aangekomen, gingen we dadelijk naar de duinen en zochten daar een goed plekje uit. Hier gingen de dames en de andere meisjes zitten en wij verscholen ons achter een boschje en verkleedden ons daar. Het stukje liep goed van stapel en wjj genoten veel bijval. Vooral om het oude moedertje werd erg gelachen. Toen het uit was gingen we naar het veld terug en toen wij daar aankwamen deden wij alles weer aan, want we moesten gekiekt worden. Toen ook dit gedaan was gingen wij weer naar de booten om naar Alkmaar terug te keeren. Nog lang daarna spraken wij over al het pleizier dat wij gehad hadden, maar toch het meest over Doornroosje. Alkmaar 31 Juni 1907. Mijnheer, Het is voor mij moeilijk van het schoolfeest een opstel te maken Want dit heb ik nooit gedaan, maar ik zal probeeren omdat ik bij mij zolf ook al weer denk, die mijnheer zal het toch niet aan andere jongens vertellen als ik het niet goed heb gedaan. Vooruit dan, ik hoop toch dat ik wat win. Dinsdag liep den geheelen dag al het gesprek over het schoolfeest bij school op de gracht en ook in huis. Want u moet weten wij zijn met ons drieën mede geweest, mijn twee zusjes en ik. Een van mijn zusjes, Immetje, is nu voor den derden COURANT Gn^JU W. iouxx AvAtó 5<k UoM* *8 --v \oiwsl <W iooWx 0^1 Jruww èju ÖVunkaAt' doov Al \voljÜA. ouW LyoV W«\, \uuxns ^/u/a^dax cn\S o\\> o<l£A\y cbxa/urcnj -waXAAV

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 5