DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
11
De geldcrisis van 1907, in verband met
No. 288.
V R IJ D A G
6 DECEMBER.
Hoofdelijke Omslag.
Drankwet.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Zij, die bij de schietoefeningen tot verhooging
van 's lands weerkracht een „schietbewijs" heb-
verkregen, leggen dit bij de aanmelding over.
Verordening op de keuring van vee en
vleesch en den invoer, het vervoer, den
doorvoer en den verkoop van vleesch in de
gemeente Alkmaar.
Tweede Kamer.
Het raadhuis van 's-Gravenhage.
Pensionneering Gemeenteambtenaren.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
brengt, naar aanleiding van een desbetreffende circu
laire van den heer Commissaris der Koningin in deze
provincie, ter kennis van belanghebbenden, dat het
onderzoek naar de geoefendheid van
lo. lotelingen, die dingen naar het-bewijs, hetzij voor
militaire bekwaamheidhetzij voor lichamelijke
geoefendheid, dan wel voor beide,
2o. jongelieden, die dingen naar het militair getuig
schrift, vereischt tot het aangaan eener verbintenis
bij het reservekader hetzij der Infanterie of der
Vesting-artillerie, dan wel der Genie,
zal plaats vinden in het tijdvak van en met 3 tot en
met 16 Januari 1908;
dat het onderzoek voor eiken deelnemer in één dag
afloopt en voor lotelingen en jongelieden, woonachtig
of verblijfhoudende in de gemeente Alkmaar zal wor-
worden gehouden te Helder
dat tot het onderzoek uitsluitend worden toegelaten
a. zij, die hebben deelgenomen aan de loting voor de
lichting 1908
b. de lotelingen der lichting 1907, die, ingevolge het
bepaalde bij de 2e zinsnede van art. 99, der Militie-
wet 1901, in 1908 worden ingelijfd;
c. de reeds ingelijfde lotelingen, in het genot van
uitstel van eerste oefening, die, om in aanmerking te
kunnen komen voor verlenging van uitstel, in verband
met de bepaling van het op twee na laatste lid
van art. 92 van het K. B. van 2 December 1901
(Staatsblad no. 230), zooals dit artikel gewijzigd is
bij K. B. van 17 October 1904 (Staatsblad no. 234)
hun bewijs van voorgeoefendheid wenschen te ver
nieuwen
d. jongeliedenadspiratiten-vrijwilliger voor het reserve
kader der infanterie, vesting-artillerie of genie.
Belanghebbenden, die zich niet vóór of op dm lOen
December 1907 ter gemeente-secretarie tot deelneming aan
het onderricht hebben aangemeld, worden niet tot dat onder
zoek toegelaten.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd
30 Nov. 1907. G. RIPPING.
BURGEMEESTER'en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen ter algemeene kennis, dat in het Gemeente
blad van Alkmaar, no. 247, is opgenomen het besluit
van den Raad dier gemeente van 6 November 1.1.
waarbij is vastgesteld eene
Welke verordening, heden afgekondigd, gedurende
drie maanden voor een ieder ter gemeente-secretarie
ter lezing is nedergelegd en aldaar tegen betaling van
f 0.40 in afdruk is verkrijgbaar gesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
4 Dec. 1907. DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat het
tweede suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag,
dienst 1907den 20en November 1907 voor den
Gemeenteraad vastgesteld en bij besluit van den 27en
November d.a.v. door de Gedeputeerde Staten van
Noordholland goedgekeurd, op heden aan den gemeen
te-ontvanger ter invordering is uitgereiktterwijl een
afschrift daarvan gedurendé 5 maanden ter gemeente
secretarie voor een ieder ter inzage is nedergelegd.
