Oorspronkelijke Schotsen Openbare Verkooping N. I HM. COSTEB ZOON, Voor dames. LEO FAUST. AD VERTENTI J8~N.~ Sint Pancras een nieuw gebouwd woonhuis met erf voorde verschillende inrichtingen van onderwas hier ter stede, worden spoedig geleverd door waren weder geluksgetallen vier omdat zijne beide gedeelten hetzij door optelling, hetzij door vermenig vuldiging altijd hetzelfde getal uitmaken (m. a. w. duslaat geest en harmonie altijd met elkaar in harmonie zijn) vijf omdat het, met zichzelf of met een ander oneven getal vermenigvuldigd, altijd zich- zelve voortbrengt (m. a. w. wd,t er ook gebeure, blijf altijd u zelf gelijk Eenmaal den ouderdom bereikt gaat de weg langzaam verderniet allen nog bereiken den hoog- sten top des levens hèn verrast op 58 de Dood slechts een klein getal, die deugdzaam, goed en wijs hebben geleefd, bereiken het getal 63, het eindjaar. Rondom den pot zitten de beeldjes in kalme houdingwie zijn leven nuttig heeft doorgebracht kan in zijn oude dagen met genoegen op zijn vorige jaren terugzien en kalm zijn jongste oogenblikken verwachten. Maar in den linkerbovenhoek van het Ganzenbord is het plaatje van den man, die een langen neus trekt tegen een andere, en rechtsboven zit er een in peinzende en ontevreden houdingwie de rol des levens verkeerd hebben gespeeld worden óf uitgelachen óf zij herdenken hun verleden met smart en wroeging. Zoo leert het Ganzenspel ons de volgende lessen „speelt uwe rol in uwe levenslente vroolijk, in uwen levenszomer nuttig, in uwen levensherfst bedaard en in uwen levenswinter gezegend." Kijkjes in de modewereld. De nieuwste japonnen zijn van grofdradige ruwe zjjde, in alle nuances geverfd. De stof doet denken aan paklinnen. Ze vallen in losse plooien neerde rok is wijd. De modekleuren zijn wit, écru, ook rood, blauw en lilagekleurde japonnen staan evenwel niet zoo chic. Eenvoudig en meer geschikt voor koude dagen zijn mohaire of alpaca japonnen, met strepen wit en zwart en grijs of bruin en geel gegarneerd. De mantels worden in den rug weer meer en meer gesloten en zjjn aan den voorkant open om het elegante chemisette te laten zien. De mouwen komen over het algemeen niet ver der dan den elleboog en zijn dikwijls niet meer dan figuren in driehoek of ovaal. De bretel-keurzen hebben in 't geheel geen mouwen, een epaulette- vormige schouderdraperie, die als pelerine dienst doet, dat is alles. Aan den onderarm natuurlijk handschoenen, liefst donker, deze staan het mooiBte bij vele toiletten. Het elegantst is wel peau de Suède, zij moeten niet glad om den pols spannen, maar ruim zjjn. Nauwe kanten, manchetten, de halve hand bedekkend zijn zeer in den smaak. Gaat men zijn vacantie aan zee doorbrengen, dan moet men rekening houden met den invloed van licht en lucht op de kleuren en dus japonnen mede- nemen, welker kleuren sterk zijn. Wit linnen is voor een verblijf aan zee het allermeeste aan te raden, temeer daar het witte zand de kleederen niet spoedig vuil maakt. De meest practische dracht is een trotteur van donkere, soepele stof en een bij passende bolero of mantel, die over verschillende blouses gedragen kan worden. Met een dergelijk toilet is men steeds gekleed, terwijl men door het verwisselen van blouses aan elke weersgesteldheid tegemoet kan komen. Indien men verder één ge kleed toilet medeneemt voor eventueel voorkomende gevallen, heeft men zijn bagage zeker wel tot een minimum beperkt. In de Weltspiegel lezen we een beschrijving der Weenerinnen, van wie 't volgende gezegd wordt: Wat is er al niet dikwijls geschimpt op de Weenerin Wat heeft men haar al niet verweten Men noemde haar ijdel, pronkzuchtig, oppervlakkig, overmoedig enz. enz.; maar al deze vitters konden toch niet de bekoorlijkheid der Weenerinnen, die haar van alle grootsteedsche vrouwen onderscheidt, loochenen. 