DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
DE ZIEKTE DER EEUW.
No. 274.
Honderd en negende jaargang
1907.
WOENSDAG
20 NOVEMBER.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
De Duitsche Keizerin.
Verkiezing Eerste Kamer.
Tweede Kamer.
Tweede Deel.
EERSTE HOOFDSTUK.
ALKMAARSCHE COURANT.
ALKMAAR, 20 November.
Het afscheid tusschen den Koning van Engeland en
den Keizer van Duitschland is zeer hartelijk geweest.
Voordat de trein vertrok stond Koning Eduard, die
zijn knoopsgat met frissche anjelieren had getooid,
zoo gezellig over het portier der coupé geleund te pra
ten, dat de conducteur, die het sein van' vertrek moest
geven er bang van werd. Gelukkig merkte Koningin
Alexandra dat haar echtgenoot den trein vertraging
gaf, waarop de Koning afscheid van den Keizer nam.
Beide heerschers groetten elkaar nog hartelijk, totdat
de trein was verdwenen.
En nu zijn de schoone dagen van Windsor voorbij.
Wij wezen reeds in een vorig artikel er op, dat de
muren van dit historische gebouw tegelijkertijd tal van
monarchen hebben omringd. Maar het merkwaardigste
en tevens wel een der voornaamste gebeurtenissen van
1907 is het bezoek van het Duitsche Keizerlijk Echt
paar. Zeker het is een familiebezoek geweest gelijk
door de tegenwoordigheid der Keizerin naar buiten is
gedemonstreerd. Maar dat dit bezoek kon plaats heb
ben, zou men eenige jaren geleden niet gelooft heb
ben. Immers het was niet alles pais en vreê in de fa
milie. Er heerschte ontstemming tusschen den konin
klijken oom en den keizerlijken neef, hetgeen trou
wens niet behoeft te verwonderen: zij zijn zulke geheel
verschillende vruchten aan denzelfden stam. Het is
niet moeielijk verschillende karaktertrekken van beiden
op te sommen. De neef is een impulsief man, onge
twijfeld idealistisch aangelegd, een voortreffelijk huis
vader, een man van eer en van deugd. De oom daar
entegen een uiterst kalm, berekenend man, op en de
top een materialist, geen voorbeeld van een goed huis
vader, maar wel van een sluw koopman.De neef was
als jongeman reeds aan het regeeren, de oom begon
eerst op laten leeftijd. Naast de groote verschillen in
karakter dus nog het verschil van verworven invloed.
Toen de koning van Engeland het wereldtooneel be
trad, had de Keizer van Duitschland daar reeds een
groote, een invloedrijke rol gespeeld. Vandaar de
strijd tusschen de twee monarchen, wie op den voor
grond zou komen, wie op den achtergrond; een strijd,
waarin koning Eduard overwinnaar is geworden. Na
dat dit vaststond heeft de overwinnaar den overwon
nene de hand gereikt en hem ten zijnent genoodigd.
zorg dragende daarvoor is hij nu eenmaal sluw -
dat dit geschiedde op de minst pijnlijke wijze.
Zóó beschouwen wij het Duitsche bezoek aan Wind
sor, omdat ons dit de meest aannemelijke verklaring
lijkt doch het blijft natuurlijk mogelijk, dat deze
opvatting niet juist is. Hoe men evenwel- deze zaak
ook moge bekijken, men zal het er wel mee eens zijn,
dat dit bezoek in elk geval bewijst, dat de ontstemming
tusschen de beide monarchen geweken is.
Er is beweerd, dat men in Londen nooit een vreem
den vorst zoo hartelijk heeft begroet als den Duitschen
Keizer.
Mag men de „Westminister Gazet" gelooven, dan is
de Keizer zelf ook getroffen geweest door de warme
door
LOUISE STRATENUS.
34)
„Ik heb haar innig lief gekregen," klonk het ont
roerd: „dat kind heeft zooveel goeds. Het zou eene
misdaad zijn het niet in haar te ontwikkelen. Hoe
vindt gij dat zij er uit ziet?"
„Gezonder dan ooit; maar," hier aarzelde de moeder
even: „maar zij begint schrikwekkend op haar vader te
gelijken.
Bij oogenblikken is het alsof Nikor mij aanzag. Ik
hoop dat dit weder voorbij zal gaan. Laat mij nu haar
portret zien en vertel mij hoe het met uw werk staat."
„Ik heb naar photographieën het portret moeten
schilderen van eene jonge vrouw, die dezen zomer te
Utrecht overleed en nu eene paar andere bestellingen
uit te voeren, waarvoor ik een poosje naar den Haag
en Amsterdam zal moeten. Het zijn heerenportret
ten."
