DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
No. 277.
Honderd en negende jaargang.
1907.
ZATERDAG
23 NOVEMBER.
Uit den Baad.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, -uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Tweede Kamer.
RMAARSCHE COURANT
Alle zeventien leden waren Woensdagmiddag tegen
woordig en de stem van den notulen-lezenden secreta
ris ging geheel verloren in het gegons en gebrom, dat
nog erger was dan anders.
Wel wat onverwacht maar in geenen deele onge-
wenscht stelde de voorzitter voor in verband met de
weinige belangstelling welke er aan het lezen wordt
gewijd, de notulen ter visie te leggen, wijl het lezen
voor den secr. onder deze omstandigheden een vrij troos
teloos werk is. De heer van der Feen de Lille, man
van de wet, vroeg nog even of dit niet in strijd was
met het reglement van orde, waarop de voorzitter ant
woordde dat men het reglement gemakkelijk met dit
besluit in overeenstemming zou kunnen brengen. De
raad besloot zonder hoofdelijke stemming het voorstel
aan te nemen. ISTu nog één pennestreep door een ar
tikel van het huishoudelijk reglement en dan zal (waar
op we in het allereerste raadsoverzicht, dat we in dit
blad schreven, aandrongen) de voorlezing der notulen
tot het verleden behooren „en de vergadering in de def
tige raadszaal niet telkens een tiental minuten een
zij het dan ook zwakke herinnering aan zekere land
dagen wakker roepen." Wij schreven de aan gehaalde
woorden in verband met de aankondiging van een voor
stel van dén heer Fortuin, welke aankondiging echter
steeds „aankondiging" is gebleven.
Onder de ingekomen stukken was een adres van de
Kamer van Koophandel over de verbetering van de
Kaasmarkt. De secretaris begon op verzoek van den
voorzitter het adres voor te lezen en wij hoorden„De
kaasmarkt heeft eene groote vermaardheid, zóódat men
veilig kan zeggen, dat zij de geheele wereld door be
kend is.
Deze handelsvermaardheid reikt verder dan de roem
die verkregen is door de heldhaftige verdediging van
hare wallen, waarvoor haar wapen met een lauwerkrans
is gedekt mogen worden.
„Wij mogen echter niet vergeten dat voor deze roem
rijke verdediging onze stad is toegestaan wik- en weeg-
loonen te heffen.
Doch de groote handel in genoemde koopwaar is niet
alleen het aantrekkingspunt, waarom zoo vele vreem
delingen onze markt komen bezoeken, zeker zij staan
verbaasd, wanneer zij die groote massa goudgele bal
len zoo netjes gerangschikt zien, wat een Franschman
deed uitroepen „comment tant des billes jaunes" doch
het meest aantrekkelijk is voor hen, wanneer zij onze
stoere mannen de kaasjes ter weging zien dragen en
daarna den kooper bezorgen."
„De Kamer zou bovenstaande beschouwing niet op
nieuw aan U in herinnering hebben gebracht, wanneer zij
in dit tooneel, dat door tal van toeristen wordt gepho-
tografeerd, niet eene der meest uitgebreide middelen
van reclame zag, die alom de gedachte aan de IIol-
landsche kaas levendig houdt en de bekendheid daar
van verspreidt
De voorzitter zei, dat het meer zakelijke gedeelte van
het adres thans begon. Hij had de inleiding laten
voorlezen om een klein beetje humor te laten vooraf
gaan aan de droge behandeling der begrooting.
Het doel werd volkomen bereikt: de aanvankelijke ver
bazing van de raadsleden ging onder het verder lezen
over in een vroolijkheid, welke bijna algemeen was.
Wij ontvingen copie van het schrijven, waaruit
blijkt, dat het is opgemaakt na de onderzoekingen en
naar een rapport eener commissie, welke bestond uit
de heeren II. P. Ibink Meienbrink en S. J. Boom. De
Kamer heeft deze merkwaardige beschouwing gegeven,
cm te betoogen, dat het niet goed zou zijn het dragen
van de kaas af te schaffen en alles per wagen te ver
voeren. Voorts wordt aangedrongen op het vermeer
deren van het aantal waagmeesters en marktmeesters,
op het beschikbaar stellen van meer wagens (liefst op
veeren) van gemeentewege. Voorgesteld wordt ook in
de maanden Juni, Juli, Augustus en September en in
dien dit gewenscht mocht blijken ook in het vervolg
ieder veem met twee noodhulpen te versterken, zoodat
dan met 8 man in een veem wordt gedragen, en ten
slotte wordt gesproken over de wenschelijkheid van het
planten van boomen op het Waagplein en van vergroo
ting der Kaasmarkt.
