Oorspronkelijke Schotsen
Openbare Verkooping
N. I HM. COSTEB ZOON,
Voor dames.
LEO FAUST.
AD VERTENTI J8~N.~
Sint Pancras
een nieuw gebouwd woonhuis met erf
voorde verschillende inrichtingen
van onderwas hier ter stede,
worden spoedig geleverd door
waren weder geluksgetallen vier omdat zijne beide
gedeelten hetzij door optelling, hetzij door vermenig
vuldiging altijd hetzelfde getal uitmaken (m. a. w.
duslaat geest en harmonie altijd met elkaar in
harmonie zijn) vijf omdat het, met zichzelf of met
een ander oneven getal vermenigvuldigd, altijd zich-
zelve voortbrengt (m. a. w. wd,t er ook gebeure,
blijf altijd u zelf gelijk
Eenmaal den ouderdom bereikt gaat de weg
langzaam verderniet allen nog bereiken den hoog-
sten top des levens hèn verrast op 58 de Dood
slechts een klein getal, die deugdzaam, goed en
wijs hebben geleefd, bereiken het getal 63, het
eindjaar.
Rondom den pot zitten de beeldjes in kalme
houdingwie zijn leven nuttig heeft doorgebracht
kan in zijn oude dagen met genoegen op zijn vorige
jaren terugzien en kalm zijn jongste oogenblikken
verwachten.
Maar in den linkerbovenhoek van het Ganzenbord
is het plaatje van den man, die een langen neus
trekt tegen een andere, en rechtsboven zit er een
in peinzende en ontevreden houdingwie de rol
des levens verkeerd hebben gespeeld worden óf
uitgelachen óf zij herdenken hun verleden met smart
en wroeging.
Zoo leert het Ganzenspel ons de volgende lessen
„speelt uwe rol in uwe levenslente vroolijk, in uwen
levenszomer nuttig, in uwen levensherfst bedaard
en in uwen levenswinter gezegend."
Kijkjes in de modewereld.
De nieuwste japonnen zijn van grofdradige ruwe
zjjde, in alle nuances geverfd. De stof doet denken
aan paklinnen. Ze vallen in losse plooien neerde
rok is wijd. De modekleuren zijn wit, écru, ook
rood, blauw en lilagekleurde japonnen staan
evenwel niet zoo chic.
Eenvoudig en meer geschikt voor koude dagen
zijn mohaire of alpaca japonnen, met strepen wit
en zwart en grijs of bruin en geel gegarneerd.
De mantels worden in den rug weer meer en
meer gesloten en zjjn aan den voorkant open om
het elegante chemisette te laten zien.
De mouwen komen over het algemeen niet ver
der dan den elleboog en zijn dikwijls niet meer
dan figuren in driehoek of ovaal. De bretel-keurzen
hebben in 't geheel geen mouwen, een epaulette-
vormige schouderdraperie, die als pelerine dienst
doet, dat is alles. Aan den onderarm natuurlijk
handschoenen, liefst donker, deze staan het mooiBte
bij vele toiletten. Het elegantst is wel peau de
Suède, zij moeten niet glad om den pols spannen,
maar ruim zjjn. Nauwe kanten, manchetten, de
halve hand bedekkend zijn zeer in den smaak.
Gaat men zijn vacantie aan zee doorbrengen, dan
moet men rekening houden met den invloed van
licht en lucht op de kleuren en dus japonnen mede-
nemen, welker kleuren sterk zijn. Wit linnen is
voor een verblijf aan zee het allermeeste aan te
raden, temeer daar het witte zand de kleederen niet
spoedig vuil maakt. De meest practische dracht is
een trotteur van donkere, soepele stof en een bij
passende bolero of mantel, die over verschillende
blouses gedragen kan worden. Met een dergelijk
toilet is men steeds gekleed, terwijl men door het
verwisselen van blouses aan elke weersgesteldheid
tegemoet kan komen. Indien men verder één ge
kleed toilet medeneemt voor eventueel voorkomende
gevallen, heeft men zijn bagage zeker wel tot een
minimum beperkt.
