Stoombooldienst Alkmaar Packet Vilten Bismarck Pantoffels DE ZIEKTE DER EEUW. Schoen- en Ledermagazijn Houttil B 16, Alkmaar. langs de Zaan. Gewijzigde dienstregeling aangevangen 1 November 1907. Denkt om de goedkoope 3-daagsche retours. Delftsche Courant, FEUILLETON. t; Tl Dames en Heeren- in van NIEÜWKUYK's IMR Mej' c- M- egmond, Leerares Piano en Theorie. Van Alkmaar 8.-, 10.--, *12.-, 2.- uur. Van Amsterdam *5.45, 9.30, 2.30,4.-- uur. Niet op Zondag, Kerstdagen en Nieuwjaar. lste kajuit f 0.60, 2de kajuit f 0.40. Firma JOH. F. MORRA. man gewezen werd op de bijverdiensten der kinderen van arbeiders. In zake de cijfers door den hr. Ter Spill genoemd zegt spr., dat de progressie in den hoofdelij- ken omslag niet ver genoeg gaat. Spr. zegt. ten slotte, dat hij door het debat niet bevredigd is. De heer Vonk betoogt dat, waar hij vroeger voor verlaging van den gasprijswas, hij dit nu niet kan zijn, daar hij de verlaging nu onvoorzichtig zou achten. De heer Melchers stelt nu een motie voor, lui dende als volgt: De raad van oordeel, dat een herziening van de hef fing van den hoofdelijken omslag waarbij de mindere klassen weer worden ontlast en de progressie zoover wordt doorgevoerd als de wet toelaat, wenschelijk is, gaat over tot de orde van den dag. De heer Van Buijsen maakt de opmerking, dat z. i. te veel de politieke overtuiging in den raad naar voren komt. In tal van gemeenteraden worden debatten als deze gevoerd. Als men echter de denk beelden, der soc. dem. als panacée wil doen gelden voor alle gemeenten dan acht hij dit bedenkelijk. oor Alkmaar acht hij de doorvoering van het meenteprogram der soc. dem. partij thans niet ge- wenscht, terwijl hij voorts meent dat Alkmaar in vele opzichten niet achterlijk is. De heer Boelmans ter Spill wijst, er op, dat de heer Melchers herhaalt wat hij in de vorige ver gadering ook heeft gezegd, dat er geen rechtsgrond be staat voor de retributie door de gasfabriek betaald. Door dat vaak te herhalen kan men ten slotte gaan meenen, dat dat werkelijk zoo is. II ij betwist deze bewering, en geeft nog als zijn mee- mng, dat het niet aangaat, ook de nietgasverbruikers te doen betalen, als het bedrag der retributie uit den hoofdelijken omslag moest komen. In deze motie vindt spr. als in de vorige dit stand punt: alles of niet. Beter acht spr. het den middenweg te nemen en B. en uit te noodigen een herziening van den hoofdelijken omslag ter hand te nemen. Daarover kan een zuivere stemming worden gehouden. De heer Melchers heeft tot zijn leedwezen ge hoord, dat de politieke overtuiging bij 'de raadsleden met op den voorgrond moet komen. Dat acht hij on mogelijk, men moet zich krachtens zijn politiek aan- sluiten bij de een of andere groep. Verder vraagt den heer Ter Spill of van de water- eicling ook retributie wordt geheven voor de buizen- eidmg en 01 het dan ook niet zou moeten geheven worden voor het leggen van tramrails. Vil men een motie, die den middenweg aangeeft, laat een ander die dan voorstellen. i\r 'A oorzitter bestrijdt de motie van den heer J.V1 etchers op denzelfden grond als de heer Ter Spill. De motie Melchers ondersteund door de heeren Uitenhosch, Vonk en Dorbeck wordt daarna verwor pen met 14 tegen 3 stemmen. Voor: de heeren Uiten bosch, Vonk en Melchers. Ben voorstel van den heer Glinderman om B. en VV. uit, te noodigen om de herziening vandenhoofde- Iijken omslag ter hand te nemen, wordt daarna met aigemeene stemmen aangenomen. ÏTadat de Voorzitter nog heeft opgemerkt, dat ti. en W. als zij meenen, dat er in hun college meer verdeeling van arbeid noodig is, zij daartoe voorstellen