DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Nieuwjaarswensclien. No. 296. Honderd en negende jaargang. 1907. MAANDAG 16 DECEMBER. Nieuwjaanswenschen O SCHRIJVIN G NATIONALE MILITIE. BINNENLAND. Uit Hof- en Hoofdstad. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven fianco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Zij, die zich met 1 Januari a.s. op de Alkmaarsche Courant abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers GRATIS. In het nummer van den Oudejaars avond, hetwelk DINSDAG 31 DECEM BER verschijnt, zullen wederom worden opgenomen 25 cents contant. DE UITGEVERS. De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van het Raadhuis alhier, op Dinsdag en Vrijdag tot 20 Januari eerstkomende van des namiddags 1 tot 3 ure en verder ter gemeente-secretarie. CoIIectie-Six. Z. K. H. Prins Hendrik. Spoorwegen in de Haarlemmermeer. i ALKMAARSCHE COURANT. IIAVI BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR Gezien art. 17 der Militiewet 1901 Roepen bij deze op Alle mannehjke_ ingezetenen, die op 1 Januari 1908 hun negentiende jaar zijn ingetreden (alzoo de mannelijke geborenen van 1889) om zich in de maand Januari 1908 in het daartoe gereed gemaakte register voor de Nationale Militie te doen inschrijven. Zij maken voorts de ingezetenen opmerkzaam op de volgende bij genoemde wet gemaakte bepalingen als Artikel 13. Voor de Militie wordt ingeschreven le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België ver blijf houdt, 2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, 3e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, 4e. ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlander, zoo hij op den eersten Januari van het jaar het 19de levensjaar was ingetreden, en niet verkeert in een der bij art. 15 omschreven gevallen. Ingezeten is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder 4e. A. de binnen het Rijk verblijfhoudende minderjarige niet- Nederlander a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft; b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar over lijden in het hierboven onder a. omschreven geval verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of al is deze buiten s lands gevestigd c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft; B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien niaanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft. Voor minderjarig worlt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet. Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is in den zin van voormelde wet. Artikel 14. Do inschrijving geschiedt: ,..^e'. van hem> bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lezoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft in de gemeente, waar hij verblijf houdt; zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, ouder loos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt; AMSTE^IDAM^ Bu^soBe verblijf houdt, in de gemeente zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in de ge meente ROTTERDAM; 2e. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2e.: zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk, m de gemeete AMSTERDAM, is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente ROTTERDAM; 3e. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3e.: zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente zijner woonplaats; Z01 ''P woonP'a8ts heeft in het Duitsche Rijk, in de gemeente AMSTERDAM; l0°i '^^m0<^P'aa'8 'ieeft 'n het Koninkrijk België, inde gemeente ROTTERDAM j-6' T- Va? '>e.m' hedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e., indien hij minderjarig is, zoc?. kij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van at artikel onder A.a. omschreven, in de gemeente, waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft. zoo hij verkeert in dat geval, in die zinsnede onder A.b. omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeft is oe woonplaats van dezen buiten 's lands, dan geschiedt de houdtnJTlne 'n de £emeente> waar de minderjarige verblijf zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoelde verMijfho'udt omso'lreven> in de gemeente, waar hij ..B-*sn hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e., indien hij meerderjarig is: in de gemeente waar hij woonplaats heeft. De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving aan gewezen gemeente is die, waar liet verblijf of de woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar f®dzÜ het iemand geldt, wiens inschrijving, te t i - c ROTTERDAM moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België. Artikel 15. Voor de Militie wordt niet ingeschreven le. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te behooren tot^ een Staat, waaf de Nederlanders niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen 2e. