No. 205. Honderd en negende jaargang. Zaterdag 31 Augustus 1907 DAGBLAD 700R AT.TTMA AR en OMSTREKEN. De Kleine Kameraad. ENGELSCHE BRIEVEN. FEUILLETON. ZIONISTEN-CONGRES. Van onzen Londenschen medewerker.) Londen, 27 Augustus 1907. Museums en nog wat. Sir E. M. Thompson, de hoofddirecteur van het Britsch Museum heeft juist zijn jaarverslag uitge geven en vestigt daarin de aandacht op het eigen aardig feit, dat het aantal bezoekers van dit Museum steedsachteruit gaat en blijft gaan. In 1906 was hun aantal minder dan in 1905 en het kleinst sedert de laatste 5 jaren. Het liep namelijk terug van 813.000 tot 601.950, dus bijna 122.000 minder 't In natuurlijk zeer moeilijk te znggen wat hiervan de oorzaak ris. Het kan liggen aan de toeneming van museums in het algemeen, het kan ook ver oorzaakt worden door de vermeerdering van het aantalopenbare boekerijen. Er worden veel meer concerten en lezingen gegeven dan vroeger, die kosteloos toegankelijk zijn, de avondscholen voor volwassenen nemen ontzaggelijk toe en al die zijn tot 's avonds laat toegankelijk, terwijl de museums betrekkelijk vroeg sluiten. Niet alleen komt het groote publiek^er minder in de week, doch ook op Zondagen, niet alleen het gswone menschdom blijft er meer van daan ook de geleerde wereld gaat er minder h en. Ü^Daar komt bijjdat het Museum van Natuurlijke Historie in South Kensington, dat een afdeeling is van het BritsohfMuseum, ook aan vermindering van bezoekers lijdt. In 1905 kwamen daar nog 566.813 kjjkers, in 1906 slechts 472.557. Hot eenig be zwaar dat ik tegen deze cijfers heb, is dat men in die museums geen touriquets heeft en het dus zeer waarschijnlijk is, dat men zich vertelt. Hoe weet de directer bijvoorbeeld, dat er in de zalen voor Britsche j'en Middeleeuwsche Antiquiteite 11000 menschen meer zouden zijn geweest P Yooral lijkt mij die telmethode onbetrouwbaar, wijl het onderwijs steeds meer en meer bijdraagt om de menschen te leeren begrijpen welk een prach tig hulpmiddel zij hebben voor hunne verdere ont wikkeling in die museums. Zooals men weet, staat het Britsch Museum in de wijk Bloomsbury, die geheel het eigendom is van den Hertog van Bedford. Deze toonde nu dezer dagen zijne belangstelling in het museum, door aan de afdeeling in South Kensington een geheele verzameling kleinere zoogdieren ten ge schenke te gevnn, cie hij op het eiland Sanghalien, dat we allemaal kennen uit dsn Russisch-Japanschen oorlog. De hertog heeft een eigen verzamelaar in zijn dinnst, de heer Malcolm Anderson en deze heeft voor het museum, dat nog geen enkel dier daar van daan had, een groot aantal soorten weten machtig te worden, die nog geheel en al onbekend waren, zoodat dit de wetenschappelijke waarde van het geschenk belangrijk verhoogt. Bovendien heeft deze zelfde Hertog op de Philip- pijnsche eilanden een verzameling zoogdieren voor zich laten bijeenbrengen en ook die heeft hij aan het museum ten geschenke aangeboden. Ook de Ozar heeft aan het museum in South Kensington j'zijne hulp verleend, door den heer R. Lydekker|verlof|te geven in Lithuanie een kudde Europeescho bisons te gaan isspecteeren. De heer Lydekker is aan'^het museum verbonden als specia liteit voor de groote zoogdieren en dus in een geheel anderen tak van dierkunde tehuis, als de heer Anderson. De bisons zijn bijna uitge torven en daarbij is de Russische regeering zeer zuinig met bet geven van een verlof als dit. Doch in elk geval weet men hier van die dieren meer dan van de kleine beestjes, die uit Sanghalien komen. De grootvader of overgrootvader van den tegenwoordigen De romantische avonturen op een nutontobleltocht. Vervolg vaa DE KRANIGE CHAUFFEUR. 