DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Nieuwjaarswenschen. 299 Honderd en negende jaargang 1907. DONDERDAG 19 DECEMBER. Gemeenteraad van Alkmaar, No. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Zij, die zich met 1 Januari a.s. op de Alkmaarsche Courant abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers GRATIS. In het nummer van den Oudejaars avond, hetwelk DINSDAG 31 DECEM BER verschijnt, zullen wederom worden opgenomen 25 cents contant. DE UITGEVERS. VERGADERING van den op Woensdag, 18 December 1907, 's-nam. 1 uur. (Vervolg). 4. Verordening op het bestuur van het Stads ziekenhuis. 5. Opcenten personeele belasting. 6. Het maken van een loopbrug over de Ken- nemersingelgracht. 7. Verpachting kermistterrein voor een bios coop-inrichting. 8. Verdeeling van den Raad in afdeelingen; benoeming en aanvulling van commission voor 1908. ALKMAARSCHE COÜRANT. JfilAVli ALKMAAR, 19 December. In de groote zaal van het casino te St. Petersburg, waarin anders lezingen en concerten worden gehouden, heeft thans het proces plaats tegen de verdedigers van Port Arthur, tegen generaal Stössel in het bijzonder. Men herinnert zich ongetwijfeld nog den val van die vesting, een belegering, zooals de allernieuwste geschie denis er geen heeft aau te wijzen. Groot was de mo reele beteekenis van den val van Port Arthur: het was een kolossale moreele nederlaag, welke Rusland had geleden, en welke het begin van het noodlottige einde is geweest. De verdedigers werden destijds in hooge mate geprezen, met name generaal Stössel. De Duit sche Keizer schonk onmiddellijk na den val, zichzelf daardoor aandienende als opperkamprechter in deze reuzenworsteling, zoowel verdediger als aanvaller, zoo wel generaal Stössel als generaal Nogi de onderschei ding „wegens verdienste." Thans wordt generaal Stössel beschuldigd zijn plicht te hebben verzaakt. Hij verklaart, dat hij niet scbul dig is aan hetgeen hem ten laste gelegd wordt en houdt vol, dat hij Port Arthur niet eerder heeft opgegeven eer alle middelen van verdediging waren uitgeput. De officieren, die onder hem gediend hebben en ook be schuldigd worden, bevestigen deze verzekering. De voornaamste getuige in dit geding zou zijn de toenmalige stadhouder Alexejew. Hij was de verper soonlijking van het ellendige Russische stelsel, waar aan de nederlaag te wijten is de schuld ligt niet in de eerste plaats hij personen maar bij het stelsel. Deze getuige is nie.t verschenen: hij heeft geen tijd, zoo heet het. Dat is een zonderlinge reden voor een dergelijk gewichtige zaak. Maar wellicht werd hij, wanneer hij kwam, van getuige hoofdbeschuldigde. Toen in 1903 generaal Koerapatkin op een inspectiereis in het verre Oosten den indruk had gekregen, dat de verdedigings troepen lang niet voldoende sterk waren, schreef admi raal Alexejew hem officiëel: „Bij den tegenwoordigeu toestand onzer vloot is een nederlaag door de Japan- sche vloot thans onmogelijk." Dat heeft generaal Koe- ropatkin thans voor het militaire gerechtshof ver klaard. En toen de opperbevelhebber naar Mantsjoe- rije was getrokken en geen flauw denkbeeld van den toestand in Port Arthus had, wilde hij een bezoek bren gen aan de vesting, doch dit werd hem belet door stad houder Alexejew, die beweerde dat het vertrek van Koeropatkin uit het hoofdkwartier een nadeeligen in vloed moest hebben op de troepen. Wij kunnen niet ingaan op de technische bijzonder heden van den val van Port Arthur, zooals deze in den loop van het proces, dat nu al een week duurt, aan het licht komen. Men kan er uit leeren hoe de veldslagen worden verloren. De beschuldigden zoowel als de ge tuigen, zij zijn allen verliezers geweest