No, 223
Honderd en negende jaargang. Zaterdag 21 September 1907.
DAGBLAD ?00R ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Kleine Kameraad.
GRATIS.
Mond- en Klauwzeer*
Van een papieren berg
FEUILLETON.
Sprokkelingen.
Wie zich met 1 October op
ons blad abonneert, ontvangt
de tot dien datum verschijnende nummers
DE UITGEVER8.
te brengen. Wat een regels schrift zijn hier om
Nederland dood te praten, om het te verpletteren
onder het wicht van het wee, daar gesticht.
Maar er is toch ook iets groots en iets grootsch
die begrooting. Zij is toch ook het resultaat
BURGEMEESTER sa WETHOUDERS fan Alxmaab;
O/erwegeade dat in deze genuetts zich gevallen vaa
mond- en klauwzeer hebben voorgedaan
Waarschuwen de Ingezetenen om geen melk
ongekookt te gehru'ken.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar G. RIPPING, Voorzitien
S pt. 1907.DONATH, 8 o etaris.
Vóór ons ligt een hoop foliopapisren, een stapel
23 oentimeter dik. De stukken zien er niet aan
lokkelijk uit en wij zullen dan ook niet veel mede
burgers hebben die ze doorbladeren, laat staan lezen,
laat dubbel staan bestudeeren.
Het is de Indische ontwerp-begrooting voor 1908,
het is een cijfer woestijn, waaruit zich hier en daar
dorre memories van toelichting ea dorre korte toe
lichtingen verheffen, een troosteloos landschap, voor
wie slechts de oppervlakte ziet.
Het is een beeld van onze bestuursorganisatie
van het grootste onzer koloniën, het is een blik in
de behoeften van dat reusachtige rijk, dat zich daar
slingertmen weet de rest. Of liever het is
een Chineesche muur van cijfers, die wij zouden
moeten beklimmen om een blik te kunnen werpen
in dat rijk. En dat beklimmen is een lastig en
een vervelend werk. Het is veel gemakkelijker
te gelooven dat men al een inzichten de Indische
zaken heeft, te gelooven dat een mengsel van 3/4
Multatuli, 1/16 Indische romans, 1/16 oud-gast
verhalen, 1|32 schandaaltjes, 1/64 kamerlid-redevoe
ringen, 1/32 dagbladcorrespondenties en 3/64 fantasie,
goed dooreen gestampt en met den tand des tijds
tot één spijsbrok gemalen, dat zulk een mengsel
een overtuiging is en nadere ontwikkeling of be
vestiging niet behoeft.
Die overtuiging nu is dat het er in Indië
„Turksch" uitziet. Zeker er zijn uitzonderingen,
er zijn enkele dingen, waarop wij zelfs een klein
weinigje trotsch zijn, als wij lezen, dat allerlei
buitenlanders heel veel te prijzen vinden in wat
wjj in Indië gedaan hebben. Doch over het geheel
hebben wij een neiging om het beter te weten dan
die buitenlandsche bewonderaars, om te vinden,
dat zij zich vergissen, dat daar veel nepotisme,
geldmakerij, ambtenarij en papierbeklad end niets
doen is, dat wij ons daar op oneerlijke wijze ver
rijken en dat er maar heel weinig lichtpunten zjjn
in de geschiedenis van ons bestuur van Ooït-Indië.
Het is nauwelijks tegen te spreken, dat dit vrij
wel de algemeene opinie is, zelfs onder vrij beschaafde
menschen. Trouwens, indien men zich werkelijk
ernstig rekenschap geeft van de wijze,' waarop onze
opinie over Indië en ons optreden daar is ontstaan,
dan moet men wel tot de conclusie komen, dat wij
altijd alleen de beschuldiging aan het woord ge
hoord hebben en dat de slappe verdediging van
enkele buitenlanders daartegenover noodzakelijker
wijze weinig indruk moest maken. Het is m. a. w.
zoowat onmogelijk om ons een eenigszins objectief
oordeel te vormen over wat daar aan den evenaar
door de Hollanders gedaan is
Nog steeds ligt voor ons de dikke Indische
begrooting. Wat moet dat geweldige stuk niet
een stof tot critiek geven. Talleryand had maar
twee regels schrift noodig om iemand aan de galg
van eeuwenlang werken en ervaren, zij gttuigt
toch ook van een organisatiageest, die zeker
geweldige fouten zal hebben, maar waarin toch
ook W6l iets goeds moet zijn. Indien Indië zóó
slecht bestuurd werd als men in het algemeen
geneigd is te gelooven, dan zouden er toch in deze
begrooting niet die groote trekken, die macht van
feiten en aan de om tandigheden zich aanpassende
maatregelen zijn, die bij lezing werkelijk imponeeren.
