No. 199. Honderd en negende jaargang. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Kleine Kameraad. 1907. ZATEEBAC Rationale Militie. FEUILLETON. ENGELSCHE BRIEVEN. Prijs der gewiste advertentiB» 24 AUGUSTUS. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor At.ctaan f 0,80franco door het geheele Rijk f l~~ Afzonderlijke nummers 3 Cents, Telefoonnummer 8 Per regel f Q,E0. By groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. MElRMs, OOSTER ZOON, Voordam O 9. De BURGEMEESTER der gemeeate ALKMAAR ge last, krachtens bekomen aanscbrjjving de onderstaande hier wonende verlof gangers om sich ter hg woning der herhnlingS'Oefenlngen, 's namiddags vóór 4 ure, bg hun korps ta vervoegen: 4e Regiment Vesting-Artillerie, lichting 1902, garni zoen Helder, 2 September 1907: CHRISTOPHORUS JOSEPH BLEEKER, KLAAS GEUS. FRITS WILHELM HER MES, JACOBUS DE KONING, CORNELI8 LANGEN BERG, JOHANNES SCHOONHOVEN. Pantserfort-Artillerie, lichting 1902, garnizoen Helder, 2 S-ptemfcer 1907: TBEODORUS GERARDUS BUIJSMANALBERTUS JOHANNES DEKKER JOHANNES FREDERIKUS DEKKER, LAMBERTUS VAN ERKELENS, PETRUS HULSKAMP, GERR1T LOOTS. Pantssrfort-Artillerie, lichting 1904, garnizoen Helder, 2 September 1907: HERMANUS JOHANNES BES- TEMAN, HERMANN ANTONIUS MICHELS. 7e Regiment Infanterie, lichting 1900, garnizoen Amsterdam, 9 September 1907: BAREND DEEN, ARENT STORM. Grenadiers en Jagers, lichting 1902, garaizoen 'a Gra- venhage, 9 September 1907JACOBUS JOHANNES GOUDS BLOM. 10a Regiment Infanterie, lichting 1902, garnizoen Helder, 9 September 1907: MATTHIAS CONSTANTINUS DINGERDIS, JOH AN EERNSTMAN, ANTHONIUS KOREMAN, CORNELIS MOLENAAR, JAN PIJPER, MARINUS JOHANNES VAN TROTSENBURG, WIL- LEM VERHOEVE. 10e Regiment Infanterie, lichting 1902, garnizoen Haarlem, 9 September 1907: ARIE BUUR, PETRUS KUIPER. Grenadiers en Jagers, lichting 1904, garnizoan 's-Gra- venhage, 9 Septomber 1907: JOHANNES OOSTERWIJK. 10a Regiment Infanterie, lichtiag 1904, garnizoan Heidat*, 9 S-ptemter 1907 s CORNELIS BAARS, CORNELIS BAKKER, ADRIANUS BALVERS, RIJNIER JOHAN NES ELIAS BOT. ADRIANUS CORNELIS DEKKER, JOANNES GROOTHUIZEN, CORNELIS JONKER, JOHANNES JACOBDS K&BEL, KLAAS KONING, GERRIT MOLLEVANGER, JOANNES NIEUWEN- HUIS, JOHANNES HUBERTUS DE RAAT, PIETER ROOS, TEUNIS SCHOT VANGER. 10e Rsg m?st Infanterie, l chting 1904, garnizoen Haarlem, 9 September 1907: OTTO ADOLF JACOBUS MICHELS, WILHELMUS JACOBUS VRIJHOEF. 10e Rsgiment Infanterie, lichting 1908, garnizoen Helder, 9 September 1907ABRAHAM HOEK. 10e Regiment Infanterie, lichting 1904, garnizoen Hoorn, 9 September 1907: BEREND KOOTJE, THAMES POOIJER, PIETER VISJE. 7e Regiment Infanterie, lichting 1900, garnizoen Amsterdam, 16 September 1907JULIANUS HAZES, PETRUS SMIT. De ronautlnehe avonturen op ee* automobiel tocht. Vervolg van DE KRANIGE CHAUFFEUR. 45) »Dan zullen wjj binnengaan en om de tasch vragen, zei ik, den man scherp aankijkend. Geen spier echter vertrok en ik begon te gelooven dat hij toch een eerlijke kerel kon zgn. De priester, een eerbiedwaardig, allervriendelijkst man met wit haar, zelf behoorend tot den boerenstand, was thuis en nam uit een gesloten kast in zjjn kale eetkamer, meteen voor studeervertrek dienend, de veel besproken tasch en den reiszak* Haastig greep de Jongen er naar. Hij had ze zoo zeker gewaand op den rug van den grijzen ezel, dat hjj er niet eens den sleutel had afgenomen, die dan ook nog in het slot stak. De tasch stond op de eettafel van den priester en de Jongen opende ze in groote opgewondenheid. Hjj onderzocht den Inhoud zonder ze echter te laten zien en een heldere blos kleurde zjjn wangen. »Alles is in orde,» zei hg, met een zucht van verademing, »lk ben zeer dankbaar.» Toen wendde hjj zich tot den priester en Fransch sprekend en zjjn Fransch was zeer goed zei hg »lk heb een groote