De Kamer bedoelde het dus goed, maar zij heeft het
wat wonderlijk gezegd.
Aan de benoeming van een onderwijzeres ging een
geheime zitting vooraf. Er is den leden geheimhou
ding opgelegd, zoodat wij niet weten wat er besproken
is. Het feit, dat er eerst een oproeping is gedaan voor
onderwijzer, toen voor onderwijzeres, ten slotte voor on
derwijzer of onderwijzeres zal aan de bespreking wel
niet vreemd geweest zijn. Ook hebben wij gemeend uit
de woorden van den heer Vonk „ik geloof nog altijd,
dat deze voordracht niet overeenkomstig de wet is,"
te mogen afleiden dat in de geheime zitting eveneens
gesproken is over het feit, dat dezelfde personen op
beide voordrachten voorkwamen. Eerlijk gezegd heb
ben wij niet begrepen, wat volgens de wet tegen deze
methode, die elders veelvuldig wordt toegepast, valt in
te brengen. Werd één persoon in beide betrekkingen
benoemd, dan kan hij een kiezen, en dan moet er voor
de andere een nieuwe oproeping worden gedaan, zou
den we zoo zeggen.
De Raad benoemde evenwel de twee eerst-voordrage-
nen, zoodat deze theoretische kwestie niet behoefd te
worden uitgevochten.
Om vier minuten over twee, kondigde de voorzitter
aan „de hoofdschotel, de behandeling der gemeentebe-
grooting, dienst 1908."
Wij hebben een uitvoerig overzicht van die begroo
ting gegeveq en daaruit heeft men den indruk kunnen
krijgen, dat de financiëele toestand van de gemeente
Alkmaar niet slecht is. Het afdeelingsonderzoek heeft
niet geleid tot het aanbrengen van ingrijpende veran
deringen, de heide zittingen van Woensdag evenmin
en waarschijnlijk zal dat ook niet meer geschieden.
Hieruit blijkt, dat B. en W. zich over het geheel be
wegen langs lijnen, welke de meerderheid van den
Raad wenscht te volgen. Het algemeene rapport der
sectiën leverde dan ook, behalve de algemeene beschou
wingen, weinig nieuws op. Bij het sectie-onderzoek
wordt in den regel zoowat van alles over hoop gehaald
en komen „een lid" „meerdere leden" „de sectie" aan
dragen met allerlei wenschen en wenschelijkheden, en
vooral met vragen. Belangrijke, practische opmerkin
gen zijn er bij het onderzoek der begrootingen weinig
gemaakt. Als zoodanig zouden we willen noemeil de
noodzakelijkheid van marktverruiming, van het aan
stellen van een financiëelen controleur, van verbete
ring van den toestand van het verkeer over de beide
bruggen over het Noord-Hollandsen Kanaal, van meer
dere los- en laadruimte, de wenschelijkheid van een on
derzoek naar den omvang van de werkzaamheden van
de schoolartsen te Zaandam en van 't aan de orde stel
len van het vraagstuk der werkeloozenverzekering. Aan
deze punten hebben B. en W. houvast. Zij leeren uit
het afdeelingsverslag wat een aanzienlijk of een groot
deel van den Raad wil en kunnen zich en zij doen
het blijkens hun memorie van antwoord gaarne
dienovereenkomstig gedragen.
In zooverre beantwoordt het „verslag" aan zijn doel.
