DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 263. Honderd en negende jaargang. 1907. DONDERDAG 7 NOVEMBER. Nationale Militie. Gemeenteraad van Alkmaar Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. VERGADERING van den 5. Begrooting gemeente-gasfabriek voor het jaar 1908. ALKMAARSCHE COURANT. aRiA-vi De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving, den onder- staanden milicien-verlofganger, om zich, op grond van het bepaalde bij artikel 124 der Militiewet 1901, wegens het niet naleven van het bepaalde bij art. 120 dier wet, 's namiddags vóór 4 ure bij zijn korps te vervoegen, ten einde, voor den tijd van 14 dagen, in werkelijken dienst over te gaan: 10e Regiment Infanterie, lichting 1900, garnizoen Haar Igiu. 2 December 1907, WILLEM JACOB BAAN. De opgeroepene moet voorzien zijn van zijn verlofpas het zakboekje en van de kleeding- en equipement- stukken voor zooverre die nog bij hem voorhanden zijn. AlkmaarDe Burgemeester voornoemd 6 November 1907.G. RIPPING. ALKMAAR, 7 Nov. Het Duitsche rijk heeft geld noodig'. Gelukkig moet dit feit niet in denzelfden zin worden opgevat als in Amerika. Ook daar heeft men geld noodig, men be taalt er wel, doch in papier. De New-Yorksche corres pondent van de Dail y Mail verhaalde, dat hij met een cheque van 2500 gulden bij een Bank kwam. Men gaf hem 325 gulden en een nieuwe cheque. Had ik al mijn geld gekregen, zegt de correspondent, dan zou ik er onmiddellijk een chèque van 2675 gulden voor gekocht kunnen hebben, zoo sehaarsch is hier het geld, zoo gaarne wil men het hier hebben. In Duitschland bestaat de goudhonger nog alleen maar in de rijksschatkist -doch daar dan ook chro nisch. In 1906 heeft men hem trachten te stillen door een reeks nieuwe belastingen in te voeren, welke voor het meerendeel in de practijk nog slechter hebben vol daan dan belastingen gewoonlijk al doen. Thans heeft men een nieuwen weg ingeslagen: men wil geld verdie nen uit een brandewijn monopolie. Nieuw is deze weg eigenlijk niet. Bismarck heeft hem ook willen volgen, maar de Rijksdag ging niet met hem mee. Een Duitsch blad herinnert hieraan nog eens. Het was de 26ste Maart 1886. De Rijksdag zou in tweede le zing het brandewijnmonopolie behandelen. Het voor stel was uitgegaan van de Pruisische regeering, evenals thans, welke twee vliegen in één klap wilde vangen, n. 1. de financiën van het rijk en van het grootgrondbezit spekken. Het plan van Bismarck, die niet van kleine middelen hield, was een reusachtig plan. Het particuliere initiatief zou zich alleen mo gen bezighouden met het maken van ruwe brande wijn, het rijk zou tegen goeden prijs alles inkoo- pen en de verdere bewerking en den handel op zich nemen. Met één stemming zou een groot en bloeiend bedrijf door het rijk worden ter hand genomen. De uitgaven in eens werden geraamd op 720.500.000 mark, de loopende uitgaven op 365.948.000, de inkomsten be rekende men op 668.692.000 mark. Men becijferde dus een netto winst van 303 millioen welke door amortisa tie van de uitgaven in eens, tot 335 millioen mark zou stijgen. Van welk een groote beteekenis dit plan op het volksleven zou zijn, moge slechts hieruit blijken, dat er 70.000 brandewijnslijterijen door het rijk zouden worden opgericht. Reeds bij de eerste lezing van dit wetsontwerp in den Rijksdag, was Bismarck er zeker van, dat hij het spel zou verliezen. Hij kwam dan ook niet zelf het ontwerp verdedigen. Eerst den 26sten