Bezwaren tegen de aanslagen kunnen op ongezegeld
papier bij den gemeenteraad worden ingediend binnen
drie maanden na den dag der uitreiking van de aan
slagbiljetten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
4 Dec. 1907. DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen ter algemeene kennis, dat bij hun college is
ingekomen een verzoekschrift van P. BEST, weduwe
van H. de Boer, aldaar, om verlof tot den verkoop van
alcoholhoudende, anderen dan sterken drank in het
perceel Verdronkenoord D 22.
Binnen twee weken na deze bekendmaking kan een
ieder tegen het verleenen der verlof schriftelijk be
zwaren indienen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, den 5 Dec. 1907.
(Ingezonden.)
II.
Over den aard der suggestie, waarvan in het voor
gaand artikel sprake was moeten nog enkele opmerkin
gen hier plaats vinden. Ieder, die geen kluizenaar is
ieder die met zijne medemenschen verkeert, is vatbaar
voor suggestie. Elke prikkel die van buiten af, op een
individu inwerkt en zijne opmerkzaamheid bindt, heet
suggestie. Het is derhalve een zeer normaal verschijn
sel, zonder hetwelk een maatschappelijk leven on
denkbaar is. Bij kinderen treft men derhalve aan een
zeer groote mate van beïnvloeding, die met den loop
der jaren voor het volwassen individu afneemt, naar
mate kennis en ervaring grooter zelfstandigheid teweeg
brengen.
Doch niemand brengt het zoover, dat zijne omgeving
geen invloed zoude uitoefenen.
Het gesproken woord is het middel bij uitnemendheid
waardoor do eene persoon den ander overreedt.
Doch in de tweede plaats heeft het geschreven woord
dikwijls gelijke kracht vooral wanneer dagelijks in
eenigszins gewijzigden vorm hetzelfde wordt voorgelegd
en opgenomen.
Een zeer goed voorbeeld hiervan levert de run op de
Rotterdamsche Spaarbank. Deze instelling werd en
wordt zeer goed bestuurd. De cijfers zijn algemeen be
kend en worden geregeld gepubliceerd. Den 22sten Oc
tober van dit jaar stond reeds vroeg in den morgen te
New-York een groote file van rijtuigen en automobie
len voor de Knickerbocker Trust Company, die in en
kele dagen acht millioen dollar uitbetaalde. De volgen-
do dagen ontstond een run op de Trust Company of
America, die door de medewerking van den millionair
Morgan bezworen werd.
Met de Spaarbank te Rotterdam hadden deze aanval
len op de twee gTootste financieele instellingen in de
Nieuwe wereld niets te maken. Doch de Rotterdam
sche spaarders, die of veel Engelsche bladen lazen of
daarvan hoorden, eischten plotseling hunne bedragen
op. De politie kwam bij hot gedrang te pas.
Het sterkste bewijs hoe sterk de suggestie kan zijn, le
verde eenige jaren de Russische vloot niet ver van on
ze kust bij Doggersbank 22 October 1904. In de Noord
zee waren de Engelsche visschers bezig met visschen.
Niet door een persoon maar door een aantal officieren
zag men deze onschuldige visschersvaartuigen aan voor
Japansche torpedobooten. Een regen van kogels werd
afgevuurd.
Indien de Russen goed met het geschut hadden kun
nen omgaan zou de geheele visscliersvloot in den
grond zijn geboord. Deze voorbeelden die met tal van
ander kunnen vermeerderd worden, geven eenigermate
de verklaring, hoe het komt, dat men hier te lande zoo
onder den indruk kon komen, van de gebeurtenissen in
Amerika, die daar waarschijnlijk zeer gegronde oorza
ken hadden, maar welke oorzaken hier niet bestonden.
Hieruit volgt nu niet, naar onze meening, dat aange
zien de geldcrisis hier te lande geen werkelijk bestaan
de oeconoinische reden van bestaan had, de gevolgen
mitsdien niet ernstig zouden kunnen zijn. Neen verbeel
ding is soms erger dan de kwaal.
