DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Nieuwjaarswensclien.
No. 296.
Honderd en negende jaargang.
1907.
MAANDAG
16 DECEMBER.
Nieuwjaanswenschen
O SCHRIJVIN G
NATIONALE MILITIE.
BINNENLAND.
Uit Hof- en Hoofdstad.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven fianco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Zij, die zich met 1 Januari a.s. op
de Alkmaarsche Courant abonneeren,
ontvangen de tot dien datum verschijnende
nummers GRATIS.
In het nummer van den Oudejaars
avond, hetwelk DINSDAG 31 DECEM
BER verschijnt, zullen wederom
worden opgenomen 25 cents contant.
DE UITGEVERS.
De inschrijving geschiedt in een der vertrekken
van het Raadhuis alhier, op Dinsdag en Vrijdag
tot 20 Januari eerstkomende van des namiddags
1 tot 3 ure en verder ter gemeente-secretarie.
CoIIectie-Six.
Z. K. H. Prins Hendrik.
Spoorwegen in de Haarlemmermeer.
i
ALKMAARSCHE COURANT.
IIAVI
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
Gezien art. 17 der Militiewet 1901
Roepen bij deze op
Alle mannehjke_ ingezetenen, die op 1 Januari 1908 hun
negentiende jaar zijn ingetreden (alzoo de mannelijke geborenen
van 1889) om zich in de maand Januari 1908 in het daartoe
gereed gemaakte register voor de Nationale Militie te doen
inschrijven.
Zij maken voorts de ingezetenen opmerkzaam op de volgende
bij genoemde wet gemaakte bepalingen als
Artikel 13.
Voor de Militie wordt ingeschreven
le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België ver
blijf houdt,
2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader,
moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of
in het Koninkrijk België woonplaats heeft,
3e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
woonplaats heeft,
4e. ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlander,
zoo hij op den eersten Januari van het jaar het 19de
levensjaar was ingetreden, en niet verkeert in een der bij art.
15 omschreven gevallen.
Ingezeten is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven
onder 4e.
A. de binnen het Rijk verblijfhoudende minderjarige niet-
Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats
heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden
in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere
werelddeelen gehad heeft;
b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar over
lijden in het hierboven onder a. omschreven geval verkeerde,
al verkeert zijn voogd niet in dat geval of al is deze buiten
s lands gevestigd
c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of die
ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft
en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien
hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk
verblijf gehouden heeft;
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk
woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien
niaanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks
in andere werelddeelen gehad heeft.
Voor minderjarig worlt voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is in den
zin der Nederlandsche wet. Voor meerderjarig wordt voor de
toepassing van het bepaalde hierboven onder B gehouden hij,
die meerderjarig is in den zin van voormelde wet.
Artikel 14.
Do inschrijving geschiedt:
,..^e'. van hem> bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lezoo
hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of
voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats
van vader, moeder of voogd
zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder
of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft in de
gemeente, waar hij verblijf houdt;
zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, ouder
loos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en
het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in de gemeente,
waar hij verblijf houdt;
AMSTE^IDAM^ Bu^soBe verblijf houdt, in de gemeente
zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in de ge
meente ROTTERDAM;
2e. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2e.: zoo
zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het
Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of
voogd
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche
Rijk, m de gemeete AMSTERDAM,
is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente ROTTERDAM;
3e. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3e.:
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente
zijner woonplaats;
Z01 ''P woonP'a8ts heeft in het Duitsche Rijk, in de
gemeente AMSTERDAM;
l0°i '^^m0<^P'aa'8 'ieeft 'n het Koninkrijk België, inde
gemeente ROTTERDAM
j-6' T- Va? '>e.m' hedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e.,
indien hij minderjarig is,
zoc?. kij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van
at artikel onder A.a. omschreven, in de gemeente, waar zijn
vader, moeder of voogd woonplaats heeft.