„De dameswereld boudeert u dus nog altijd. Om
het even, Ilélène, zij zal tot u wederkeeren, dat zult gij
zien. Als mijne Fransche vrienden maar eenmaal
hier zijn, zal ik feesten geven als uit de Duizend en
één Nacht en dan zal het mij niet aan gasten ontbre
ken, die allen weer mijne beste vriendin zullen omrin
gen."
„Dat is niet zeer waarschijnlijk; want de vriendin
zal op die feesten ontbreken."
„Gij wordt dus menschenschuw
„Zeg liever wereldschuw. Zij gaf mij te veel leelijks
te zien, om haar niet te willen ontvluchten."
Hélène had niet overdreven, toen zij zeide dat het
kind haar dierbaar geworden was. Het hart der een
zame vrouw had zich zelfs zoozeer aan de kleine ge
hecht, dat toen de tijd aanbrak, waarop zij het portret
ontvangst, welke hem van de zijde van het Engelsche
volk ten deel viel.
„Toen wij moet hij gezegd hebben door de stra
ten van Londen reden, ging ik dicht genoeg langs de
menschen om hen goed in de oogen te zien en ik zag
aan de uitdrukking van hun gezichten, dat het welkom
der burgers, hetwelk zij de Keizerin en mij toeriepen,
niet conventioneel maar door en door oprecht en ge
meend was."
Ook dat kan men zich wel begrijpen. Er mag in de
Engelsche bladen veel gespot worden over en veel af
gekeurd worden in „the Kaiser," wanneer het Engelsch
volk staat tegenover Wilhelm II, dan ziet het in hem
den kleinzoon van de beminde koningin Victoria. En
daarom is het zoo goed, dat de Keizer in Londen is
geweest: het anti-Duitsche gescheld van een deel der
Engelsche pers zal nu zeker niet meer zooveel kwaad
stichten als voorheen.
Dat met het hartelijker worden der betrekkingen tus
schen de twee regeerende huizen het wantrouwen der
beide regeeringen is verdwenen, is men, gelezen wat de
Duitsche en Engelsche officiëele bladen daarover
schrijven, geneigd aan te nemen.
Er is inderdaad veel wantrouwen en veel verdacht
making tusschen Engeland en Duitschland geweest,
dat gevaarlijke gevolgen had kunnen hebben. Wellicht
heeft dit bezoek er toe bijgedragen, dat euvel, zoo niet
geheel te doen verdwijnen, dan toch te doen verminde
ren.
Maar overigens zullen de beide monarchen en de
beide regeeringen op hun post blijven evenals voorheen.
Er zal een Engelsche politiek zijn en er zal een Duit
sche politiek zijn. En die beide politieken zullen met
elkaar in botsing komen, zoodra de belangen dat doen.
In dit opzicht blijft de toestand dezelfde.
Doch de erkenning van deze omstandigheid staat de
erkenning van den goeden invloed van het bezoek te
Windsor, zooals boven is betoogd, geenszins in den weg.
Onder een grooten toeloop van belangstellenden
vertrok gisteravond te ruim 10 uur de Duitsche
Keizerin per extra-trein van Apeldoorn naar Berlijn,
waar H. M. te 10 uur hedenmorgen denkt aan te
komen.
Bij de verkiezing door de Prov. Staten van Noord-
Brabant van een lid der Eerste Kamer in de plaats
van mr. A. M. Sassen (overleden) verkreeg bij eerste
en tweede stemming niemand de volstrekte meerder
heid en werd bij derde stemming gekozen de heer Ka-
rel Raaijmakers van Helmond, oud-lid der Tweede Ka
mer der* Staten-Generaal, met 35 stemmen tegen 22
uitgebracht op het lid der Tweede Kamer jhr. Van
den Bergh van Heemstede.
Gisteren- werd het Ilde Hoofdstuk der Staatsbe-
grooting (Hooge college's enz.) aangenomen. Daarna
ving aan het debat over Hoofdstuk III (Buitenlandsche
Zaken). De heer Van den Bergh van Heem-
van den Amsterdamschen geleerde zou schilderen, zij
besliste liever dagelijks op en neer te reizen, dan een
etmaal verloren te laten gaan zonder Djala te zien.
Het portret, dat in de Residentie moest worden geschil
derd, verzocht zij tot den zomer te mogen uitstellen.
„Dan zal zij er niet meer zijn," dacht zij droevig.