Maar overigens bevat het zooveel klein goed, dat men
zich haast niet kan begrijpen, dat de raadsleden voor
deze opmerkingen wachten tot de behandeling der be-,
grooting en niet even op een goeden dag aanwippen bij
den burgemeester of het college. Het schoonmaken
van ramen, de keuze van de muziek op de beide toren
uurwerken, het uitoefenen van controle op voorwer
pen, welke bij een bezoek aan het museum moeten wor
den afgegeven. dat zijn zaken, die wel wat minder
deftig zouden kunnen worden behandeld, tenzij B. en
W. daarover reeds waren aangesproken, maar een
wensch niet hadden ingewilligd of een andere meening
niet hadden gedeeld.
Wij weten wel dat -elders dergelijke kleinigheden
eveneens tot de behandeling van de begrooting worden
uitgesteld, maar dat belet ons niet om hierop te wijzen
en Allernaar niet, om hierin verandering te brengen.
Dat de beide „uiterste" secties zooveel meer ruimte
voor het verslag hebben gevraagd dan de tweede laat
zich gemakkelijk verklaren.
En thans de behandeling van de begrooting. Zooals
men weet doet een gemeentebestuur precies het tegen
deel van een zorgvuldig huisvader of een verstandig
industriëel. De laatsten zetten de tering naar de ne
ring, regelen de uitgaven naar de inkomsten. Niet al-
zoo het gemeentebestuur; dat zegt: zooveel heb ik noo-
dig en nu moeten we maar zien dat het geld er komt.
Eerst worden de uitgaven behandeld en daarna de in
komsten. Als ieder middenstander eens zoo naar de
tering zijn nering zou kunnen zetten
De voorzitter merkte voor de nieuwe leden op, dat
de uitgaven het eerst- worden behandeld na de algemee
ne beschouwingen „indien deze gewenscht zijn."
In hoeverre dit het geval was, heeft ons bijblad van
Donderdag geleerd en ook hoe een nieuw lid daaraan
heeft deelgenomen.
Beginnen we met wat de heer Melcher heeft gezegd.
Hij heeft gesproken over de gemeente in den ontwik
kelingsgang der maatschappij, over belasting-politiek,
over het onderwijs, over de toegangswegen tot de
markt, over ingrijpend optreden, over het aanleggen
van kinderspeelplaatsen. Wij hebben deze punten niet
gehaald uit het verslag der laatste raadsvergadering,
maar uit het verslag van de rede, door den heer Mel-
chers in de „Harmonie" gehouden aan den vooravond
van zijn verkiezing. Toen wij dit raadslid Woensdag
in het volle licht hoorden spreken, meenden wij daarin
een herhaling te ontdekken van hetgeen hij dezen zo
mer bij een kaarslichtje heeft gezegd. Bij vergelijking
van bovenstaande punten met de onderwerpen door den
heer Melchers in den Raad ter sprake gebracht, zal
men zien dat onze meening juist was.
Het boven aangehaalde feit bewijst dat de heer Mel
chers inderdaad gelijk had toen hij tot de kiezers zei-
de, te willen, dat men wist wat hij wilde en wat men
aan hem zou hebben. Maar omgekeerd komt door dit
feit duidelijker het propagandistisch karakter van zijn
beschouwingen in den Raad naar voren. -
De heer Melchers is een aangenaam spreker. Hij
prikkelt niet en verveelt niet. Men luistert naar zijn
met warmte en overtuiging voorgedragen beschouwin
gen en wij mogen gerust zeggen, dat hij Woensdag het
oor van den Raad had. En zelfs al vindt men, dat hij
wel wat te lang gesproken heeft, dan wordt men ont
wapend als hij met een glimlach ten slotte de vergade
ring dankt „voor de belangstelling waarvan ik wel wat
veel gevergd heb."
Als propagandist, ja als geboren propagandist heeft
de heer Melchers heel goed werk gedaan.
Beschouwen we hem evenwel als Alkmaarsch raads
lid, dan moeten we zeggen, dat hij door zijn partijbe
schouwingen de behandeling der begrooting langer
heeft doen duren dan anders, zonder dat er eenige ver
andering is aangebracht. Het eenige wat hij daarme
de heeft bereikt is, dat de begrooting voor de eerste
ihaal niet meer in een middag- en avondzitting kan
worden behandeld. Wie dus de raadszaal niet be
schouwt als een tribune om propaganda te maken voor
bepaalde politieke denkbeelden en tot dusver was de
Alkmaarsche dit niet -die moet tot de slotsom ko
men, dat dergelijke partijbeschouwingen in den Raad
slechts tijdroovend zijn, dus belemmerend werken op
den geregelden gang van zaken.
