DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN» No. 260. Honderd en negende jaargang. 1907. MAANDAG 4 NOVEMBER. Uit Hof- en Hoofdstad. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—- Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiërs: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Onlusten op Flores. GEMENGD NIEUWS. Heyermans' jongste tooneelstuk. Broederschap van het menschdom. Een lastige juffer. Uit Schagen. ALKMAARSCHE COURANT. AlC siaRlA-Vl HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat zij bij hun besluit van heden vergunning hebben verleend aan K. J. KOSTER, aldaar, tot het uitbreiden van zijne boekdrukkerij, door het plaatsen van een gasmotor van 2 P.K., ter vervanging van den bestaanden gas motor van 1 P.K., tot liet drijven van twee snelpersen in het perceel Stationsweg, wijk E No. 17. Alkmaar, 1 Nov. 1907. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATII, Secretaris. ALKMAAR, 4 November. Het was gisteren in Zwitserland de groote dag van het referendum over de nieuwe militaire wetten. Oor spronkelijk werd met het woord „referendum" bedoeld een rapport met bijbehoorende voorstellen gelijk o.a. blijkt uit referendaris maar sedert 1848 heeft het in Zwitserland de beteekenis gekregen van een volksstemming over wetsvoorstellen. Deze republiek is het eenige rijk in Europa, dat algemeen stemrecht heel iets anders dan algemeen kiesrecht bezit. En tot heden schijnt deze zeer democratische instelling daar heel goed te voldoen. De militaire wetten zijn dit jaar aangenomen door de volksvertegenwoordiging, daarna heeft ieder burger den tekst dezer wetten thuisgekregen en waar de burger mede te beslissen heeft is er in Zwitserland meer belangstelling voor regeeringsdaden dan in ons land. Maar aan den anderen kant wordt er door de regeering en niet alleen door haar meer belang stelling gewijd aan den burger. De hoogere en hoogste regeeringspersonen zoeken hem op en spreken hem toe in volksvergaderingen. De president der republiek, de heer Müller, in 1905 minister van oorlog en als zoodanig de vader der wetten, heeft ze zelfs in zoo'n vergadering verdedigd. Hij heeft gezegd, dat in alle oorden van de wereld politieke brandstof opgestapeld ligt en dat de Zwitsers in hun afgelegen dalen eerst weken of maanden later vernemen, wanneer het bijna tot een bloedige botsing tusschen hun buren was ge komen. „Zoo was liet twee jaar geleden, zoo was het ook nog in het voorjaar van het laatste jaar thans wil ik het wel zeggen terwijl van ons volk niemand kon weten hoe nabij het gevaar was. Zoo kan het weer worden, en daarom is het zaak, klaar te zijn, zijn wapen blank en zijn zwaard geslepen te houden, om elk oogenblik voor het vaderland, voor de eer en voor de zelfstandigheid van het land in het strijdperk te treden." Aldus sprak de president, het hoofd van den staat. En de ministers spraken in gelijken geest. Dr. Ludwig Forrer, de minister van oorlog zeide o.a. „Dat de krijgsgodin van de aarde, van Europa voor goed afscheid genomen heeft, gelooft niemand. Het tegendeel behoeft, ondanks vredesconferenties, geen nader bewijs. Wij willen niet ver- en heroveren, wij geven ook onzen buren geen aanleiding'ons aan te vallen. Wij zullen waarschijnlijk ook niet direct aan gevallen worden, ofschoon de krachtigste staatsman van den nieuwen tijd, Bismark, zeer ernstig met de gedachte rondliep, den strijd wegens kleinigheden met ons aan te binden. Het feitelijke gevaar ligt elders. Wanneer twee of meer der ons omringende staten met elkaar oorlog voeren, dan heeft elk van hen een groot belang, misschien een levensbelang erbij, het leger van den anderen om te trekken of in de flank aan te vallen en te dien einde door Zwitserland te marcheeren. Een goed toegerust en goedgeschoold leger kan dit slechts keeren. En als het buitenland ziet, dat het volk der Zwitsers bij referendum heeft besloten zijn leger te verbeteren en in uitstekenden staat te brengen, dan zal dat opzichzelf reeds een goeden indruk maken, en de beslissing van het volk zal de waarde en de be teekenis liebben van een gewonnen slag. Het leger is er liet moge paradox klinken - in de eerste