Het is niet alleen een dik boek, het is ook een
groot boek.
En nu weten wij weler is de kunst om met
cijfers te goochelen, een begrooting is „papier",
maar op het papier is toch een betrekkelijk juist
beeld van den toestand en al die cijfers zijn er
toch niet alléén door goochelaarshandigheid in
gekomen.
In Indië zullen wij in 1908 bijna 150 millioen
uitgeven, waarbjj dan nog een kleine 30 millioen
voor uitgaven in Nederland kernen. Op de groote
bestuurslichamen valt van de 150 millioen maar
een klein gedeelte: 11 ton. D rechtsbedeeling
vraagt 6 millioen, waarvan niet minder dan 2J/2
midioen voor het gevangeniswezen. Te denken
geeft, dat er nog f 5500 is uitgetrokken voor
„volledige afschaffing van de slavernij", waarvoor
in de laatst voorafgaande jaren heel wat minder
gevraagd was. Van de bijna 18 millioen, die
financiën vraagt, zijn bijna 6 bestemd voor verlofs-
tract meuten en pensioenen enz.... Het binnen-
landsch bestuur vraagt rond 24 miliioen, waarvan
bijna 7 voor Europees h en goed 6 voor inlaudsch
bestuur. Vorsten, grooten en gezanten, alsmede
staatsgevangenen, de oombinatie is opmerkelijk
vragen ruim 8*/2 millioen, terwijl de „naieve" post,
daarop volgende, t 11,175 vraagt voor de viering
van den geboortedag der Koningin. On erwijs enz.
eischt bijna 11 millioen, waarvan ruim 2*/2 voor
Europtesch onderwijs, bijna 3 voor inlandsch
onderwijs en bijna 3 voor „geneeskundigen dien«t",
Landbouw vraagt ruim 672 millioen, openbare
werken bijna 26, het nieuwe departement van
gouvernementsbedrijven ruim 19, oorlog bijna 27.
marine bij a 5 en „zelfbestuur" ruim 4 millioen,
Deze laatste post was in 1905 nog slechts ruim
ton en in 1906 ruim 13 ton.
Reusachtige cijfers I En het gevoel van cijfer-
duizeling, welke deze begrooting wekt, wordt mis
schien nog sterker als men het trouwens be
kende feit nog weer geboekstaafd vindt, dat
alleen de tin in 1906 een extraatje van een 9
millioen heeft opgeleverd, terwijl in Indië de mid
delen in 1906 maar eens even 7 millioen meer
hebben opgebracht dan geraamd was. Daartegen
over staat dat de raming der uitgaven in Indië met
6i millioen is overschreden.
Op zichzelf zijn die verschillen zeker niet een
heuglijk verschijnsel. Maar zij toonen toch wel
weer aan hoe reusachtig de bestuurstaak is, welke
ons kleine land daar heeft te vervullen, en welke
groote moeielijkheden wij daar hebben te over
winnen.
Wij zullen onze lezers niet verder met cijfers en
details uit den 23 centimeter hoogen papierberg
vervolgen. Uit den aard der zaak is het niet
mogelijk uit dien berg de „bewijzen" te halen, dat,
wat wij in Indië doen, goed is. Doch wel krijgt
men in hooge mate den indruk, dat daar iets groots
gedaan wordt, dat soms groots che afmetingen aan
neemt, wel krijgt men den indruk, dat de lectuur
van de Max Havelaar en van soms niet zeer ge
distingeerde artikelen uit Indische bladen niet het
1 recht geeft om tegenover dit groote beeld van onze
bestuurstaak smalend te spreken van wat in Indië
gedaan is, en wordt. Wèl krijgt men den indruk
dat wij toch eigenlijk bedroevend weinig van Indië
weten en dat de „algemeene opinie" over wat ginds
is geschied in de veel geroemde, schitterende rhe-
torica van Douwes Dekker een ietwat slappe basis
heeft.