In de Weltspiegel lezen we een beschrijving der
Weenerinnen, van wie 't volgende gezegd wordt:
Wat is er al niet dikwijls geschimpt op de
Weenerin Wat heeft men haar al niet verweten
Men noemde haar ijdel, pronkzuchtig, oppervlakkig,
overmoedig enz. enz.; maar al deze vitters konden
toch niet de bekoorlijkheid der Weenerinnen, die
haar van alle grootsteedsche vrouwen onderscheidt,
loochenen.
't Is moeiljjk te zeggen, waarin deze bijzondere
bekoring bestaatzij is een mengsel van Engelsche
gratie en Parijsche chic, zij^heeft iets van de lief
talligheid van de blonde Noorsche, en iets van het
vu ar van de Hongaarsche.
Uit al deze ingrediënten bestaat de charme der
Weenerin, die evenwel toch ook een beetje met een
minder prijzenswaardige eigenschap vermengd is.
Dat is echter niets. Integendeel 1 Dit weinigje
valschheid mocht niet"ontbreken, want dit verleent
de Weenerinnen juist haar pikanterie. Daardoor
juist verdient de Weenerin de teekening, welke de
Weener zelf van haar geeft. Hij zegt, dat zij „lief"
is. Lief, lieftallig is zij dan ook in hooge mate.
Er is niets in haar van de koude schoonheid der
Engelsche en van de ernstige terughoudendheic
van de Duitsche. Schalks kijken haar oogen de
wereld in, nieuwsgierig steekt het stompe neusje de
lucht in boven de frissche roode lippen, die vee
liever lachend de mooie witte tandjes laten zien,
dan zich tot schreien plooien.
Het is juist het Weener bloed, dat zoo vee
werkelijk goede eigenschappen bezit, wanneer het
maar niet door de politiek verhit wordt. En met
de politiek wil de Weenerin niets te maken hebben.
Zij toert liever in een elegant rijtuig dan een rede
aan te hooren van een matador, van welke partij
dan ook. Wat zouden ook deze slanke wezentjes
met haar sierlijke handjes en kleine, altijd elegant
geschoeide voetjes en haar rhytmische bewegingen,
deze leenige vrouwen, voor wie Johann Strausz,
vader en zoon, Lanner, Ziehrer, Millöcker en Suppé
hunne mooiste walsen hebben geschreven, met de
politiek beginnen P Hare hoofdjes hebben genoeg
met haar toilet te doen, want een echt Weener
kind moet er uitzien om door een ringetje te halen,
hetzij ze goedkoop gekleed is of zware zijde bij
iedere schrede ruischt. „Smaakvol", dat is de leus
der Weener mode. Wat de Weenerin draagt, moet
passen, moet als geschilderd zitten, anders is het
niet „chic".
Maar niet de zorg voor haar toilet alleen valt
haar dagen, haar vlijtige handen moeten ook in
huis regeeren. Een gerecht, door juffrouw Mali,
Milli, Pepi, Kathi of Annerl klaargemaakt, smaakt
oneindig veel lekkerder dan wanneer de keukenmeid
het gedaan heeft.
Dat zij koken, goed koken kan, daarop is iedere
Weenerin trotsch alweer een liefelijke trek in
het karakter der Weenerin. En moet men een stad,
die bevolkt is met een ontelbaar aantal van deze
bekoorlijke schepseltjes, niet lief hebben P Is het dan
ook niet zeer goed te begrijpen dat men van
Weenen zingt„Ach, lieve Hemelvader, ik heb
geen paradijs noodigik blijf veel liever hier
beneden, daar Weenen mijn hemelrijk is I"
Onze deskundige medewerker meldt ons
Pas is het koren gemaaid of aan een tweede
vrucht wordt reeds gedacht. De roggestoppels, die
bloot komen, moeten zoo spoedig mogelijk bewerkt
worden voor het uitstrooien van spurrie en knol
zaad. Bij een goed verbouw van dit gewas behoeft
de boer in den eersten tijd zijn hooi niet erg aan
te spreken en tevens vormt dit niet te versmaden
groenvoer een zachten overgang van de weide tot
den stal. Daar de beste groeitijd voorbij is, is het
natuurlijk zaak na 't ploegen geen dag te wachten,
maar direct zaaien. Per H.A. kan men met 60 a
80 L. of 20 a 30 K.G. spurriezaad volstaan. Het
kleine dunne spurrieworteltje vertakt zich veel,
maar dringt niet diep in den grond. De penwortel
der knol daarentegen dringt nog al vrij diep in den
VAN
De Pruik.