Zelfs al gaan de koersen van Amerikaansclie schuld
brieven weder naar de hoogte, wat trouwens na eene
daling altijd het geval was, en welke rijzing thans reeds
zeer merkbaar wordt, in een oude en lang bestaande
maatschappij, als de onze, waar een aantal wetten de
individueele vrijheid beperken, waar drukkende belas
tingen door staat en gemeente worden geheven en door
de veeleischende langdurige theoretische studie de
energieke persoonlijkheden schaarsch zijn, terwijl de
Staat een aantal van de bekwaamste elementen tot
zich trekt, die aan de staatsruif een vrij zorgeloos en
onbekommerd bestaan danken, terwijl menschen die
wat ondernemen en wagen durven, door een ingewikkel
de wetgeving worden belemmerd en in de wielen gere
den, ook omdat men meent dat de rijk
dom van den een die van de anderen in den weg staat,
in zoodanige maatschappij, heeft de verslapping
van ondernemingsgeest allerschadelijkste gevolgen en
werkt de geldcrisis in hooge mate storend.
De vraag doet zich uit den aard der zaak voor, nu de
maatschappij door een calamiteit getroffen is en sto
rende invloeden zich tot zelfs in kleinere plaatsen als
de stad onzer inwoning (gelegen te midden van een
welvarende landbouwende bevolking die in het goede
jaargetijde zelfs werkkrachten te kort komt) doet gel
den, de vraag doet zich voor, wat gedaan moet
worden, om de schadelijke gevolgen van de overzeesche
suggestie te temperen. Op den voorgrond stellende,
dat alle pogingen van gemeentewege om hulp te ver
schaffen uit humanitair oogpunt niet mogen worden
verzuimd, is het naar onze bepaalde meening een dwa
ling, dat daarmede herstel kan worden bereikt.
Zoo eenvoudig is de oplossing van maatschappelijke
problemen in een kapitalistisch ingerichte maatschap
pij, waarin ieder zoo aan de dubbeltjes gehecht is niet,
en in éénadem zij hier bij gevoegd, dat men over een
niet-kapitalistisch ingerichte samenleving moeielijk
kan oordeelen, aangezien die nergens bestaat, en de
daarmede genomen proeven als op Walden, niet bijzon
der gelukkig zijn afgeloopen.
Doch evenals bij sommige zieken, die tal van drank
jes hebben geslikt en. allerlei middelen beproefd, baat
vinden door geen geneesmiddelen te nemen en matig
te zijn, zoo komt het. ons voor, dat de staat en de ge
meente meer door onthouding goed kunnen doen, dan
door bemoeiing. Wanneer er geldsehaarschte heerscht,
dan wil dat zeggen, dat het geld duur is, dan volgt er
logisch uit, dat men het zuiniger moet aanleggen om
rond te komen.
In het hoofdartikel van het Nieuws van den Dag
van 2 December 1907, kan men juist den tegenoverge-
stelden raad lezen. In het bewuste artikel te vinden op
het eerste blad, leest men het advies aan de lezersLa
ten we thans geen geld oppotten, maar het uitgeven.
„Hoe het Nieuws tot dezen raad komt, is waarlijk al
leen begrijpelijk, wanneer in de hoofdstad de nood hoog
gestegen is.
Voor een gewoon aangelegd menschenverstand is
volkomen duidelijk en klaar, dat duur geld alleen door
spaarzaamheid goedkooper kan worden. Immers door
spaarzaamheid komt meer geld beschikbaar en wordt
het ruimer en dus goedkooper.
Wanneer waar is, en het is zeer waarschijnlijk, dat
ons land tengevolge van de geldcrisis veel schade gele
den heeft en dus armer geworden is, dan volgt hieruit,
dat in de eerste plaats niet die uitgaven veroorloofd
zijn, die gedaan werden toen men zich rijk waande. Dit
geldt voor do individuen evenzeer als voor de gemeen
schap voor de gemeente. Was het b. v. verleden jaar
geoorloofd om voor plantsoenaanleg van het abattoir
uittegeven 929, dan is het toch raadzaam ons erach-
tens, om deze of dergelijke uitgaven niet meer te doen,
wanneer tal van stadgenooten niet zoozeer behoefte
hebben aan plantsoen maar aan eten om den winter
door te komen.