De roMMtlgehe avonturen op
een automobieltoebt.
Vervolg van DE KRANIGE CHAUFFEUR.
10)
Allereerst bestelde ik iets voor dea Kleiaea Kameraad
ea liet dea kellner belovea, dat hij het eten warm
zou krjjgen ea wat spoedig. Toen wjjdde ik mij aan
mqn eigen maal, wat genietbaarder zou geweest zjja
indien ik het ia gezelschap vaa den Jongen had kunnea
gebruikea. Na soep ea visch was ik aaa het onver
mqdelqke kalfsvleesch toen een der Amerikanen die
met het kuiltje ia de kiu ea het blonde krulhaar,
wiens stem ik het eerst in dea salon had gehoord
zich tot mjj wendde ea vroeg
»U kwam laags het muilezelpad, niet waar
Met de meeste beleefdheid antwoordde ik bevestigend
mg bewust dat beiden me »ia oogenschouw* namen
»Dat zal met dit weer een bezwaarlijke reis ge
weest zjjn.c
«Even beneden de Col kregen wjj ineens mist en
sneeuw.*
»Uw vriend is vrjj wel op, niet?*
»0, hjj is een heel dapper kereltje,* antwoordde ik,
bezorgd voor zjjn reputatie als pelgrim»maar ditmaal
is hjj een beetje vermoeid en zal het beter voor hem
zjjn op zqn kamer te dineeren.*
>lk hoop dat hjj morgen geheel hersteld zal zijn. Is
u van plan aaar Chambery te wandelen of keert u per
trein terug naar Aix?«
»Neen, neen, we gaan verder, tenzq we insneeuwen.*
»Dat is ook ons plan. Vermoedelijk zullen wjj op
denzelfden tqd vertrekken en in dat geval zouden wq
indien n er geen bezwaar tegen hebt, samen kunnen
reizen.*
Voor dames.
Kijkjes in de modewereld.
De rokken, die in den herfst en winter gedragen
zullen werden, zjjn nauw om de heupen, wijd om
de voeten. Van den winter zal weer gedragen
worden, wat jaren lang geen mode is geweest, bont
onder langs den rok. Wanneer dit met smaak aan
gebracht wordt, geeft het een zeer chique aanzien
aan het costuum. Het bont, dat er op aangebracht
wordt, is in zeer smalle repen gesneden.
Een mode van tientallen van jaren geleden komt
weer te voorschijn, iets wat meermalen gebeurt.
Van den winter zal nieuw zijn, wat onze groot
moeders als jonge meisjes op de bals droegen,
witte mousseline japonnetjes, gegarneerd met
zwanendons. Men heeft te lang deze bekoorlijke
combinatie verwaarloost. Niets doet de teint der
jonge meisjes frisscher en roser schijnen dan het
zwanendons.
Een van de nieuwste stoffen, die in het herfst
seizoen zullen worden gedragen, is een glanzende
wollen stof. Ook laken, dat gestikt en met soutache
bewerkt wordt, zal in den smaak vallen.
Over 't algemeen zal alles, ook het bontwerk,
met garneering worden overladen. Violet, bordeaux
en malaga zijn de meest voorkomende kleuren.
Een kenmerk van de nieuwe mode is het drapeeren.
Van de boa kwam men tot de fladderende sjerp,
thans is men bij de shawl aangekomen, die in
schilderachtige plooien gedrapeerd wordt. Van zulke
shawls maakt men keurige japonnen en manteltjes.
Naaisters, die baar vak goed verstaan, gelukt het
van een shawl een mantel:je te maken zonder er
in te knippen.
Oudere dames kunnen op deze wijze een shawl
van Chantilly-kant met grijze of blauw-groene
voering laten drapeeren.