't Is moeiljjk te zeggen, waarin deze bijzondere bekoring bestaatzij is een mengsel van Engelsche gratie en Parijsche chic, zij^heeft iets van de lief talligheid van de blonde Noorsche, en iets van het vu ar van de Hongaarsche. Uit al deze ingrediënten bestaat de charme der Weenerin, die evenwel toch ook een beetje met een minder prijzenswaardige eigenschap vermengd is. Dat is echter niets. Integendeel 1 Dit weinigje valschheid mocht niet"ontbreken, want dit verleent de Weenerinnen juist haar pikanterie. Daardoor juist verdient de Weenerin de teekening, welke de Weener zelf van haar geeft. Hij zegt, dat zij „lief" is. Lief, lieftallig is zij dan ook in hooge mate. Er is niets in haar van de koude schoonheid der Engelsche en van de ernstige terughoudendheic van de Duitsche. Schalks kijken haar oogen de wereld in, nieuwsgierig steekt het stompe neusje de lucht in boven de frissche roode lippen, die vee liever lachend de mooie witte tandjes laten zien, dan zich tot schreien plooien. Het is juist het Weener bloed, dat zoo vee werkelijk goede eigenschappen bezit, wanneer het maar niet door de politiek verhit wordt. En met de politiek wil de Weenerin niets te maken hebben. Zij toert liever in een elegant rijtuig dan een rede aan te hooren van een matador, van welke partij dan ook. Wat zouden ook deze slanke wezentjes met haar sierlijke handjes en kleine, altijd elegant geschoeide voetjes en haar rhytmische bewegingen, deze leenige vrouwen, voor wie Johann Strausz, vader en zoon, Lanner, Ziehrer, Millöcker en Suppé hunne mooiste walsen hebben geschreven, met de politiek beginnen P Hare hoofdjes hebben genoeg met haar toilet te doen, want een echt Weener kind moet er uitzien om door een ringetje te halen, hetzij ze goedkoop gekleed is of zware zijde bij iedere schrede ruischt. „Smaakvol", dat is de leus der Weener mode. Wat de Weenerin draagt, moet passen, moet als geschilderd zitten, anders is het niet „chic". Maar niet de zorg voor haar toilet alleen valt haar dagen, haar vlijtige handen moeten ook in huis regeeren. Een gerecht, door juffrouw Mali, Milli, Pepi, Kathi of Annerl klaargemaakt, smaakt oneindig veel lekkerder dan wanneer de keukenmeid het gedaan heeft. Dat zij koken, goed koken kan, daarop is iedere Weenerin trotsch alweer een liefelijke trek in het karakter der Weenerin. En moet men een stad, die bevolkt is met een ontelbaar aantal van deze bekoorlijke schepseltjes, niet lief hebben P Is het dan ook niet zeer goed te begrijpen dat men van Weenen zingt„Ach, lieve Hemelvader, ik heb geen paradijs noodigik blijf veel liever hier beneden, daar Weenen mijn hemelrijk is I" Onze deskundige medewerker meldt ons Pas is het koren gemaaid of aan een tweede vrucht wordt reeds gedacht. De roggestoppels, die bloot komen, moeten zoo spoedig mogelijk bewerkt worden voor het uitstrooien van spurrie en knol zaad. Bij een goed verbouw van dit gewas behoeft de boer in den eersten tijd zijn hooi niet erg aan te spreken en tevens vormt dit niet te versmaden groenvoer een zachten overgang van de weide tot den stal. Daar de beste groeitijd voorbij is, is het natuurlijk zaak na 't ploegen geen dag te wachten, maar direct