zullen doen en voorts in verband met de uitdrukking van den heer Uitenbosch, dat hij zes jaren eenzaam op zijn post stond, heeft opgemerkt, dat men steeds den heer Uitenbosch de meeste welwillendheid heeft betoond, waarom het beroep op zijn eenzaamheid niet geheel opgaaf en de heer Uitenbosch daarop heeft ver klaard, dat hij alleen heeft willen zeggen, dat hij nooit met een geestverwant in den raad overleg heeft kun nen plegen, worden de aigemeene beschouwingen ge sloten en gaat men over tot do behandeling der uitga Bij post 71 (kosten van licht en brandstoffen) vraagt de heer Uitenbosch of de neringdoenden hier ter stede ook mogen dingen naar de levering daarvan. Ihans komen de brandstoffen voor het gemeentege bouw uit Amsterdam. De Voorzitter zegt dat vroeger de levering na een openbare inschrijving geschiedde, maar dat de prijs thans veel lager is. Men krijgt het steenkool nu onmiddellijk uit de mijn. De heer Vonk voegde hieraan toe, dat de steen kool toen in detail werd verkocht, thans per waggon. Het laatste kan goedkooper geschieden. De heer I o r t u i n wil de Baad laten uitspreken om ook voor andere leverantie tot een beslissing te ko men. Do oorzitter vindt dat men dit moest over laten aan het dagelijksch bestuur. Zijn er aanmerkin gen te maken, dan kan men deze ter kennis van het college brengen. Bij post_73 (schoonhouden van gebouwen) geeft de heer Glinderman in overweging rekening te houden met_bestaande toestanden: het is wat hard, de menschen die er mee belast zijn, dit te ontnemen. De Voorzitter antwoordt, dat het hier alleen geldt, het schoonhouden der puien en ramen, nu er ook een andere glazenwasscherij is. De heer Glinderman vindt het dan wat an- ders. De heer Uitenbosch verduidelijkt ook de be doeling van de door de sectie gemaakte opmerking: het geldt hier alleen het werk, dat er voor in aanmerking kan komen, en daarbij kan met de opmerking wel re kening worden gehouden. De heer Van den Bosch merkte bij post 74 op, dat de polderkamer in het stadhuis er zoo desolaat uitziet. Het zou hem aangenaam zijn als het stad huis wat kon worden opgeknapt. Deze opmerking zal in overweging worden genomen. De Voorzitter zegt bij post 78, dat de nieu we indeelmg m kiesdistricten bij den drukker is, dus spoedig behandeld kan worden. Bij post 80 zeide hij dat men aan den vooravond van de verbouwing van het stadhuis staat. Inzake het instellen van een bibliotheek voor raads leden, wordt besloten dat te doen en het beheer op te dragen aan B. en W. Bij de post 84 zegt de heer ylinderman met genoegen te hebben gelezen, dat de wenschelijkheid zal worden onderzocht van het aanstellen van een financiëelen controleur. Wanneer men zoo iemand een salaris geeft van 1200 a 1700 en hem niets anders opdraagt zal deze som goed be steed worden. Bij post 89 zegt de Voorzitter dat het .Klompje Gouds" vóór de drukke markten zal worden gesloopt. Bij post 100 vraagt de heer Vonk of men niet spoedig met de vergrooting van de secretarie kan be- gmnen. Er is een batig saldo en daarvan kan het nu wel af. De v oorzi t_t e r acht dit nu niet raadzaam, maar zegt toe, dat zoodra men kan, men er mede zal aanvangen. j\ a nog een kleine discussie over het besteden van het saldo wordt deze post goedgekeurd. Bij post 103 brengt de heer Van Buijsen de verbetering der Wilhelminalaan ter sprake. Herhaal delijk is op de onhoudbaarheid daarvan gewezen Het plan om een trottoir te maken, kwam in den raad. Door spr. is er toen op gewezen, dat dat trot toir met wenschelijk was, de weg zou daardoor niet ver- beteren. 