plaats om den oorlog te voorkomen, in de tweede plaats, om in den oorlog te overwinnen." Eon andere minister, de lieer Comtesse, heeft ge sproken over de tegenstanders. Hij betoogde, dat in onze eeuw de volksziel voor de idéé des vredes nog niet voldoende is voorbereid en dat derhalve zij ongelijk hebben, die meenen, dat Zwitserland voldoende wordt verdedigd door internationale verdragen. Hij hekelde de menschen, die het vaderland willen af schaffen, en waarschuwde in het bijzonder tegen wat hij noemde de handelsreizigers in anarchie, aan wie men het vaderland niet als proefveld mag geven. In de geheele republiek werden groote volksver gaderingen gehouden, met soms tienduizend bezoekers, groote optochten gingen er dikwijls aan vooraf, ge vormd door leden van turn-, schiet-, zang- en muziek- vereenigingen, studenten, handwerkslieden, boerenzoons te paard enz. De boeren hebben zich vóór de aanneming der wetten verklaard en daarom"viel het niet moeilijk op een der vergaderingen" [een_ 'socialistisch bestuurslid van een vakvereeniging, die zich als boer had ver momd en als tegenstander in debat trad, te ont maskeren. De" regeering heeft de tegenstanders der wetten een machtig wapen uit de hand' geslagen, door op de be grooting voor *1908 een post van 4.000.000 francs te zetten voor het ziekte- en ongevallenverzekeringsfonds. Het argument, 1 dat de legeruitgaven het nemen van sociale maatregelen onmogelijk zouden maken, heeft door dezen handigenjzet zijn waarde verloren. De^tegenstanders vreesden dan ook, dat de dag van gisteren een „zwarte dag" zou worden. Die vrees lijkt alleszins* [gewettigd. In Zwitserland vermoedt men althans, dat er ongeveer 300,000 burgers ja, en 200.000 neen hebben gezegd. Het is onmogelijk om nu iets van Amsterdam neei te schrijven, zoo begint Hugo in de Leeuw. Ct. en niet weer geheel onder den indruk te komen van de ge weldige somberte, de aanstekelijke neerslachtigheid, die thans over onze stad is neergehuiverd. Ja, wel is het herfst nu, kille, waterkoude herfst, herfst met druipen de boomen en glimmende straten, herfst in de sombere gestalten, die door de stad ronddwalen met herfst in 't hart. En toch, de Decembermaand, de maand der vroolij- ke, heimische wintergenoegens is aanstaandeAan de winkels is het al te zien, die nieuwe pracht te voor schijn tooveren achter hun spiegelende ruiten. De win ter komt. De Decembermaand, die het Sinterklaas feest brengt en de Kerstmis. Maar al doet de „handeldrijvende middenstand' als of er niets gebeurd is, al jubelt het van licht en rijk dom achter die hooge vitrines, al trekt de voorhoede van het leger van Sinterklaasverrassingen dapper aa*n er broeit toch iets, er is geen stemming. De menschen loopen er suf, als verdiept in zware gedachten langs, ot' staren wezenloos. Er dreigt iets. t „Daar is," zou de schoolmeester zeggen, „een zeker iets, dat ik niet noemen zal aan den knikker." Mag ik onbescheidener zijn dan „de schoolmeester' en dat „zeker iets" wel noemen? Het is geld-ellende, het is verlies van honderden en tienduizenden en ton nen gouds. Amsterdam staat, met heel Nederland, in het tee- ken van financieele rampen. In lange jaren hebben we niet een zoo groote alge meene ellende meegemaakt als thans. De verklaarba re en te verontschuldigen neiging van ieder gokkend (speculeerend is het officiëele woord) Nederlander, rijk of arm, om zijn lieve- of andermans tegen woekerren te geleende lieve duiten niet tè wagen aan ordinaire, oninteressante Nederlandsche papieren, indirect aan nationalen handel en nijverheid; maar om zich aan deden te verzèkeren in.. Amerikaansclie ondernemin gen, heeft al heel wat welgestelde landgenooten in den kelder geholpen. Die Beurs van Berlage zou veel kun nen verklappen van de cbronique scandeleuse, haar indertijd door haar stervende moeder op het Damrak ingefluisterd. Maar zoo nu en dan komen er eens tij den, dat de goklievende Nederlanders duchtig in de kraag worden opgetild, hoog boven den beganen grond, dat 't hun duizelt in 't hoofd, eii zoo heftig en mee- doogenloos door elkaar geschud, dat er geen geldstukje meer tusschen de plooien van het vestzakje, geen bank je in de portefeuille hangen blijft. Dan laat de Ame rikaansclie milliarderireus ze grijnslachend los, en ze vallen zich het hoofd te pletter op den kouden grond. Als ze dan nog niet goed dood zijn, beginnen ze na hun herstelopnieuw te gokken Ja ja, de Amerikaansclie papieren zijn gedaald, ge weldig, geweldig gedaald. Men verloor, verloor, ver loor, zijn eigen kapitaal, het geld van anderen, staakte zijn betalingen, het hoofd raakte in de war, de zenuw- tjes begonnen te werken; toen liep alles verkeerd, het faillissement volgde, en wie dat niet afwachten duif-' de, die. 