En zoo werd de band tusschen het prinsesje en hare
groote vriendin steeds hechter toegehaald. Tot hare
vreugde vond Annie een groot huis dicht bij haar villa
en toen het daar wemelde van gasten, kwam het kind
heele middagen bij haar. Zij zat daar ook te schilde
ren in een prentenboek of met de pop en Caro te spe
len, terwijl Hélène het laatste uurtje altijd moest ver
tellen, niet zelden over den „Vader, die vorst was over
heel veel bruine menschen en zooveel van Djala ge
houden had."
De feesten, door de weduwe vfm den Rajah gegeven,
waren inderdaad schitterend en, ofschoon Annie zich
thans op in het oogvallende wijze het hof liet maken
door een jongen Franschman, tal van wereldsche lie
den keerden toch tot haar terug en begonnen de schuld
.van alles aan Nikor te geven, om zich vrij te pleiten in
eigen oog.
Het plan van de reis naar Londen verviel; wel ver
gezelde Annie hare gasten naar Parijs terug en in het
eind van Juni keerde zij weder, om nog een paar weken
met hare ouders te zijn, alvorens Djala mede naar
Trouville te nemen. Toen zij daarop ook werkelijk met
de kleine vertrok, ontstond er plotseling eene leegte
in Hélène's leven, dat zij dagen achtereen den moed
niet had haar atelier te betreden, waar nog het verla
ten speelgoed rustte en alles haar herinnerde aan de
bezoeken van haar zonnestraaltje.
Ook toen zij den arbeid weder hervatte, was zij de
de oude niet meer, kropen de dagen hopeloos langzaam
om. Het was zomer daarbuiten; maar winter gewor
den in haar hart.
En Annie sprak in hare brieven van geen wederkee
ren; integendeel, zij dacht er over een appartement te
huren in Parijs.
Op een regenachtigen September-morgen ontving
Hélène een telegram, dat haar eindelijk opzweepte uit
stede (K. Oosterhout) klaagde over weinig politiek
beleid en dat er zooveel van onze consuls en vice-
consuls de Nederlandsche taal niet kennen.
Do heer Van B y 1 a n d t (Chr.-H. Apeldoorn) be
treurde het dat Nederland op de Vredesconferentie
niet met voorstellen is gekomen, bijv. met een voor
bescherming van de private eigendommen ter zee.
Spr. laakte het ook dat de Minister afwijst het denk
beeld van het sluiten van een garantieverdrag met
Japan met het oog op onze kolonies.
Spreker achtte het voorts gewenscht, dat wij voor
het bezetten van belangrijke diplomatieke posten ook
eens buiten het diplomatieke korps moeten zoeken
naar geschikte personen. Dergelijke posten moeten
niet door te jonge personen bezet worden.
De heer Van Asch van W ij c k (A. R., Amers
foort) vond 's Ministers beleid angstvallig.
Spreker oordeelde het gewenscht, dat de Kamer
volledig op de hoogte worde gesteld van de houding
van Nederland ter Vredes-Conferentie, desnoods door
openbaarmaking in comité-generaal van de aan de
Nederlandsche gedelegeerden gegeven instructie.
Vervolgens behandelde spreker het belang der
Vredes-Conferentiën. Spreker bracht den heer Goeman
Borgesius gisteren, ter gelegenheid van zijn 30-jarig
Kamerlidmaatschap, hulde. Onder applaus der ver
gadering wees spreker er op, dat de heer Borgesius
nog steeds onverzwakt opkomt voor de hem dierbare
belangen.
■Z De heer Van N i s p e n (K. Nijmegen) klaagde ook
over te weinig activiteit van den Minister. Spr. be
toogde dat wij in een tractaat met Amerika als
quantité négligeable zijn behandeld. Ook wees spr. op
de onmacht van onze Hollandsche Levensverzekerings
maatschappijen om in het buitenland te werken, door
onze onvolkomen wetgeving.
De heer P i e r s o n (Lib. Gorinchem) was niet
onvoldaan 'over de' resultaten der Vredesconferentie.
In het prijzenhof ziet spr. een groot belang, een wijze
om te handhaven (de schoone leer, dat recht boven
macht gaat, en daarna komt spr. tot de critiek, hier
op den Minister geleverd. Als een klein land wat
krijgt, dan deelen natuurlijk alle landen, die een'
tractaat'j met een meest-begunstigings-clausule hebben
gesloten, in dat voordeel. Het zou allesbehalve ver
standig zijn geweest, als onzefeerste gedelegeerde over
de bescherming van den privaten eigendom ter zee
voorstellen was gaan doen. Dat is geen werk voor
kleine staten.