Hat was als een bliksemslag op het einde van een
«ooien zomerdag de fami ie doorgevlogen, die knus
wachtte op de erfenis tante Annemie ging trouwen
De heele familie van nichtjes en neefjes had al gespe
culeerd op, geleefd op tante Annemie haar huisjes, haar
effectjes en nu ging alles hoogstwaarschijnlijk hun
neus voorbü ging trouwen met een weduwnaar
met vier volwassen kinderen 1 Heel leuk, zooals zij
dikwijls zijn kon, had zij het medegedeeld Zondags
middags toen ze bij de Heinsen gegeten had Zondags
at tante altijd bij een van de neefjes, bij elk op zijn
beurt en de familie rustig aan 't puddinkje zat
•En wil ik jelie nu eens wat nieuws vertellen
Nu, natuurlijk hadden ze zich erg nieuwsgierig be
toond ze waren altijd heel belangstellend tegenover
tante, ofschoon ze in zichzelf dachten: 't zal me weer
wat zijn Het nieuws had niemand kunnen raden,
En tante, inwendig grunnekend, doch uiterlijk heel
ernstig, 't gold hier immers een levensstap:
•Mijnheer Blauw en ik hebben samen besloten nog-
eens een kansje te wagen.*
•In de loterij, tante?* vroeg het bakvisch-achternichtje
naïef.
»In de loterij des huwelijks, ja;« klonk het antwoord.
Eerst zaten ze stom van verbazing en ontsteltenis.
Heins kwam het snelst weer tot zjjn positieven.
•Dan willen we hopen, tante, dat u en mijnheer
Blauw nooit spijt van den stap zult hebben*, zei hjj,
opstaand en over de tafel de hand reikend. En allen
dronken nog een glas wj;n op tante's huwelijk.
Mijnheer Blauw, dat was de commensaal met huiselijk
verkeer bij Snakker, den zwager van Heins en een
fender neefje van tante. Daar ze vjjf eigen of aange
trouwde neven had, waarvan er één jongmensch was
gebleven, at ze één Zondag in de vier weken bij de
Snakkers. En het had de laatste keeren de familie al
wel bevreemd, dat tante bij de Snakkers, wanneer ze
daar at, altijd veel vroeger kwam dan bij de andere
Snakkersook was het niet geheel onopgemerkt ge
bleven, dat de commensaal-met-huiseljjk-verkeer •be
talende logé* zei mevrouw Snakker een bizondere
attentie aan den dag legde jegens het oude mensch,
zelfs begonnen was haar thuis te brengen 's avonds als
ze bjj haar neef gegeten had. Doch hoogstens vreesde
men voor een legaatje. Ik kan met de hand op het hart
verklarenaan een echtverbintenis tusschen die twee
had geen mensch in de familie een seconde gedacht 1
En nu kwam me daar, bjj helderen hemel, en juist
terwjjl alles uitstekend scheen te gaan nu kwam me
daar opeens die ramp uit de lucht vallen, niet te
bezwaren
Nog dienzelfden avond gingen de Heinsen, toen tante
weg was behalve bjj de Snakkers, ging ze altjjd tegen
tien uur naar huis naar hun zwager, waar ze reeds
alle neefjes en nichtjes bjjeen vonden in een vergadering
waarbjj de Hongaarsche Kamer een begrafenisplechtig
heid was. Mjjnheer Blauw had, kharbljjkeljjk bjj
afspraak met zjjn aanstaande, dien middag het groote
nieuws aan de Snakkers verteld, er niet aan twijfelend
of deze zouden wel voor de verdere verspreiding ervan
zorg dragen Hetgeen zjj dan ook conscientieuseljjk
gedaan hadden, gebruik makend van het uurtje dat hjj
op zjjn kamer zjjn na-'t-eten-dutje ging doen. Toen de
Heinsen tegen kwart voor elf bjj de Snakkers kwamen
was de heer Blauw naar bed «voorgoed* naar bed,
zooals mevrouw Snakker zei in de vestibule hoorden
ze hem al snorkenen in het salon was het een Poolsche
landdag.
•Kunnen we haar niet onder curateele laten zatten
riep Snakker toen Heinsen binnenkwamen.