zoo hij verkeert in dat geval, in die zinsnede onder A.b.
omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeft
is oe woonplaats van dezen buiten 's lands, dan geschiedt de
houdtnJTlne 'n de £emeente> waar de minderjarige verblijf
zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoelde
verMijfho'udt omso'lreven> in de gemeente, waar hij
..B-*sn hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e.,
indien hij meerderjarig is:
in de gemeente waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving aan
gewezen gemeente is die, waar liet verblijf of de woonplaats
gevestigd is of was op den lsten Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar
f®dzÜ het iemand geldt, wiens inschrijving, te
t i - c ROTTERDAM moet geschieden wegens
verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk België.
Artikel 15.
Voor de Militie wordt niet ingeschreven
le. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te behooren
tot^ een Staat, waaf de Nederlanders niet aan den verplichten
krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den
dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen
2e. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen des Rijks
in andere werelddeelen verblijf te houden of woonplaats te
hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woon
plaats bmnen het Rijk.
Artikel 16.
Hij, die volgens art. 13 behoort te worden ingeschreven is
verplicht 'zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders der
gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden
aan te geven tussclien den lsten en 31sten Januari van het
jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar
volbracht.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter in
schrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hierna
in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot
het doen der aangifte
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder
of voogd
indien het een meerderjarige betreft, die onder eurateele
gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moeder
of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft'
Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede ge
maakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend op
den in te schrijven minderjarige:
indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft'
indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht
missen
indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of
indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen vader
of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft.
Hij, die door de bestuurders in artikel 92 vermeld, tei in
schrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de
zeemacht, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder
begrepen, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen,
is tot het doen van de aangifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte verplicht
is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schrif
telijk gemachtigd. De volmacht blijft onder burgemeester en
wethouders berusten.
De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken, wordt
door Ons bepaald.
Artikel 18.
Voor de militie wordt ook ingeschreven of worlt opnieuw
ingeschreven
e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten
Januari van het jaar, volsende op dat, waarin hij het acht
tiende levesjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-
en-twintigste levensjaar zijn verblijf binnen het Rijk, in het
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft.
2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader,
moeder of voogd na den lsten Januari van liet jaar, volgende
op dat, waarin de minderjarige het achttiende levensjaar vol
bracht, en vóór het intreden van diens een-en-twintigste levens
jaar zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft;
3e. ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levens
jaar volbracht, en vodr het intreden van het een-en-twinstigste
.evensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden,
zoo hij in een der hierboven onder le. omschreven gevallen
verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in een
der gevallen, hierboven onder 2e. omschreven
4e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den
lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
achttiende levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het
een-en-twintigste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk,
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd of
er woonplaats verkregen heeft.
5e. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levens
jaar volbracht, en vdór het intreden van het een-en-twintigste
levensjaar Nederlauder of opnieuw Nederlander is geworden,
zoo hij in een der hierboven, onder 4e. omschreven gevallen
verkeert
6e. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende
levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-
twintigste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is ge
worden in den zin der tweede zinsnede van art. 13.
Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de
insohrijving opnieuw moet geschieden en van de verplichting
tot het doen van aangifte ter inschrijving of ter inschrijving
opnieuw gelden de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste
vijf zinsneden van art. 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw van
hem, die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet
worden ingeschreven, geschiedt binnen dertig dagen na het
verkrijgen of, werd hij reeds vroeger ingeschreven doch van
het register afgevoerd, na het terug erlangen van het Neder
landerschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van
verblijf of de vestiging of het verkrijgen van woonplaats
bmnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende de
lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zinsnede van iit
artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort.
Strafbepalingen.
Artikel 166.
Met boete van tenminste vijftig cents en ten hoogste f 100
wordt gestraft de overtreding van de artt. 16, 18 en 22.