De heer Schaper (S.-D.iAppingedam) besprak-een
particuliere^, [kwestie van" een [Nederlander in Zuid-
Afrika, die een langen lijdenstocht heeft gemaakt en
nog steeds op hulp wacht. Spr. releveert ook het geval
van dr. Pannekoek. Hij wil niet verder'daarop ingaan,
om de hulp des ministers, die deze heeft toegezegd,
niet te bemoeielijken.
De heer S c li o k k i n g (Fr. Chr.-H. Harlingen) sloot
zich aan bij de critiek en hijjVond, dat we niet altijd
moeten zeggen, dat we 'n "kleine natie zijn, anders
merkt men dat in het buitenland te veel. Ook deze
spr. is ongerust, al zal hij daarop niet nader terug
komen. Daarna gewaagde spreker van de ongelukkige
berichten over Nederland in de buitenlandsche pers.
Volgens den minister achterhaalt hier de waarheid de
leugen wel. Spr. is minder optimistisch. De regeering
moet zich met dergelijke dingen inlaten door bemid
deling van de gezantschappen. Ook het Ned. Verbond
moet in dezen medewerken.
De heer van Kol (soc.-dem. Enschedé) verweet
de bestrijders van den minister, dat zij meten met
twee maten, omdat zij dezelfde critiek hadden kunnen
de vreemde verdooving, welke zich van haar had mees
ter gemaakt. Het bevatte slechts de woorden:
„Zend onverwijld Caro. Djala typhus? Vraagt om
hem."
Hélène had dag en nacht doorgereisd, om de kleine
zieke te bereiken. De treinen waren vol en, in hare
vrees een oogenblik verloren te laten gaan, had zij
verzuimd eene goede plaats te bespreken, zoodat er
geen sprake meer van was in een waggon-lit te komen
en zij zelfs de ruimte miste, om zich uit te kunnen
strekken. Maar wat telde zij de stramheid, die zich
van hare leden meester maakte, naast het verlangen
nog tijdig genoeg aan te komen?
De macht der banden, waarmede een hulpbehoevend
kind sommige vrouwenharten aan zich boeit, is onbe
rekenbaar groot. Dat gevoel kan niet beschreven
worden en, vooral daar waar Mat kind niet uit eigen
leven is geboren, heeft het iets zeer verhevens in zich.
Zoo ooit de goddelijke vonk in een menschelijk hart
straalde, dan is het bij zulk eene gehechtheid, onein
dig teeder, volkomen belangeloos. Zij heeft niets van
het egoïsme der liefde; zij verwacht geen persoonlijke
voldoening als vriendschap doet; zij kent geen jaloezie.
Vooraf is zij bereid zich in de schaduw terug te trek
ken, vergeten te worden in uren van vreugde, niets in
ruil te ontvangen, en slechts op den voorgrond te tre
den als men zich harer herinnert, omdat men haar noo-
dig heeft.
De schilderes had al haar arbeid laten rusten, om
te snellen tot Djala, en om dat jeugdig bestaan te
redden, zou zij zonder aarzelen alles prijs hebben ge
geven wat zij bezat, het als niets geteld hebben dat
offer te brengen.
Na geruimen tijd aan niets ander gedacht te hebben
dan het bericht, dat al de fijne snaren harer ziel had
doen trillen, werd zij uit haar gepeins gewekt, door
eene hand, die zich op haar arm plaatste.
„Zoudt gij de goedheid willen hebben dat venster
te sluiten?" vroeg eene zachte mannenstem.
Eenigszins verbaasd keek zij op. Hij die zoo sprak
doen hooren over den vorigen minister en dit toch
niet hebben gedaan.
Wat de resultaten van de Vredesconferentie aan
gaat, was spreker niet zoo bijzonder teleurgesteld.
Echter meende hij, dat Nederland had moeten ingrijpen
ter beperking der militaire lasten.
Als de Vredesconferentie althans iets goeds heeft
opgeleverd, is 't wel dit, dat men meer oog heeft ge
kregen op de rechten en de eigenwaarde van kleine
Staten.
Spreker laakte de houding van de Regeering in zake
tot stand brengen van een Vredespaleis en oordeelde
voorts, dat Nederland het initiatief had moeten nemen
voor het denkbeeld van verplichte arbitrage en dat
van Nederland een protest had moeten uitgaan ten
gunste van Korea.
De Minister van Buitenlandsche Zaken
sloot zich aan bij de waardeerende woorden, door den
heer van Asch van Wijck gesproken ten opzichte van
den heer Goeman Borgesius en verdedigde vervolgens
zijn beleid. Tegenover hen, die er over klaagden, dat
van Nederland ter Vredesconferentie te weinig initia
tief is uitgegaan merkte spreker op, dat het niet ver
standig is, voorstellen te doen, wanneer men er geen
kracht achter kan zetten.