belooning uitgeloofd voor den vinder van mjjn tasch. Maar de man wil ze niet hebben. Kunt u mg zeggen waarom niet, mon père ilk kan het u niet zeggen, monsieur. Ongetwgleld heeft hg een reden die hem goed toeschijnt.» luidde het antwoord van den priester, die klaarbljjkeljjk de reden wist maar verplicht was ze te verzwijgen. »Hjj en zgn familie behooren nog niet lang tot mijn parochie maar ik geloof dat ze eerlijke menschen zijn. Sinds Andriolo geheel hersteld is, heb ik alle mogeljjke moeite lc Regiment Veld-Artillerie, lichting 1934, garnizoen Utrecht., 16 September 1907ADRIAAN KLEVERLAAN. Pontonniers, lic'ating 1904. carnizosn Dordrecht, 16 September 1907 PIETER NOL. 43 Regiment Vesting-Artillerie, lichting 1900, garni zoen Helder, 7 October 1907: CORNELTS BAARTSE, JACOBUS SCHOEN, JOHANNES HENDRIKÜS WAGENAAR, Alkmaar, 22 Aug. 1907. Ds Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. Van onzen Londenschen medewerker Londen, 20 Augustus 1907. VOORPRET VOOR EEN BANKHOLIDAY". Toen ik een en ander meedeelde over den Lammas day", kon ik geen ruimte vinden om te vertellen van de menschen, die hem te Londen vieren. Het kwam mij verder wenschelijk voor, ditmaal den feuilleton-vorm te gebruiken. Die gaf mij beter gelegenheid eigenaardigheden van het volk in het licht te stellen. Een der grootste en onaangenaamste eigenaardig heden van fabrieksmeisjes in Oost Londen is baar lach. Die is lawaaiig, stuipacht:g en totaal zonder vroolijkheid. In den regel leert zij dit lachen binnen een jaar at, als zij een der goede „clubs" bezoekt. Daar besteden menschlievende dames van stand en opvoeding hare avonden om de meisjes een paar aangename, nuttige uren te bezorgen. De ware hatelijke luch wordt vergeten, meer dan verloren het oude, schreeuwerige, stootende, van-alle-vroolijk- heid-ontdane geluid komt haast enkel voor als een nieuwe dame van het Comité voor het eerst ver schijnt. Bij haar barst het verfoeilijk geluid dikwijls uit. En zeker is de ontvangst, eener „nieuweling" bereid, dikwijls meer dan voldoende om allen ijver, zelfs in den meest menschlievende, te dooden. Ziet zoo'n nieuweling er bedeesd uit, dan mag zij vast rekenen op persoonlijke aanmerkingen, als „Kijk ze 't haar van achter eens hebben", ot „Ziet ze er nou niet gek uit Tracht de nieuwe dame vriendelijk te glimlachen, als om vertrouwen te winnen, zoo wordt zij zeker begroet met: „Waarom kom jij hier om ons aan te gapen en zoo mal te lachen Ga liever naar huis naar je mama". Ada (spreek uitEida) Jones was het type van zoo'n fabrieksmeisje. Zij dreef de dames van haar club tot volstrekte wanhoop, en had grooten invloed op haar kameraden. Er was slechts één dame, die alles met haar kon doen, en zonderling, was dat de pas aangekomen juffrouw, zonder eenige ondervinding. Willy Blank zeide eenvoudig tot haar„Je steltje aan als een beest". Zij durfde dat t6 zeggen. De woordenkeus was wel niet parlementair, zeker niet voor een dame, maar Willy had niet lang geleden afscheid van school genomen, waar zij tot „kapitein" van de „hockey team" was gekozen uit 850 mei jes. De fabrieksmeisjes vergaten haar hatelijken lach zij zeiden eenvoudig„Nou die durft hoor". Ze droegen Willy op de handen. Niettegenstaande was haar eerste Bijbelklas een zeer groote teleurstelling. Zij sprak over den Christenplicht om vijanden te vergeven en was ongeveer halfweg, toen elk in de klas begon over haar bijzonderen vjjand uit te varen. Natuurlijk sprak Ada Jones het luidst van allen. „Nou moet je niet denken dat ik Tom Barnes ooit zal vergeven. Dank je wel. Als ik kans heb, trap ik hem in de goot, dan zal bij er mooi uitzien". En bij die woorden snoof ze heftig en bewoog haar hoofd zoo geweldig, dat de roode veer van haar hoed op en neer wipte als in innige sympathie. „Wat heeft hij je gedaan „Gedaan P