Zij noodigen hen, wien dit mocht aangaan, uit, zoo mogelijk
in eigen persoon, de aangifte te doen en daarmede niet tot
het einde van Januari te wachten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter,
13 Dcc. 1907. DONATH, Secretaris.
ALKMAAR, 16 Dec.
Portugal is op het oogenblik een der grootste politie
ke raadselen. Hoe is de toestand er thans en hoe zal
hij in de toekomst worden? Zal de dictator Franco er
in slagen, het volk in bedwang te houden en, wanneer
voldoende is gebleken, dat hij de baas is, langzamer
hand de teugels een weinig' laten vieren? Zal met
andere woorden de revolutionnaire beweging, welke
c enigen tijd geleden baan heette te breken, niets zijn
dan een storm in een glas water?
Het is een eigenaardig geval. Eenigen tijd geleden
scheen het vrijwel zeker dat er in het land van de Taag
een revolutie hetzij dan een onbloedige of een met bar
ricades en straatgevechten, zou uitbreken. De republi-
keinsche partij wint veld, zoolas men in de bladen, zelfs
ender de centrumpartijen, die in Portugal heeten de
progressisten en de regeneratoren (de laatsten zijn de
meer conservatieven), en die vroeger de regeringspar
tijen waren. Een der invloedrijke leiders der progres
sisten, José da Cunta is zijn naam, heeft zelfs ver
klaard een warm voorstander van de republiek te zijn
en al wagen velen van zijn partijgenooten het niet, zich
op dezelfde wijze in het openbaar uit te spreken, in stil
te moeten ze toch wel dezelfde meening zijn toegedaan.
De Koning heeft bovendien tal van elementen van zich
vervreemd, door aan een vertegenwoordiger van het
Fransche blad „le Temps" er op te zinspelen, dat de
leiders der partijen omkoopbaar en verdorven zouden
zijn. Uit dit alles zou men afleiden dat zijn positie
zeer zwak is en dat het wellicht voor de dynastie het
beste zou zijn, wanneer hij ten behoeve van zijn zoon
aftrad. Maar. er gebeurt niemendal! De heer Fran
co blijft de dictator spelen, neemt krasse maatregelen,
en zegt krasse dingen, bijv. dat Portugal nog niet rijp
is voor een parlementaire regeering en een krachtige
bestuurdershand noodig heeft.
Het is haast, alsof de revolutionnaire denkbeelden
niet zijn verbreid onder het volk, maar slechts onder
de partijleiders. Het gebeurt wel vaker, dat een „be
weging" alleen bestaat in de hoofden van enkelen, doch
dat zij en dikwijls is dit een gelukkig verschijnsel
geen aanhang vindt 'onder de massa en dientengevolge
eigenlijk al verloopen is voordat ze was begonnen. Als
de Portugeezen geboren Eskimo's waren, zouden ze niet
kalmer kunnen zijn. Zij hebben veertien dagen gele
den met de grootste opgewektheid den gedenkdag van
Portugals onafhankelijkheid gevierd en laten den heer
Franco kalm zijn gang gaan, kijken onverschillig toe.
De partijleiders beweren, dat dit hun werk is, dat er
een uitstekende discipline bestaat onder het volk. Op
dit oogenblik is de kalmte en de rust gewenscht, maar
zcodra de leiders het gunstige moment gekomen ach
ten, zullen ze het groote woord uitspreken, en dan zal
de menigte in opstand komen en de zege behalen. Deze
voorstelling klinkt weinig aannemelijk. Geestdrift en
woede van de massa zijn geen champagne, laten zich
niet bewaren in een goedgekurkte flesch, om eerst
schuimend op te bruisen, zoodra de ijzerdraadjes losge
knipt zijn.
Zoodat ten slotte als oplossing' van het Portugeescha
raadsel het meest voor de hand ligt de veronderstelling,
dat er nog heel wat water door de Taag zal moeten
loopen, alvorens in Portugal een gevaarlijke revolutie
uitbreekt.