52) «Over een paar dagen zal je de zilveren gems ook weggooien,* mompelde ik, »ot ze zenden naar onzen hotelhouder voor zjjn verzameling dieren.* «Je zult zien dat er van weggooien geen sprake zal zjj»,« beweerde de Jongen, het pakje ik zjja hand meenemend in plaats van het aan 't hotel te laten bezorgen. Na een en ander van het stadje gezien te hebben slenterden we huiswaarts, waar wjj, gezeten in het «vaste pare* onder een rood zjjden parasol en met een roman in de hand, Gaeta vonden, die ons toeriep* «Waar zjjn de heeren zoo vroeg ge weest.* «Naar de stad om een brandoffer op uw altaar te zoeken,* zeide de Jongen en de witte papieren af scheurend gaf hjj haar de zilveren gems. HOOFDSTUK XIX. Een gesprongen snaar. „There comes a mist, and a weeping rain, And nothing is ever the same again, Alas Geobge Macdonald. Na drie dagen gewijd te hebben aan eenige buiten gewoon mooie uitstapjes, die me meer dan half troostten voor de opoffering van den Mont Blanc, (enkel gedaan om een jeugdigen tiran vreugde te verschaffen) besloten wjj naar Aix door te gaan en onderweg op te honden om Annecy te bekjjken. Keizer van Rusland heeft ten minste een stier aan het Museum ten geschenke gegeven. Dit zijn natuurlijk allemaal opgezette dieren. Over het meer of minder belangwekkende van onze eigen leveade dieren, vooral van onze vogels zijn de geleerden het nog niet in alle opzichten eens. Yooral de groote zwarte kraai staat in onze parken aan gestadige vervolging bloot, omdat hij heet de eendeneieren en jonge eendjes op ie eten. De kraaienminnaars houden vol, dat het er niet toe doet of de kraaien dit doen, dan wel of de park wachters in het najaar een klopjacht op de eenden houden en zij voegen er bij dat een kraai in elk geval interessanter is dan een eend. Anderen weten ons bovendien te verzekeren, dat kraaien tegenwoor dig eigenlijk heelemaal vegetariërs zjjn geworden en een advocaat in Gray's Inn heeft me plechtig ver zekerd, dat hij een kraai in Rekent's Park snippers papier had zien verslinden. Daar in Gray's Inn is men trouwens ook niet op ze te spreken. Daar is een heele koloaie van roeken. Op een goeden dag kwam er ook een paar kraaien aanzetten. In den beginne giag alles goed, doch op zekeren morgen zag de rechtsgeleerde wereld, die daar kantoor houdt, den grond bedekt met roekennesten, roeken eieren en jonge roeken. Er was klaarblijkelijk ruzie oatstaan en de sterkere kraaien hadden de overwinning behaald. Ze werden onmiddellijk ter dood veroordeeld en staan nu opgezet in de loge van den portier, die u het roerend verhaal doet, als ge er naar vraagt. Ik bespeur nu evenwel, dat ik de museums uit en de buitenlucht in ben gegaan. In dit herfst achtig zomerweer is dat niet altijd een onverdeeld genot, doch als het een droge dag is, dan kunt ge in de tentoonstellingsterreinen bij Earl's Court ont dekken, hoe ncodig die zijn en voelt gij de vraag rijzen, wat Londen in een heeten zomer zou doen zoider Earl's Court. Men vindt daar een permanente „kermesse d'óté" en alleen afstammelingen van Pieter Stastok slagen niet er in zich daar te amu seeren. De Japansche en Balkansche tentoonstel ling is niet onaardig, doch de hoofdzaak is en blijft de kermis, de mooie muziek en mooie illuminatie, de montagie russe de vliegmachine, de glijdtoren, de water chute en dergelijken. Earl's Court is bij avond natuurlijk het gezelligst en leukst en daar de avonden over het algemeen beter weer brachten dan de middagen, is het bezoek toch nog