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woon plaats bmnen het Rijk. Artikel 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden ingeschreven is verplicht 'zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden aan te geven tussclien den lsten en 31sten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar volbracht. Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter in schrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hierna in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot het doen der aangifte indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd indien het een meerderjarige betreft, die onder eurateele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft' Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede ge maakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend op den in te schrijven minderjarige: indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft' indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht missen indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft. Hij, die door de bestuurders in artikel 92 vermeld, tei in schrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de zeemacht, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, is tot het doen van de aangifte niet verplicht. Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schrif telijk gemachtigd. De volmacht blijft onder burgemeester en wethouders berusten. De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken, wordt door Ons bepaald. Artikel 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven of worlt opnieuw ingeschreven e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volsende op dat, waarin hij het acht tiende levesjaar volbracht, en vóór het intreden van het een- en-twintigste levensjaar zijn verblijf binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft. 2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd na den lsten Januari van liet jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het achttiende levensjaar vol bracht, en vóór het intreden van diens een-en-twintigste levens jaar zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft; 3e. ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levens jaar volbracht, en vodr het intreden van het een-en-twinstigste .evensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder le. omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven onder 2e. omschreven 4e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twintigste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd of er woonplaats verkregen heeft. 5e. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levens jaar volbracht, en vdór het intreden van het een-en-twintigste levensjaar Nederlauder of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hierboven, onder 4e. omschreven gevallen verkeert 6e. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en- twintigste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is ge worden in den zin der tweede zinsnede van art. 13. Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en art. 15. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de insohrijving opnieuw moet geschieden en van de verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16. De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen dertig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroeger ingeschreven doch van het register afgevoerd, na het terug erlangen van het Neder landerschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of de vestiging of het verkrijgen van woonplaats bmnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België. De inschrijving geschiedt in het register betreffende de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zinsnede van iit artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort. Strafbepalingen. Artikel 166. Met boete van tenminste vijftig cents en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de artt. 16, 18 en 22. Zij noodigen hen, wien dit mocht aangaan, uit, zoo mogelijk in eigen persoon, de aangifte te doen en daarmede niet tot het einde van Januari te wachten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter, 13 Dcc. 1907. DONATH, Secretaris. ALKMAAR, 16 Dec. Portugal is op het oogenblik een der grootste politie ke raadselen. Hoe is de toestand er thans en hoe zal hij in de toekomst worden? Zal de dictator Franco er in slagen, het volk in bedwang te houden en, wanneer voldoende is gebleken, dat hij de baas is, langzamer hand de teugels een weinig' laten vieren? Zal met andere woorden de revolutionnaire beweging, welke c enigen tijd geleden baan heette te breken, niets zijn dan een storm in een glas water? Het is een