•Onder curateele niet; maar je laat haar gèk ver
klaren I* repliceerde een andere neef, die als jongen
een paar jaar bjj een notaris op kantoor gewerkt had
en dus voor den rechtsgeleerden adviseur der familie
doorging. Het aangegeven middel leek ditmaal echter
zelfs den Snakkers en den anderen snakkers te radicaal.
Een afkeurend gemompel ging op uit de vergadering.
Die goeie tante gèk, en ze was zoo bjj de pinken I
•O, dat gaat tegenwoordig heel makkeljjkhield de
ex-aspirant-notaris aan. »Of U iemand dan niet gek, die
op twee 8n zeventig-jarigen leeftjjd nog met een armen
drommel van een weduwnaar van zestig wil trouwen?*
•En met vier kinderenriep er een, net of ze ook
met de kinderen trouwde l
•En terwjjl haar eigen famielje het zoo goed ge
bruiken kanl* riep een ander,
De Heinsen waren nu voltallig au grand complet
•au grand complot*, zei mevrouw Snakker in de
kamer, en na de deur zorgvuldig gesloten te hebben,
kwam mijnheer Heins, die den trein sloot, op de
teenen sluipend naar voren, en, zich stellend tegenover
zjjn zwager met de handen op de heupen, vroeg hjj
wat die er nu wel van zei.
•Dat 't een mooie boel iB I* antwoordde de heer des
huizes.
Zeg snaar, dat fants ze achter de elleboog heeft!*
vulde zgn ega liefeljjk aan. Mevrouw Snakker hoorde
wat >stand< betreft eigenlijk niet in de familie thois
dat was nog te snerken aan een eigenaardigen platten
tongval, die een voortdurende ergernis was vooral voor
den ex-aspirant-oandidaat-notaris, en aan sommige van
die vreesnde uitvallen, die ze nu en dan kon hebben,
Measeh, schreeuw toch niet zoo, hjj tóórt'tl* waar
schuwde haar man.
Een luid gesnork van boven was het antwoord, dat de
heer Blauw het niet hoorde.
•Nau, hjj ufej» 't hooren 1* verzekerde mevrouw Snakker
overigen». »Dan weet-ie meteen wat-ie an d'r heitZi
heit z'n achter de elleboog, altjjd gehad, wat ik ie zeg.
Dat zie je nau tooh well*
•En ze wees met haar rechterhand het pnnt aan waar
haar linkerbovenarm zich vleezig omboog naar het als
bodem en is het dus goed voor een tamelijk diepe
bouwvoor te zorgen. In de meeste gevallen moet
de plant zich tevreden stellen met het voedsel, dat
nog in den akker is overgebleven. Zoo men bij de
bemesting der voorvrucht ook voor een tweede
gewas gezorgd heeft en de grond dus nog genoeg
oude kracht bezit voor het groenvoer kan een dunne
overbemesting achterwege blijven. Zoo niet, dan
zal, wil men een ruim voedergewas oogsten, nog
wat mest gegeven moeten worden. Stalmest is hier
voor minder geschikt, daar de temperatuur voor
een spoedige omzetting in opneembare verbindingen
te laag is en de tijd van groei te kort. Daar knol
len en spurrie zoowat 2 a 3 maal zooveel kali als
phosphorzuur bevatten, kunnen we volstaan met het
uitstrooien van een 100 4 150 K.G. superphosphaat
en evenveel patentkali. Als we even in herinnering
brengen, dat in superphosphaat 14 °/0 phosphorzuur
en in patentkali 28 °/0 kali gegarandeerd wordt,
zien we dat de verhouding tusschen phosphorzuur
en kali in 't oog gehouden is. Mocht de grond
nog ruim genoeg voorzien zijn van kali en phos
phorzuur, dan behoeven we volstrekt niet te denken,
dat we ons geld weggegooid hebben. De uitge
strooide voedingsstoffen worden namelijk door den
grond vastgehouden geabsorbeerd zoodat een
volgend gewas er van kan profiteeren. Komen de
plantjes boven den grond dan moeten we om aan
de vraag naar stikstof te voldoen een weinig chili
strooien, veel behoeft niet. Een 75 fe 100 K.G, is
wel voldoende. Deze stikstof meststof is direct voor
opname klaar en spoort de plant tot een krachtigen
groei aan.
Gemengd Nieuws.
Hooge pryzen voor Beeuwsche boerenhoeven.