Duidelijk is, dat in tijden van duur geld, uitgaven als
3600 wegens koersverschil voor te sluiten leeningen
van tweehonderd dertigduizend zegge tweehonderd der
tigduizend gulden, inderdaad niet meer passend schij
nen. Want een gemeente heeft geen andere bronnen
van inkomsten dan de belastingbetalende burgerij en
als die te kampen heeft met duur géld, dan is het zon
neklaar, dat iedere verhooging van belasting en iedere
vermeerdering van ambtenaren werkelijk niet mag wor
den aangeprezen. Ook een particulier mag zijn huis
houding niet zoo inrichten, dat hij voortdurend nieuwo
leeningen moet aangaan.
Maar niet minder van gewicht komt het ons voor,
dat er naar gestreefd moet worden, om het bouwen
van nieuwe woningen aan te moedigen of liever, om de
beperkingen op te heffen, die het goedkooper worden
der huren zal kunnen bevorderen en aan vele handen
werk zal geven, liet is misschien in de vette jaren ge-
wenscht, dat de uitbreidingsplannen van een stad als
de onze rijpelijk worden overwogen en nogmaals over
wogen. Maar thans is het toch alles behalve als rati
oneel, dat men aan sommige straten niet bouwen mag
omdat het uitbreidingsplan niet gereed is.
In deze omstandigheden is het mitsdien in hooge
mate gewenscht, het uitbreidingsplan ten spoedigste
vast te stellen.
Het uitstellen geeft niemand voordeel en zeer velen
groote schade.
Niet minder nadeelig is, naar onze meening, die
vrijwel afwijkt van hetgeen algemeen wordt gehuldigd,
dat de verordening verbiedt kleinere huizen te bouwen
op goeden stand. De ambachtsman die b. v. op een
vooruitgaanden stand een kleine woning wil stichten,
om zoodoende te beproeven later met winste het huis
te verkoopen, wordt daarin belemmerd, indien deze wo
ning- niet de huurwaarde heeft, daaraan door een
raadsbesluit toegekend. De rechtsgrond ontbreekt o.
i. voor dergelijke beperkingen, want het is toch onbil
lijk, dat alle minder gegoeden op deze wijze vérplicht
worden in achterbuurten te wonen.
Voorts'ligt het voor de hand, dat het voor de onder
nemingsgeest weinig bevorderlijk is, dat men voor elke
gen. Het is meer middeneeuws dan modem. Nu men
kleinigheid zelfs voor een vloer dien men verleggen wil,
de toestemming van den stadsarchitect moet vra-
voor het feit staat, dat het bouwen van woningen uit
geldelijk oogpunt reeds bezwaren genoeg heeft, nu mag
men de ondernemingsgeest niet door formaliteiten
knotten. Wij bedoelen hiermede geen verwijt. Im
mers wat in opgaande tijden minder schaadt, drukt
dubbel zwaar in dezen tijd nu ook de neringdoende bur
gerstand slechte tijden beleeft. Door het wegnemen
van beperkende verordeningen, wordt het algemeen
welzijn gebaat. Begrijpelijk is, dat ieder nieuw huis
gemeubileerd moet worden, dat bij woningbouw alle
bedrijven geïnteresseerd zijn, dat de stilstand in dit vak
niemand voordeel bezorgt.
De vrijheid van handel en bedrijf, is een der factoren
die den ondernemingsgeest opwekt, en daaraan bestaat
thans werkelijk behoefte.