Maart 1886, bij de tweede lezing verscheen de ijzeren kanselier in den Rijksdag. Niet om een pleidooi, maar om een lijkrede te houden. Hij wilde het brandewijnmonopolie een eervolle begrafenis bereiden. Daarbij wees hij op de noodzakelijkheid het rijk krachtig te maken, vooral met oog op hen, die vijandig stonden tegenover de rijksinrichting. Als belangrijkste factoren hiervoor noemde hijhet leger, goede financiën, tevredenheid van het volk. „Ik acht het niet heilzaam voor het rijk, zeide hij, als het slechte financiën heeft, als het is aangewezen op de bijdragen der afzonderlijke staten." Hij wees voorts op de noodzakelijkheid van sociale hervormin gen, in de eerste plaats ouderdom- en ziekteverzeke ring. En waarschuwend liet hij tenslotte zijn stem liooren: „door het monopolie versterkt gij het rijk; door het te verwerpen verzwakt gij het rijk." De meerderheid heeft het verworpen. Bismarck leed een nederlaag. Zijn sombere voorspellingen hebben zich intusschen niet bewaarheid. Het Duitsche rijk is sterk zonder het brandewijnmonopolie. En ook zonder dat monopolie zijn de ouderdom- en ziekteverzekering- tot stand gekomen. Thans wil de regeering het opnieuw probeeren met dat monopolie. Maar haar ontbreekt de ijzeren wil en de ijzeren hand van den grooten kanselier. Zij durft het reuzenplan van Bismarck niet aan, is bang voor een zoo groot beheer door den staat. Zij wil den kleinhandel laten bestaan, en denkt er niet aan de spi- ritusproductie te monopoliseeren, alleen tusschen ruwe spiritus en den handel wil zij zich schuiven, om zoo ge makkelijk en zeker een goudstroom op te vangen, die anders terecht gekomen was in de zakken van parti culieren. Bismarck wilde een groot plan, om daarmede voor goed af te zijn van financiëele kwesties. Thans wil men slechts een middeltje om het gat, in de schatkist geslagen door de uitbreiding der vloot, te stoppen. Men doet net, zegt het Duitsche blad, alsof het niets anders is dan de vraag of men de temperatuur volgens Reau mur of volgens Celsius zal opnemen! op Woensdag 6 November 1907, 's namiddags 1 uur. Vervol; 1. Toezicht op het handwerkonderwijs. Ter benoeming van leden der dames-commissie van hijstand voor het toezicht op het onderwijs in de handwerken, ter voorziening in de vacatures, ontstaan door het aan Mevrouw KooyOlivier en Mevrouw VonkBlom verleend eervol ontslag, alsmede ter aan vulling der commissie met twee leden, zijn de volgende aanbevelingen opgemaakt Voor de eerste vacature1. Mevrouw H. E. de RegtHoos. 2. Mevrouw C. OverduinKaan. Voor de tweede vacature 1. Mevrouw C. Keuter— Brongers. 2. Mevrouw H. E. de RegtHoos. Voor de derde vacature (aanvulling): 1. Mevrouw O. OverduinKaan. 2. Mevrouw A. M. WisselinkItz. Voor de yierde vacature (aanvulling): 1. Mevrouw A. M .WisselinkItz. 2. Mevrouw C. KeuterBrongers. Benoemd worden de eerstvoorgedragenen met 14 st., 2 waren in blanco uitgebracht. 2. Benoeming van tijdelijke leeraren aan het Gymnasium. Ter vervulling der vacaturen van docent in de Hoog-duitsche en Hebreeuwsche taal aan het Gym nasium te dezer stede, is door het college van cura toren voor den cursus 1907/8 de navolgende aanbe-, veling ingezondenVoor docent in de Hoogduitsche taalden heer L. Leijdesdorff. Voor docent in de Hebreeuwsche taalden heer P. J. Glasz. Benoemd de heeren L. Leijdesdorff en P. J. Glasz met algemeene stemmen- 3. Benoeming personeel aan het gemeente slachthuis. Ter benoeming van een machinist, een opzichter- hulpkeurmeester en een klerk-boekhouder aan het gemeente-slachthuis, zijn de volgende aanbevelingen opgemaakt. Voor machinist: 1. R. Hamstra, oud 25 jaren, ma chinist te Oudeschoot2. J. Hekket, oud 24 jaren, machinist te Zaandijk. Voor opzichter-hulpkeurmeester: 1. L. Kroon, oud 31 jaren, gedipl. keurmeester van vee en vleesch te Vlissingen. 