en de eerenaam die tijdens den oorlog aan generaal Koeropatkin was gegeven, luidde: „meester in niet geheel-verloren sla gen." Het hoofdmoment van de behandeling is tot heden geweest en hierbij willen we nog even stilstaan de positie van Kintsjau, welke was overgelaten aan ge neraal T'ock. Kintsjau was de sleutel van Port Arthur en de Japanners hebben dien sleutel veroverd. De ma rine-overheden beweren, dat dit moet worden toege schreven aan het leger, wijl er slechts één regiment van de vier ter beschikking gestelde in het vuur was gebracht, de leger-autoriteiten daarentegen houden vol, dat de positie onhoudbaar was geworden, wijl zij niet voldoende door de vloot was beschermd. Er is over dit punt een groot aantal getuigen gedagvaard. Een der voornaamste, admiraal Essen, die commandant was van het pantserschip de „Sewastopol" heeft Dinsdag zijn verklaringen afgelegd. Hij verklaarde, dat om redenen, welke hem niet be kend waren, aan het gevecht om de Kintsjau-positie slechts één Russisch oorlogsschip deelgenomen had. Generaal Stössel vroeg daarop of aan Admiraal Essen ook de beschikkingen van stadhouder Alexjew, betref fende de ondersteuning van de Kintsjau-positie dooi de vloot bekend waren, maar de voorzitter stond niet toe, dat op deze vraag een antwoord word gegeven, daar de marine niet beschuldigd wordt. Dit besluit maakte generaal Stössel zeer neerslachtig. Het is Dinsdag gebleken, dat generaal Eoek verkeerdelijk ge meend heeft, dat de Japanners den terugtocht hadden aanvaard, wijl het schieten werd gestaakt. Door gedurende het gevecht zijn flank van twee zwa re kanonnen te ontdoen, stelde hij den vijand instaat, met behulp van zijn flottielje, de stelling om te trek ken. Met de munitie der Russische veldbatterijen schijnt men zicli jammerlijk misrekend te hebben, zoo dat een hoeveelheid die voor verscheiden dagen moest toereiken, in enkele uren uitgeput was. Bovendien bleek liet geschut lang niet ver genoeg- te dragen. Deze fouten komen, zooals wij in den aanvang reeds zeiden, voor rekening van het systeem. De personen zullen er wel genadig afkomenzij hebben goede be schermers hetgeen al weer een fout van het systeem is. B. en W. stellen voor: aan art. 16 een tweede alinea toe te voegen van den volgenden inhoud: Op de jaarwedden en belooningen van de in dit ar tikel bedoelde personen, voor zoover deze voor de toe passing der gemeentelijke pensioensverordeningen als ambtenaren der gemeente worden beschouwd, wordt door de zorg van regenten de door die verordeningen te bepalen kortingen als pensioensbijdragen ingehou den, en aan den Gemeente-ontvanger verantwoord. 2o. Om mede te deelen, dat een voorstel naar aan leiding van 's raadsbesluit van 24 April 1.1. tot aan houding van het voorstel tot vaststelling eener veror dening, regelende den rang enz. van de ambtenaren en bedienden bij den gemeentelijken geneeskundigen dienst den raad eerlang zal bereiken. De heer de Groot stelt voor het voorstel te zen den naar de commissie voor de pensioenen die dan in overleg' kan treden met regenten en zulks in ver band met de positieregeling van aen binnenvader en -moeder, den portier en de portierster, die thans ont slag moeten nemen als een van heiden sterft, een nadere regeling daarvan wordt door hem aanbevolen. De heer van der Feen de Lille constateert met genoegen, dat thans het Stadsziekenhuis wordt beschouwd als een zelfstandige instelling, vallende onder art. 2 der armenwet. Het voorstel van den heer de Groot heeft sprekers instemming. De Voorzitter wijst er op, dat B. en W. de zienswijze van den heer van der Feen steeds hebben bestreden. De heer van der Feen beroept zich op de handelingen