We maken ons weinig illusie, dat de conclusie, waar
toe o. i. gezonde redeneering ons moet brengen, nl.
eenerzijds in de staatsgemeente en -individueele huis
houding meer zuinig beheer toe te passen veel instem
ming zal vinden en evenmin ligt het in den geest des
tijds de vrijheid van het individu te bepleiten. Toch
mag men hopen, dat in de toekomst meer zal worden
ingezien dat thans, hoe alleen vrij en onafhanke
lijk opgevoede burgers, tegen schadelijke suggestie den
meesten weerstand kunnen bieden.
A. P. LI.
De discussie over de Waterstaatsbegrooting werd
gisteren voortgezet met een herinnering, door den
heer Marchant (V. D. Deventer) aan de lijdensge
schiedenis van den bouw van het nieuwe station te
Deventer.
De Minister verklaarde goeden moed te hebben
dat de zaak thans spoedig in orde komtzal althans
maatregelen in dien zin nemen.
De heer De Stuers (K. Weert) beklaagde zich
over slakkengang in zake aanleg van de spoorlijn
EindhovenWeert; en betoogde verder het groote nut
van doortrekking dezer lijn naar Echt.
Do Minister antwoordde dat de onteigeningsbe
scheiden op dit oogenblik ter visie liggenals de
termijn daarvoor is afgeloopen zal de onteigeningswet
voor deze lijn worden ingediend. Doortrekking naar
Echt stuit op financiéele bezwaren.
De heer Van Doorn (U. L. Gouda) bepleitte sub
sidie aan de Westlandsche stoomtramwegmaatschappij.
Bij de afdeeling Posterijen en Telegrafie critiseerde
de heer P asstoors (R.-K. Beverwijk) de verhou
ding tusschen den directeur-generaal der posterijen
en telegrafie en het departement van Waterstaat, een
verhouding die slecht werkt op het personeel.
Hij keurde af de intrekking van het Kon. Besluit
van 1904, zoodat thans gehuwde vrouwelijke ambte
naren bij posterijen en telegrafie in dienst kunnen
blijven, voor zooveel dit met de belangen van den
dienst is overeen te brengen. Hierdoor wordt de moeder
aan het kind onttrokken en een premie gesteld op de
toepassing van het Neo-Malthusianisme. Buitendien
vrouwen drukken het arbeidsloon.
De heer Drucket (V. D. Groningen) bepleitte
uitbreiding van het aantal nachttreinen en keurde het
gebeurde met de Ruyterpostzegels af.
De heer L o h m a n (Chr. H. Goes) betoogde dat do
directeur-generaal der Posterijen een volkomen zelf
standig en verantwoordelijk ambtenaar behoort te zijn,
waardoor echter de wettelijke verantwoordelijkheid
van den Minister onaangetast blijft.
De heer Van Sasse Van IJsselt (K. 's Her
togenbosch) klaagden over de De Ruyterpostzegels
die smakeloos zijn.
De heer Limburg (V. D. Den Haag I) dankte
den Minister, dat deze door intrekking van meerbe-
doeld Koninklijk besluit aan een verkeerden rechts
toestand der vrouwelijke postbeambten een einde heeft
gemaakt.
De heer R o odhuizen (U. L. Brielle) oordeelde
dat indien de gehuwde vrouw wordt gehandhaafd in
staatsdienst van het huwelijk een caricatuur gemaakt
wordt.
De heer Schokking (Fr. Chr. H. Harlingen)
bestreed de argumenten van den heer Limburg inzake
de gehuwde vrouwen bij de posterijen.
De heer Borgesius (lib. Enkhuizen) wees erop,
dat de bestrijders van het verbod tot intrekking, die
nu zoo te velde trekken op het in dienst houden der
gehuwde vrouwen, alle gelegenheid hadden gehad deze
zaak eerder te bespreken bij de algemeene beschou
wingen der Landbouwbegrooting. Volgens spreker
heeft de Staat alleen rekening te houden met het be
lang van den dienst en met de rechtspositie van den
ambtenaar. De maatschappelijke toestanden zijn nog
niet zoodanig, dat de gehuwde vrouw niet buitens
huis eene betrekking behoeft waar te nemen.
