DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
DE ZIEKTE DER EEUW.
No. 267
Honderd en negende jaargang
1907
DINSDAG
12 NOVEMBER.
GROOTE
te A L K M A A11
Woensdag 20 November a.s.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Keizerin Augusta op het Loo.
Staatscommissie Binnenschipperij.
Vrijz. democratische Bond.
ALKMAARSCHE COURANT.
ALKM AAR, 12 November.
Het was Zondag de geboortedag van drie mannen,
die veel gedaan hebben voor de vrijheid in Duitsch-
land: van Luther, Schiller en Robert Blum.
Schiller is een der hoeksteenen waarop het gebouw
van het nieuwe Duitsche Rijk rust. Zijn Wallenstein
toonde het Duitsche volk den achtergrond van een
eigen groote geschiedenis. En Don Carlos, Maria Stu
art en de Jungfrau von Orleans mogen zich bezig hou
den met stof uit de geschiedenis van andere volken,
toch werkte het contrast tusschen het nationale leven
in andere landen en het ellendige Duitsche leven krach
tig. De geschiedenis van de onafhankelijkheidsverkla
ring van de Nederlanden en van den dertigjarigen oor
log versterkten dien indruk. In zijn „Dertigjarigen
oorlog" toonde Schiller de onmetelijke ellende van
Duitschlands verdeeldheid.
„Wees eensgezind, eensgezind!" zegt Attinghausen
in „Wilhelm Teil" en ook „wij willen zijn een volk
van broeders, geen nood en gevaar zal ons scheiden"
heeft het Duitsche volk tot daden aangespoord. Schil
lers vrijheidsgeest vervulde de leeraren en kweekelin-
gen van de hoogescholen, destijds de dragers van de
idee: een eensgezind en vrij Duitschland.
De derde, die in het Duitsche Rijk voor de vrijheid
heeft gestreden is Robert Blum, de hartstochtelijke de
mocraat, die het slachtoffer is geworden van zijn over
tuiging. Van hem is bekend het woord: „Wij reiken
de hand ter verzoening op den bodem der vereeniging,
want dat is het eenige middel, waardoor men zich met
elkaar vereenigen kan, als de vereeniging heilig en on
verbreekbaar zal zijn."
Is het bloot toeval, dat op den geboortedag van deze
drie vrijheidsmannen te Frankfort Zondag een vereeni-
gingsvergadering is gehouden van de drie vrijzinnige
fracties in Duitschland, een vergadering, welke bezocht
was door meer dan zes duizend menschen? Het zou,
wanneer het geen opzet was, al heel toevallig zijn dat
op dezen dag de leuzen van vereeniging zoo luide weer
klonken.
De drie vrijzinnige partijen in den Rijksdag willen
gezamenlijk optreden, zij willen wel meegaan met de
meer conservatieve liberalen, doch zij willen door eens
gezindheid trachten zooveel mogelijk van den parle
mentairen oogst binnen te halen. Zij vormen niet de
kern van het „blok" dat zijn de nationaal-liberalen
maar zij willen pogen dat blok in een bepaalde rich
ting te sturen. Beweegt het blok zich naar links, dan
zullen ze gaarne meegaan, maar gaat het te ver naar
rechts, dan gaan zij „links om." Zij staan niet op het
door
LOUISE STRATENUS.
28)
„Dat begrijp ik, mijn beste vriend; het strekt u zelfs
tot eer; maar kom daartoe niet bij mij aankloppen, wat
ik u bidden mag!" liep de heer des huizes, hem. een
smeekenden blik toewerpende: „Men zou mij voor goed
als den vijand der mijnen beschouwen. Gij maakt u
geen denkbeeld van de ellende, die er over ons is ne
dergedaald. Ik dank den hemel eindelijk eens een ern
stig man te vinden, bij wien ik mijn hart uitstorten
kan, want de droefheid dreigde mij waarlijk te ver
stikken. Nog telkens verbeeld ik mij, dat het slechts
een booze droom is, dat ik er weder uit zal ontwaken
en zien dat het alles nog bij het oude bleef in mijn le
ven. Het kwam dan ook zoo duizelingwekkend onver
wacht. Wij waren altijd zoo gelukkig samen geweest,
mijn vrouw en ik.