Een der Zeeuweche correspondenten van het Hbl. schrjjft
Wie een boerenhoeve wil pachten, moet er als de kippen
bjj zjjn en menig boerenzoon ziet reeds jaren uit of het
eindeljjk eens zsl gelukken. En dan bjj al die bezwaren
komt natumljjk een emeurrentiegeest, die de pachten
steeds hoager opdrjjft en de verkoopswaarde van den
grond steeds doet stgcer. Paobtes 't klein) van 1125
per H.A. zjjn geen zelazaamoeden en de groote hoeven,
hoewel minder, naar rato; bg verkoop van zoo'n hoeve
wordt f 700 of meer per gemot betaald. Hoe geheel an
derB was de toestand een paar eeuwen geleden 1 Wjj von
den in dit opzicht vermeld, en de loftrompetters op »den
goeden, ouden tjjdc op landb uw„ebied kunnen er aan
snoepen»In den jare 1729 en daaromtrent was het
zulke slechte tjjd, dat de mensohen hun landen niet kon
den verkoop;n, noch belasten, zelfs naaweljjks konden
weggeven of verpachten, en niettegenstaande dat er een
overvloed van geld was, en dat vele menschen voorna
melijk Oast-Indievaarders, groot geld en goud hadden,
en met contanten als tot de keel toe overkropt zaten,
zoodat de interessen tot twee ten honderd en daar be
neden liepen -to dnrfde niemand laad koopen, temeer
daar de boeren zoo slecht betaalden.
In dien tjjd werd het hof »Soetendaele« onder Ssroos-
kerke met zgn heerenhuis, boerenhuis met schuur, alles
wel onderhouden en in goeden staat, met zgn dreven,
vjjvers en opgaand hout te zamen in alles groot 104 ge
meten 282 roeden lands, en daaronder 12 gemeten Hay-
mans of Vrgland (vrjj van dgkgesohoten) publiek te koop
gepresenteerd, doch mocht niet gelden.
Ziende, dat er niemand gevonden werd, die een pen
ning voor zulk een considerabel pand durfde bieden, had
Lieven Ferdinand de Beaufort, ^committeerde Baad van
da Staten van Zeeland, den moed uit de band te laten
bieden de somma van driehonderd pond n Vlaamech (of
f 1800) en niettegenstaande de voogden van de weezen,
wien het hof toebehoorde, wel drie maanden kwamen te
wachten, en hef hof oreral onder de hand liet presen
teeren, om te zien, of er iemand gevonden werd die het
bod wilde verhoogen, heeft zioh niemand opgedaan, zoodat
voor f 1800 genoemde De Beaufort op 12 December
1729 eigenaar werd van het hof met al zgn landen en
toebehooren.
t been eener balletdanseres in overvloedige kanten weg
schuilende benedengedeelte.
•Laten we nu kalm bljjven, en laat h jj nu niets
merken 1* drong Van Huizerveen, die tot dusver nog
gezwegen had. Hjj had vijfduizend pop opgenomen bjj
een klein woekeraartje, in vooischot op de erfenis, en
dus had hg er wel het mejste belang bjj dat het huwelgk
zou afspringen. »Als h jj 's hoort, dan kunnen we he'le-
msal een streep door alles halen. We moeten in de
eerste plaats het engagement z en te rekken. Wie weet
of dan een van beiden niet ervan terugkomt of er tus
seben uit knjjpt? Tante is tooh twee en zeventig) Dat
moet jd niet uitvlakken 1*
•Doe 'n beetje rattekruid in d'r koffie I* ried er een.
Zsg, Piot, vieren jelie 't eind van 't volgend jaar
niet je zilveren bruiloft vroeg Heins aan Snakker.
•Zoaden we haar er niet toe kannen krjjgen op dien dag
te trouwen
•Ze zal je bedanken 1 Nee hoor, bjj tante is 't zoo
gewonnen zoo geronnen, dat weet jelie wel 1* zei mevrouw
Snakker. >Heet van de naald 1*
•Nu wat dan Wat dan
•Ja, wat dan Dat was ie algemeene vraag.
•Halt! Ik weet watl* riep de ex-aspirant-klerk-op
een-notariskantoor eensklaps uit, te midden van 't al
gemeen getier. En onmiddelljjk hingen allen aan zgn
ppen.