zaaien. Per H.A. kan men met 60 a 80 L. of 20 a 30 K.G. spurriezaad volstaan. Het kleine dunne spurrieworteltje vertakt zich veel, maar dringt niet diep in den grond. De penwortel der knol daarentegen dringt nog al vrij diep in den VAN De Pruik. Hat was als een bliksemslag op het einde van een «ooien zomerdag de fami ie doorgevlogen, die knus wachtte op de erfenis tante Annemie ging trouwen De heele familie van nichtjes en neefjes had al gespe culeerd op, geleefd op tante Annemie haar huisjes, haar effectjes en nu ging alles hoogstwaarschijnlijk hun neus voorbü ging trouwen met een weduwnaar met vier volwassen kinderen 1 Heel leuk, zooals zij dikwijls zijn kon, had zij het medegedeeld Zondags middags toen ze bij de Heinsen gegeten had Zondags at tante altijd bij een van de neefjes, bij elk op zijn beurt en de familie rustig aan 't puddinkje zat •En wil ik jelie nu eens wat nieuws vertellen Nu, natuurlijk hadden ze zich erg nieuwsgierig be toond ze waren altijd heel belangstellend tegenover tante, ofschoon ze in zichzelf dachten: 't zal me weer wat zijn Het nieuws had niemand kunnen raden, En tante, inwendig grunnekend, doch uiterlijk heel ernstig, 't gold hier immers een levensstap: •Mijnheer Blauw en ik hebben samen besloten nog- eens een kansje te wagen.* •In de loterij, tante?* vroeg het bakvisch-achternichtje naïef. »In de loterij des huwelijks, ja;« klonk het antwoord. Eerst zaten ze stom van verbazing en ontsteltenis. Heins kwam het snelst weer tot zjjn positieven. •Dan willen we hopen, tante, dat u en mijnheer Blauw nooit spijt van den stap zult hebben*, zei hjj, opstaand en over de tafel de hand reikend. En allen dronken nog een glas wj;n op tante's huwelijk. Mijnheer Blauw, dat was de commensaal met huiselijk verkeer bij Snakker, den zwager van Heins en een fender neefje van tante. Daar ze vjjf eigen of aange trouwde neven had, waarvan er één jongmensch was gebleven, at ze één Zondag in de vier weken bij de Snakkers. En het had de laatste keeren de familie al wel bevreemd, dat tante bij de Snakkers, wanneer ze daar at, altijd veel vroeger kwam dan bij de andere Snakkersook was het niet geheel onopgemerkt ge bleven, dat de commensaal-met-huiseljjk-verkeer •be talende logé* zei mevrouw Snakker een bizondere attentie aan den dag legde jegens het oude mensch, zelfs begonnen was haar thuis te brengen 's avonds als ze bjj haar neef gegeten had. Doch hoogstens vreesde men voor een legaatje. Ik kan met de hand op het hart verklarenaan een echtverbintenis tusschen die twee had geen mensch in de familie een seconde gedacht 1 En nu kwam me daar, bjj helderen hemel, en juist terwjjl alles uitstekend scheen te gaan nu kwam me daar opeens die ramp uit de lucht vallen, niet te bezwaren Nog dienzelfden avond gingen de Heinsen, toen tante weg was behalve bjj de Snakkers, ging ze altjjd tegen tien uur naar huis naar hun zwager, waar ze reeds alle neefjes en nichtjes bjjeen vonden in een vergadering waarbjj de Hongaarsche Kamer een begrafenisplechtig heid was. Mjjnheer Blauw had, kharbljjkeljjk bjj afspraak met zjjn aanstaande, dien middag het groote nieuws aan de Snakkers verteld, er niet aan twijfelend of deze zouden wel voor de verdere verspreiding ervan zorg dragen Hetgeen zjj dan ook conscientieuseljjk gedaan hadden, gebruik makend van het uurtje dat hjj op zjjn kamer zjjn na-'t-eten-dutje ging doen. Toen de Heinsen tegen kwart voor elf bjj de Snakkers kwamen was de heer Blauw naar bed «voorgoed* naar bed, zooals mevrouw Snakker