Op de algemeene vergadering in „Pulchri Studio"
gehouden, is besloten een adres aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal te richten, ten einde den wensch
te kennen te geven, dat het voorstel van den Minister
van Binnenlandsche Zaken tot aankoop van de 39
schilderijen uit de collectie-Six door de Tweede Kamer
worde aangenomen.
Z. K. H. de Prins der Nederlanden zal tot 17 dezer
te Detinold vertoeven, daarna een paar dagen bij
graaf Bentinek op kasteel Weldam bij Goor en ver
volgens te 's-Gravenhage terugkeeren.
Blijkens het afdeelingsonderzoek over het wetsont
werp tot verklaring van het algemeen nut der ont
eigening ten behoeve van spoorweglijnen in de Haar
lemmermeer en omgeving, werd de vraag gesteld,
naar aanleiding van de ingebrachte bezwaarschriften,
of wel voldoende gestreefd is naar overleg met be
langhebbenden en met de plaatselijke overheden.
Voorts werd herinnerd aan de bedenkingen, welke
bij de behandeling van een vroeger wetsontwerp, op
grond van militaire overwegingen, tegen den aanleg
van de bedoelde spoorweglijnen werden ingebracht en
welke verband hielden met het feit, dat die lijnen,
in plaats van binnen de stelling van Amsterdam,
daarbuiten zouden komen te liggen. Men vroeg, of
het niet thans nog mogelijk ware, daarover nader
met het departement van Oorlog in overleg te treden
en vervolgens het plan van aanleg, zoo noodig, te
wijzigen.
Spaar- en leenbanken.
Verschenen is No. LXXXIX der Bijdragen tot de
Statistiek van Nederland, nieuwe volgreeks, Statistiek
der Spaar- en Leenbanken over het jaar 1905.
Aan de samenstelling van dezen jaargang meege
werkt door 249 spaarbanken, 192 boerenleenbanken,
19 spaarkasten, 72 hulpbanken en 19 banken van
leening, tezamen door 551 instellingen.
De 249 spaarbanken waren aan het einde van het
boekjaar 1905 f 222,123,426.991/2 aan de inleggers
verschuldigd op 1,583,620 boekjes, terwijl voor den
vorigen jaargang van 252 spaarbanken inlichtingen
ontvangen waren, met een saldo tegoed der inleggers
ad f 208,732.308.06 op 1,501,678 boekjes.
Het gemiddeld tegoed bedaoeg in 1905 hij de Rijks
postspaarbank per hoofd der bevolking f 23.23 en'per
boekje f 109.71 bij de overige spaarbanken resp. f 16.40
en f 230.89.
Aan de statistiek der boerenleenbanken hebben 192
instellingen medegewerkt, tegen 135 in den vorigen
jaargang. Is deze vermeerdering betrekkelijk groot,
toch houdt zij geen gelijken tred met de stijging der
nieuwe lokale banken. Op 1 Januari 1906 waren bij
het Centraal bureau voor de statistiek bekend 355
boeren-leenbanken buiten beschouwing, die wegens
den korten duur van hun bestaan, geen gegevens
konden verstrekken, dan blijkt, dat nog 113 banken
aan deze statistiek niet hebben medegewerkt.
Door de uitzending van een ambtenaar van het
bureau naar de voornaamste dezer instellingen zijn
verschillende redenen, die tot de niet-medewerking
geleid hebben, bekend geworden en zullen pogingen
in het werk gesteld worden om algeheele
medewerking te verkrijgen.
Bovendien zijn door de coöperatieve centrale banken
te Eindhoven, Utrecht en Alkmaar (deze voor de
eerste maal) verslagen ingezonden. Bij de eerstge
noemde waren op 31 Dec. 1905 aangesloten 156
banken, met een kapitaal van f 311,000 bij die te
Utrecht 169 banken, met een kapitaal van f 112,500,
terwijl bij die te Alkmaar 11 banken waren aange
sloten.