Voor jongedames is een hvrfstcostuum van wit
en blauw gestreept flanel zeer aardig, 't Meest
practische flanel, dat er voor gebruikt wordt, is het
z.g. heerenflanel, dat ook voorkomt in donkerblauw
met smalle, witte streepjes. Op het jacketje is een
klein zakje aangebracht, waar een rood zijden zak
doekje uit steekt.
Houdt men van een licht cost'mm, dan neemt
men een wit cachemire costuum met voetvrijen rok.
Een witte vilthoed met een grooten zwarten strik
of een gekleurde mousseline sluier voltooit dit
toiletje. Uit het manteltje komt een vestje te
voorschijn, dat 6f wit óf een andere lichte kleur
kan hebben.
Een vroolijk sportcostuumpje ia van roode stof
met een matrozenkraag, waar overheen witte kant
is aangebracht. De blouse is zoowel in den mg als
van voren overblousend. Het vestje is van roode
zijden-voile en geheel geplooid eea rood zijden das
wordt onder den kraag gedragen. D=: ronde rok is
in eenvoudige, breede plooien opgelegdde ceintuur
is van laken in dezelfde kleur en versierd met
stiksels.
Zonder verf of penseel schilderen.
Onlangs gaf de Weltspiegel de volgende prijsvraag
op aan zijne lezerseen schilderij maken zonder
daarbij verf of penseelen te gebruiken. Thans staan
de aardigste ingekomen schilderstukjes in het blad.
't "Wreemdsoortigste materiaal is er voor gebruikt.
»"Welk spelletje wil dit jonge mensch spelen vroeg
ik mezelf af. «Daar zit iets achter ea aangezien ze
wet hua beidea zqa, hebben ze geea behoefte aaa
gezelschap. Er moet dus eea bizondere redes» zjjn
waarom zq zich bq ons willen aansluiten.*
Dit vooropstellend was de eeaige reden die mq
waarschijnlijk toescheen een vroegere kennismaking
met den Jongen, die zq wenschten te hernieuwen en
hjj niet begeerde voort te zetten. En mjjn besluit stond
vast dat niet ik hem in de val zou laten loopen.
»Dat zou ops zeker zeer aangenaam zijn,* zeide ik,
amaar het zal toch verstandiger wezen indien u niet
op ons wacht. Het is zeer onzeker hoe laat we zullen
vertrekken.
Hoe beleefd en hoffeijjk mjjn toon en woorden ook
waren, toch moet het hun volkomen duide'qk gewsesl
zq», dat het mq niet aantrok mjjn gezelschap ver
meerderd te zien met twee vreemdelingen. Het speet,
me, door de noodzakelijkheid gedwongen, onvriendelijk
te moeten zjjn, daar ik over het algemeen uitstekend
overweg kon met Amerikanen en deze twee gentlemen
waren.
»0, heel best,* luidde de repliek van den blonde,
die mq meteen een blik toewierp waaruit een lichte
gevoeligheid sprak. «Wellicht ontmoeten wij elkaar
wel onderweg. Wat ik vragen wilde, uw jongen vriend
is als ik me niet vergis een landgenoot van ons, is
het niet
»Ja.*
alk geloof dat ik hem in New-York heb ontmoet, maar
kat was zoo donker dat ik zjjn gezicht niet goed zien
kon. Hebt u er iets tegen mjj zqn naam te zeggen?*
«Het spijt, me dat ik u moet teleurstellen, maar ik
maak werkeiqk bezwaar,* zei ik ditmaal op koelen
toon. «Als het u interesseert zult u moeten wachten
tot morgen en zjjn indentiteit vaststellen als u elkaar
ontmoet.*
Het verdere varloop van het diner kan ik niet beter
karakterisesren dan met de woorden door Hamlet op
het oogenblik van sterven gesproken«Het overige was
diepe stilte.*
Zoodra het maal afgeioopen was liep ik terug naar
Yan alles is aangewend om de vereischte kleuren
te verkrijgen chocolade vr ichtenBap, jus, koloniale
waren, tandpasta, pomade, baardzalf, kaarsvet, aarde,
modder, leem, zijde, fluweel, kortom de zonderlingste
zaken hebben dienst gedaan bij het vervaardigen
der schilderijen. De verkregen resultaten zijn dan
ook uitstekend, zoo is er o. a. een landschap, be
werkt met bouillon, een bord, waarop een dame
met een hond en twee zwanen is afgebeeld met
behulp van peper, kaneel en suikerwater, bewerkt
met een tandenstoker een reproductie van Böcklin's
„Doodeneiland", samengesteld uit zijde en fluweel;
weer een landschap is bewerkt met fuchsiastengel
en bladeren, vermengd met regenwater; een bloem
stuk is geschilderd met cacao, gelatine, kersensap,
en spinazie met ei. Bijzonder mooi is een Zwitsersch
landschap, geschilderd met een lepel en tanden
stoker uit spinazie, eidooier, schoencrême, mosterd,
en dergelijke dingen meer.