tamelijk druk gebleven. Intusschen komt het geneeskundig blad, „The Lancet", dat altijd iets bijzonders te vertellen heeft, ons bang maken met de boodschap dat het veel ongezonder is 's avonds, dan 's morgens zijn ont spanning te nemen. Het zou namelijk veel beter zjjn de frissche, zuivere morgenlucht in te ademen, dan hetzelfde artikel 's avonds te genieten, wanneer den heelen dag fabrieksschoorsteenen massaas rook en kolendamp hebben uitgestuurd om de atmospheer te bederven. Nu moet ik erkennen, dat tal van lieden hun zwemmen, fietsen, wandelen, paardrijden, enz. enz. 's morgens vroeg doen. Als men om zes of zeven uur door de parken o op de Hampstead Heath gaat, ziet men die vroege vogels en ze schijnen inderdaad het een aangename dagverdeeling te vindeo. Anderen zien er evenwel tegen op, zich lichamelijk te vermoeien, voor ze met hun dagtaak beginnen en grijpen die theorie aan als voorwendsel om lang in bed te liggen. Doch wat „TheLancet" ook zeggen moge, ik kan mij niet voorstellen, dat we ooit 's morgens om zes uur naar de opera zullen doodleuk te zoeken. gaan, of een drama zullen gaan zien, om daarna in de City in café's of koffio ons heil ellicht zou onze briefstijl voor den koophandel er wat leesbaarder door worden, doch de vraag is of de kooplui dat wel van elkaar zou den waardeeren. De contessa had plan gemaakt om met haar vrienden per spoor van Chamonix naar Annecy te reizen, maar ze was verliefd geraakt of meende het te zjjn op onze manier van rondtrekken. Een zinspeling tot den Jongen en Fanny-anny, met een dameszadel^dat gemakkelijk ia het stadje te koop was, werd ter harer beschikking gesteld voor een rit van Chamonix naar Anaecy. Wat de baron en de baronesse betreft, geen van beiden verstond de kunst om hun ware gemoedsstem ming te verbergen. Zoo verontwaardigd waren ze over de verandering in het programma, dat niets hun liever zou geweest zjjn dan met GaetA te twisten en haar ia een booze bui ie verlaten. Maar hun haast aar, doenljjke gehechtheid aan Paolo ontzegde hun dit genoegen. Ten slotte wisten ze hu» ergerais te be tooms» en stemden er in tos naar Annecy te rijden in het rjjtuig, hun door Gasté aangeboden. Zelfs gelukte het hun beleefd tegen den Jongen en wjj te zijn, ofschoon daze gedwongen vriendelijkheid vee! geleek op windstilte voor den storm. Hoe die storm zou losbreken kon ik niet voorzien, maar dat hjj boven onze hoofden zou losbarsten, daarvan was ik zeker. Het leed geen twjjtel of de Jongen was favouriet in den wedren om Gaeté's glimlachjes ea hat zou zeker dwaas geweest zijn te wedden op mjja kansen als overwinnaar. De jonge schelm gaf me geen gelegenheid voor een woordje met de contessa, want, indien ik aan haar linkerhand liep wanneer ze reed, dan koos hjj de rechter en legde zjjn smal bruin handje op het nieuwe zadel, verwisseld voor het oude dat per grande vitesse naar Annecy ver zonden was. Te lui voor den strjjd had ik me gaarne gewonnen gegeven, als ik ae niet eenigszjns gegriefd had ge voeld door het gedrag van de» Jongen. Eerst had hjj den schjj» aangenomen niet om Gaeièt te geven, ja, zelfs geveinsd de tjjdeijjke vermeerdering van ons troepje onaangenaam te vinden, terwjjl hjj in werke lijkheid geen sterk verlangen naar mjjn gezelschap moest hebben, snders zou hjj niet met zooveel vuur zich wjjden aan het spel dat hjj nu speelde. Een vaag besef dat mjj onrecht werd aangedaan, deed me ver- INDRUKKEN. Geroezemoes van stemmen gaat door de groote zaal van het Gebouw te 's-Gravenhage. In het parterre, rij aan rij, tafeltjes met stukken in blau wen omslagachter