Wel, hij heeft een andere meid nageloopen" De andere meid vloog naar voren met een stuk „toffee" in haar hand, waarop zij had gezogen en dat ze nu door de lucht zwaaide. „Je liegt", schreeuwde ze en uit de woorden wisseling die volgde, was het ten eenenmale on mogelijk iets wijzer te worden. De twee meisjes zouden zeker haar nagels hebben gebruikt en daarmede het gelaat harer tegenstandster hebben bewerktdoch Willy stond tusschen de twee. En dwaas als het moge klinken, in 't midden van dien vuilen woordentwist, die bijna niet was aan te hooren, in 't midden van heftige bedreigingen barstte Ada in eens uit in en een hartelijken lach, over de cabriolen van een kleine kat. Op datzelfde oogenblik dacht haar tegenstandster aan haar „toffee" en liep weg om er verder in vrede op te zuigen. Deze bizondere luchthartigheid is een der merk waardige karaktertrekken van fabrieksmeisjes, mis schien te verklaren doordat zij nooit iets in de wereld zien, dat blijft, behalve haar eigen, zwaren, eentonigen arbeid, te verklaren omdat zij van kindsaf hebben geleefd in straten en stegen, gelijkend op een eeuwig veranderende kaleisdoskoop. Misschien is het een geluk voor wien weinig deel achtig zgn. Het weer was heet en drukkend, 't Was het einde van Juli en de „Bankholiday" in Augustus nabjj. De rijken hadden Londen verlaten in de eenzame parken stonden de boomen stoffig en bruin. Alleen de millioenen zwoegers bleven. Ada en al haar kameraden werkten nu „over", iets wat ze in den regel voor geen geld ter wereld konden doen. Maar Bankholiday" was in 't zicht en zij moesten allen sparen. Waarom die zuinigheidP Was 't om een appeltje voor den dorst P Om geld te hebben als halve dagen gewerkt werd in den winter P Volstrekt niet. Met al haar ondeugden denkt een fabrieksmeisje nooit aan sparen. Deed zij het, dan zou zij waarschijnlijk niet meer haar laatste stuk brood deelen met een hongerige kameraad. Neen, Da en haar vriendinnen wilden alleen een nieuwen hoed koopen, en zij die de langste en meest-in-het-oog-loopende veer kon be machtigen, was er zeker van voor dien dag het hart te veroveren van den meest benijden man Tom Barnes. En dat wel voor „Bankholiday". Ada had reeds lang vergeten dat ze ooit met gedaan om werk voor hem te krjjgen, maar tot heden is het mg niet gelukt.» De Jongen nam een handvol goudgeld uit zgn zak en met bekoorlijken eenvoud zei hg»Voor de armen ven uw parochie, mon père, als u zoo goed wil zgn het voor hen aan te nemen.» De oude priester bloosde van genoegen, zeggend dat hg zoo menige arme had en het voortdurend betreurde zoo weinig voor hen te kunnen doen. Dit was een Godsgave. Snel een blik op den Italiaan werpend, zag ik dat zgn sombere, donkere oogen vol hartstochtelijk verlangen op het goud waren gevestigd. Die blik, zoowel als zgn heele uiterlijk verried groote armoede en toch had hg zoo juist vijfduizend francs geweigerd, een fortuin voor de meeste menschen uit zjjn stand. Nu de priester zulk een goede getuigenis had gegeven, werd mgn achterdocht door een overgroote nieuws gierigheid verdreven* Ia het huis van den priester had ik de blauwe pet van den portier achter mijn rug verborgen, maar de Jongen zag ze en zag ook hoe sat van den regen ik was. Ik moet er allerbelacheljjkst hebben uitgezien, toch lachte hjj niet. »Ik had haast zooals je ziet,» excuseerde ik me, toen een welsprekende blik van hem lang op me rustte. »Ais ik een mal figuur maak is het jouw schuld.» »Je nam er den tjjd niet af om je hoed te halen,» zei hij* »Zooals je was iiep je door den regen en je liep hard ik hoorde je hggend achter me loopen* Maar nasar, natuurlijk deed je dat omdat je goed hartig bent. Je zou het voor iedereen gedaan hebben. Voor de contessa »In geen geval voor de baronessa,» viel ik hem in de rede. »Ik had zeker eerst mgn regenjas