zei in de vestibule hoorden ze hem al snorkenen in het salon was het een Poolsche landdag. •Kunnen we haar niet onder curateele laten zatten riep Snakker toen Heinsen binnenkwamen. •Onder curateele niet; maar je laat haar gèk ver klaren I* repliceerde een andere neef, die als jongen een paar jaar bjj een notaris op kantoor gewerkt had en dus voor den rechtsgeleerden adviseur der familie doorging. Het aangegeven middel leek ditmaal echter zelfs den Snakkers en den anderen snakkers te radicaal. Een afkeurend gemompel ging op uit de vergadering. Die goeie tante gèk, en ze was zoo bjj de pinken I •O, dat gaat tegenwoordig heel makkeljjkhield de ex-aspirant-notaris aan. »Of U iemand dan niet gek, die op twee 8n zeventig-jarigen leeftjjd nog met een armen drommel van een weduwnaar van zestig wil trouwen?* •En met vier kinderenriep er een, net of ze ook met de kinderen trouwde l •En terwjjl haar eigen famielje het zoo goed ge bruiken kanl* riep een ander, De Heinsen waren nu voltallig au grand complet •au grand complot*, zei mevrouw Snakker in de kamer, en na de deur zorgvuldig gesloten te hebben, kwam mijnheer Heins, die den trein sloot, op de teenen sluipend naar voren, en, zich stellend tegenover zjjn zwager met de handen op de heupen, vroeg hjj wat die er nu wel van zei. •Dat 't een mooie boel iB I* antwoordde de heer des huizes. Zeg snaar, dat fants ze achter de elleboog heeft!* vulde zgn ega liefeljjk aan. Mevrouw Snakker hoorde wat >stand< betreft eigenlijk niet in de familie thois dat was nog te snerken aan een eigenaardigen platten tongval, die een voortdurende ergernis was vooral voor den ex-aspirant-oandidaat-notaris, en aan sommige van die vreesnde uitvallen, die ze nu en dan kon hebben, Measeh, schreeuw toch niet zoo, hjj tóórt'tl* waar schuwde haar man. Een luid gesnork van boven was het antwoord, dat de heer Blauw het niet hoorde. •Nau, hjj ufej» 't hooren 1* verzekerde mevrouw Snakker overigen». »Dan weet-ie meteen wat-ie an d'r heitZi heit z'n achter de elleboog, altjjd gehad, wat ik ie zeg. Dat zie je nau tooh well* •En ze wees met haar rechterhand het pnnt aan waar haar linkerbovenarm zich vleezig omboog naar het als bodem en is het dus goed voor een tamelijk diepe bouwvoor te zorgen. In de meeste gevallen moet de plant zich tevreden stellen met het voedsel, dat nog in den akker is overgebleven. Zoo men bij de bemesting der voorvrucht ook voor een tweede gewas gezorgd heeft en de grond dus nog genoeg oude kracht bezit voor het groenvoer kan een dunne overbemesting achterwege blijven. Zoo niet, dan zal, wil men een ruim voedergewas oogsten, nog wat mest gegeven moeten worden. Stalmest is hier voor minder geschikt, daar de temperatuur voor een spoedige omzetting in opneembare verbindingen te laag is en de tijd van groei te kort. Daar knol len en spurrie zoowat 2 a 3 maal zooveel kali als phosphorzuur bevatten, kunnen we volstaan met het uitstrooien van een 100 4 150 K.G. superphosphaat en evenveel patentkali. Als we even in herinnering brengen, dat in superphosphaat 14 °/0 phosphorzuur en in patentkali 28 °/0 kali gegarandeerd wordt, zien we dat de verhouding tusschen phosphorzuur en kali in 't oog gehouden is. Mocht de grond nog ruim genoeg voorzien zijn van kali en phos phorzuur, dan behoeven we volstrekt niet te denken, dat we ons geld weggegooid hebben. De uitge strooide voedingsstoffen worden namelijk door den grond vastgehouden geabsorbeerd zoodat een volgend gewas er van kan profiteeren. Komen de