Overigens heeft de heer Melchers kritiek uitgeoefend
op het doen en laten van het gemeentebestuur in zijn
geheel. De lezers van deze overzichten, die het verslag
hebben nagegaan, zullen) begrijpen, dat wij in vele
opzichten met die kritiek kunnen instemmen. Jammer
echter dat men Woensdag zoo dikwijls door de boomen
bet bosch niet meer heeft gezien, dat vele practische
opmerkingen in den stortvloed van woorden zijn ten
onder gegaan en niet weer naar boven gebracht. Zoo
betreffende het laat indienen der hegrooting, het wer
ken naar een vast plan tot verbetering van het ver
keer, de leiding van het Dag. Bestuur, de behandeling
van verschillende zaken in den Raad. Wij hadden
gaarne gehoord wat er tegen deze punten in te brengen
viel en dat men voor zoover men zich met de aanmer
kingen kon vereenigen dienovereenkomstig handelde.
Maar, zooals gezegd, dit is niet geschied.
De heer Uitenbosch opende aarzelend de algemeene
beschouwingen met een sociaal-democratische kritiek
cp ons belastingstelsel. Ook het afdeelingsverslag leg
de getuigenis er van af, dat dit raadslid dit jaar bij de
begrooting een andere richting heeft gevolgd dan de
zes vorige jaren. Ook in het raadslid Uiten
bosch is de propagandist wakker geworden.
Door den heer Boelmans ter Spill op dit verschijnsel
gewezen, verklaarde de heer Uitenbosch dat hij thans
niet meer staande, zooals het groote woord van een
groot man luidt „op zijn eenzamen post," na gehouden
overleg met den heer Melchers tot het oefenen van kri
tiek is overgegaan.
De heer Uitenbosch was tot heden voor ons-jsteeds
een mooi voorbeeld van een sociaal-democratisch raads
lid, die niet in den raad persé zijn rooden bril opzet,
maar die de zaken met nuchtere oogen beschouwt, zich
niet noodeloos en nutteloos te buiten gaat aan bespie
gelingen, maar begrijpt dat deze in den Raad niet als
broertjes en zusjes hand in hand gaan met daden.
Zou hij de zaak, die hij in den Raad wil dienen, niet
op betere wijze volgens de oude dan volgens de nieuwe
methode kunnen behartigen?
Overigens hebben we veel waardeering voor het werk,
dat de heer Uitenbosch als grondslag voor zijn finan
ciëele beschouwingen heeft geleverd. Hij heeft dc
moeite genomen, den hoofdelijken omslag te bestudee-
ren en tabellen op te maken Het spreekt van zelf, dat
het persklaar-gemaakte verslag bij déze beschou
wingen en cijfers-opsommingen niet in alle opzichten
volledig, en nauwkeurig was.
Wij laten daarom hier van dit deel van het debat
een betrouwbaarder overzicht volgen, gemaakt naar de
ons verstrekte gegevens.
Er zijn aldus betoogde de heer Uitenbosch 2079
aangeslagenen (tot en met de tiende klasse) die voor
een gemiddeld inkomen van 12 gulden 54 ets. per week
zijn aangeslagen, 012 voor 26.45, 229 voor 54.30, 54
voor 92.70, 19 voor J 150.80, 10 voor 204, 7 voor
J 292.50, en de rest 4 i# aangeslagen voor een gemid
deld inkomen van 442.30 per week.