De Minister van Waterstaat antwoordde,
dat hem niets bekend is van eene minder goede ver
houding tusschen hem en een hooggeplaatst ambtenaar
bij de posterijen en telegraphie. Overleg over uitbrei
ding de'r nachtposttreinen is nog gaande. Volgens den
Minister heeft de postadministratie, op de kleintjes
lettende en om te voorkomen dat het restant de Ruyter-
zegels waardeloos zou zijn, op minder kostbare wijze
en volstrekt niet uit winstbejag de de Ruyter-zegels
door overdruk tot straf-portzegels gemaakt.
De minister meende, dat zoolang de wetgevende
macht hem niet ontslagen heeft van zijn verantwoor
delijkheid ook ten aanzien van het bedrijf der poste
rgen en telegrafie, beoordeeling, hoe sterk of hoe zwak
hij ten aanzien van ambtenaren in het algemeen dus
ook van de hoogste de teugels moet aanhalen, niet
behoort tot de taak der Kamer.
De Minister verklaarde, dat van hem niet te ver
wachten is intrekking van het koninklijk besluit van
23 October, volgens hetwelk het mogelijk is, dat ge
huwde vrouwen in dienst blijven. De Minister heeft
dit besluit eerst genomen na rijp beraad en ernstige
overweging.
De practische gevolgen van den maatregel worden
door de bestrijders zeer overschat. Waarschijnlijk zal
bepaald worden, dat de vrouw zich bij zwangerschap
gedurende 4 maanden moet laten vervangen.
Gestreefd zal worden naar eenheid met de regeling
aan de Rijksverzekeringbank.
De heer Pastoors stelde eene motie voor, vol
gens welke de Kamer betreurt de intrekking van het
Koninklijk besluit van 2 Maart 1904. De motie werd
onmiddellijk behandeld.
Na eenige gedachtenwisseling wijzigde de heer Pas-
s t o o r s zijne motie in dier voege dat eraan wordt
toegevoegd
„van oordeel dat de wettelijke vaststelling van den
invloed, dien het huwelijk der vrouwelijke ambtenaren
behoort te hebben op de voortduring van haar ambt,
gewenscht is."
De Voorzitter zei dat nu de motie op het laatste
oogenblik niet onbelangrijk is gewijzigd, hij voorstelt
haar te drukken en rond te deelen en morgen te be
handelen.
Op voorstel van den heer Ketelaar werd be
sloten dat de motie op een nader te bepalen dag zal
worden behandeld.
De afdeeling 's-Gravenhage van de Maatschappij tot
bevordering der Bouwkunst, heeft zich met een adres
tot den gemeenteraad aldaar gewend, waarin zij
mededeelt, dat het bestuur der afdeeling heeft ver
nomen, dat een 3-tal ontwerpen voor een geheel of
gedeeltelijken nieuwbouw van het raadhuis voor de
raadsleden zijn ter visie gelegd, doch dat B. en W.
geen vrijheid hebben kunnen vinden het hoofdbestuur
der Maatschappij, op zijn verzoek, de openbaarmaking
dezer plannen in het „Bouwkundig Weekblad" te
vergunnen.
Adressante wijst er op, dat de Nederlandsche bouw
kundigen en ook vele Haagsche inwoners buiten dien
kring, dit zeer betreuren, omdat dergelijke moeilijke
opgaven als die, welke hier den ontwerper worden
gesteld, in ons land weinig voorkomen en de ver
schillende oplossingen, die aan het vraagstuk gegeven
zijn, een rijke bron van studie kunnen uitmaken.
Adressante verzoekt den raad dus B. en W. uit te
noodigen toestemming tot de publicatie te geven.
In verband met het door de regeeriug in te stellen
nader onderzoek naar de geldelijke lasten van een
algemeene pensionneering van gemeente-ambtenaren
en van hunne weduwen en weezen, heeft de Minister