't Zijn somebere dagen. Het regent maar en de straten glimmen. En toch, de vroolijke Decembermaand nadert, Sin terklaas- en Kerstfeest lokken." ir -- -* Men herinnert zich zeker wel, dat ik, zegt de Am- sterdamaehe briefschrijver van de Prov. Gron. Ct. in dertijd heb verzekerd, dat zijn verlof een voorbode was van een ontslagaanvrage; van verschillende zijden is dit weersproken, maar nu in den druksten tijd van ons gemeentebeheer de burgemeester wegblijft, duiken de allerzonderlingste geruchten op. Een gerucht verze kerde, dat de reis naar Italië, die de burgemeester zou maken, een puur verzinsel was; hij kan even haast-je- rep-je naar Zuid-Afrika getogen om te zien wat er nog te redden viel van de zaak der Kimberley-mijnmaat- sehappij, waar hij in zat als commissaris en die zoo to taal fout is gegaan. Een ander gerucht was, dat mr. Van Leeuwen hooggaande ruzie had gehad met den ook met verlof afwezigen hoofdcommissaris van poli tie, den heer Hordijk, en dat zij beiden daardoor zoo zeer hun zelfbeheersching, hun kalmte en werkkracht zouden verloren hebben, dat zij beiden verlof hadden gevraagd en verkregen en dat zij geen van beiden het plan hadden hunne tegenwoordige bezigheden weder op te vatten. De waarheid zullen we wel niet spoedig te weten komen, dat echter de Italiaansclie reis van mr. Van Leeuwen in deze dagen van drukte niet te beschouwen is als een eenvoudige „Vergnügungsreise," nu, dat durf ik wel op een briefje geven! Een man als hij maakt in die dagen geen uitstapjes van twee maan den puur en enkel voor zijn plezier. Aan den Amsterdamschen brief van de Prov. Geld. en Nijm. Ct. is het volgende ontleend „Een bekend artist, dien we Hiemstra zullen noemen, is sinds eenige weken verlaten door zijn echtgenoote. Na eenigen tijd in't buitenland te hebben doorgebracht is ze vermoedelijk naar Amsterdam teruggekeerd, doch de man is er tot nog toe niet in geslaagd haar adres uit te visschen. Daar bekenden hem echter vertelden dat zij haar hadden zien zitten voor een raam van een étage boven één der „Botertonnen" in de Ferd. Bolstraat, ging onze vriend in de „Kalverstraat der Nieuwe Pijp" op zijn snor. Hij keek en keek, zag niets en ontmoette een brievenbesteller. Of deze misschien ook een mevrouw Hiemstra kende? Jawel, hij herinnerde zich dat hij er gisteren een brief had bezorgd, 't was boven een boterwinkel. 't Nummer herinnerde hij zich niet precies meer, maar 't was bij die dwarsstraat en den naam had hij met inktpotlood op den deurpost geschreven. Dat klopte alles prachtig en zonder veel moeite vond H. het adres. Hij schelde, een heer doet hem open en hij vraagt mevrouw Hiemstra te spreken. Of mijnheer ook zeggen kan wie er is. Neen, dat is niet noodig. Ja, hij moet het toch weten. Nu, zegt u dan maar Albert. Maar u heet toch meer dan Albert. Nu, zegt u dan maar dat haar man er is. Haar man Maar dat ben ik U, dat is niet mogelijk, ik bon wettig met haar getrouwd. Gaat u dan maar naar mijn schoonouders op de Ceintuurbaan. Ik dank u wel, ik ben en in blijf hier en als ze niet goedschiks komt, laat ik politie halen. Gestommel op de trap. De mijnheer, die er woontDaar is mijn en uw vrouw, zeg u nu maar wat u haar te zeggen hebt. Die daar, neen, dat is mijn vrouw niet, ik vroeg naar mevr. Hiemstra. Nu, dat is mevr. Hiemstra, ik heet Hiemstra. En ik ookJa, dat kunt u wei zeggen, maar dat lijkt mij te zonderling. U sprak daareven van politie, nu ik zal eens politie halen. Gelukkig had men portret, brieven etc. bij zicli, waardoor hij bewijzen kon dat hier alleen van een vergissing ter gÖeder trouw sprake