Onze kinderen waren mij onbeschrijfelijk dierbaar,
Annie vooral; ik was zoo trotsch op haar; maar zelfs
toen zij het ouderlijk huis verlieten, bleef alles nog zon
neschijn en liefde onder dit dak; ik behield immers
mijne Gretha, de trouwe bondgenoote uit donkere da
gen, de vrouw die zich met mij alles had ontzegd toen
de kinderen klein waren, om hun toch veel te laten
leeren, ze goed op te voeden en te kleeden en geld
voor hen te maken. Welnu, op eens kwam dat bericht
uit Indië en ik werd een eenzaam man aan eigen
haard. Eersr weigerde mijne vrouw aan de schuld van
onze dochter te gelooven en vergaf het mij niet, dat ik
niet kon aannemen dat een man als de Rajah zich
voor niets om het leven zou hebben gebracht; toen ver
nam zij de waarheid van Annie zelve, die niet eens het
besef overhoudt dat enkele dingen een menschontee-
rend kwaad zijn. De slag dreigde hare arme moeder te
alles-of-nietsstandpunt. Kunnen ze geen groote schre
de voorwaarts komen, dan maken ze een paar kleine
pasjes, zoodat de conservatieven hen kunnen bijblijven.
Dit alles en nog veel meer! is Zondag door ver
schillende redenaars op de vergadering te Frankfort
gezegd.
Men wil allereerst trachten den arbeiders het ver-
eenigingsrecht te geven en bepalingen in het leven
roepen tegen de huisindustrie. Maar het voornaamste,
dat men eischt, is het geheim algemeen kiesrecht in
Pruisen.
Over het doel dat was de grondtoon welke op de
vergadering werd gehoord is men het eens, maar
over de taktiek verschilt men van meening, doch ook
daar :£al men het eens worden.
Wij zullen zien.
De heer von Bülow heeft in Joli tegen den Fran-
schen schrijver lluret op het eiland Norderney gezegd,
dat de Duitschers lastig te regeeren zijn, omdat zij zoo
individualistisch zijn, omdat zij geen meeningsver-
schillen kunnen bijleggen.
Wanneer men leert hoe de verschillende Duitsche
bladen van vrijzinnige richting elkaar om kleinigheden
in het haar vliegen, dan heeft men voorloopig niet veel
vertrouwen in de mooie woorden welke er te Frankfort
zijn gesproken, al is dit ook geschied op een merkwaar-
digen dag.
Tweede Kamer.
In de gistermiddag gehouden zitting werd de be
handeling der Indische Begrooting voortgezet, waarbij
de heer Van Kol (8.-D. Enschedé) klaagde over den
weinigen voortgang met de bevloeiingen en aandrong
op uitbreiding van het personeel bij die werken.
Minister Fock erkennende dat van het irri
gatieplan 1891 slechts een gedeelte is uitgevoerd, ver
klaarde, dat met bekwamen spoed aan de verdere
afwerking' de hand zal worden geslagen. Het is evenwel
moeilijk personeel te vinden daar de trek van inge
nieurs naar Indië niet zoo groot meer is. Het denk
beeld om regeeringsbeurzen beschikbaar te stellen wil de
minister aan de Indische Regeering in overweging geven.
De heer Boga ardt (K. Breda) drong aan op ver
betering van de reede van Soerabaja, zoodanig dat
groote zeeschepen die reede kunnen aandoen. Dan zal
de groote scheepvaart naar Azië voortaan de Indische
havens aandoen.
De heer Yan Deventer (V.D. Amsterdam IX)
betoogde dat geen beslissing in de Soerabaaysche
havenkwestie dient genomen te worden alvorens alle
plannen goed te overzien zijn.
De heer Yan Kol achtte Soerabaja ongeschikt
voor groote zeehavenin elk geval wilde hij deze
zaak, waarbij millioenen betrokken zijn, bij een af
zonderlijk wetsontwerp opgelost zien.
De Minister betoogde dat wat hier bij de be
grooting wordt gevraagd, slechts voorloopige voorzie
ning geldt.
De heeren Plate (lib. Rotterdam IV) en IJ z e r-
m a n (lib. Amsterdam IV) drongen er op aan, dat
certificaten van goede constructie, afgegeven voor Indië
bestemde stoomketels, ook in Indië zullen worden
erkend.
De Minister antwoordde, dat reeds een jaar ge-
dooden; zij bleef geruimen tijd bewusteloos; maar zoo
dra zij weder bij was gekomen en in staat zich reken
schap te geven van het voorgevallene, was het alsof die
altijd zoo deugdzame vrouw, die levenslang de edelste
beginselen was toegedaan geweest, plotseling eveneens
had opgehouden te kunnen onderscheiden tusschen
goed en kwaad. Annie's infame coquetterie heette de
schuldelooze dartelheid van een mooi kind; de prins
werd een beul en toen ik daar verontwaardigd tegen op
kwam, zeggende dat wij, als ouders, mochten vergeven,
maar nooit vergoelijken, werd ik een ontaard vader,
een man zonder hart, zonder liefde voor vrouw en kind.