2. G. van de Wetering, oud 29 jaren, gedipl. keurmeester van vee en vleesch te Elburg. Voor klerk-boekhouder: 1. G. Beemsterboer, oud 21 jaren, boekhouder bij den heer J. Daalder alhier. 2. A. C. Schuitemaker, oud 32 jaren, sergeant-majoor bij het 7 e reg. infanterie te Amsterdam, Voordat tot de benoeming wordt overgegaan, vraagt de heer Glin derman het woord. Hij zou het beter achten, indien voortaan bij de oproepingen werd vermeld, dat de candidaten zich eerst aan een geneeskundig onderzoek onderwerpen. Dat vindt hij aan te bevelen voortaan voor alle ge meentelijke betrekkingen met het oog op de pension- neering. Dat onderzoek moet dan plaats hebben door een door het gemeentebestuur aan te wijzen geneesheer. De Voorzitter vraagt daarop, of het aan de aandacht van den heer Glinderman ook ontsnapt is, dat bij de stukken der sollicitanten was gevoegd, een geneeskundige verklaring Voorts zegt de Voorzitter, dat het in de bedoeling ligt het bedoelde geneeskundig onderzoek te doen plaats hebben na de benoeming. De heer Glinderman antwoordt, dat de genees kundige verklaring van de candidaten van hun eigen geneesheer was. Zijn bedoeling is, dat ze vooraf van wege de gemeente aan een keuring worden onder worpen. Wenschelijk is het dat de candidaten dat wetendie niet in aanmerking kunnen komen, be hoeven dan niet te solliciteeren. De V oorzitter heeft geen bezwaar voortaan uitdrukkelijk in de oproepingen te vermeldendat men eventueel zich aan een geneeskundig onderzoek moet onderwerpen. Verder wordt nog medegedeeld, dat de heer Hekket, die No. 2 staat op de voordracht voor machinist, niet 24 jaar doch 26 jaar is. Benoemd worden daarna tot machinistR. Hamstra met 12 st. tegen 4 op den heer Hekkettot opzichter- hulpkeurmeester G. van de Wetering met 10 st. tegen 6 op den heer L. Kroontot klerk-boekhouder de heer G. Beemsterboer met 13 st. tegen 3 op den heer Schuitemaker. Het onderzoek der door de raadscommissie voor de gemeente-gasfabriek ingediende begrooting voor die fabriek voor het jaar 1908, heeft de commissie voor de belastingzaken enz. geene aanleiding gegeven tot het maken van bedenkingen of het voorstellen van eenige wijziging. Het eindcijfer der begrooting bedraagt in ontvang en uitgaaf f 225.185. Daar de commissie zich met de voorgedragen cijfers wel vereenigen kan, stelt zij den raad voor tot de goedkeuring der ingediende begrooting te besluiten. De heer Melchers gelooft dat hij met betgeen hij zal gaan zeggen, wel wat vooruitloopt op de alge. nieene beschouwingen bij de aanstaande gemeente" begrooting, maar meent toch, dat, waar hier de begrooting der gasfabriek^ aan de orde is hij een opmerking dienaangaande niet voor zich mag houden. Op deze begrooting komt voor een post groot f 33,000 als retributie aan de gemeente voor den buizenaanleg. Voor deze uitkeering is, meent hij, geen enkele rechtsgrond te vinden. Art. 254 verbiedt het ook zelfs dat de gemeente winst trekt uit zoodanig bedrijf. - Bij de vaststelling van dezen post is het blijkbaar de bedoeling geweest een middel te vinden om voor de gemeente