De Minister verzekerde, dat hij een algemeen arbi
trage-verdrag zeer wenschelijk zou achten. Inzake het
ontwapeningsvraagstuk moest het initiatief aan Enge
land gelaten worden, want initiatief onzerzijds zou de
beteekenis hebben gehad van een ongewenschte
demonstratie.
Bij het gfimrder debat keurde o.a. de heer Van
Asch v W ij c k af de afschaffing van de be
trekking yhn Kabinetchef, met potverdeeling van het
tractementj van dien chef onder de ambtenaren aan
het departement.
De Minister verdedigde tegenover den heer van
Asch van Wijck de aan sommige ambtenaren toege
kende tractementsverhooging.
Bij art. 3 juichte de heer Dolk (U.-L. Den Haag II)
toe de opneming der commiezen eh adjunct-commiezen
bij de departementen in het stelsel van periodieke
tractementsverhooging. Voerts verzoekt spr. den mi
nister, om, wanneer een ambtenaar geen promotie
maakt, hem dit te berichten bij gemotiveerde kennis
geving.
De heer L o h m a n (Chr.-H. Goes) zag deze zaak
liever thans terug genomen en bij afzonderlijke wet
behandeld, opdat de Kamer beter in het oog houde,
wat zij in dezen voor alle departementen wil beslissen.
De Minister van Financiën (de heer De
Meester) zei, dat indien de 'Kamer terugname wil
voorloopig, daartegen geenerlei bezwaar bestaat.
De heer Ter Laan (S.-D. Hoogezand) drong op
die nadere voorstellen aan en zag eigenlijk geen
motief tot uitstel.
De heer Loliman stelde dus voor den aanvankelijken
begrootingpost te behouden en de verhooging van deze
reglementsherziening weer te laten vallen.
De Minister nam dit amendement over, waarop
de heer Ter Laan zijnerzijds het aanvankelijk
regeeringsvoorstel overneemt, ten einde alzoo de ver
hooging onverwijld in behandeling te nemen. Over
deze voorstellen zal worden gestemd.
Dertig jaar Kamerlid.
De heer Goeman Borgesius, die gisteren gedurende
30 jaar lid der Tweede Kamer is, werd gisterochtend
bij zijne verschijning in de vergaderzaal, door alle
leden hartelijk gelukgewenscht met dezen gedenkdag.
zat dichter bij het portierraampje dan zij en was in de
volle kracht van het leven, terwijl zijn gelaat geen
spoor van lichaamszwakte vertoonde.
„Ozeker," antwoordde zij, overtuigd dat hij op de
eene of andere wijze verlamd moest zijn„als onze
medereizigers er ten minste niets tegen hebben?"
De overige passagiers betoonden zich zeer inschik
kelijk; maar voordat zij eene beweging had kunnen
doen, stond een ander heer op en haalde het venster
toe. De jonge, forsch gebouwde man raakte aan zijn
hoed, om hem voor de genomen moeite te danken.
„Gevoelt gij u ongesteld vroeg de ander„Men
zou dit niet uit uw uitterlijk opmaken."
„Ik ben sedert drie jaar lijdende," klonk het ant
woord: „mijne ziekte richt geen uiterlijke verwoestin
gen aan; maar toch is zij de wreedste, die een mensch
aan kan tasten."
„Waarlijk?"
„Oordeel slechtsik heb eene goede betrekking en
alle arbeid is mij onmogelijk geworden. Ik trouwde
een jaar geleden en ik moet mijne vrouw te huis ach
terlaten, om in den vreemde genezing te zoeken, waar
aan ik zelf niet geloof; maar die mijne doktoren van
verandering van omgeving verwachten. Het is eene
laatste poging tot het behouden van mijn post, waar
van wij grootendeels moeten leven. Gij kunt u dus
voorstellen wat er in mij omgaat."
„En uwe ziekte?"
„Ik ben een zenuwlijder. De ondragelijkste hoofd
pijnen kwellen mijmaar nog erger is mijne voortdu
rende slapeloosheid. Omijnheer, het is een marteling,
daar nacht op nacht wakker te liggen en de uren te
hooren omkruipen, zonder een oogenblik rust te kun
nen vinden. Ik wensch dit mijn ergsten vijand niet
toe."
De ander, een man van middelbaren leeftijd en klei
ne gespierde gestalte, glimlachte haast onmerkbaar.
„Gelukkig dat volslagen slapeloosheid niet bestaat,
zoolang men nog komen kan en gaan. Het menschelijk
gestel zou dat niet lang volhouden."
Wordt vervolgd.