van den Ij aad van de vergadering in April De heer de W i t herinnert er aan, dat juist B. en W. destijds reeds bij de naamsverandering op het standpunt stonden, dat het een gemeentelijke inrich ting is vallende onder lett. a art. 2 der armenwet. De heer Boelmans Ter Spill meent dat de heer Van der Feen van gedachte is veranderd, waar hij thans den vader en moeder, portier en portier ster zou willen brengen onder de gemeente-ambtenaren, waar de hèer van er Feen vroeger tegen was. De heer Van der Feen merkt hierbij op, dat hij ook van oordeel is, dat door een speciale wets- uitlegging, die niet volkomen juist is, het mogelijk is de beambten in het pensioenfonds op te nemen. Dit acht hij wenschelijk maar overigens blijft hij van gevoelen dat het ziekenhuis is een zelfstandige inrichting. De heer Boelmans ter Spill is dit laatste in zeker opzicht eens, verder gelooft spr., dat het niet noodig is het voorstel nog eerst weer naar de pensioen-commissie te zenden. Dit voorstel van B. en W. kan gerust worden aan genomen. De heer van der Feen de Lille acht een nadere wijziging noodzakelijk en wel deze: om inplaats van art. 16 te lezen artikel 15. De heer de Groot wijzigt zijn voorstel zoodanig, dat het voorstel aan B. en W. zal worden teruggezon den tot nader overleg met de penaioencommissie en re genten. De heer G 1 i n d e r m a n ondersteunt het voor stel van de heer de Groot. Dc Voorzitter meent, dat thans eerst moet wor den uitgemaakt, dat het Ziekenhuis is een gemeente lijke instelling'. De heer Dorbeck acht dit niet noodig, dat is uitgemaakt. Daarna ontstaat nog- eenige discussie over het in houden van de kortingen op de salarissen der beambten in verband met een schrijven van regenten. De Voorzitter meent ten slotte, dat ook met het oog hierop, dat regenten meenen, dat de salarissen te laag zijn, het wenschelijk is, dat uitgemaakt wordt, dat het stadsziekenhuis is een gemeentelijke instel ling'. Door de heer de Groot wordt opgemei'kt, dat er voor hem nog een voorstel is. De heer Boel mans ter Spill meent, dat de heer de Groot tevreden kan zijn als B. en W. nader overleg zullen plegen, omtrent de belangen van bin nenvader en moeder, portier en portierster. Ten slotte stelt de heer van der Feen een soort van motie voor, waarin de wenschelijkheid wordt betoogd dat B. en W. aan liet schriftelijk besluit laten vooraf gaan een breedvoerige uiteenzetting van de verhou ding tusschen ziekenhuis en gemeente. Daarna wordt het voorstel van B. en W. zonder hoof delijkc stemming aangenomen. De Raad der gemeente Alkmaar, gelet op de artt, 232, 240 en 247 der Gemeentewet. In verband met de Wet van 15 Juli 1907 stellen Burgemeester en Wet houders voor: vast te stellen een verorde ning' op liet heffen van opcenten op de hoofdsom der personeele belasting-, en daarin te bepalen dat met in gang van 1 Januari 1908 ten behoeve der gemeente Alkmaar worden geheven op de hoofdsom der perso neele belasting: a. voor zoover betreft het gedeelte der gemeente tot de 4e klasse behoorende en aangewezen als Alk maar (stad) op de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huur waarde bedraagt: niet meer dan 175, 50 opc., meer dan 175 en niet meer dan 262.50, 62 opc., meer dan -262.50 en niet meer dan 350, 74 opc., meer dan 350, 86 opc.; b. voor zoover betreft liet gedeelte der gemeente tot de 7e klasse behoorende, en aangewezen als Alkmaar (overige deel) op de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde bedraagt: niet meer dan 100, 50 opc., meer dan 100 en niet meer dan 150, 62 opc., meer dan 150 en niet meer dan 200, 74 opc., meer dan 200, 86 opc. Op de aanslagen van hen, die niet naar den grond slag huurwaarde worden aangeslagen, worden 86 op centen geheven. Conform besloten. B. en W. stellen voor aan den Raad van beheer der Alkmaarsche Exploitatie-Maatschappij, als beschikking op zijn adres d.d. 2 Dec. 1. 