DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
DE ZIEKTE DER EEUW.
No. 283
Honderd en negende jaargang
1907
ZATERDAG
30 NOVEMBER.
SINT MAARTEN.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
sÊSKiA^vTc
Op ons verzoek om toezending van St. Maartenlied
jes ontvingen wij vele inzendingen uit de stad zoowel
als uit de omgeving.
Natuurlijk waren daaronder verscheidene van den
zelfden inhoud.
De aardigste toezendingen laten wij hier volgen, na
een woord van warmen dank te hebben gebracht aan
alle inzenders, die zoo welwillend waren aan ons ver
zoek gevolg te geven.
Een onzer stadgenooten schreef
Het St. Maartenslied wordt sedert eenige jaren ver
minkt door het weglaten van den regel, inhoudende
wat bessie (niet: beste) Margriet niet navertellen
mag, namelijk:
Buurman die is dronken.
Hierbij sluit zich dan aan de vraag: wie buurman
in dien toestand gebracht heeft.
De brand in de lantaarn is een betrekkelijke nieu
wigheid; in plaats daarvan zong men hier vroeger de
eerste 4 regels van het Dirkshorner versje en daarvan
met grooten nadruk:
Daar komt Sinte Maarten an,
waarop dan met een wijziging van het Hattemer versje
volgde
Sinte Maarten is zoo koud,
Geef hem een turfje of een hout,
Of een half vaatje,
Dan ben je me beste maatje,
Of een half pintje,
Dan ben je me beste vrindje,
Of een half glaasje,
Dan ben je me beste baasje.
Men wist toen nog niet van de afschafferij en zag
er geen kwaad in den heiligen een spatje te gunnen.
De overige liedjes, door stadgenooten gezonden, lui
den ongeveer net eender.
Een'ander stadgenoot herinnerde zich nog uit zijn
jongensjaren het volgende liedje, dat pl. m. 30 jaren
geleden vrij algemeen met Sint Maarten te Amsterdam
gezongen werd.
Sinte Maarten wat is het koud,
Geef mij een turfje of een hout,
Of een vuilnisvaatje,
Dan ben je mijn beste maatje,
Hooi in de mooi, hei in de Mei,
Vandaag is het Sinte Maarten,
Morgen is het Sinte de kruk,
Wij zijn(en) goed van harte,
En lusten graag een stuk;
Hier woont een rijkman,
Die veel geven kan,
Veel zal hij geven,
Zalig zal hij leven,
Zalig zal hij sterven,
De hemel zal hij erven
God zal hem loonen,
Met honderd duizend kronen,
Met honderd duizend rokjes aan,
Daar komt Sinte Maarten aan.
In Amsterdam scheen men dus een vuilnisvaatje
noodiger te vinden dan een alcoholvaatje!
Hetzelfde liedje ontvingen we ook uit Haarlem.
In Medemblik wordt thans nog gezongen
Sinte, Sinte Maarten,
De kalveren dragen staarten
De koeien dragen horens,
De kerken dragen torens,
De torens dragen klokken,
De meisjes dragen rokken,
De jongens dragen broeken,
door
LOUISE STEATENÜS.
48)
VIEEDE HOOFDSTUK.
Met veel drukte geleidde de eigenaar zelf van het
hotel Hélène tot de reeks vertrekken, door de Prinses
van Himlapoor gehuurd. Hij opende de deur van een
dier kamers en de bezoekster zag op een divan van het
rijk gemeubeld salon een wolk van witte kant en tulle
liggen, waaruit thans Annie's hoofd te voorschijn
kwam.
Eeeds was de deur weder gesloten, het zijden gor
dijn daarvoor teruggevallen.
„Zijt gij daar eindelijk en ten laatste?" klonk het
op kwijnenden toon, zonder dat Annie eene poging
aanwendde om op te staan„Ik begon te gelooven, dat
gij mij hier maar alleen zoudt laten sterven!"
Een spottend glimlachje krulde de lippen der kun
stenares.
„Gij hebt ten minste zorggedragen een keurig lijk-
gewaad te kiezen," zeide zij: „als gij den dood waar
lijk naderen voelt."
„O! dat geschiedde van zelf," antwoordde de jonge
vrouw, zonder door den toon dier woorden getroffen te
worden: „Ik haat al wat leelijk is; zelfs in een toe
stand als den mijne blijft dit zwak mij nog bij. Van
leelijk gesproken, welk eene onaangename lucht brengt
gij medeKarbol, geloof ik. Het is afschuwelijk en
het herinnert aan lijken."
„Ik houd er ook niet van; maar gij wildet volstrekt,
dat ik mij zou laten ontsmetten."