de tafeltjes de gedelegeerden De loges, balcons en galerijen vol dames en heeren in toiletten de ville. Het tooneel afgedekt met een scherm, sober van decoratiefhet blauwwit van Judaea's vlag, het zeshoekig schild van David, den leeuw van Juda. Wat al verschillen van typen, die gedelegeerden Allen Joden, maar in verschillende omgeving en klimaat geworden tot Engelschen, Russen, Ameri kanen, Duitschers, Hollanders. Hoe verschillenc geworden van uiterlijk, hoe gemengd van taal, hoe uitéénloopend in oeconomische en politieke situatie, zij allen zijn één in hun streven naar redding voor het Joo jsche volk, naar opheffing van Israels zonen uit de ellende der verstrooiing, uit de stoffelijke, de moreele verwording. En wat daar in het binnen dringend zonlicht met gouden letters blinkt op fluweel-rooden grond „mijn rechterhand verdorr' eer ik u ooit vergeet, Jeruzalem", dat leeft in de harten van die 400 afgevaardigden, door 80000 Zionisten naar hier gezonden, dat vindt weerklank in het gemoed van allen, die met sympathie deze jonge wereldbeweging hebben gevolgd. Onder de deputé's zijn ook dames. Elegante Amerikaan8che vrouwen, meisjes uit het gebied der Russische progromen. Yoor het georganiseerde deel van het Joodsche volk bestaat ds vrouwenkwestie niet. De vrouwen hebben, sinds het begin der beweging, zonder dat het ooit is besproken of be streden, actief en passief stemrecht; symbool van de moderne basis, waarop eens de Joodsche gemeenschap zal zijn gegrondvest. Het geraas v9rstomt. 't Is doodstil. Het actions comité treedt binnen. Dan een hartelijk applaus, welkomstgroet voor hunne voormannen van allen die, kinderen van één volk, zijn samengekomen naar de hoofdstad der wereld van heinde en verre van den Kaukasus, van Jeruzalem, van Zuid-Afrik®, van Canada. Het congres is geopend. David Wolffsohn, de opvolger van wijlen Theodoor Herzei, den te jong ontslapen, den diep betreurden leider van zijn volk, heeft het woord: „Tien jaren zijn voorbij gegaan, sinds van de eerste Zionistische tribune in Bazel de kreet van verlangen van het Joodsche volk, de kreet om ruimte, licht en leven in het land der vaderen, in de wereld weerklonk". Welsprekend, in ademlooze stilte aangehoord, een stilte, alleen onderbroken door een niet inge houden snik, gaat de redenaar voort. En als hij spreekt van de broeders en zusters, die gevallen zijn in Rusland, als het klinkt„wij moeten eer biedig hen nastaren die met bun bloed het marte laarschap van het goloes*) bezegelden", dan staan alle aanwezigen op. Dan blinken er tranen, ook in de oogen van vele krachtige mannen. Als de voorzitter het Joodsche volk zijn plicht voorhoudt: „Een volk moet toch eens er voor zorgen een veiliger en waardiger plaats te vinden dan tusschen hamer en aanbeeld," dan klinkt het stormachtige applaus, dat losbreekt, als een heilige belofte. Het program ontvouwt de spreker in deze korte en klare formule: „politiek, voorbereiding van het volk, voorbereiding van het land" en hij eindigt „Het Zionisme is geen toeval en geen luim van enkele menschen. liet is de duidelijke, door histo- balli»g8ebBp. langen kwaad met kwaad te vergelden en op het moment wist ik geen beter middel dan te trachten hem ia de wielen te rjjden. Ik vond er een zeker iaag genot in den Jongen jaloersch te ssaken door te trachten de belangstelling, die Gaeté me vroeger had betoond weer op te wekken en zjjn gezicht verried sows maar al te duidelijk hoe onaangenaam hem dit was. Dit was een teeken om vol te houden ea waress wjj toevallig samen alleen, dan kon ik niet nalaten Gaeta's lof