plantjes boven den grond dan moeten we om aan de vraag naar stikstof te voldoen een weinig chili strooien, veel behoeft niet. Een 75 fe 100 K.G, is wel voldoende. Deze stikstof meststof is direct voor opname klaar en spoort de plant tot een krachtigen groei aan. Gemengd Nieuws. Hooge pryzen voor Beeuwsche boerenhoeven. Een der Zeeuweche correspondenten van het Hbl. schrjjft Wie een boerenhoeve wil pachten, moet er als de kippen bjj zjjn en menig boerenzoon ziet reeds jaren uit of het eindeljjk eens zsl gelukken. En dan bjj al die bezwaren komt natumljjk een emeurrentiegeest, die de pachten steeds hoager opdrjjft en de verkoopswaarde van den grond steeds doet stgcer. Paobtes 't klein) van 1125 per H.A. zjjn geen zelazaamoeden en de groote hoeven, hoewel minder, naar rato; bg verkoop van zoo'n hoeve wordt f 700 of meer per gemot betaald. Hoe geheel an derB was de toestand een paar eeuwen geleden 1 Wjj von den in dit opzicht vermeld, en de loftrompetters op »den goeden, ouden tjjdc op landb uw„ebied kunnen er aan snoepen»In den jare 1729 en daaromtrent was het zulke slechte tjjd, dat de mensohen hun landen niet kon den verkoop;n, noch belasten, zelfs naaweljjks konden weggeven of verpachten, en niettegenstaande dat er een overvloed van geld was, en dat vele menschen voorna melijk Oast-Indievaarders, groot geld en goud hadden, en met contanten als tot de keel toe overkropt zaten, zoodat de interessen tot twee ten honderd en daar be neden liepen -to dnrfde niemand laad koopen, temeer daar de boeren zoo slecht betaalden. In dien tjjd werd het hof »Soetendaele« onder Ssroos- kerke met zgn heerenhuis, boerenhuis met schuur, alles wel onderhouden en in goeden staat, met zgn dreven, vjjvers en opgaand hout te zamen in alles groot 104 ge meten 282 roeden lands, en daaronder 12 gemeten Hay- mans of Vrgland (vrjj van dgkgesohoten) publiek te koop gepresenteerd, doch mocht niet gelden. Ziende, dat er niemand gevonden werd, die een pen ning voor zulk een considerabel pand durfde bieden, had Lieven Ferdinand de Beaufort, ^committeerde Baad van da Staten van Zeeland, den moed uit de band te laten bieden de somma van driehonderd pond n Vlaamech (of f 1800) en niettegenstaande de voogden van de weezen, wien het hof toebehoorde, wel drie maanden kwamen te wachten, en hef hof oreral onder de hand liet presen teeren, om te zien, of er iemand gevonden werd die het bod wilde verhoogen, heeft zioh niemand opgedaan, zoodat voor f 1800 genoemde De Beaufort op 12 December 1729 eigenaar werd van het hof met al zgn landen en toebehooren. t been eener balletdanseres in overvloedige kanten weg schuilende benedengedeelte. •Laten we nu kalm bljjven, en laat h jj nu niets merken 1* drong Van Huizerveen, die tot dusver nog gezwegen had. Hjj had vijfduizend pop opgenomen bjj een klein woekeraartje, in vooischot op de erfenis, en dus had hg er wel het mejste belang bjj dat het huwelgk zou afspringen. »Als h jj 's hoort, dan kunnen we he'le- msal een streep door alles halen. We moeten in de eerste plaats het engagement z en te rekken. Wie weet of dan een van beiden niet ervan terugkomt of er tus seben uit knjjpt? Tante is tooh twee en zeventig) Dat moet jd niet uitvlakken 1* •Doe 'n beetje rattekruid in d'r koffie I* ried er een. Zsg, Piot, vieren jelie 't eind van 't volgend jaar niet je zilveren bruiloft vroeg Heins aan Snakker. •Zoaden we haar er niet toe kannen krjjgen op dien dag te trouwen •Ze zal je bedanken 1 Nee hoor, bjj tante is 't zoo gewonnen zoo geronnen, dat weet jelie wel 1* zei mevrouw Snakker. >Heet van de naald 1* •Nu wat dan Wat dan •Ja, wat dan Dat was ie algemeene vraag. •Halt! Ik weet watl* riep de ex-aspirant-klerk-op een-notariskantoor eensklaps uit, te midden van 't al gemeen getier. En onmiddelljjk hingen allen aan zgn ppen. Wat dan f »Z-g op Van Huizerveen hield zgn adem in van spanning. •Hebben jelie nooit iets bizonders, iets eigenaardigs meen ik, ontdekt aan mjjnheer Blauw z'n haar?