1 'lbleek echter, dat de weg voorziening noodig j i ,oor sPr' 's er toen'do aandacht op gevestigd, dat het beter was een straatweg of beharden weg te ma ken. De architect is toen naar Delft geweest, om daar een onderzoek in te stellen, en nu wordt dat heele plan weggenomen. Het maken van een verharden weg is veel goedkooper en het meest practisch. Spr. wil er nu geen voorstel van maken, doch wenscht alleen dit punt onder de aandacht te brengen voor een volgende begrooting. Met de toezegging dat dat gebeuren zal, zal spr. zich tevreden stellen. De voorzitter antwoordt dat hij die toezegging niet can geven. Eerst moet blijken of dit wegnemen der groote boomen voldoende is, en de weg dus een grint weg kan blijven. De heer Van Buijsen betoogt nog, dat het sijs- teem van beharde wegen, als door hem wordt bedoeld, goedkooper en veel beter is dan een grintweg en ver wijst naar de Kanaalkade, die thans treurig is. De Voorzitter betwijfelt of de kosten niet noog zyn, en dringt er op aan, dat men eerst de proef afmaakt met h.et wegnemen der boomen. De heer Van Buijsen gelooft, _dat de wegne ming- van het paardenpad noodig is, verder vergelijkt hij de kosten van aanleg met die van andere wegen als in Delft. De V oorzitter acht die cijfers niet geheel juist te beoordeelen, daar het vervoer van materiaal en hier altijd bijkomt. De heer Van Buijsen meent toch, dat de be- narde en geteerde weg goedkooper zal zijn. De Voorzitter acht het gewenscht zich te nouden aan het raadsbesluit waarbij een proef zou wor- den genomen mot de rooiing der boomen. De heer Zaadnoord ij k beveelt B. en W aan rnu J,ie1-t,e ne™en bij de Prins Hendrikstraat, waar herhaaldelijk vuil wordt neergegooid. De gemeente- reinigmg haalt het wels eens weg, maar dit helpt met afdoende. D,e. Voorzitter zegt een onderzoek toe, doch merkt er bij op, dat over dergelijke zaken, hij eiken da°- te spreken is. ,..D.e beer Zaadnoord ijk herinnert er aan, dat J *n d® sectie de zaak ook ter sprake heeft gebracht, en dat de voorzitter toen gezegd had, dat hij er nota van zou nemen. De Voorzitter herinnert zich dat niet, maar zegt thans toe, een onderzoek in te zullen stellen. Bij post 104 vraagt de heer Van der Feen de Lille wie de bevelen geeft tot het hakken van de hooge boo- men, en zulks in verband met het plan, de hooge boo men bij Blauw vooraan in het Kennemerpark te roo ien, welk voornemen door het optreden van den burge meester is verijdeld, wat spr. genoegen doet. De Voorzitter antwoordt, dat de commissie voor de plantsoenen daartoe het voorstel doet. In dit geval is er door B. en V7. tegen opgekomen en zijn de boomen blijven staan. Daar inmiddels verschillende heeren blijken geven gaarne de zitting thans geschorst te zien, geeft de voorzitter in overweging dit punt verder aan te houden tot de avondzitting-. Alzoo wordt besloten. De zitting wordt geschorst tot des avonds 8 uur. Avondzitting. tegenwoordig 16 leden. Afwezig de heer Wanna. Aan de orde is post 104 (wandelplaatsen en plant soenen). De heer Van der Feen de L i 11 e herhaalt zijn vraag in de middagzitting gedaan en voegt er aan het antwoord van den Voorzitter (zie boven) aan toe, dat naar zijne meening de commissie slechts is een commissie van advies, die niet volgens eigen besluit te werk mag gaan. B. en W. houden altijd de beslissing aanzich. De heer Van den B o s c h is dit met den heer an der Feen eens de commissie geeft alleen advies. Eeii vccrstei oer commissie is niet onherroepelijk en B. en W. hebben zich ook het recht voorbe houden om, wanneer het het hakken van vele boomen betrol, zich tot den raad te wenden voor het overige beslissen B. en W. De heer Boelmans ter