Sedert word ik hier als een vreemde behandeld, met
moeite door mijne vrouw geduld. Zij spreekt mij niet
meer toe, en Annie is de koningin van dit huis gewor
den."
Hij was opgestaan en trad op den schoorsteenmantel
toe, waar hij in afgematte houding tegen aan ging leu
nen. Alfred zag nu hoe verwaarloosd zijn kleeding
was; hij had zien zelfs blijkbaar sedert eenige dagen
niet geschoren en de opkomende grijze stoppelbaard
deed hem oud en armoedig schijnen. Alles was hem on
verschillig geworden, nu hij de gehechtheid had verlo
ren zijner levensgezellin.
„Dan zal ik ook niet verder aandringen, mijnheer,"
zeide van Brenken op zachten toon: „Alleen zult gij
zeker niet weigeren eene vraag te beantwoordden
denkt uwe docht,er op den duur te Apeldoorn te blij
ven?"
Calmpthout maakte een gebaar van moedeloosheid.
„Ik weet het niet. Ze nemen mij niet in haar ver
trouwen; maar toch, nu gij er over spreekt, valt het
mij te binnen, dat Annie het van morgen aan het ont
bijt me<t haar moeder over eene reis had, ik weet niet
waarheen."
„Gij zult het toch stellig vernemen, als alles is be
paald en het komt mij onmogelijk voor, dat uw dochter
zich hier op den duur tevreden zou gevoelen. Wilt gij
mij beloven mij, ingeval zij mocht vertrekken, te schrij
ven waarheen zij zich begaf en of zij de kleine mede-
nam?"
„Ik zal het doengij kunt er op rekenen," antwoord
leden de quaestie commissoriaal is gemaakt.
De heer Van Kol bepleitte stelselmatige exploi-
ratie van den bodem in Indië en wilde in ieder geval
Djambi en Palembang reserveeren voor staatsexploitatie.
De Minister antwoordde, dat nog geen exploratie
rechten zijn uitgegeven. Omtrent het al of niet explo-
reeren van Djambi van staatswege dient te worden
afgewacht het resultaat van het onderzoek van dr.
Tobler. Aan de exploitatie van petroleumbronnen zijn
voor den Staat groote bezwaren.
In ieder geval zullen de Staten-Generaal moeten
worden gehoord over eventueele uitgifte van petroleuin-
concessiën verbonden.
De heer IJ z e r m a n, wijzende op de ongunstige
resiütaten over de laatste jaren bij de exploitatie der
Ombiliën-kolenvelden, adviseerde de Regeering, niet
meer kolen uit den grond te halen dan met winst
kunnen worden verkocht, geen kolen met verlies te
verkoopen en een hoogst zuinig beheer te betrachten.
Bij de exploitatie der Ombiliënvelden achtte hij ook
een commissie van bijstand gewenscht en klaagde liij
over het hooge sterftecijfer onder de arbeiders tenge
volge van ongelukken.
De Minister verzekerde, dat de nieuwe directeur
der gouvernementsbedrijven de exploitatie der Ombi
liënvelden nauwkeurig zal onderzoeken.
De Duitsche Keizerin, die, zooals gemeld is, a.s.
Zondag een bezoek op het Loo zal brengen, komt
uit Engeland a/b. van de Hohenzollern ongeveer tegen
12 uur 's middags te IJmuiden, alwaar de keizerlijke
trein gereed staat voor de reis naar het Loo, vanwaar
II. M. des avonds 10 uur met denzelfden trein naar
Duitschland terugkeert.
Begrafenis van de familie Van Panhuijs.
Gisterenmiddag om 3 urn had te Leek de teraarde
bestelling der familie Van Panhuijs plaats. Eenige
oogenblikken daarvoor had zich in het zandpad naast
Nienoord een groot aantal corporaties opgesteld, die
de zoo diep betreurde dooden de laatste eer wilden
bewijzen.
Een voor een werden de lijkkisten naar buiten ge
dragen een indrukwekkend schouwspel en in
de vier gereedstaande lijkwagens geschoven. Hier
achter volgden de vertegenwoordigers van H. M. de
KoninginMoeder, graaf van Limburg Stirum, en
van II. M. de Koningin, jhr. mr. W. Alberda van
Ekenstein, vervolgeus de familieleden, de heeren de
Blocq van Scheltinga, P. Dorhout Mees, L. Ypey,
baron W. J. en baron B. van Weideren Rengers, jhr.