uit het gasbedrijf, dus feitelijk uit de zakken der gasgebruikers. Spr. heeit daarom tegen dezen post groot bezwaar. De eisch van een goed commercieël beheer is, dat men er naar streeft het product zoo goedkoop mogelijk te maken en dat doet men hier niet. Dat er geen rechtsgrond bestaat voor het trekken van voordeel uit een gemeentebedrijf is reeds duidelijk meent spr., omdat er ook geen constant cijfer is aan gegeven. Eerst was de retributie bepaald op 50, later op 75 cent en nog later, zooals nu op f 1 per strekkenden meter. Zoo kan men dus door dit elastisch cijfer het bedrijf telkens met een grooter bedrag belasten. Die f 33.000 moeten noodzakelijk den gasprijs opdrijven, althans belemmeren, dat het gas goedkooper wordt. En dat acht hij verkeerd. De gemeente moet juist het gas brengen onder het bereik van iedereen. Spreker heeft bezwaar dezen post te handhaven, wanneer hem niet het vooruitzicht wordt gegeven, dat men een wijziging zal brengen in dezen toestand, zoodat men niet langs een omweg een belasting schept, doch een anderen en beteren weg inslaat, tot het verkrijgen van f 33000. De lieer Uitenbosch wenscht hier ook een op merking te maken naar aanleiding van hetgeen in zijne sectie hij de behandeling der gemeentebegrooting ook ter sprake kwam, n.l. over de watergasfabriek. Het heeft zijn aandacht getrokken, dat de post voor gasolie, bij verleden jaar vergeleken, veel verminderd is. De verlaging van dezen post brengt hij in verband met hetgeen hij heeft opgemerkt en gehoord, dat men de watergasinstallatie zoo weinig mogelijk, ja zelfs heeft men hem gezegd in het geheel niet denkt te gebruiken. Dit nu komt hem wel wat vreemd voor, omdat twee jaar geleden de groote noodzakelijkheid van die watergasfabriek werd aangetoond. Gaarne zou hij van de gascommissie willen weten of het dezen winter werkelijk zonder het watergas zou gaan. De Y oorzitter antwoordt, dat de heer Uiten bosch niet volkomen juist is ingelicht. Het ligt wel in de bedoeling het watergas zoo weinig mogelijk te gebruiken, maar onjuist is het, dat men er dezen winter geen gebruik van zal maken. Twee jaar geleden konden de ovens werkelijk niet genoeg gas produceeren. Waar het gasverbruik be langrijk toenam, was de toestand der ovens zoodanig, dat er niet genoeg geproduceerd kon worden. Daarom is toen als hulpmiddel aangewend de wa tergasinstallatie, en het is steeds de bedoeling geweest, die slechts als hulpmiddel te beschouwen. Bijv. ook in geval, door het buiten gebruik stellen van een oven, de gasproductie te gering zou zijn. Het is zeer wel mogelijk, dat binnen een paar maan den de watergasfabriek weer in gebruik zal moeten worden genomen. Spr. geeft de verzekering dat zulks echter volstrekt geen bezwaar zal opleveren; het per soneel is met de productie volkomen vertrouwd en alle materialen zijn aanwezig. Dat er thans minder voor gasolie is uitgetrokken, komt doordat men nu beter op de hoogte is van hetgeen noodig isj terwijl er yroeger meer naar werd gegist. Den heer Melchers beantwoordende, zegt de voorzit ter, dat hij hem moet verwijzen naar art. 152 der ge meentewet, met de daarop verschenen toelichting. In verband daarmede is deze retributie zeer wel te verde digen en nu kan de heer Melchers daartegen zijn, maar dan gaat toch zijn beroep op art. 254, dat dat zou ver bieden, niet op. De heer Melchers vraagt of dit het eenige ant woord is. Hij wil erkennen, dat de voorzitter gelijk heeft, maar alles wat spr. verder heeft aangevoerd te gen dezen post blijft onverminderd van kracht. 