Wat dan f
»Z-g op
Van Huizerveen hield zgn adem in van spanning.
•Hebben jelie nooit iets bizonders, iets eigenaardigs
meen ik, ontdekt aan mjjnheer Blauw z'n haar?*
•Mooi haar heeft-iezei mevrouw Snakker.
>'t Is kastanjebruin!* merkte haar schoonzuster Heins op.
•En erg lang 1* aêmegde mevrouw Van Huizerveen.
•Halt, daar heb ik je!« vervolgde de vroegere schellen-
jongen bjj een notaris, thans oommies ter gemeente
secretarie en rechtsgeleerd raadsman zjjner familie. »Het
is lang Merkwaardig lang*.
Niemand snapte nog waar hg heen wou.
•Het ie onwezenlgk lang en fraai van tint. Heb
jelie mjjnheer Blauw weieens gezien met korter of
met langer haar T*
Neen, dat hadden ze geen van allen.
•Heb jelie wel eens aandachtig gelet op de rechte,
nimmer afwjjkonde ljjn zjjner scheiding, en op de heel
eigenaardige inplanting der nekhaartjes 1 Neen, dat hebben
jelie niet, omdat jelie nooit voor notaris hebt gestudeerd.
Maar ik zeg jeliedie man draagt een pruik
Het woord viel geljjk een bom val. in een devotelgk
gevulde kerk I
Tante, die meer dan ééns gezegd had, dat ze een
horreur had van menschen met een pruik 1 En kaar
aanstaande zou zulk een voorwerp gebruiken 1 Het was
een openbaring, meer dan dat: een verlossing 1
Doch nu kwam eigenljjk eerst recht de groote moei-
ljjkbeid. Hoe moest men tante het feit bewjjzen t Want
b e w jj z e n moest men het hatr, anders zou zjj het tfeoh
niet gelooven, en, zoo ooit, het pas ontdekken wanneer
Verstandige dieren.
Het Fraische medisch vaktijdschrift, de Qatttte médi
cede de Parit, ds«lt mede, dat zekere apen in Guyana
de brulapen, uitstekende heelmeesters zjjn. Als er een
bruliap verwond is, dan snell-n zjjn kleine kameraden
op hem toe, omringen en biklagin en helpen hem bok.
Sommigen steken hun vingers in de wonde, alsof zjj de
d epten wilden peilen onderen zosken vlug boombladeren,
welke zjj in de wonde doen om het bloed to stelpen. Weer
anderen zoeken kruiden, welke zjj op de wonden leggen,
om deze snel te doen heelen. Dit klinkt vreemd, maar
in de Annates* vertelt Henri de Parvilledat hg in
Midden-Amerika eens een aapje had dat zeer aan hem
gehecht was. Toen Parville zich eens met een mes in
den vinger sneed en de aap bloed zag vloeien, verdween
het be?8t plotseling. Parville bad reeds den vivger in zgn
zakdoek gewikkeld, toen de aap terugkwam met bladeren.
begreep wel aldus vei haalt de dierkundige wat
hjj wilde en legde de bladeren op de wond. Pedro
zoo heette de aap betuigde in allerlei luchtsprongen zijn
tevredenheid hierover. Was dit toeval of overleg? Het
Sjjkt mg moeieljjk, aan toeval te gelooven. Het dier scheen
z jo bevredigd erover, dat ik zgn bladeren had gebruikt,
dat men wel moet denken, dat het ze met de bedoeling
had geplukt, rnjju wonden te heelen.*
Bjj honden moet het eveneens voorkomen, dat zjj
elkaar helpen, als zjj verwond zgn,
Bg vonnis der Arrosdisseaaents-Rechtbank te Alkmaar
van den 23 Mei 1907 is het huweljjk, gesloten tnsschen
den heer Karei Wlcolaas Bur Hütilen, essayeur bg
dec waarborg van gouden en zilveren werken te Alkmaar
en Mevronw Catharlua Charlotte Uallandat Huet
aldaar, ontbonden verklaard door eoht-
scheiding.
Namens partjjen,
Mr. F. H. G. VAN DER HOEVEN,
Mr. K. A. COHEN STUART,
Procureurs.