* •Mooi haar heeft-iezei mevrouw Snakker. >'t Is kastanjebruin!* merkte haar schoonzuster Heins op. •En erg lang 1* aêmegde mevrouw Van Huizerveen. •Halt, daar heb ik je!« vervolgde de vroegere schellen- jongen bjj een notaris, thans oommies ter gemeente secretarie en rechtsgeleerd raadsman zjjner familie. »Het is lang Merkwaardig lang*. Niemand snapte nog waar hg heen wou. •Het ie onwezenlgk lang en fraai van tint. Heb jelie mjjnheer Blauw weieens gezien met korter of met langer haar T* Neen, dat hadden ze geen van allen. •Heb jelie wel eens aandachtig gelet op de rechte, nimmer afwjjkonde ljjn zjjner scheiding, en op de heel eigenaardige inplanting der nekhaartjes 1 Neen, dat hebben jelie niet, omdat jelie nooit voor notaris hebt gestudeerd. Maar ik zeg jeliedie man draagt een pruik Het woord viel geljjk een bom val. in een devotelgk gevulde kerk I Tante, die meer dan ééns gezegd had, dat ze een horreur had van menschen met een pruik 1 En kaar aanstaande zou zulk een voorwerp gebruiken 1 Het was een openbaring, meer dan dat: een verlossing 1 Doch nu kwam eigenljjk eerst recht de groote moei- ljjkbeid. Hoe moest men tante het feit bewjjzen t Want b e w jj z e n moest men het hatr, anders zou zjj het tfeoh niet gelooven, en, zoo ooit, het pas ontdekken wanneer Verstandige dieren. Het Fraische medisch vaktijdschrift, de Qatttte médi cede de Parit, ds«lt mede, dat zekere apen in Guyana de brulapen, uitstekende heelmeesters zjjn. Als er een bruliap verwond is, dan snell-n zjjn kleine kameraden op hem toe, omringen en biklagin en helpen hem bok. Sommigen steken hun vingers in de wonde, alsof zjj de d epten wilden peilen onderen zosken vlug boombladeren, welke zjj in de wonde doen om het bloed to stelpen. Weer anderen zoeken kruiden, welke zjj op de wonden leggen, om deze snel te doen heelen. Dit klinkt vreemd, maar in de Annates* vertelt Henri de Parvilledat hg in Midden-Amerika eens een aapje had dat zeer aan hem gehecht was. Toen Parville zich eens met een mes in den vinger sneed en de aap bloed zag vloeien, verdween het be?8t plotseling. Parville bad reeds den vivger in zgn zakdoek gewikkeld, toen de aap terugkwam met bladeren. begreep wel aldus vei haalt de dierkundige wat hjj wilde en legde de bladeren op de wond. Pedro zoo heette de aap betuigde in allerlei luchtsprongen zijn tevredenheid hierover. Was dit toeval of overleg? Het Sjjkt mg moeieljjk, aan toeval te gelooven. Het dier scheen z jo bevredigd erover, dat ik zgn bladeren had gebruikt, dat men wel moet denken, dat het ze met de bedoeling had geplukt, rnjju wonden te heelen.