Een aardig tijdverdrijf is het voor de winter
avonden dergelijke schilderkunst eens te probeeren.
XII.
Assurantie.
De oudste vorm van Assurantie is de Zee-
Assurantie, van welke beweerd wordt, dat de oude
Romeinen haar reeds kenden, maar het gebruik
daarvan is zoo weinig algemeen geweest, dat de
wetgevers en rechtsgeleerden haar geen bizondere
aandacht waardig keurden. De eerste bekende
proeven bestonden in het bedingen van gemeen
schappelijke kans tussohen de inladers en eigenaars
der schepen, hetgeen zou neerkomen op de onder
linge verzekering van thans. Dergelijke wijze van
assurantie word door de wetten van Rbodus (voor
1000), de wetten van Trapani (1060) en Yenetië
(1253) tot verplichting gemaakt.
Yerbond de assurantie dier tijden dus slechts
alleen die personen, die gezamenlijk in den zee
tocht belang hadden omstreeks 1300 echter kwam
reeds aan de orde het moderne systeem van juiste
berekeningen, door stoute ondernemers uitgevonden,
die alle gevaren zoo van winden en jaargetijden,
als van staatkundige verwikkelingen, oorlog en
zeerooverij nagaande, den zeevarenden de volkomen
teruggave hunner verliezen verzekeren, tegen het
voorafbetalen eener matige premie. De eerste ver
ordening, die op deze zee-assurantie betrekking
heeft, werd in 1435 te Barcelona uitgevaardigd
deze stad kan dan ook gerekend worden als te zijn
de geboorteplaats van deze hoogst nuttige en schoone
toepassing der kansrekening. Toen de handel zich
in de Nederlanden ontwikkelde, bestonden er reeds
lichamen onder den naam van corporatië welke
zich alleen met assureeren bezig hielden, terwijl er
in 1598 te Amsterdam eene Kamer van Assurantie
werd opgericht, waar eerst drie daarna vier Assu-
rantiemeesters aan het hoofd stonden, wier werk
het was alle ontstane geschillen over Assurantie te
vereffenen en die tot basis haddenEene Ordon
nantie of Keure op bet stuk van Assurantie.
In navolging der Italianen, welke, naar het al
gemeen gevoelen, daarvan de eerste ontwerpers zijn
geweest, hebben de Staten-Generaal in 1629 eene
Assurantie-Compagnie opgericht, welke echter geens
zins aan het voorgestelde doel beantwoordde en in
1772 vervangen werd door een volmaakte Assu
rantie-Sociëteit, opgericht door Gerard Swam.
De Brand-assurantie en de zoogenaamde Levens
verzekering zijn van lateren datum en beide kwamen
eerst in het begin der vorige eeuw in werking
de eerste brand-assurantie maatschappij werd te
Parijs in 1745 opgericht, de oudste Londensche
levensverzekering dagteekent van het jaar 1706.
het hotel als een koaqn naar zqn hol, schoof op mqn
slaapkamer een stoel bq het vuur en een pqpje op
stekend, vroeg ik me af: sof de Kleine Kameraad al
in hef land der d ooibos zou vertoeven en er alleen
ronddwalen?* Wat mq betreft, ik bereikte dat land
niet eens. Nog voor mqn hoofd op het kussen lag,
viel ik over een bodemloozen afgrond en wist van de
heele wereld niet meer af voor ik wakker schrikte,
meenend dat iemand me had geroepen.