J. G. van Panhuijs en P. van Panhuijs Polman Gruijs,
F. van Panhuijs, de heer H. van Slooten, de burge
meester van Groningen, jhr. mr. Tjarda van Starken-
borgh, jhr. N. J. van Sminia, jhr. H. L. de Beaufort,
de commissaris der Koningin in deze provincie mr.
Geertsema, de heer B. Peereboom, mr. P. Reeling,
Brouwer, dr. W. Mansholt, ds. Cannegieter en notaris
Kingma, allen te voet.
Op korten afstand volgden de vertegenwoordigers
van de corporaties, en daarachter eene eindelooze rij
van vrienden onder de inwoners van De Leek en
omliggende gemeenten.
Inwoners van de Leek droegen een kostbaren schat
van bloemen, kransen en palmtakken. Het was een
reusachtige bloemenschat.
Bij de kerk te Midwolde aangekomen, namen de
zoons van de opzittende boeren van het landgoed
Nienoord de lijkkisten over en droegen ze naar den
pas geopenden grafkelder achter de kerk.
de Annie's vader, verheugd dat hem niet meer werd
gevraagd.
„Dan dank ik u hartelijk en wil ik niet meer vergen
van uw tijd- Vaarwel, mijnheer, houd goeden .moed.
Wat gisteren was, kan morgen weêr worden."
„God geve het!" mompelde de ongelukkige„Weet
gij, van Brenken, het is vreeselijk, als men een vrouw
dertig jaar neefl liefgehad en al voorzag men ook wel,
dat de lucht niet altijd even blauw kon blijven, te heb
ben gedacht dat, mocht ook al het overige in een le-
vensstorm ondergaan, men zich samen op een en het
zelfde vlot zou redden "en niet wanhopen, omdat men
toch elkander behield, en dan op eens in te zien
dat men zelfs als niets meer in hare oogen telt, zich
zelf overleefde!"
HOOFDSTUK X.
Eerst den volgrnden dag begaf van Brenken zich tot
Hèlène. Hij had een lang gesprek met haar en wilde
afscheid nemen, toen de huishoudster met verschrikt
gezicht binnentrad, en zeide:
„Freule, daar is prinses Annie. Zij wil zich niet
weg- laten sturen."
„Zeg aan de prinses, dat ik onmogelijk verder ont
vangen kan vandaag en mij laat excuseeren."
„Ik heb van al'es gezegd en bedacht, freule; maar zij
zegt, dat zij niet heen zal gaan alvorens u te hebben
gezien."
Hèlène wisselde een snellen blik met haar bezoeker.
„Misschien kunt gij iets omtrent hare plannen ver
nemen," sprak hij in het Fransch.
„Op ééne voorwaardedat gij blijft."
„Zooals gij beveelt."
Eene minuut later werd Annie binnengelaten. Zij
had meer zorg dun ooit aan haar toilet besteed. In de
eene hand hield zij haar langen zwarten handschoen en
men zag- daardoor hoe haar vingeren beladen waren
met fonkelende edelgesteenten.
„Gij ziet," zeio'e zij lachend, ongenoodigd in een
fauteuil plaats nemende, zonder een gebaar te maken
een van beiden de hand te geven„dat ik mij zoo
gauw niet uit het veld laat slaan. Het zou toch ook
waarlijk al te hard wezen, als ik hier verstoken moest
Op verzoek werd er- niet gesproken.
De Pr. Gron. Ct. meldt nog
In verband met de begrafenis waren hier te Gronin
gen in het Provinciehuis, het stadhuis en de acade
mische gebouwen en een aantal particuliere woningen
de gordijnen neergelaten, terwijl het gebouw der
studentensociëteit „Mutua Fides" met rouwfloers is
behangen.
De gemeente Leek geleek één groot sterfhuis. Alle
openbare gebouwen, de openbare en bijzondere lagere
scholen, het raadhuis, de winkels waren den geheelen
dag gesloten. Om twee uur waren in alle particuliere
woningen de gordijnen neergelaten.
De mede omgekomen huisknecht, Meindert v. d.
Wijk, is gisteren onder veel belangstelling te Tolbert
begraven. Een vertegenwoordiger van den Raad Leek
legde een krans op de kist.
- Het werk der Staatscommissie voor de Binnen-
sohipperij loopt naar men meldt, langzamerhand ten
einde. Zaterdag is weer vergaderd en begonnen met
het vaststellen der conclusiën, zijnde een negental.
Mr. H. P. Marchant heeft, wegens drukke bezig
heden, bedankt als voorzitter van den Vrijzinnig-demo-
cratischen Bond, doch blijft lid van het hoofdbestuur.
Als voorzitter treedt op mr. M. W. F. Treub.