„Ja; hoe akelig dan ook, het is toch nog altijd beter
dsn typhus. Geef mij mijn flacon daarginds eens aan
wilt gij Ik zal er zoolang aan ruiken. Ziezoo, dat
helpt al dadelijk. OHélène, ik ben zoo diep ongeluk
kig!"
Begijntjes schorteldoeken;
Urf en de murf,
En de maan, die schijnt,
En de meid is blijd,
En de molen is verbrand. -
En er is niet beter als Holland.
Holland een veugeltje,
Al met 'n rood, rood reugeltje,
Al met 'n rood, rood rokkie an,
Daar komt Sinte Maarten an."
De aanhef van dit versje vonden we in vele inzen
dingen terug, maar het deel van de maan, de meid, den
molen en Holland niet.
In Hoorn zingt men het blijkens eenige brieven nog
anders en wel:
Turf en de murf
En de maan die schijnt,
Do mijt is mijn
Al is zij verbrand,
De molen is verbrand,
Er is geen beter mijt in Holland.
Opmerking verdient het, dat in Hoorn door de klei
nen St. Maarten niet wordt gevierd op 11 November,
maar 14 dagen na Hoornsche kermis en dan gewoon
lijk van Maandag tot Donderdag of Vrijdag.
Vanwaar deze afwijking van dit gebruik komt meld
de men ons niet en wij weten het ook niet.
Uit Wieringerwaard zond men ons behalve een
versje het volgende:
„Dit zingen op 11 November bestaat hier nog geen
20 jaren, in tegenstelling mpt de vele andere plaatsen,
waar 't misschien van eeuwen her dagteekent.
St. Martinus toch leefde, volgens overlevering, om
streeks 350 jaar na Christus' geboorte. En niet alleen
in Holland, maar ook in Vlaanderen, Frankrijk en el
ders wordt door de jeugd het lichtjesfeest gevierd, als
herinnering aan den heilige, die in zijn leven zoo ge
ijverd heeft voor de uitbreiding van het Christendom,
en die zich algemeen bemind had gemaakt om zijne ne
derigheid en zijne deugden, vooral weldadigheid.
In rindépendance Beige van Nov. 1907 gaf Henri
de Parville de volgende verklaring van die brandende
kaarsjes
„Eens, dat St. Maarten ergens aan de zeekust kwam
om het evangelie te verkondigen, nam hij zijn intrek
in een visschershut, nadat hij zijn ezel buiten had vast
gezet. De heilige preekte wat te lang naar grauwtjes
zin: het dier wist los te breken en zocht zijn heil in
de duinen. Toen St. Maarten huiswaarts meende te
keeren, werd tevergeefs naar den ezel gezocht. Daar
't inmiddels duister was geworden, ontstaken de be
woners van 't dorpje de lantaarns en zochten gezamen
lijk ter wille van den geliefden man zoo lang tot het
dier werd teruggevonden."
Waarom spreekt men hier van Keuvelavond en van
Keuveltje-loopen Hiervoor hebben we geen enkele
verklaring kunnen vinden.
Zou er wellicht verband zijn tusschen deze woorden
en het kleedingstuk van Martinus (een mantel met kap
of keuvel) dat bewaard is en als heilig vereerd
werd? 't Schijnt ons niet onmogelijk."
In Schagen neemt het gebruik snel af. „De jeugd
kent de versjes niet meer" schreef ons een Schager en
als het zoo blijft verminderen, zal de St. Maarten-avond
na enkele jaren heel weinig meer beteekenen. Vroeger
vierde men hier twee „keuveltjesavonden" n. 1. op 11 en
12 November."
Ten slotte geven we het volgende liedje weer, dat
men óns zond uit Spierdijk en waarin het milde ka
rakter van den heilige wordt bezongen.
Sint Maarten
De schilderes ging rustig tegenover haar zitten in
een lagen leuningstoel en vroeg eenvoudig:
„Waardoor
„Een drama, een vreeselijk dramaen Annie, die
deze woorden met moeite had uitgebracht, zette haar
flacon neer en bedekte zich het gelaat met de handen.
„Alweer?" mompelde het jonge meisje somber: „Zij
schijnen dikwijls voor te komen in uw leven!"
„Ja het is alsof ik door een onverbiddelijk noodlot
wordt vervolgd. OHélène, en het had toch zoo ge
heel anders kunnen wezenKon ik mij toch maar ver
genoegen met gewone Hollandsche menschen, die al
les even flegmatiek opnemenMaar, ik ben geen
plant; ik wil geen rust!"