1. te berichten, dat het over bruggen van de Kennemersingelgracht tegenover zijn bouwterrein voorshands oimoodig voorkomt en dat mitsdien zijn verzoek om voor zijne rekening ter plaatse een loopbrug' te mogen maken, wordt van de hand ge wezen. Bij dit punt komt in behandeling het ingekomen voorstel van de heeren van den Bosch, van Buijsen en Dorbeck en het nader adres van de exploitatie-Maat schappij. Het voorstel van den heer van Buijsen es. luidt: Aan de Maatschappij toe te staan een loopbrug te laten maken en deze over te dragen aan de gemeente, zonder verbintenis, dat er later een rijbrug zal moeten komen terzelfder plaatse. De heer van B u ij s e n dit voorstel toelichten de, meent, dat het niet gewenscht is het verzoek te weigeren. Hij wil echter de reserve voor de gemeente maken, dat die brug niet wordt de voorlooper van een rijbrug op die plaats, en dat is de hoofdzaak van het voorstel. De gemeente moet in deze geheel vrij blij ven. Op deze wijze komt men adressante ,die zich reeds vele offers getroost tegemoet en bindt de ge meente tot niets. Wat de bewering betreft, dat deze brug den singel niet verfraaien zal, spr. ge looft niet dat dit bezwaar zoo overwegend is. Ook wat B. en W. zeggen over den afstand, onderschrijft spr. niet geheel. De Voorzitter meent, dat uit de beschouwin gen geheel moet worden weggelaten, het motief, dat de maatschappij zich zoovele offers getroost voor dit ter rein. De heer van Buijsen meent toch, dat men waardeeren moet, dat de vereeniging het terrein in exploitatie brengt. De V oorzitter wijst er ook nog op, dat als men deze vraag toestaat, men dit ook zou moeten ver gunnen aan de bewoners der Stuartstraat, als die een brug' over den singel vroegen. De heer Uitenbosch betoogt, dat de brug niet alleen in bet belang' van de exploitanten is, maar ook van groot belang voor de vele wêkrlieden. De heer de Wit motiveert zijn stem voor het voorstel van den heer van Buijsen, omdat daardoor de gemeente aan niets gebonden wordt. De plaats van een rijbrug' acht spr. daar geheel verkeerd. De heer de Groot is het met den heer de Wit eens; hij wijst er echter op, dat de brug naar genoe gen van B. en W. moet zijn. De heer Melchers vraagt, of het niet mogelijk is die brug noordelijker te maken, om daardoor ook de belangen van andere bewoners te dienen. De V* oorzitter acht dit niet in het belang van exploitanten. De heer Boelmans ter Spill wijst er op, dat in het voorstel van B. en W. gezegd wordt, dat voorhands nog- niet noodig wordt geacht die brug' te maken. B. en W. zijn dus niet zoo streng als men meent. Voorts zegt hij, dat hij met het voorstel van Buijsen kan meegaan, als daarin niet alleen van een rijbrug, maar ook van een voetbrug wordt gesproken. Do heer van B u ij s e n betoogt, dat dat ook de bedoeling is van de voorstellers. De gemeente moet bet recht hebben deze brug weg te nemen, als zij liet maken van een andere noodig acht. Dp V oorzitter zegt nog, dat in het nadere schrijven van adressant gesproken wordt over de brug van Reynecom, doch dat is wat anders, die brug is het eigendom van Reijnecom, die de brug ook onderhoudt. De heer van der Feen zegt ook liet met den heer van Buijsen eens te zijn. De Voorzitter wijst er nog op, dat deze brug nog- al lang zal worden, en de gemeente nog al veel aan onderhoud zal kosten. Dat de gemeente de brug in eigendom krijgt is van weinig waarde, als ze later toch moet worden afgebroken. De heer van der Feen de Lille