Spill zegt, dat des morgens al eens is gezegd, dat het wenschelijk zou zijn tien arbeid in het college meer te verdeelen. Dien weg zal het in de toekomst zeker opgaan maar men moet 't het college niet te moeilijk maken door het over het vellen van eiken boom' lastig te allen. Men moet over deze ondergeschikte zaken niet zooveel ophef maken, doch een en ander over laten aan de deskundigen en de plantsoen-commissie. De heer Van der Feen de Lille meent och, dat, waar het geldt de hooge boomen de Raad wel gehoord mag worden. De heer Boel mans ter Spill zou dan de plantsoencommissie tenslotte maar opheffen. Boven dien moet men rekening houden met het advies van wu Peer Springer, anders heeft men dien niet noodig. Wil de Raad in deze de beslissing aan zich houden dan moet de Raad zich uitspreken. De heer Van der Feen de Lille zal thans geen voorstel in dien geest doen, maar hij neemt zich toch voor tegelegener tijd een motie met betrekking tot dit punt voor te stellen. De heer Glinderman meent dat het dan voor de boomen die de heer Van der Feen bedoelt te laat is. Overigens is hij het geheel eens met den heer Boelmans ter Spill. De oorzitter zou het wenschelijk achten de commissie voor de plantsoenen tot een meer zelf standige te maken, evenals die der gasfabriek; z" moet niet voor iedere kleinigheid naar B. en We behoeven te loopen. De heer Glinderman sluit zich daarbij aan. De Voorzitter wijst ten slotte nog op het feitdat zelfs de heer de Groot zich tegenwoordig met den houthak kan vereenigen en ten opzichte hiervan zoo mak is als een lam. De heer de Groot erkent, dat hij thans niet die bezwaren heeft van vroeger en dat hij zich bij de door de meerderheid genomen besluiten in zake het rooien van groote partijen boomen heeft neergelegd; maar waar het in dezen niet naar zijn zin gaat, zal hij daartegen steeds zijn stem laten hooren. In verband met dezen post zegt deV oorzitter verder dat er gevraagd is alle banken in den Hout van leuningen te_ voorzienwaarop hij antwoordt dat het allereerst in de bedoeling ligt aan de banken in de omgeving van de muziektent leuningen te doen maken. De heer Melchers merkt opdat er weinig speelgelegenheden in den Hout zijn. Hij zou willen, dat er op enkele plaatsen duinzand in den Hout werd neergeworpen, waarin de kinderen kunnen spelen, dat vindt men ook in plantsoenen in andere steden. Voorts meent hij, dat de onvoldoende be mesting van den Hout oorzaak is dat het geboomte met zoo mooi is als dit zijn kon. Bemesting met kali acht spreker, voorzoover hij daar verstand van heeft, wel aan te bevelen. De heer Boel mans ter Spill zou willen af wachten wat in deze het rapport zal zeggen van den opzichter, met betrekking tot de proef met kunstmest genomen in het Victoriepark. Tot nog toe scheen die weinig resultaat te hebben. De heer Melchers gelooft, dat de proef in den Hout, die uit anderen grond bestaat, wel eens anders kan uitvallen. Wordt vervolgd. Druk 1ST. V. voorh. Herms. Ooster Zn., Alkmaar. Mient C 15, ALKMAAR. Spreekuren Woensdag, Donderdag en Vrijdag v. 1-2 uur. door LOUISE STRATENUS. 