aange trokken en zelfs mgn overschoenen, indien er van haar veiligheid sprake was geweest.» Toen lachten we beiden en Stefani, die in den regen voor ons uitliep om den weg te wijzen naar zijn woning, keek over zgn schouder, verbaasd en eenigs- zins beleedigd als meende hg dat we hem uitlachten. In een der laatste buitenwijken van het ongeregeld gebouwde Martigny Bourg hield hg stil voor een somber, grjjs steenes huis met vier rjjen gesloten houten luiken boven elkaar, wat beduidde vier ver diepingen met opeengepakte menschen. Zelfs Martigny had zijn verblijven voor arme arbeiders of voor hen, die gaarne wilden werken als er maar gelegenheid toe wasen deze man was een dier ongelukkigen. Wjj volgden Adriolo Stefani vier nauwe steenen trappen op, elk afgescheiden door een klein portaaltje, onzen weg vindend door behoedzaam met de» voet te voelen voor we een stap verder deden, want licht brandde er niet. Toen wg de bovenste verdieping hadden bereikt, liepen wij op den tast een smal gangetje door naar het achterste gedeelte van het huis, waar onze gids een deur opende* Daar verspreidde het licht van een bijna opgebrande kaars een geelachtigen nevel es wg wachtten buiten tarwjjl de Italiaan met iemand sprak, die we niet konden zien. Een protest tegen onze komst werd door een vrouwenstem geuit, maar Stefani wist haar te overreden en zich omkeerend verzocht hg ons binnen te komen. Twee vrouwen zaten in een kamer waarin haast geen enkel meubelstuk stondbeiden deden bjj ons binnen treden een poging cm op te staan; maar de een die jong van jaren leek had haar schoot vol met kleine afgedragen laarzen en de ander, veel ouder dan het tweetal, suste een half ontkleed, schreiend kind. Een zonderlinge verlegenheid over ons indringerig optreden maakte zich van mg meester, en een sterk gevoel van onbeholpenheid deed me wenschen hier weg te zgn en drukte me zoo neer, dat ik niet wist wat te doen of te zeggen. Naar alle waarschijnlijkheid zag ik er ongenaakbaar en trotsch uit, ofschoon ik mg zoo nederig als een worm voelde. Welke gewaar wordingen de jongen had, kon ik mot geen mogelijkheid weten, ik kan alleen zeggen hoe hg handelde. Men zou gedacht hebben dat hg zgn heele leven lang deze arme menschen gekend had. Ik bleef bg de deur staan, de treurige omgeving bekjjkendtwee ruw houten doozen waarin drie kleine donkere kinderen sliepen, oogenschjjnljjk allen van dezelfde groottedicht er bg een matras op den grond voor de ouderseen open deur van een donker hok waarin ongetwijfeld de groot- Tom had gekibbeld, en tot eiken prijs moest ze hem hebben. Willy kon heelemaal niet begrijpen wat ze in Tom zagen. Eens was ze hem tegen gekomen tusschen twee meisjes. Bij die gelegenheid was hij verre van nuchter, maar al was hjj nog zoo bij zijn positieven geweest, zoo kon toch niets verbergen zijn leelijk rood haar, kromme beenen en gemeene uitdrukking van loensche brutaliteit. Tom was altijd een van de werkeloozen. Sinds hjj een ondersteuning had ontvangen uit het „Mansion House" fonds, begreep hij dat het voordee ig was zonder werk te zjjn en besteedde hjj veel tjjd in 't meeloopen met optochten en 't rammelen met collecteerbussen. Het meisje dat hij voor 't oogenblik koos, lag onder de verplichting hem Zondag te tracteeren op gebakken ossenhiel en geurig gestoofden pens, terwjjl hjj gedurende de andere dagen klapliep in de gaarkeukens of andere weldadigheids-inrichtingen. Doch de week voor „Bankholiday" was zoo slecht voor Tom geweest, dat hij er werkelijk toe gekomen was een paar karweitjes aan te nemen. Zoodoende bezocht hjj Vrijdagavond voor den feest dag, klein Petticoat-steeg in een alles behalve aan genaam humeur. Het was er dien avond druk. Aan iedere kraam waren uitgestald hoeden van allerlei vorm en grootte. De fabrieksmeisjes stonden in op gewonden