Zjj, die iets te vorderen hebben van-, ver
schuldigd zgn aan- of borgtoohten bezitten,
geteekend door wjjlen Mejuffrouw de Wed. B. SCHOEN,
geboren Koeman, gewoond hebbende te Alkmaar en
aldaar overleden, worden uitgenoodigd daarvan opgave
of betaling te doen vóór of op IA Augustus 19Of
ten kantore van notaris
J. VAN DER VEEN.
Oudegraoht 156, Alkmaar,
te
op Blasdug SO Augustus 190fbjj opbod en afslag,
des namiddags 1 uur, ia het koffiehuis van den keer P.
GREEUW, ten overstaan van den te Alkmaar gevestig-
den notaris Mr. A. P. H. DE LANGE, van
aan den Bovenweg to Smt Pancras, kadaster sectie A.
nummer 1739, groot 15 aren 35 osntiaree.
Eigendom van- en in gebruik bg C. PLOEGER. Te
aanvaarden bg de betaling der koopp nningen.
Inlichtingen worden gegeven ten kantore van genoem
den notaris aan de Breedstraat A 48 te Alkmaar.
Voordam C 9, Telel. Intero. No. 3.
het te laat was.
Mevrouw Snakker gaf de oplossing die ieder op de
tong had, maar die niemand dorst uit te spreken.
•Het is heel eenvoudig. Man, jjj gaat morgen voor
zichtig naar boven als Blauw zgn middagdutje doet en
bg ongeluk stoot je het hem van het hoofd. Je begr jjpt
me I Laat dan dn rest maar aan mg over 1*
Allen jachten. Alleen Snakker verweerde zioh flauw,
•Niet fair Zmompelde bg.
Boven antwoordde gesnork.
Weet jö wat?* had mevrouw Snakker een inval:
•Je zou het evengoed nu dadeljjk kunnen doen I Och,
waarom ook niet Hier, die brief is voor hem gebracht I
Die ga je hem brengenMisschien hoef je 't niet eens
te doen. Misschien ligt hjj zoowel met zjjn kale knikker.
Toe, ga nou even!*
Ook de anderen drongen urn. Het was een groot
moment: ieder was in spanning hoe dit zou afloopen.
Tenslotte bezweek de ongelukkige, in 't bizonder
onder den zachten drang van zjjn betere helft, en ging
naar boven. Het heele gezelschap sloop hem op de teenen
achterna. Hjjzelf dacht aan Judith, die 't hoofd van
Holophernes gaat halem
Boven klonk gesnork;
Onhoorbaar opende Snakker de kamerdeur en kroop,
klein, naar binnen; De anderen wachtten, popelend,
voor de kier. Snakker kroop op het bed toe en
Opeens kwam hjj terug.
•Ik durf nietl* fluisterde hjj.
•Toe nou, wees nou niet zoo flauwe, zei zjjn vrouw,
en ze duwde hem weer naar binnen;
En weer kroop hjj hurkend naar den achterwand,
waar de heer Blauw lag in zalige onbewustheid, droo-
mend misschien van zjjn •meisje.* En, ia de linker
krampacht g den brief gekneld, greep Snakker met de
rechter een handvol van de lange lokken en Een
stevige ruk Een doordringende gil t En een
kernachtige vloek. De pruik liet niet los
•Goddorie, wat doe jeBen je bezopen, kerel I*
De familie, in de gang, stormde de trap af, op de
teenen.
•Iko I pardon lheb ik u pjjn gedaan i
t is hier zoo donkerii Ik had een brief voor u,
waar haast bjj was!*
De heer Blauw was uit het bed gevlogen en liep,
zich niet geneerend voor zjjn primitief gewaad, met
beide handen aan het hoofd de kamer op en neer. De
tranen stonden hem in de oogen.
De ander wierp den brief op 't nachtkastje en redde
zich het vertrek uit. Judith zónder hoofd 1
Beneden zaten ze te brullen van 't lachen.
•Lach niet I* dreigde hjj. »Want bjj God, ik bega
een ongeluk
De ex-aspirant-loopjongen was de eerste die zich
bedwong.
•Snakker heeft geljjk,* beaamde hjj gretig; >De zaak
is te ernstig.*
En nu was het Van Huizerveen die kreunde: »Wjj
zjjn onze duiten kwjjt
Ik ben er wel bang voor.
1AIM es TCIKBOUW.
TÜDIEBOEKEN