85) De jonge man wierp hem een doordringenden blik toe. „Zijt gij een dokter?" vroeg hij snel. „Om u te dienen." „Ik dacht het wel," hernam de zenuw-patiënt met eene onvriendelijke uitdrukking: „Gij, heeren genees- heeren gelooft zelfs uw eigen patiënten niet en zendt ze naar hetbuitenland, zoodra gij niet meer weet wat met hen te beginnen." „Gij hebt zeker reeds een aantal mijner collega's ge raadpleegd „Ik, mijnheer? Ik ging tot alle bekende speciali teiten. Men verdenkt mij en mijne lotgenooten wel eens van ingebeelde'kwalenmaar wel eene dwaling! Zie lsechts welk eene moeite, wat al zware offers elke zenuwlijder zich getroost, in de hoop te herstellen. Dat doet men niet, als men zich niet ernstig ziek gevoelt." De dokter vergenoegde zich het hoofd te schudden en wierp een blik door het gesloten raampje. Daarmede scheen de ander echter niet voldaan; na verloop van een tiental minuten, hernam hij op eens „Gij hebt zeker geen bepaalde studie dier ziekte ge maakt, dat zij u zoo onverschillig laat?" „Ik ken een deskundige op dat gebied," klonk het bedaard. „En toch laat een geval als het mijne u koud?" „Al de duizenden door mij behandelde gevallen ge lijken op elkaar. In hun oorsprong en verschijnselen mogen zij verschillen; het zenuwlijden zelf is in den 'voorsfeleender- Fdk mijner patiënten gelooft zich nen nemeider menscllen> hunner sterft aan irek lieer-11 h'J meent gel>ukt te gaan onder H Of O O. krankheden, waaraan ook de sterkste zou bezwijken. Bij allen doet zich deze hoofdtrek voor: een totaal ge- misaan wilskracht." Dit laatste woord scheen niet in goede aarde te val len. De jonge reiziger bromde iets onverstaanbaars tegen alle heeren der wetenschap en bewaarde een poos het stilzwijgen. Daarna echter hernam hij „Ik ben dan zeker de uitzondering, die den regel be vestigt; want allen, die mij van mijne vroegste jeugd af gekend hebben, kunnen getuigen van mijne energie. Ik studeerde, onder zeer moeilijke omstandigheden, in den kortst mogelijken tijd promoveerde ik cum laude en ook in mijne ziekte gaf ik een groot bewijs van geestkracht, door voort te leven, daar waar het bestaan mij tot in onduldelijken last geworden was." „Mag ik u vragen, of gij niet eene stille plaats be woont „Ja, een akelig provinciestadje, waar niets voorvalt; maar dat is mij welkom. Ik ben zoo goed als men- schenschuw geworden." „Sedert uwe ziekte, natuurlijk pas. Ik kan mij uw geval levendig voorstellen: eerst hardnekkige studie in eene drukke omgeving; toen plotseling de stilte eener doodsche stad; waarschijnlijk een betrekking, die wei nig inspanning van u vergde „Hoe kunt gij dat weten?" riep de ander verbaast uit. „Gij vergeet, dat ik de oorzaken van zenuwlijden heb bestudeerd. Ik wil niet beweren, dat alle inwo ners eener kleine plaats daardoor moeten worden aan getast; maar zij levert een groot gevoor op voor lieden, die, gewoon aan hersenarbeid, plotseling weinig werk te verrichten krijgen. Een mijner patiënten was eens doodarm en bleef gezond en vroolijk, zoolang hij den strijd om het leven te voeren had, die voor hem heel zwaar was. Plotseling erfde hij een groot vermogen van een oom, die met vrouw en dochter aan eene be smettelijke ziekte overleed. Dat was een geluk, waar op hij nooit had gerekend. Hij liet zijn werkkring va ren, ging op reis en vierde feest. Twee jaar later kwam hij onder mijne behandeling. Hij is mijn ern stigste patiënt. Ik wijs hem nog altijd het geneesmid del aan; maar de wil ontbreekt hem dat aan te grijpen. Telkens weder verwacht hij zijn heil van nieuw aan gekondigde pillen, een hypnotiseur en de Hemel weet al wat; telkens weder keert hij ontgoocheld tot mij te rug. Misschien zou hij nog herstellen, als hij morgen eensklaps doodarm werd." „Het is geen rijkdom die mij kwelt, dat verzeker ik u." „En toch ligt er waarschijnlijk veel overeenkomst tusschen uw geval en het zijne. Stel u eens voor, dat een aan veel lichaamsbeweging gewoon mensch, op een maal door de eene of andere bezigheid onafgebroken aan huis geketend werd, voortdurend over zijn lesse naar gebogen moest zitten. Wat zou daarvan het ge volg zijn? Datr zijne spieren