eigenaardig geval. Eenigen tijd geleden scheen het vrijwel zeker dat er in het land van de Taag een revolutie hetzij dan een onbloedige of een met bar ricades en straatgevechten, zou uitbreken. De republi- keinsche partij wint veld, zoolas men in de bladen, zelfs ender de centrumpartijen, die in Portugal heeten de progressisten en de regeneratoren (de laatsten zijn de meer conservatieven), en die vroeger de regeringspar tijen waren. Een der invloedrijke leiders der progres sisten, José da Cunta is zijn naam, heeft zelfs ver klaard een warm voorstander van de republiek te zijn en al wagen velen van zijn partijgenooten het niet, zich op dezelfde wijze in het openbaar uit te spreken, in stil te moeten ze toch wel dezelfde meening zijn toegedaan. De Koning heeft bovendien tal van elementen van zich vervreemd, door aan een vertegenwoordiger van het Fransche blad „le Temps" er op te zinspelen, dat de leiders der partijen omkoopbaar en verdorven zouden zijn. Uit dit alles zou men afleiden dat zijn positie zeer zwak is en dat het wellicht voor de dynastie het beste zou zijn, wanneer hij ten behoeve van zijn zoon aftrad. Maar. er gebeurt niemendal! De heer Fran co blijft de dictator spelen, neemt krasse maatregelen, en zegt krasse dingen, bijv. dat Portugal nog niet rijp is voor een parlementaire regeering en een krachtige bestuurdershand noodig heeft. Het is haast, alsof de revolutionnaire denkbeelden niet zijn verbreid onder het volk, maar slechts onder de partijleiders. Het gebeurt wel vaker, dat een „be weging" alleen bestaat in de hoofden van enkelen, doch dat zij en dikwijls is dit een gelukkig verschijnsel geen aanhang vindt 'onder de massa en dientengevolge eigenlijk al verloopen is voordat ze was begonnen. Als de Portugeezen geboren Eskimo's waren, zouden ze niet kalmer kunnen zijn. Zij hebben veertien dagen gele den met de grootste opgewektheid den gedenkdag van Portugals onafhankelijkheid gevierd en laten den heer Franco kalm zijn gang gaan, kijken onverschillig toe. De partijleiders beweren, dat dit hun werk is, dat er een uitstekende discipline bestaat onder het volk. Op dit oogenblik is de kalmte en de rust gewenscht, maar zcodra de leiders het gunstige moment gekomen ach ten, zullen ze het groote woord uitspreken, en dan zal de menigte in opstand komen en de zege behalen. Deze voorstelling klinkt weinig aannemelijk. Geestdrift en woede van de massa zijn geen champagne, laten zich niet bewaren in een goedgekurkte flesch, om eerst schuimend op te bruisen, zoodra de ijzerdraadjes losge knipt zijn. Zoodat ten slotte als oplossing' van het Portugeescha raadsel het meest voor de hand ligt de veronderstelling, dat er nog heel wat water door de Taag zal moeten loopen, alvorens in Portugal een gevaarlijke revolutie uitbreekt. Op de algemeene vergadering in „Pulchri Studio" gehouden, is besloten een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te richten, ten einde den wensch te kennen te geven, dat het voorstel van den Minister van Binnenlandsche Zaken tot aankoop van de 39 schilderijen uit de collectie-Six door de Tweede Kamer worde aangenomen. Z. K. H. de Prins der Nederlanden zal tot 17 dezer te Detinold vertoeven, daarna een paar dagen bij graaf Bentinek op kasteel Weldam bij Goor en ver volgens te 's-Gravenhage terugkeeren. Blijkens het afdeelingsonderzoek over het wetsont werp tot verklaring van het algemeen nut der ont eigening ten behoeve van spoorweglijnen in de Haar lemmermeer en omgeving, werd de vraag gesteld, naar aanleiding van de ingebrachte bezwaarschriften, of wel voldoende gestreefd is naar overleg met be langhebbenden en met de plaatselijke overheden. Voorts werd herinnerd aan de bedenkingen, welke bij de behandeling van een vroeger wetsontwerp, op grond van militaire overwegingen, tegen den aanleg van de bedoelde spoorweglijnen werden ingebracht en welke verband hielden met het feit, dat die lijnen, in plaats van binnen de stelling van Amsterdam, daarbuiten zouden komen te liggen. Men vroeg, of het niet thans nog mogelijk ware, daarover nader met het departement van Oorlog in overleg te treden en vervolgens het plan van aanleg, zoo noodig, te wijzigen. Spaar- en leenbanken. Verschenen is No. LXXXIX der Bijdragen tot de Statistiek van Nederland, nieuwe volgreeks, Statistiek der Spaar- en Leenbanken over het jaar 1905. Aan de samenstelling van dezen jaargang meege werkt door 249 spaarbanken, 192 boerenleenbanken, 19 spaarkasten, 72 hulpbanken en 19 banken van leening, tezamen door 551 instellingen. De 249 spaarbanken waren aan het einde van het boekjaar 1905 f 222,123,426.991/2 aan de inleggers verschuldigd op 1,583,620 boekjes, terwijl voor den vorigen jaargang van 252 spaarbanken inlichtingen ontvangen waren, met een saldo tegoed der inleggers