Van elke klasse heeft de heer Uitenbosch het mini
mum genomen en daardoor is hij gekomen tot het re
sultaat, dat er 3014 aangeslagenen zijn, met een geza
menlijk inkomen van 3.536.400, opbrengende aan
Hoofdelijken Omslag 76.369.30. Neemt hij de maxi-
ma, dan komt hij tot een bedrag van 3.908.750. Dit
bedrag staat gelijk met een gemiddeld inkomen van
1296, een aanslag in de 13e klasse. Bij belijke belas
ting volgens de 13e klasse zou er worden betaald
69.171.30, alzoo 7.198 minder dan thans. Dit ver
schil nu is lang niet groot genoeg in verband met de
groote stijging der inkomens. De progressie houdt op
bij de 17de klasse, het verschil van de vermogens daar
boven bedraagt van 1600 26.500. De heer Uiten
bosch komt tot de slotsom dat door de ruim 2000 per
sonen van de eerste tien klassen met een gemiddeld in
komen van 12.54 per week naar verhouding te veel
betaald wordt in vergelijking met hetgeen menschen
betalen met inkomens van 150, 200, 300 en 400
per week. Hij wil daarom de progressie verder door
voeren.
Het is jammer, dat de heer Uitenbosch deze zeer
interessante gegevens rauwelijks- in de vergadering
hééft gebracht.
Wij hadden gaarne gezien, dat hij ze had ingediend
bij B. en W. en had gevraagd ze als afzonderlijke ge
drukte nota bij de stukken te voegen.
Nu dit niet geschied is en wij het met den ontwer
per eens zijn, dat deze cijfers nauwkeurige overweging
verdienen, zouden we er op willen aandringen, dat deze
staten worden opgenomen in het verslag van 's raads
handelingen. B. en W. kunnen dan bij hun onderzoek
naar de wijziging van den Hoofdelijken Omslag deze
cijfers onder de oogen zien en ook de raadsleden kun
nen dat doen. Want alleen zij zijn in staat deze cijfers
na te gaan, daar de gegevens zijn ontleend aan het ko
hier van den hoofdelijken omslag, dat voor ieder niet-
laadslid (thans nog?) even ontoegankelijk is als het
boek met zeven sloten.
De heer Boelmans ter Spill, er op wijzende, dat de
Gemeentewet voorschrijft, dat van alle inkomens een
gelijk bedrag voor noodzakelijk levensonderhoud wordt
afgetrokken, waarvan geen belasting wordt betaald,
betoogde, dat door dezen aftrek (het Benthamsche stel
sel) reeds een matige progressie ontstaat omdat deze
aftrek naar verhouding voor kleinere inkomens veel
meer beteekeftt dan voor grootere. De gemeentewet
wil dus als regel wel progressie, maar niet verder gaan
de dan die van bovengenoemd stelsel.
Door de gemeentewet wordt als uitzondering
op dien regel grootere progressie toegestaan, welke
uitzondering ook in de in Alkmaar vigeerende veror
dening toepassing vindt, zij het dan ook niet zóó ver
als de wet veroorlooft.
Tengevolge van een en ander houdt dan ook de pro
gressie bij de 17e klasse niet op, zeide deze spreker,
zooals ten onrechte werd beweerd, maar blijft zij ook
daarboven van invloed. Hij wees tot staving hiervan
op de verhoudingscijfers welke ieder belastingbetaler
op zijn aanslagbiljet terugvindt.
Zoo betaalt iemand die van 1600 1700 inko
men heeft (17e klasse) alsof hij een inkomen had van
1545.
Maar iemand die een inkomen heeft van 2000
2200 betaalt naar een inkomen van 2212, die 3000
tot 3300 heeft, betaalt naar een inkomen van 3878
die 9000 inkomen heeft, betaalt naar 13878, die
16000 inkomen heeft naar 25545, die 24000 inko
men heeft naar 38878.
Een motie van den heer Melchers,"om de wensche
lijkheid uit te spreken van de herziening van de hef
fing van den hoofdelijken omslag, waarbij de mindere
klassen meer worden ontlast en de progressie zoover
worden doorgevoerd als de wet toelaat, werd eerst niet
voldoende ondersteund. Maar de heer Dorbeck wilde
weer „de redder in den nood wezen." Doch heel lang
duurde de redding niet -de eerste die zijn stem moest
uitbrengen was de heer Dorbeck en daardoor was hij
ook de eerste die „tegen" zeide. Er volgden nog der
tien tegen's. En ten slotte was men na veel pratens zoo
ver als van den beginne af aan verondersteld kon wor
den dat men zou komenwerden B. en W. uitgenoo-
digd om de herziening van den II. O. ter hand te ne
men. Over de noodzakelijkheid hiervan bestond een
stemmigheid.