'tValt niet te ontkennen: men maakt van de gasfa briek eigenlijk een melkkoetje, een winstartikel en de ze post zal men met spr. moeten afkeuren als men zich op dit standpunt plaatst, dat men elke verbruiksbelas ting zoo onbillijk mogelijk acht. Spr. gelooft, dat de meeste heeiten die voor dezen post zijn, zijn tegen protectie, tegen hooge invoerrech ten, de vrijhandelaren zijn tegenstanders van indirecte heffingen, als zij de consequentie daarvan wilden be trachten dan moesten zij ook tegen dezen post zijn. Die 33.000 is eene belasting, die drukt op de groo te verbruikers, voor wie de uitgave aan gas~ geen weel de doch een bedrijfsuitgave is. Het gas moet bovendien concurreeren tegen elec- trisch licht, tegen petroleum, tegen spiritusgloeilicht enz., het moet daarom zoo goedkoop mogelijk zijn en daarom moet de gemeente de gasfabriek niet met een uitgave aan de gemeente belasten. Ten slotte zegt spr., dat hij van den voorzitter geen rechtsgrond heeft gehoord, waarop de uitkeering kan worden gebaseerd, terwijl hij nogmaals verklaart niet te kunnen medewerken aan een dergelijke wijze van exploitatie. De Y oorzitter zou den heer Melchers deze vraag willen doen: Als de gasfabriek met verlies werkt, op wie wordt dat verlies dan verhaald? Dat komt ten laste der gemeentekas en daarom is het niet onbillijk, dat de gemeente wat profiteert als de fabriek floreert.. Ziedaar, zegt de Voorzitter, den rechtsgrond. Voorts merkt hij op, dat Alkmaar bij andere gemeen ten vergeleken zeker geen onbillijk hoogen gasprijs vraagt en dat men hier ook geen meterhuur behoeft te betalen. De bijproducten zooals de cokes zijn gewoon lijk lager in prijs dan elders, de belangen der verbrui kers worden dus meent hij, niet onbillijk behartigd. De heer Fortuin die het met den heer Melchers eens is, heeft geen antwoord gehoord op diens vraag, of men in het vooruitzicht wilde stellen die 33.000 op andere wijze te vinden. Daarop zou hij graag het antwoord willen hooren en tevens zou hij gaarne vernemen, of verlaging van den gasprijs mogelijk zou zijn. De grootste gasverbruikers vindt men onder den middenstand en daar is het reeds meermalen de vraag geweest, of verlaging mogelijk zou zijn. Spr. heeft daarop nimmer een antwoord kunnen geven. Hij zal zijn goedkeuring aan deze begrooting niet onthouden, maar wenseht toch te vragen is het niet mogelijk die 33.000 te brengen op den hoofdelijken omslag, daardoor zou die som zeker billijker worden opgebracht. Zou het niet mogelijk zijn, dat althans in de toe komst die som van de begrooting der gasfabriek werd afgevoerd, opdat de gasprijs lager kan worden. Tegenover andere plaatsen is de gasprijs niet hoog, maar kan die lager worden, des te beter. Do Voorzitter: Is het dus Uwe bedoeling die 33.000 niet aan de gemeente uit te keeren, doch dat bedrag te vinden door verhooging van den hoofdelijken omslag. De heer Fortuin antwoordt bevestigend, waar op de Voorzitter zegt, dat die vermindering der be grooting met 33.000 slechts een verlaging met 1 cent per kubieke Meter zou tengevolge hebben. De heer Fortuin meent, dat dat al heel wat zou schelen. De heer Glinderman zou deze discussie willen staken, ze hoort, meent hij, meer bij de gemeentebe grooting thuis. De Voorzitter betwist dat, en vindt het beter er nu maar mee door te gaan, dan is deze discussie bij de gemeentebegrooting