groepen en rinkelden haar zuur verdiende spaarduitjes in den zak van haar rok. Ada Jones stond op eenigen afstand van allen. Haar wangen waren rood van opwinding, want zjj was bjjzonder gelukkig geweest. Een vriendelijke oukleerkoop had haar de voorkeur gegeven op een prachtigen hoed een hoofddeksel dat in pluche alle kleuren van den regenboog ten beste gaf en bovendien ver sierd was met een veer, die alle mogeljjke profes soren in de natuurljjke historie niet zouden kun* en thuis brengen. Zjj stond in diep gepeins en moeie- lijke berekening, toen Tom Barnes haar aansprak met een por in haar ribben, dat haar bjjna deed „verschieten", zooals ze het later uitdrukte. Er bestond heel weinig kans dat Ada ooit haar bedreiging zou waar maken en Tom in de goot zou gooien, integendeel, zij was dien avond vriendeljjker dan ooit. Wat toch kwam een mooien hoed er op aan, die al de andere in de schaduw zou stellen, zonder een jongen aan den arm te hebben, die alle andere meisjes geel en groen van nijd maakte? De twee stonden elkaar grinnekend en knipoogend aan te zien. Tom tapte een paar ruwe grappen en pakte Ada bjj de kin, en Ada werd njjdig en beval hem „uit te snjjden". Zoo gaat het toe in een typische Oosteind verliefdheid en hof maker jj. De dag was vreeseljjk warm geweest. Ada was moe en haar oogen heel zwaar, want die week had zjj van den vroegen morgen tot den laten avond gewerkt, ten einde voldoende geld te kunnen sparen voor 't koopen van haar nieuwen hoed en om haar lieven Tom te kunnen trakteeren op de vele borreltjes, die hjj noodig zou hebben als hjj met haar uitging. Na een korten tjjd haalde zjj Tom over haar te volgen naar de trappen aan het eind der straat. Dat was de uitgekozen plaats voor verliefde paartjes en zij zaten daar in den koelen schemer. Yan tijd tot tijd moeder sliep; teges den muur gespijkerde planken waarop niets stond dan een paar schaaltjes; op des aarden vloer een hoopje droge modder welke door de jonge moeder zorgvuldig met een mes van de versleten laarsjes in haar schoot was afgekrabt; een waggelende, ongedekte tafel waarop een bord met een struik asdjj vie en een eindje kaars in den hals vaa een flesch En dit armzalig vertrek, te prjjzen voor zjjn uiterste zindelijk heid, met een lithographie van de Maagd, omgeven door frissche wilde bloemen, aan een der kale wanden, was het »thuis« van dezen »dief«, van den man die ge weigerd had een beloosing van vijfduizend francs aan te nemen. Terwijl ik daar stond, stjjf en weinig op mgn ge mak, stapte de Jongen haastig de kamer door, de twee vrouweB verzoekend niet op te staan. »Arss, klein kind,» zei hjj in het Italiaansch, vol medelijden neerkijkend op dit donker stukje van de measchheid in grootmoeders armen* »Zjj is ziek, is het niet Hee wist hjj dat het wezentje een »zjj« was Raadde hjj er maar naar, dan trof het wel gelukkig want beide vrouwen antwoordden tegeljjk, dat het kleine meisje sinds gisteren ongesteld was* Zjj konden niet zeggen wat er aan scheelde. Ze hadden gehoopt dat het kind vandaag wat beter zou zjjn maar in plaats daarvan was het erger, en bjj deze woorden loste de nevel die de oogen der moeder had verduisterd, zich op in een zacht neerdroppelenden regen* Zjj snikte noch klaagde, deze arme, afgematte vrouw, te zeer gewend aan ver driet om er zich tegen te verzetten, toch was het duideljjk dat haar hart brak. Het lezen echter moest zjjn gang gaan en terwjjl ze treurde over de kleine die ze vreesde te verliezen, maakte zjj de laarsjes schoon van degeen die ze hoopte te hehoudea. «Hebt u er een dokter bjj vroeg de Jongen. »Onze goede priester is half een dokter* Hjj is hier geweest om naar de bambina te kjjken.» Wordt vervolgd.) ALKMAARSGHE COURANT Oproeping voor lierlinllngs oefeningen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 5