verslapten, zijn lichaam log en krachteloos werd, dat dezelfde man, na verloop van een jaar, nauwelijks meer een uur achtereen zou kunnen wandelen. Hetzelfde proces doet zich voor met de hersenen. Aan arbeid gewoon, vragen zij voort durend in werking te blijven. Zij worden er dood ge staald. Arbeid is voedsel voor hen. Wordt dat voed sel op eens verminderd, hebben zij zich niet meer in te spannen, dan verslapt de wilskracht. Ik ben over tuigd, dat elke taak u thans to veel is." „O! daaromtrent hebt gij goed geraden!" riep do lijder uit: „Zelfs het schrijven van een brief is mij eene kwelling gewordenj het vooruitzicht daarop doet mij 's morgens in een bad van zweet ontwaken. Gelukkig dat mijn vrouwtje mij helpt. Ik weet niet wat er an ders moest gebeuren. Zij gaf mij een pak briefkaarten mede, waarop zij haar adres schreef, zoodat ik er slechts met potlood op heb te krabbelen hoe het mij gaat." „Juist, juist'!' bromde de geneesheer: „Dat is de ma nier, waarop de omgeving der patiënten hun toestand nog verergert. Men moest u veeleer kunnen dwingen tot het schrijven van een boek in d^ie deelen. Maar laat ons daarover zwijgen. Uw eigen dokter behoort te weten wat hij u voorschrijft." „Maar in mijn geval. „Mijn waarde heer,-" viel zijn strenge reisgenoot hem in de rede: „Het is mijn eerste beginsel, bij eene P.G., bekend met de ossen- K. BRANDS, Alkmaar. Zij, die wenschen te adverteeren te Delft en in het Westland, worden opmerkzaam gemaakt op de Uitgever W. GAADEvoorheen. Gebrs. Kleijn van Willigen, door welk dagblad daar de meest afdoende publiciteit wordt geboden. ziekte als de uwe, mijne patiënten te verbieden over hun toestand te spreken en ik mag daarop geen uit zondering maken met u. Zenuwlijden vertoont ook dit aigemeene verschijnsel, dat de lijders onafgebroken met hunne ziekte bezig zijn, in geen enkel ander on derwerp meer belang stellen, zwijgen zoodra er iets an ders wordt behandeld, of wel onbemerkt het gesprek weder daarop terug weten te brengen. Dat is een zie kelijk iets, dat alles nog verergert. Indien men hunne gedachten op iets anders dan henzelven kon bepalen, waren zij gered." „Gij schijnt de meening te deelen dergenen, die zou den willen dat iemand maar aanstonds een verplette rende ramp vergeten moest, mijnheer," sprak de ze nuwlijder, hem een lbik vol minachting toewerpend: „ik weet wel, dat de meeste menschen er zoo over den ken, vandaar ook dat ik mij bij voorkeur aan hun ge zelschap onttrek. Dan is de eenzaamheid nog barm hartiger." De geneesheer scheen dien uitval heel kalmpjes op te nemen. Hij glimlachte even en antwoordde toen: „Ja, ja, ik weet al wat gij bedoelt. Het is het oude liedjewij bezitten geen van allen hart, een droevig gebrek, vooral in lieden, die hun leven aan de lijdende menschheid wijden; maar wat voeren de anderen uit met al hun medegevoel, als ik u vragen mag? Schenken zij dat aan de smarten van medemenschen of alleen aan eigen pijnen?" De zenuwlijder trok sprakeloos de schouders op, hem geen antwoord waardig keurend. Een kwartier lang zwegen beiden; toen werd de verleidng het geliefkoosd onderwerp te behandelen met een deskundige, hoe weinig sympathie deze hem ook mocht inboezemen, hem te sterk en vroeg hij, als had er geen schermut seling tusschen hen plaats gegrepen: „Gij behandelt dus een aantal ongelukkigen van mijn soort? Ik vraag mij af, of wel een hunner zoo ontzet tend kan lijden als ik." „Stel u gerust; er is er niet één bij, die zich niet de zwaarst getroffene van he gansche menschdom ge looft," klonk het ironisch. Wordt vervolgd,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 6