„Ik vrees, dat gij zelfs het Hollandsche bloed aan het
koken zoudt brengen," verklaarde Hélène, verontwaar
digd over het feit, dat die moeder nog met geen enkel
woord op haar ziek kind had gezinspeeld.
Maar de jonge vrouw behoorde tot degenen, die zelfs
verwijten willen aanhooren, zoolang men hun slechts
de voldoening schenkt zich met hen bezig te houden.
„Gij zult mij wel hard beoordeelen," hernam zij, de
handen weer latende zinken en Hélène aanziende met
de oogen van een ondeugend kind, dat verwacht be
knord te zullen worden„maar ik kan het waarlijk niet
helpen, dat ik anders dan de groote menigte ben en
ook meer de aandacht trek. Dat is mijn schuld niet."
„Zoudt gij mij misschien in korte woorden willen
zeggen wat er gebeurd is?" vroeg hare toehoorster,
met eene opwelling van ongeduld: „Ik beloofde do
pleegzuster binnen de twee uren thuis te zullen zijn;
want hare overste viert een feest, waarmede zij haar
gaarne geluk zou wenschen en Djala wacht ook op
mij."
„Djala? och ja, dat lieve kind! Wat al angsten
heeft zij mij niet berokkend. Hoe vindt gij haar?"
„Nog doodzwak."
„Werkelijk? Geef haar dan toch vooral veel biefstuk.
Daar geloof ik in."
Hélène had moeite niet hardop te lachen.
„Het zal nog weken duren, voordat zij aap zulk
een régime beginnen kan."
Sint Maarten, Sint Maarten, Sint Maarten
[reed door sneeuw en wind,
Zijn vurig paard droeg hem gezwind,
Sint Maarten reed met licht gemoed,
Zijn mantel dekte hem warm en goed.
Een oude, een oude, een oude man zat langs
[de baan,
En sprak den ridder smeekend aan,
Och help mij toch in dezen nood,
Anders vind ik in deze kou mijn dood.
Sint Maarten, Sint Maarten, Sint Maarten
[gaf vol medelij,
Zijn halvo mantel aan zijn bei,
Hij trok zijn slagzwaard uit den scheê
En sloeg zijn mantel glad aan twee.
VOOR DE DAMES.
Versiering onzer huizen en tafelver
siering met bloemen en pl anten.
De nog voor een paar jaar zeer in aanzien zijnde
makartbouquet, die bestond uit gedroogde grassen,
bladeren en pluimen, verliest steeds meer dit aanzien
en men versiert meer en meer de kamers met levende
planten en bloemen inplaats van met doode stofnesten.
Afgezien nog van het gezondheidsoogpunt, laat zich bij
een juiste keuze van planten iedere kamer een aange
namer en vroolijker aanzien geven. In de woonkamer
zet men in den regel primula's, azalea's, alpenviooltjes,
bloembollen, enz., die daar een heel prettigen indruk
maken. Daar deze planten het licht noodig hebben,
moeten ze of op de vensterbank geplaatst worden öf
een plaatsje vinden op een bloementafel vlak bij het
raam.
Wie in den zomer gewoon is een vaas met afgesne
den bloemen in de kamer te hebben, kan daarvoor thans
een bladbegonia nemen die in de drooge kamerwarmte
zeer goed groeit.
Terwijl in de huiskamer kleurige bloemen aange
naam aandoen, zijn voor kamers, die tuinder veel ge
bruikt worden en vooral voor salons aan te bevelen
mooi ontwikkelde bladplanten als palmen, araucarea's
en dergelijken, die een' voornamen indruk maken. Na
tuurlijk moet er op gelet worden of ze in de kamer
passen, want een eenigszins hooge palm bv. ziet er in 'n
lage kamer altijd gedrukt uit. Deze plant ontwik
kelt zich het mooist, wanneer zij in een hoog en ruim
vertrek geplaatst wordt. Bladplanten staan keurig
in iedere salonj bloeiende planten alleen, wanneer de
kleur der bloemen harmonieert met de kleur der meu
belen, gordijnen, enz., daar ze anders dikwijls storend
werken.
Voor lichte gangen is zeer'aan te bevelen de alom be
kende asparagus sprengeri. Tafelversiering met bloe
men wordt altijd nog als een overbodige weelde be
schouwt, maar er wordt meer en meer naar gestreefd
ook deze versiering bij den minder-gegoeden man in
gang te doen vinden.
Het is immers volstrekt niet noodig dat er juist kost
bare bloemen als b. v. orchideeën voor gebruikt worden,
men kan er alledaagsche bloemen voor kiezen, die men
zelf kweekt of voor een schijntje lean koopen.