te zingen, «Het sc'njjnt wei dat je een kort geheugen hebt,* zei fejj. «Nog niet zoo lang geleden vertelde je rjj van je liefde voor een meisje, dat jou een blauwtje had laten loopen. Ben je haar reeds vergeten Die stoot trof doel en ik hoopte sterk dat de Jongen het niet zou gezien hebbea. Zjjn woorden herinnerden mij aan het feit dat ik den laatsten tijd niet meer gedacht, en nog veel minder getreurd had over juffrouw Blantock nu Lady Jerveyso»; en Molly Winston's woorden kwamen me voor dea geest: «Kon ik u maar bewqzen dat u niet van Helene houdt en haar nooit hebt liefgehad.En op mjja antwoord dat het saoeiljjk zou zjjn dit bewjjs te leveren was haar be wering gevolgd, dat zjj er zich toe wou verbinden indien ik «haar voorschrift wilde opvolgen.* Ik had haar voorschrift opgevolgd en het viel niet te loochenen dat dé wond gesloten was, al kon ik mij ook niet op een algeheele genezing beroemen. Vast stond echter dat, al betreurde ik niet langer de triomf van den kruidenier, deze wonderbaarlijke verandering niet aan Gaeta te danken was. Wie of wat wèl dat wonder gewrocht had kon ik onmogelijk begrijpen, en ditmaal ontbrak me de lust er met den Jongen over te spreken. Mjjaentwege kon hjj denken wat hjj wilde. «Op oud jjs, vriest het licht, althans zoo zegt het spreekwoord, en wellicht heeft het wel eens gelijk, zei ik oatwjjkesd, ofschoon toes wskeii geleden Moily telkens over haar vriendin Mereédès sprak, ik da innige overtuiging koesterde dat zoo iets nooit met mjj zou gebeuren. Op deze zinspeling gaf de Jongen geen ander antwoord dan met een uitdrukking van vastberadenheid de lippen stjjf °P alkaar te sluiten. rische wetten geëischte kringloop van het Joodsche volk." De prachtige grijze kop van Max Nordau ver schijnt boven het spreekgestoelte. Het congres brengt hem een geestdriftige ovatie. Kalm daaronder, Spreekt hij duidelijk en iqet nadruk. Hij bespreekt de argumenten der tegenstanders van het Zionisme. Elke volzin bevat eene gedachte, is een genomen, die bewaard moet blijven. „Het Zionisme is een weldaad, geen weldadigheid". Een volk reikt men geen milde gift. „Een land is geen aalmoes". „Zionisme of nationale liquidatie." Zeldzaam groot is de propagandistische kracht van zijn woorden. Men ziet de congressisten mee leven met zijn betoog. Hear hear" hoort men ginds Sehr richtig" daar, „bravo" elders. „Wij Zionisten, dragen ons Jodendom als een kokarde en dat is voor ons zóó van zelfsprekend dat we ons verbazen, dat anderen hun Jodendom, alsof hot een brandmerk was, trachten te verbergen". „In het vrije Holland is voor de tweede maal de vredesconferentie bijeen, omhet bestaan van een de gansche menschheid bindende zedelijkheid vast te stellen en hare regels in een wereld-wetboek vast te leggen. Deze nog niet gecodificeerde, maar door alle regeeringen, Christelijke Mahomedaansche Boeddhistische, Eohistische en Vrijdenkende, erkende zedelijkheid roepen wij aan. In haar naam eischen wij voor ons volk van 12 millioen zielen gerechtig heid." Dan rijzen allen op van hunne zetels, de gedele geerden en de toeschouwers op de tribune. Een storm van bijval gaat door de zaal. En staande hooren zij het aan, als Nordau voortgaat„zoolang er een Joden-vraagstuk bestaat, is de beschaving een leugen en vertoont zich gindsche diplomatische conferentie ter codificeering van naastenliefde en menschelijkheid als een komedie". Na de schitterende redevoering van Nordau is het beslisthet congres is reeds eene overwinning. Er is door de afgevaardigden hard gewerkt. Behalve de langdurige openbare zittingen van het