(L. en V.)
Patrimonium.
Over de gisteren geopende jaarvergadering van
Patrimonium in het gebouw van dien bond te
Amsterdam, waarvan wij gisteren reeds een telegram
ontvingen, vermelden wij nog het volgende
De afdeeling Rijswijk, gezien den verderfelijken
invloed van het Neo-Malthusianisme, stelde voor
le. Het hoofdbestuur doe zoo mogelijk bij de re
geering stappen tot beteugeling van bovengenoemd
stelsel 2e door degelijke brochures meerdere kennis
te verspreiden omtrent het gevaar, hetwelk door het
ijveren voor dit stelsel ook onder de Christen-arbeiders
wordt verspreid3e al datgene te doen, wat het
bondsbestuur wenschelijk acht tot bestrijding van
genoemd stelsel.
De afdeelingen bleken het bij de discussie eens te
zijn met Rijswijk. Men zal zich in verbinding stellen
met organisaties, welke strijden tegen dit verderfelijk
gebruik.
Vervolgens kwam in behandeling een voorstel van
Leerdam, om er bij de regeering op aan te dringen
de vergunningen van sterken drank te doen sluiten
op dagen van stemmingen, opdat ook dit kwaad
namelijk het misbruik en de gevolgen worden be
dwongen.
Een andere afgevaardigde stelde voor, er aan toe te
voegen bij lotingen.
De voorzitter ried aan, dat de afdeelingen van
Patrimonium zich te dezer zake tot den gemeenteraad
hunner plaats zullen wenden.
Een volgend voorstel was van de afdeeling Hoorn
en beoogde het optreden van het Verbond tegen het
speculeeren.
De voorzitter gaf den redacteur van het Verbonds
orgaan in overweging, eens op dit kwaad te wijzen.
Het karakter van Patrimonium als werkliedenvereeni-
gingen brengt niet mede, dat het Verbond zich in de
eerste plaats er mede bezig houdt.
Van de afdeeling Groningen was een voorstel,
waarin zij de aandacht van het Verbond vestigt op de
blijven van het eenige amusante gezelschap uit de gan-
sche gemeente, ik had nooit te voren gedacht dat
Apeldoorn zoo vervelend zou zijn. Vertel mij eens op
recht, Hèlène, hoelang zijt gij nog van plan te boudee-
ren; dan zal ik misschien geduldig het eind van mijn
straftijd afwachten."
De schilderes, die bij haar binnentreden overeind ge
rezen was, stond nog tegen een schildersezel geleund,
als wilde zij de jonge vrouw te kennen geven, dat haar
bezoek slechts kort moest zijn. Zij gaf thans ijskoud
ten antwoord:
„Gij schijnt vergeten te hebben, dat er ook vonnissen
worden geveld, di.e „levenslang" luiden."
„Levenslang!" herhaalde Annie met een pruilend
mondje: „Lieve ziel, maak mij toch niet wijs, dat men
zoo ouderwetsch zoude zijn. Ik heb gelezen,, dat men
er spoedig een einde aan zal maken, ook voor de ergste
misdadigers. Dat is nog iets uit barbaarschc tijden.
Komaan, mijnheer van Brenken, gij zijt altijd een rid
derlijk man geweest, werp u op als mijn kampvechter,
om het hart mijner vriendin te vermurwen en tot be
looning zal ik u eene concessie doen."
De jonge vrouw begon luidkeels te lachen.
„Gij zijt beiden, waarlijk al te vermakelijk. De bok-
kenpruik staat u allen twee erbarmelijk slecht en be
neemt u allen geest. Gij kunt niet eens meer raden,
mijn weerspannige ridder en verbeeldt u waarschijnlijk
dat de prinses vin Himlapoor u tot den handkus toe
wilde laten, maar dat hebt gij mis. Bedenk liever eens
in welk opzicht ik u in mijne macht heb?"
„Dat is zulk een groot nieuws voor mij, mevrouw,"
antwoordde de jonge man droogjes: „dat mijn ver
stand er bij te kort schiet."
„Waarlijk?" De blauwe oogen lachten ondeugend:
helpen raden, want het is alleen uw verbolgenheid, die
u zoo stompzinnig maakt. Denk maar eens aan het
bezoek, gisteren door u aan mijn vader gebracht. De
lieve man is, sedert mijn vertrek naar Italië, zoozeer
verouderd, dat hij het doel van uwe komst niet verzwij
gen kon, toen mijne moeder er op aandrong dat te we
ten. Welnu, dat had weer zijne goede zijde; want het
bracht mij op een inval. Raadt gij het nu?"
Wordt vervolgd,