was. Maar de bewoner van de Ferd. Bolstraat, die pas twee jaar getrouwd was, had intusschen een zeer onaangenaam oogenblikje door gebracht, daar hij natuurlijk twijfelde of hij dan wel getrouwd was en zijn vrouw misschien bigamie had gepleegd. De andere mevrouw Hiemstra, die zich zoo goed in Amsterdam weet schuil te houden, is intusschen nog niet gevonden." De correspondent van de N. lt. Ct. te Batavia seint Een telegram uit Amanoabong (Timor) meldt, dat er een patrouille van 19 man geheel is uitgemoord en allen gesneuveld zijn. Bij afwezigheid van den civielen gezaghebber van Endeh werd die patrouille en die plaats afgeloopen door een bende van 100 man, gewapend met geweren. Acht vrouwen en kinderen, alsmede de gewapende politiesoldaten, werden afschuwelijk vermoord. Drie dooden zijn in handen van den vijand. Christoffel is naar de Noordkust. Het blad tee^ent hierbij aan Wij geven het telegram zooals wij het lezen. Heel duidelijk is de manier van stellen, zooals het bericht tot ons kwam, niet. Wij meenen dus, dat via Ama- noabang op Timor het bericht is gekomen omtrent het uitmoorden van een patrouille van 19 man. Onze correspondent seint er nu bij, dat deze moordpartij plaats vond in Endeh op Flores bij afwezigheid van den civielen gezaghebber en dat die plaats weer, immers voor de tweede maal in een paar maanden tijds, is afgeloopen. Dat het bij de .overvalling van die patrouille gewapende politiedienaren barbaarsch is toegegaan, dat men bij de overvalling van de plaats Endeh ook vrouwen en kinderen niet spaarde, behoefde nauwelijks gemeld te wordenzoo is eenmaal de aard van den onbeschaafden inlander. Thans komt aan het licht de fout om voor de excursie op dat groote eiland zulk een geringe macht te bestemmen. Daardoor is het noodzakelijk om pas onderworpen streken weer aan hun lot over te laten, of zoo goed als, want een zwakke bezetting van ge wapende politiedienaren beteekent niet veel, al hebben deze zich bij liet aanvallend optreden op Flores van een gunstege zijde leeren kennen, Zij zullen wel, door hun succes overmoedig geworden, de noodige waakzaamheid hebben uit het oog verloren en werden zoo een gemakkelijke prooi voor de loerende, verbitterde bevolking. Het is zeer wel mogelijk dat de vijand gewacht heeft met zijn slag te slaan totdat de heer Rozet, de civiele gezaghebber van Endeh, die bij den overval in den nacht van 4 op 5 Juli zich zoo kranig met vijf politiesoldaten de aanvallers van het lijf wist te houden, niet aanwezig was. Onderwijskrachten. Bij de in dit jaar gehouden examens voor onder wijzeres) zijn geslaagd 523 mannelijke en 826 vrou welijke candidaten, Er hadden zich aangemeld 1343 meisjes en slechts 826 jongens. Over het geheele land slaagde daarvan 63,3 pet. van de jongens en slechts 61,5 pet. van de meisjes. Gerekend kan er worden, dat we binnen korten tijd weer zullen staan voor een zeer groot tekort aan on derwijskrachten, niet slechts bij het bijzonder, maar ook bij het openbaar onderwijs, want het getal candi daten neemt nog steeds af, terwijl het aantal school kinderen toeneemt en de klassen kleiner worden. In 1900 hebben zich aangemeld voor het geheele land 2830 candidaten, in 1901 2692, in 1902 2628, in 1903 24-78, in 1904 2491, in 1905 2303. in 1906 2241, en in 1907 2169. Zaterdagavond is in den Hollandschen Schouwburg door de Heyermansspelers een nieuw stuk van Herman Heyermans gegeven. Het heet „Uitkomst" en liet was inderdaad voor het overtalrijk publiek een uitkomst, toen het uit was. Een homerisch gelach barstte uit toen een der speelsters, overeenkomstig haar rol zeide „daar komt geen einde aan." Er hadden zelfs vijandige manifestaties plaats, een deel van het publiek trachtte het voortgaan te verhinderen, hoewel het spel voor treffelijk moet zijn geweest. Het eerste gedeelte wordt' zeer goed genoemd, de rest voorbeeldeloos lang gerekt. De verslaggever van het Hbld. noemt „Uitkomst" „in vele opzichten een zeldzaam schoon werk, dat een beter lot verdiende en gehad zou hebben, indien het niet gestrand ware op de klip der gerektheid." Zijn collega van de N. R. Ct. zou niet met zeker heid durven zeggen wat eigenlijk de zin is