Tijdens den herfst zijn er de duurzame chrysanten,
later weer bloembollen, narcissen, vroege viooltjes enz.
Wil men met een feestje de geheele tafel versieren,
dan moet men één soort bloemen gebruiken om een
mooi geheel te krijgen. De schoonheidszin van de
huisvrouw zal ze wel weten te rangschikken. In elk
jaargetijde, ook in den winter zijn er kleurige bloemen,
die dikwijls een al te bonten indruk maken. Bloemen
van fletse kleur met fijn groen staan zeer chic op ta
fel; van deze zachte kleuren kan men ook verschillen-
„Gekheid! Ik heb wel altijd gezegd, dat onze oude
dokter overdreven voorzichtig was. „Het kind moet
flink gevoed worden, of zij stort weer in. Zorg er voor
dat mijne wenschen daaromtrent worden nagekomen.
En hgre schoonheid? Ik hoop toch niet, dat deze er
onder geleden heeft?"
„Men heeft haar krullen moeten afknippen."
Arinie slaakte' een gil.
„Kort haar?"
„Zij heeft nog slechts stoppeltjes."
„Hoe hebt gij dat kunnen toelaten? Het is onmen-
schelijk! Men kan wel zien dat gij geen moeder zijt!
Nu zal ik mij in geen maanden met haar durven ver-
toonen! Maar als gij dan werkelijk zoo gehaast zijt,
zal ik u maar liever de reden van mijn verdriet vertel
len. Gij moet dan weten, dat ik kennis maakte met
een allerliefst menseh, graaf von Eeichenbach, een
Duitscher, die zich in het Zuiden wilde vestigen en in
hetzelfde hotel logeerde als ik, in afwachting van het
oogenblilt, waarop hij de door hem gekochte villa zou
kunnen betrekken."
„Een wonderlijke Duitscher, die voor goed naar het
Zuiden trektmerkte Hélène op, met iets als wrevel
tegen dien onbekenden man; want zij raadde wat er
zou volgen„Germanen van eenige beteekenis zijn
niet gewoon het groote Vaderland vaarwel te zeggen.
Zij gevoelen te goed, dat het recht op hunne diensten
heeft."
„Wanneer zult gij toch eens dien preektoon afleg
gen?" klonk het klagend van uit den hoop kanten: „Gij
zoudt een engel zijn, zonder die allerakeligste gewoonte.
Mijn Duitscher is dezen winter verkouden geweest,
begrijpt gij Hij hoest daardoor nog eens eene enkele
maal om de twee of drie weken, maar zijne dwaze
vrouw, die niet zonder hem schijnt te kunnen voort
bestaan, haalde zich in het hoofd, dat dit het begin
van tering moest wezen. Gij zijt nooit getrouwd ge
weest en hebt geen broeders gehad, zoodat gij niet
kunt weten hoe kleinzeerig de mannen zijn en hoe licht
zij denkbeeldig ziek worden. Men behoeft hen daar
toe maar eens bezorgd aan te kijken. Leopold von
Eeichenbach is allerliefst, maar niet wijzer op dat
de nemen, als ze maar bij elkaar passen. Men moet
evenwel met tafelversiering er op letten, dat het vrije
uitzicht over de tafel niet belet wordt, men zet de
bloemen öf in platte bakjes, zoodat men over hen heen
kijkt öf men plaatst ze in hooge vazen, zoodat men on
der de bloemen doorziet. Vergeet-mij-nietjes, viooltjes,
begonia's, meibloempjes zijn mooi voor bakjes, chry
santen, rozen en dergelijken voor hooge vazen.
Bal-masqué-costumes.
Ook ditmaal willen we een paar aardige bal-mas-
quó-costumes beschrijven, die, mits keurig gemaakt,
bepaald sucbes zullen hebben. Een toiletje, dat zeker
voldoen zal, maar wel eenigszins bewerkelijk is, is 't
volgende. Men stelt voor„dag en nacht" en neemt
daarvoor een kleed van twee kleuren, die van voren
precies in het midden aan elkaar gezet worden,
't Meest verkieslijke is zwart en wit. Wit stelt den
dag voor, zwart den nacht. De linkerhelft van den
rok versierd men met symbolen van den dag, b. v.: een
zon, een vlinder, bloemen en bladeren, terwijl men op
dc andere helft, de zwarte: een maan, sterren in ver
schillende grootten en b. v. een uil aanbrengt. De
vlinder en de uil zou men ook op de schouders kunnen
bevestigen. Op het lijfje wordt midden van voren een
klok geborduurd, zóó, dat de cijfers XII on VI juist op
de scheiding van wit en zwart vallen.