Het laatste hoofdstuk dezer statistiek is gewijd aan
de gemeentelijke banken van leening, zoowel die in
eigen beheer als de verpachte, tezamen 19. Uit het
vergelijkend overzicht blijkt dat het aantal panden,
op 1 Januari 1904 aanwezig, daalde van 430,905 tot
op 425,514 op 1 Januari 1905. Het aantal beleende
panden daalde eveneens van 1,933,632 in 1904 tot
1,859,929 in 1905, terwijl de op het einde van 1904
aanwezige panden daalden van 425,514 tot 407,852 op
31 December 1905. Het aantal verkochte panden
steeg van 63,166 in 1904 tot 65,522 in 1905.
Ego, de Haagsche briefschrijver van de I'rov. Geld.
en Nijm. Ct., vertelt van de weelderige inrichting der
ministerieele bureaux aan 't ministerie van Land
bouw, Nijverheid en Handel
Prachtige eiken bureaux als waren ze zoo pas door
Sinterklaas cadeau gedaan en die men elders aan
onze ministeries niet zal vinden. Ik gun den heeren
ambtenaren ter veraangenaming van hun arbeid best
een goed gemeubeld vertrek. Maar tusschen de sober
heid van de Rekenkamer, die zich zooals ik onlangs
tot mijn verbazing bemerkte niet eens de weelde van
I een telephonische aansluiting veroorlooft, en de rich
ting hier, was toch stellig een minder kostbare mid
denweg te vinden. Om slechts een deel van het
nieuwe departement onder dak te brengen, werd op
een van de deftigste standen een pand gehuurd voor
ongeveer zevenduizend gulden per jaar. Wanneer ik
u nu zeg, dat er van de 9 departementen hoogstens
twee of drie zijn, die er niet van die veel-geld-kostende
dépendance's op nahouden, dan kunt ge wel nagaan
da,t 't hoog tijd wordt op andere, minder kostbare
wijze te voorzien in de behoefte aan ruimte voor de
regeeringsbureaux. Men kan nu letterlijk door geen
stadshoek dwalen, of een bord wijst er op dat aldaar
een stuk van een of ander departement onder dak
werd gebracht. Natuurlijk maken al die afzonderlijke
bureautjes weer speciale installaties noodig, die, wan
neer allen onder één dak gehuisvest zouden zijn, vrij
wat minder kostbaar zouden wezen. Afin, we weten,
dat de Regeering al een groot plan in portefeuille
heeft om in haar eigen woningnood te voorzien. „De
heeren zitten zelf te springen naar ruimte," zei me
dezer dagen een rijksbouwmeester."
De Haagsche Kouter van de Prov. Gron. Ct. ont
waarde Dinsdag door zijn kijkglas eene groote menigte,
die zich voor de woning van den bankier Van Duysen
verdrong, teneinde de faits et gestes van een vijftal
heeren, dat met geweld de huisdeur trachtte open te
breken, nauwkeurig gade te slaan.
„Het was bekend geworden, dat genoemde bankier,
de uitvinder en verspreider van de Lotisico de hofstad
verlaten had, zonder daarvan aan zijne klanten en
deelnemers behoorlijk kennis te geven. Een fatsoen
lijk mensch gaat toch niet heen, zonder afscheid te
nemen. Toen nu een smid, in het gevolg van die
deurbestormers, heeren van de justitie vermoedelijk,
tevergeefs trachtte den toegang open te breken, ont
waakte de nieuwsgierigheid der ambulante bevolking
en binnen enkele minuten waren Toussaintkade en
de daartegenover liggende Prinsesse-wal met eene
groote menigte gevuld, die rustig stond af te wachten
de dingen die komen zouden.
Zoo velen dier spiedenden hadden in 't voorportaal
van den voortvluchtigen bankier de koersen der
effecten staan te noteeren.
Nadat de smid tevergeefs getracht had, het slot te
openen, gelukte het aan 't vijftal met vereende