van dit stuk en hij verklaart, dat fantasie en werkelijkheid zonderling dooreengehaspeld zijn. De stof moet ontleend zijn aan een Falklandje. Die uitkomst is de dood van een jongetje uit ar moedig kruiersgezin. Hij is uit een boom gevallen, doodelijk gekwetst, maar zijn lijden is lang. In een vleugje beterschap is hij met moeder naar de Koningin gaan kijken. Opgewonden komt hij thuis, waar de jammerlijkste ellende wordt geleden en ook smaad van een ouderen broeder, die uit de gevangenis komt en een zuster, die zich liederlijk gedraagt. Het jongetje is koortsig en gaat in zijn slaap droo- mcn. Deze droom, lang, wel wat erg onnoozel, grof door den schrijver behandeld, wordt ons vertoond. Voor een venster komt een sprekende zwaan, die van zijn le ven in den vijver van het Vondelpark in schooljongens- toon en -taal, vertelt. Hij zal Jan meenemen naar de sterren en er hem laten plukken. Jan komt rijk terug en gaat nu van allerlei doen met zijn schatten. Een straatoploopje, een diender, die zich laat omkoopen, een kwaadaardige bakker, een man van de bank, een kapelaan enz. enz. komen erbij te pas. De verre van duidelijke, eindelooze dialoog helpt ons niet over de onnoozele handeling heen en wij moeten wel lachen, zegt de N. Ct. om-het dwaze gedoe op het tooneel, waar ons 69 brooden worden voorgeteld, waar sterren van glas met gloeilampjes nogal eens uitgaan, wanneer zij branden moeten, en de grappige sprekende zwaan zijn bek altijd even te laat opent, namelijk a?s hij gesproken heeft. Aan het verwarrende complex van misschien symbo lisch bedoelde handelingen, waaronder liet veilen van een ster, zooals marktventers een kistje sigaren veilen, dreigt geen einde te zullen komen. Eindelijk wordt de zwaan door den boozen bakker gewurgd. Nu sterft het kind in een vreeselijke crisis, die veel van de zenuwen der toeschouwers vergt. En het spel is uit. Mevrouw Kiel is in de pauze van „Uitkomst" van een trap gevallen en heeft een arm gebroken. Wij hebben gemeld dat de heer Kuiper te Leeuwar den per advertentie het geheele volk had opgeroepen tot een vergadering waar bij belangrijke mededeelin- gen zou doen. Die vergadering had Vrijdagavond plaats. De heer Kuiper wilde oprichting van een „Broederschap van het geheele menschdom." Uit de door hem voorgelezen statuten bleek o. m., dat de „Broederschap" de liefde, de gerechtigheid en den vrede onder alle menschen wil bevorderen, den oorlog afschaffen, woeste gronden in cultuur brengen, zooals b. v. de Gobi en de Sahara; landverhuizing aan moedigen en regelen, hongersnood en andere rampen lenigen, de „Groene Kruis"-belangen behartigen, het gebruik van alcohol en opium verbieden enz. enz. te veel om alles hier te herhalen, maar is voorloopig ze her voldoende zegt de L. Ct. Er gaven zich 17 personen op als lid, zoodat een af- deeling kon worden opgericht. De heer Kuiper zei verscheiden malen wel voor een zonderling te willen doorgaan. Zaterdag zou te Dordrecht een winkelierster aan de Voorstraat, die al jaren verzuimd bad de rente te be talen van de hypotheek, rustende op het door haar be woond wordende huis uit haar woning gezet worden. Het huis bleek echter zeer bouwvallig en op een gege ven oogenblik stortten deurwaarder, agenten van poli tie en werklieden door den gebroken vloer in dén kel der. De deurwaarder en een der agenten bezeerden zich lichtelijk. De juffrouw, die eerst dreigde met glas werk naar de justitiebeambtenaren te gooien, werd op handige wijze naar buiten gelokt en toen ze terugkwam was de deur al dicht. Voor een talrijk publiek, geheel bestaande uit g'G- noodigden, gaf „Schagen's symphonie-Orkest" zijn eer ste soirée op Zondag' 3 November in het N. H. koffie huis alhier. De heer A. C. Roggeveen, het orkest voor stellende, riep de welwillendheid van de aanwezigen in bij de beoordeeling der nummers, daarbij herinnerende, dat het orkest pas een klein jaar bestaat. Een elftal nummers werden gegeven onder leiding van den heer C. H. N. Tatés. Een gezellig bal besloot den avond, die zeker voor het winnen van kunstlievende leden voor het orkest niet onvruchtbaar zal geweest zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 1