ad f 208,732.308.06 op 1,501,678 boekjes. Het gemiddeld tegoed bedaoeg in 1905 hij de Rijks postspaarbank per hoofd der bevolking f 23.23 en'per boekje f 109.71 bij de overige spaarbanken resp. f 16.40 en f 230.89. Aan de statistiek der boerenleenbanken hebben 192 instellingen medegewerkt, tegen 135 in den vorigen jaargang. Is deze vermeerdering betrekkelijk groot, toch houdt zij geen gelijken tred met de stijging der nieuwe lokale banken. Op 1 Januari 1906 waren bij het Centraal bureau voor de statistiek bekend 355 boeren-leenbanken buiten beschouwing, die wegens den korten duur van hun bestaan, geen gegevens konden verstrekken, dan blijkt, dat nog 113 banken aan deze statistiek niet hebben medegewerkt. Door de uitzending van een ambtenaar van het bureau naar de voornaamste dezer instellingen zijn verschillende redenen, die tot de niet-medewerking geleid hebben, bekend geworden en zullen pogingen in het werk gesteld worden om algeheele medewerking te verkrijgen. Bovendien zijn door de coöperatieve centrale banken te Eindhoven, Utrecht en Alkmaar (deze voor de eerste maal) verslagen ingezonden. Bij de eerstge noemde waren op 31 Dec. 1905 aangesloten 156 banken, met een kapitaal van f 311,000 bij die te Utrecht 169 banken, met een kapitaal van f 112,500, terwijl bij die te Alkmaar 11 banken waren aange sloten. Het laatste hoofdstuk dezer statistiek is gewijd aan de gemeentelijke banken van leening, zoowel die in eigen beheer als de verpachte, tezamen 19. Uit het vergelijkend overzicht blijkt dat het aantal panden, op 1 Januari 1904 aanwezig, daalde van 430,905 tot op 425,514 op 1 Januari 1905. Het aantal beleende panden daalde eveneens van 1,933,632 in 1904 tot 1,859,929 in 1905, terwijl de op het einde van 1904 aanwezige panden daalden van 425,514 tot 407,852 op 31 December 1905. Het aantal verkochte panden steeg van 63,166 in 1904 tot 65,522 in 1905. Ego, de Haagsche briefschrijver van de I'rov. Geld. en Nijm. Ct., vertelt van de weelderige inrichting der ministerieele bureaux aan 't ministerie van Land bouw, Nijverheid en Handel Prachtige eiken bureaux als waren ze zoo pas door Sinterklaas cadeau gedaan en die men elders aan onze ministeries niet zal vinden. Ik gun den heeren ambtenaren ter veraangenaming van hun arbeid best een goed gemeubeld vertrek. Maar tusschen de sober heid van de Rekenkamer, die zich zooals ik onlangs tot mijn verbazing bemerkte niet eens de weelde van I een telephonische aansluiting veroorlooft, en de rich ting hier, was toch stellig een minder kostbare mid denweg te vinden. Om slechts een deel van het nieuwe departement onder dak te brengen, werd op een van de deftigste standen een pand gehuurd voor ongeveer zevenduizend gulden per jaar. Wanneer ik u nu zeg, dat er van de 9 departementen hoogstens twee of drie zijn, die er niet van die veel-geld-kostende dépendance's op nahouden, dan kunt ge wel nagaan da,t 't hoog tijd wordt op andere, minder kostbare wijze te voorzien in de behoefte aan ruimte voor de regeeringsbureaux. Men kan nu letterlijk door geen stadshoek dwalen, of een bord wijst er op dat aldaar een stuk van een of ander departement onder dak werd gebracht. Natuurlijk maken al die afzonderlijke bureautjes weer speciale installaties noodig, die, wan neer allen onder één dak gehuisvest zouden zijn, vrij wat minder kostbaar zouden wezen. Afin, we weten, dat de Regeering al een groot plan in portefeuille heeft om in haar eigen woningnood te voorzien. „De heeren zitten zelf te springen naar ruimte," zei me dezer dagen een rijksbouwmeester." De Haagsche Kouter van de Prov. Gron. Ct. ont waarde Dinsdag door zijn kijkglas eene groote menigte, die zich voor de woning van den bankier Van Duysen verdrong, teneinde de faits et gestes van een vijftal heeren, dat met geweld de huisdeur trachtte open te breken, nauwkeurig gade te slaan. „Het was bekend geworden, dat genoemde bankier, de uitvinder en verspreider van de Lotisico de hofstad verlaten had, zonder daarvan aan zijne klanten en deelnemers behoorlijk kennis te geven. Een fatsoen lijk mensch gaat toch niet heen, zonder afscheid te nemen. Toen nu een smid, in het gevolg van die deurbestormers, heeren van de justitie vermoedelijk, tevergeefs trachtte den toegang open te breken, ont waakte de nieuwsgierigheid der ambulante bevolking en binnen enkele minuten waren Toussaintkade en de daartegenover liggende Prinsesse-wal met eene groote menigte gevuld, die rustig stond af te wachten de dingen die komen zouden. Zoo velen dier spiedenden hadden in 't voorportaal van den voortvluchtigen bankier de koersen der effecten staan te noteeren. Nadat de smid tevergeefs getracht had, het slot te openen, gelukte het aan 't vijftal met vereende

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 1