niet noodig. De heer Glinderman wil dan dit wel zeggen, dat naar zijne meening de hoofd, omslag al genoeg hoog is, en waar zou het heen gaan, als men alles maar van den hoofdelijken omslag wilde halen. De middenstand zegt hij, wat betaalt die eigenlijk voor personeele belasting, voor bedrijfsbelasting: een schijntje. De heer F ortuin interrumpeert met een „ho hoof iets dergelijks, dat ons ontging. De heer Glinderman zegt daarop, dat hij niet den heer Fortuin bedoelt, die een huis aan den straat weg heeft. Verder voert Hij den heer Melchers nog tegen, dat een wet is ingediend ook al onder het vorig minis terie, waardoor het den gemeenten nog gemakkelijker gemaakt zal worden bedrijven te exploiteeren om daarmede winst te maken. Tegen verhooging van den hoofdelijken omslag komt spreker op. De heer Melchers dankt den heer Portuin voor diens steun. Evenwel dient men niet alleen aan den middenstand te denken, en daarom had spr. ook vooral het oog op degenen, die lager staan op den maat- schappelijken ladder, en onder wier bereik de gemeente ook het gaslicht dient te brengen. Waar de Voorzitter spr. heeft gevraagd wie een eventueel verlies der gasfabriek zou moeten dekken, zou spr. antwoorden: Dan moet men den gasprijs zoo danig verhoogen, dat het verlies er niet meer is, dan levert men het gas immers tegen den kostenden prijs en dat is een bewijs van goed commercieel beheer, waarbij men ook een element voor reserve in de be grooting moet brengen. Als nu de gasfabriek uitge breid moet worden, leent zij geld van de gemeente, waarbij feitelijk dus ook geld is, dat .de fabriek aan de gemeente uitkeert, dat is geen goede regeling. Nog wijst spr. er op, dat het beroep op andere ge meenten niet opgaat; als daar de gasprijs hooger is en 'tzelfde gedaan wordt als hier, dan wordt het tijd, dat daar ook eens sociaal-democraten in den raad komen, om hun stem daarover te laten hooren. Vraagt de heer Glinderman, waar wilt gij het geld vandaan halen, dan heeft spr. zijn antwoord klaar. Bij de begrooting hoopt hij er op te wijzen, dat de heffing van den hoofdelijken omslag niet beantwoordt aan eischen der billijkheid. Wat de quaestie betreft van het exploiteeren van meer bedrijven, dat heeft zijn sympathie en spr. kan zich niet begrijpen, dat juist de heer Glinderman die wet aanvoert als middel om spr. te bestrijden. Wat dat in dit verband beteekent begrijpt spr. niet. Waar hij echter de nadruk op wil leggen is dit men moet het beginsel voor de exploitatie dier bedrijven vooraf goed omlijnen, anders worden het melkkoetjes voor de gemeente. De heer Fortuin herhaalt nog eens zijn vraag, of de gasprijs verlaagd zou kunnen worden. De Voorzitter acht dit op 't oogenblik niet mogelijk. Op een vraag van den heer Fortuin of de hoof delijke omslag zou kunnen worden belast met die f 33.000, zegt de Voorzitter dat de raad zich daarover moet uitspreken. Er is misschien veel voor, maar ook veel tegen te zeggen. Verscheidene menschen kiezen Alkmaar tot woonplaats, omdat de belasting hier niet zoo hoog is. Bij verhooging zal men misschien vele van die menschen, renteniers, zien vertrekken. Daarom is het antwoord op de vraag van den heer Fortuin niet zoo gemakkelijk te geven. De heer Glinderman wil nog even iets opmer ken over het gezegde van den heer Melchers, dat het in andere gemeenten tijd werd, dat er sociaal-democra ten in den raad kwamen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 1