«Wat is er Jonge»? Heb je me noodig?* hoorde ik
mezelf vragen toen ik mqn oogen opende.
Het scheen me tos dat ik nauwelijks tien minuten
had geslapen, maar tot mqn verbazing was er een
zacht rose licht in de kamen lk sprong uit bed en
zonder goed te weten of ik waakte aan wel droomde,
stond ik al bq het venster.
Het was het licht van eea zonsopgang schqaend
over een golvende witte wereld, ea lusschen de zware,
wollige plooien van den uiteengascheurden nevel ver
toonde zich een onvergetelijk schouwspel. De hemel
geleek eea kabbelend meer van rood goud vuur, waarvan
de weerkaatsing een honderd met sneeuw bedekte
bergkammen omtooverde tot gloeiende helmen voor
Titanen. Boven de majestueuze rq verhief zich, met hoofd
en schouders boven allen uitstekend, hun bevelhebber.
«Mont B'ancl* had ik juist tqd genoeg om tegen me
zelf te zeggen, toen de witte nevel weer samenvloeide
e» enkel een breede, getande lqn van bleek goud
zichtbaar liet:
Niemand had me geroepen, dat wist ik en toch kor
ik het gevoel van onrust niet overwinnen noch den
onaangenamen indruk, dat de een of ander tevergeefs
op mqn hulp wachtte en iets niet in orde was. Hoe
belachelijk mq door dergelqke kinderachtigheden te
laten kwellen, betoogde ik herhaalde malen tegen
mezelf, en na nog eenige minuten aan het raam ver
toefd te hebben om het elegante kantwerk te bekqken
waarmee de vorst het glas versierd had en de parels
vsn niet te schatten waarde aan takken en struiken
ea boomea te bewonderen, ging ik weer naar bed.
Man horloge van onder mqn hoofdkussen te voorschijn
halend, zag ik dat het nog maar zes uur was. «Nog drie
uur slapen,* prevelde ik geeuwend, nik ben benieuwd
of de Jongen Toen zakte ik weer in een afgrond.
Om negen uur werd ik wakker en me moed in
sprekend om het onvermijdelijke te dragen,^schelde ik
om de noodige hoeveelheid koud water om me flink
af te spoelen. Het was dien morgen bitter koud maar
het prikkelende water deed spoedig het bloed «ear
door mijn aderen stroomen, en ongeveer tien uur tikte
ik op de kamer van den Jongen. Er kwam geen
antwoord en denkend dat bjj reeds beneden was,
haastte ik me de trappen af en liep over het witte,
bevroren gras naar het restaurant toen ik mqn muil
ezeldrijver met Fmois zag aankomen.
«Maar Joseph!* zei ik verrast. »Waar zqn Fanny
es Souris
«Innocentina heeft ze gehaald,'monsieur.*
«Wat zqn se vertrokken
«Ja, monsieur, heel vroeg zelfs.*
«Vertel me precies wat er gebeurd is.«
«Wel, monsieur, dat is zoo gegaan. Veel heb ik van
nacht niet geslapen vanwege als u me niet kwalqk
neemt dat ik zulke dingen opnoem vanwege het
kleine beestje dat altqd bqt en wegspringt. Ik weet
niet hoe het in uw taal heet, maar geloof wel dat het
in alle landen bekend is. Dan was de stal onder de
kamer waar ik lag, en de beesten waren erg druk.
Omstreeks halt vqf stonden de anderen op, maar ik
bleef liggen omdat de dieren goed verzorgd waren en
ik geen haast had. Een half uurtje later riepan ze mq
vaa beneden lachend toe, dat er eea dame was om
me te spreken. Om velerlei reden had ik me niet uit
gekleed, waarover ik nu bljj was, wel begrijpend wie
het morst zijn, maar niet waarom ze kwam en dan
zoo vroeg. Ik kon niet verdragen dat ze met deze
ruwe klanten alleen zou zqn en geen twee minuten
later kwam ik al van den ladder af.
{Wordt vervolgd.)
in