congres vergaderden herhaaldelijk de landsman- schatten (de vertegenwoordigers van de afzonder lijke landen), de „permanente ausschuss" (een comité uit de gedelegeerden door de gedelegeerden gekozen, dat b.v, de nominatie voor de verkiezingen heeft op te maken), Ibria (een genootschap ter bevorde ring van de kennis van het Hebreeuwsch). Bj andere congressen mogen feesten niet al te zeer bjzaak z jn, hier was het anders het Joodsche volk heeft geen reden tot feestvreugde. Men kwam om te werken en men werkte. Het behoeft nauwelijks betoogd, dat een congres als dit groote moeiljkheden met zich brengt. Duitsch is de officieele congres-taal, maar de mannen uit Kaukasus en Jeruzalem verstaan beter Hebreeuwsch. Nu en dan, bj belangrjke voorstellen, hoort men „übersetzen 1" en dan komen de polyglotten onder de leiders, om in het Russisch, Engelsch, Pransch, Hebreeuwsch en Jiddisj weer te geven, wat is voorgesteld. Soms verstaat men elkaar niet. Eene stemming wordt onzuiver geachtimmers men heeft elkaar niet goed begrepen. Dan gaan er protesten, soms heftig, naar de bestuurstafel, dan is er een oogenblik een lawaai, zooals het Nedeilandsch parlement niet kent, dat ons vreemd aandoet. Ot wel, als de redevoeringen te lang worden, als de tijd, de kostbare tjd te veel in beslag wordt genomen door enkelen, dan komt het voorstel tot inperking van ieders spreektjd tot 10 minuten. Maar onder de sprekers, die weken hebben gereisd om het congres bj te wonen, om te zeggen, wat hen op het hart ligt en dat is, o, zoo veel 1 Oaze weg var Chamonix naar Annecy voerde voorbjj kloven, langs diepe afgronden en over statige bergen, maar ik was niet langer in staat sterke indrukken van natuurschoon te ontvangen en vast te houden. Ik was prikkelbaar en «buiten mezelf«, tevergeefs terug- wenschond de dagen toen de Jongen en ik, niet ge stoord door vrouwelijk gezelschap, rustig samen reisden onder het wisselen van gedachten. „Nothing can be as it has been; Better, so call it, only not the same," Zegt Browning ea zoo vreesde ik dat het ook mjj zou gaan, ook al behoorde deze episode tot het verleden. Het plan was allen een dag en een nacht te Annecy te bijvai», waarna Graetè en haar vrienden per spoor naar Aix-les-Bains zouden reizen, de Jongen en ik wet oaze satellieten te voet achterna komen. Later, na eenige dagess op de villa va» de contessa vertoefd te hebben, zonden wij dea staf weer ornesnea en verder zuidwaarts trekken. Toch twijfelde ik sterk of de ver houding tusschen mjja Kleinen Kameraad en mjj wel ooit meer kon worden als te vore», al wandelden wjj ook arm ia arm van A>x naar de Riviera. Aan mjj )ag het niet, ik wilde weer de oude zjjn maar hjj was eea ander mansch geworden, en ofschoon wjj de persoon Gaeté ia haar viila achterlieten, flirtend en gasten ontvangend, de geest van Gasta zou ons vergezellea ea zich tusschen ons dringen. De Jongen zou aan haar denken; ik zou weten dat de gedachte aan haar hem steeds bezighiald en uit zou het zjja met onze vertrouwelijkheid. De weg naar Annecy met telkens wisselende schoone natuurtaforeelen duurde lang, en bjj onze aankomst in het stadje na twee dagen raizans had de contessa oog noch oor dan voor dea Jonge». Soms kwam hjj plotseling in opstand tegen zijn nieuwe slavernjj en sprak tegen haar op oec wjjze die ze niet licht aaa ee» ander zou vergeven hebben, maar deze kiad-vrouw scheen het een waar genot te vinden hem voorhal zjj» bitse, scherpe woorden vergiffanis te schenken. (Wordt vervolgd.) ALKMAARSGHE RANT BS3EE2ETSSr

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 5