* Bjj honden moet het eveneens voorkomen, dat zjj elkaar helpen, als zjj verwond zgn, Bg vonnis der Arrosdisseaaents-Rechtbank te Alkmaar van den 23 Mei 1907 is het huweljjk, gesloten tnsschen den heer Karei Wlcolaas Bur Hütilen, essayeur bg dec waarborg van gouden en zilveren werken te Alkmaar en Mevronw Catharlua Charlotte Uallandat Huet aldaar, ontbonden verklaard door eoht- scheiding. Namens partjjen, Mr. F. H. G. VAN DER HOEVEN, Mr. K. A. COHEN STUART, Procureurs. Zjj, die iets te vorderen hebben van-, ver schuldigd zgn aan- of borgtoohten bezitten, geteekend door wjjlen Mejuffrouw de Wed. B. SCHOEN, geboren Koeman, gewoond hebbende te Alkmaar en aldaar overleden, worden uitgenoodigd daarvan opgave of betaling te doen vóór of op IA Augustus 19Of ten kantore van notaris J. VAN DER VEEN. Oudegraoht 156, Alkmaar, te op Blasdug SO Augustus 190fbjj opbod en afslag, des namiddags 1 uur, ia het koffiehuis van den keer P. GREEUW, ten overstaan van den te Alkmaar gevestig- den notaris Mr. A. P. H. DE LANGE, van aan den Bovenweg to Smt Pancras, kadaster sectie A. nummer 1739, groot 15 aren 35 osntiaree. Eigendom van- en in gebruik bg C. PLOEGER. Te aanvaarden bg de betaling der koopp nningen. Inlichtingen worden gegeven ten kantore van genoem den notaris aan de Breedstraat A 48 te Alkmaar. Voordam C 9, Telel. Intero. No. 3. het te laat was. Mevrouw Snakker gaf de oplossing die ieder op de tong had, maar die niemand dorst uit te spreken. •Het is heel eenvoudig. Man, jjj gaat morgen voor zichtig naar boven als Blauw zgn middagdutje doet en bg ongeluk stoot je het hem van het hoofd. Je begr jjpt me I Laat dan dn rest maar aan mg over 1* Allen jachten. Alleen Snakker verweerde zioh flauw, •Niet fair Zmompelde bg. Boven antwoordde gesnork. Weet jö wat?* had mevrouw Snakker een inval: •Je zou het evengoed nu dadeljjk kunnen doen I Och, waarom ook niet Hier, die brief is voor hem gebracht I Die ga je hem brengenMisschien hoef je 't niet eens te doen. Misschien ligt hjj zoowel met zjjn kale knikker. Toe, ga nou even!* Ook de anderen drongen urn. Het was een groot moment: ieder was in spanning hoe dit zou afloopen. Tenslotte bezweek de ongelukkige, in 't bizonder onder den zachten drang van zjjn betere helft, en ging naar boven. Het heele gezelschap sloop hem op de teenen achterna. Hjjzelf dacht aan Judith, die 't hoofd van Holophernes gaat halem Boven klonk gesnork; Onhoorbaar opende Snakker de kamerdeur en kroop, klein, naar binnen; De anderen wachtten, popelend, voor de kier. Snakker kroop op het bed toe en Opeens kwam hjj terug. •Ik durf nietl* fluisterde hjj. •Toe nou, wees nou niet zoo flauwe, zei zjjn vrouw, en ze duwde hem weer naar binnen; En weer kroop hjj hurkend naar den achterwand, waar de heer Blauw lag in zalige onbewustheid, droo- mend misschien van zjjn •meisje.* En, ia de linker krampacht g den brief gekneld, greep Snakker met de rechter een handvol van de lange lokken en Een stevige ruk Een doordringende gil t En een kernachtige vloek. De pruik liet niet los •Goddorie, wat doe jeBen je bezopen, kerel I* De familie, in de gang, stormde de trap af, op de teenen. •Iko I pardon lheb ik u pjjn gedaan i t is hier zoo donkerii Ik had een brief voor u, waar haast bjj was!* De heer Blauw was uit het bed gevlogen en liep, zich niet geneerend voor zjjn primitief gewaad, met beide handen aan het hoofd de kamer op en neer. De tranen stonden hem in de oogen. De ander wierp den brief op 't nachtkastje en redde zich het vertrek uit. Judith zónder hoofd 1 Beneden zaten ze te brullen van 't lachen. •Lach niet I* dreigde hjj. »Want bjj God, ik bega een ongeluk De ex-aspirant-loopjongen was de eerste die zich bedwong. •Snakker heeft geljjk,* beaamde hjj gretig; >De zaak is te ernstig.* En nu was het Van Huizerveen die kreunde: »Wjj zjjn onze duiten kwjjt Ik ben er wel bang voor. 1AIM es TCIKBOUW. TÜDIEBOEKEN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 6