Waar we in dit overzicht nog al veel hebben aange
haald is het te lang geworden om op de andere punten
in te gaan. Dat doen we een volgenden keer, als de be
handeling der begrooting dienst 1908 weer tot het ver
leden behoort. Maar zoover is het nog niet; de voor
zitter roep de leden ter verg. op voor Dinsdagmid
dag, Dinsdagavond, Woensdagmiddag. Dat belooft dus
wat
Bij de behandeling der landbouwbegrooting werd
het amendement-T ydeman, tot verlaging van den
subsidie-post voor boerenleenbanken, met de be
doeling de Kamer uitspraak te laten doen, dat geen
subsidie moet worden gegeven aan banken, welke
blijkens hare statuten slechts aan een bepaalde cate
gorie van personen crediet J verleenen verwor
pen met 43 tegen 25 stemmen.
De heer R e ij n e (U. L. Kampen) bepleitte uitbrei
ding van het getal veeartsen ter voorziening in den
bestaanden noodstand ten plattenlande.
Minister Yeegens verzekerde, dat overwogen
zal worden hoe te voorzien is in het bevorderen van
veeartsenij kundige hulp ten plattelande, Echter deed
de Minister opmerken, dat z. i. aan de aanstelling
van speciale veeverloskundigen nog al bezwaren ver
bonden zijn.
Bij het verder debat stelde de heer Bos (V. D,
Winschoten) een amendement voor, strekkende om
niet alleen Staatshulp te verleenen voor bebossching
en ontginning van woeste gemeentegronden, maar ook
voor bebossching en ontginning van gronden ten be
hoeve van andere publiek-rechterlijke lichamen en
vereenigingen van algemeen nut.
De heeren Van Dedem (C.-H. Zwolle), Tyde-
man (L. Tiel) enLoliman (C.-H., 's-Hertogenbosch)
bestreden op verschillende gronden dit amendement,
waarover de Minister de beslissing aan de Kamer
overliet.
De Minister deed echter opmerken, dat in elk geval
zal worden onderzocht op welke wijze aan de door
den heer Bos bedoelde vereenigingen staatshulp is te
verleenen.
De heer Bos handhaafde zijn amendement, het
welk werd aangenomen met 42 tegen 15 stemmen.
De heer "De Visser (C.-H. Leiden) besprak ver
volgens den begrootingspost. waarbij f 21.000, bestemd
wordt voor de enquête van de Staats-Commissie voor
den Middenstand. Met nadruk bestreed spr. dat het
vakonderwijs buiten deze enquête zal blijven ten ge
volge van die beperking voorspelde hij van de enquête
zeer povere resultaten. Spr. vroeg den Minister te
verklaren, dat geen geld zal worden toegestaan vóórdat
ook het vakonderwijs is ondergebracht bij de Enquête-
Commissie.
De heer Aalberse (K. Almelo) was vóór op
neming van het vakonderwijs en het leerlingwezen in
de Middenstands-Commissie.
De heer Bos sloot zich bij dit betoog aan.
De Minister merkte op, dat de zaak van het
vakonderwijs ressorteert onder den Minister van Bin-
nenlandsche Zaken, met wien spreker in nader overleg
is getreden om dat onderwijs niet uit te sluiten van
de taak der Middenstands-Commissie.
De heer R e ij n e verzocht stemming over den
subsidiepost ter bevordering der oprichting van
middenstandsbanken, omdat die, evenals de boeren
leenbanken, personen van bepaalde richting van hulp
zouden uitsluiten, hetgeen in een debat hierover ont
kend werd.
De post werd goedgekeurd met 3021 stemmen.
Bij de afdeeling Nijverheid bepleitte de heer Van
C i 11 e r s (a. r. Ede) krachtiger bevordering der nijver
heid van Rijkswege, bijv. door oprichting van nijver
heidsproefstations.
De Mini ster wees er op, dat hij reeds werkzaam
is in het steunen van particulier initiatief van deze,
getuige de subsidiën aan het proefstation der bakkerij
en maalderij te Wageningen.
De heer Van Kol (s. d. Enschede) vroeg verbetering
van het Mijnreglement in het belang onder andere van
de veiligheid van het werkvolk.