Aan den hals is het lijfje vierkant uitgesneden. De
mouwtjes zijn strak en voorzien van een wijd-uitval-
lenden strook. Ook de rok wordt van onderen met
strookjes of ruches gegarneerd. Dc zon en de klok
worden met gouddraad geborduurd, de maan en de
sterren met zilverdraad. Een hoed van zwart en wit
chiffon eveneens versierd met een vlinder en een uil
tje, voltooit dit effectvolle toiletje.
Voor een groot, blond meisje is een „Germaanséli
kleed", dat fier gedragen moet worden, een mooi
costuum voor een bal-masqué. Het lange, in plooien
vallende gewaad wordt vervaardigd van grof linnen of-
flanel. Op de schouders wordt het kleed vastgemaakt
en laat de armen en den hals bloot. Gespen worden
aangebracht op de sluiting aan de schouders. Een ge
vlochten lecren ceintuur wordt heel losjes om het mid
del bevestigd, de einden, waaraan een drinkhoorn is be
vestigd, vallen tot de knieën neer. Het haar moet ge
heel los worden gedragen en versierd met een krans
van eikenbladeren. Om den hals wordt een eenvoudi
ge ketting gedragen, om de armen armbanden in den
vorm van slangen. Schoenen kunnen bij dit gewaad
niet gedragen worden, wel sandalen, die men gemak
kelijk zelf maken kan, door aan zooltjes lint te naaien,
dat men over den voet en om den enkel kruist. Vleesch-
kleurige kousen moet men bij sandalen dragen.
Veel succes heeft ook altijd een figuur uit een of
ander sprookje, b. v. Sneeuwwitje, Ezelsvel, Hans en
Grietje, Doornroosje. Van het laatste kan men een
bijzonder mooi costuum maken. Men neemt hiervoor
rose en witte zijde of satinet. Wil men het heel chic
maken, dan brengt men hier en daar rose- en zilverbor
duursel aan.
Een zwart fluweelen band omsluit het middel. De
mouwen bestaan uit eenige poffen, die door een 1 cM.
breed lint van elkaar gescheiden zijn. Doornroosje
draagt twee lange vlechten en een taschje aan de
ceintuur, die heel los zit. Op 't hoofd is een versie
ring aangebracht van kralen en rose zijde.
punt dan zijn broederen. Zoodra hij zag, dat zijne
vrouw eitjes voor hem begon te kloppen en hem met
flanel behing, waande hij zich verloren, en wilde naar
een professor gaan, om zijn doodvonnis te vernemen.
Zijne dierbare wederhelft stelde er hem niet een, maar
twee voor. De eerste onderzocht hem en verklaarde de
rechterlong ernstig aangetast. Verbrijzeld van wan
hoop begaf het echtpaar zich naar den tweeden hoog
leeraar. „Mijn collega vergist zich," sprak deze deftig,
na een uur geklopt en geluisterd te hebben„De rech
terlong is volkomen gaaf; maar de linker is door en
door krank en ik mag u niet verbergen, dat dit nog ge
vaarlijker is." Kadeloozer dan ooit en volstrekt willen
de weten of het de rechter, of de linkerlong was, waar
het kwaad schuilde, trokken zij naar een derden geleer
de, den verstandigste van allen, die lachend verzeker
de dat geen der beide longen was aangedaan en Eei
chenbach zoo gezond mogelijk was. Hij behoefde zich
voor niets-in acht te nemen. Gij begrijpt dat No. 3 een
monster en een weetniet heette. Beiden bleven over
tuigd dat Eeichenbach ten doode opgeschreven was en
men alleen nog zijne levensdagen een weinig kon rek
ken, door een zachter klimaat op te zoeken. Hij nam
dus zijn ontslag als ritmeester en kocht de villa, waar
van ik u sprak, na haar door een ganschen geneeskun
digen raad te hebben laten keuren. Toen ik hem voor
het eerst ontmoette, was die germaansche reus geheel
in Jaeger-wol gekleed, installeerde zijne vrouw hem el-
ken morgen op een rustbank, tusschen een dozijn kus
sens, en lag hij in de veranda met de groote blauwe
oogen vol weemoed te turen op de natuur. Gij kent
de uitdrukking van Egmont, als hij op het voor hem
opgeslagen schavot nederblikt en de bisschop van Ype-
ren hem poogt te troosten Welnu, zoo keek die arme
Eeichenbach."
„En gij hebt u met de taak van den bisschop willen
belasten bij dien Egmont, niet waar?" vroeg de jonge
kunstenares, in wier hart steeds grooter bitterheid te
gen de spreekster opwelde.
Wordt vervolgd.