zou lie ver zien, dat de brug door de maatschappij wordt on derhouden. De heer van B u ij s e n betoogt, dat het wensche lijk is, dat de gemeente de brug in eigendom overneemt, dat die brug weggeruimd wordt als een andere brug door de gemeente wordt gebouwd en dat die brug goed onderhouden wordt. De Voorzitter vraagt of de heer van Buijsen de laatste bijvoeging van zijn voorstel dan zoo zwak acht. De heer van B u ij s e n zet nog eens uiteen, waarom bij liet noodig acht, dat de gemeente de brug in eigendom neemt. De heer Dorbeck verklaart zich voor het voor stel van van Buijsen, zooals dat door den heer van der Feen is geamendeerd. Het geamendeerde voorstel wordt daarop in stem ming gebracht en aangenomen met 11 tegen 3 stem men'. Tegen de heeren: van Buijsen, Boelmans ter Spill en de Wit. B. en W. stellen voor de plaats voor een bioscoop inrichting ter kermis van de jaren 1909, 1910 en 1911 onderhands af te staan aan den heer H. Ltommerson te Amsterdam, voor 800 's jaars. Ka een enkele opmerking van den heer Melen- b r i n k waarbij bij vraagt of er slechts één zoo'n tent komt en de voorzitter daarop toestemmend heeft geant woord, wordt conform het voorstel besloten. lo. verdeeling van den Raad in afdeelingen voor 1908, ter voldoening- aan het bepaalde bij art. 38 van liet Reglement van orde; Tot verdeeling in secties wordt bij loting overgegaan. Tot de eerste sectie (voorzitter de burgemeester) be lmoren de heeren: Melchers, Vonk, -Glinderman, Lui- ting, Ibink, Meléiibrink. Tot de tweede sectie (voorzitter de heer de Wit) de heeren Dorbeck, de Lange, van der Feen de Lille, van den Bosch en Zaadnoordijk. Tot de derde sectie (voorzitter de heer Boelmans ter Spill) de heeren Uitenbosch, Wanna, Fortuin, de Groot- en van Buijsen. 2o. benoeming voor 1908 van: vier leden der com missie voor het ontwerpen van verordeningen tegen welker overtreding straf is bedreigd. Herbenoemd de heeren: N. Glinderman, Mr. A. Dor beck, Mr. B. van der Feen de Lille, H. J. Vonk. 3o. Vijf leden, waarvan een t.ot Voorzitter, der com missie tot de belastingzaken enz. Herbenoemd de heeren J. de Lange C. Jz., Voorzit ter, Mr. LI. Boelmans ter Spill, H. J. F. Wanna, H. J. Vonk, N. Glinderman. 4o. Drie leden der commissie van bijstand in betrek king tot het beheer en onderhoud der plaatselijke wer ken en eigendommen. Herbenoemd de heeren: G. de Groot Jz., II. J. Vonk, M. Uitenbosch. Tot voorzitter voor het jaar 1908 is door Burgemees ter en wethouders aangewezen de Burgemeester. 5o. Drie leden der commissie van bijstand in be trekking tot liet beheer en onderhoud van de wandelwe gen, enz. Herbenoemd de heeren: G. T. M. van den Bosch, G. de Groot Jz., H. Glinderman. Tot voorzitter voor het jaar 1908 is door burgemees ter en wethouders aangewezen de heer Mr. II. Boel mans ter Spill, wethouder. 6o. Twee leden der commissie van bijstand voor de gemeentelijke gasfabriek. Herbenoemd de heeren: J. de Lange C. Jz., C. van Buijsen. Tot voorzitter voor het jaar 1908 is door burgemees ter en wethouders aangewezen de Burgemeester. 7o. Drie leden der commissie van bijstand voor het gemeente-slachthuis. Herbenoemd de heeren: -H. J. Vonk, D. A. Luiting, H. Glinderman. Tot voorzitter voor hot jaar 1908 is door burgemees ter en wethouders aangewezen de heer Jan de Wit Dz., wethouder. 7a. Drie leden van de commissie voor het gemeen telijk pensioenfonds. Herbenoemd de heeren: K. Glinderman, J. de Lan ge O. Jz. en O. van Buijsen. 8o. Een lid der commissie van toezicht op het ste delijk museum, tot 1 Januari 1911, wegens periodieke aftreding als zoodanig van den heer C. W. Bruinvis. Herbenoemd do lieer G. W. Bruinvis. 9o. Een lid van het burgerlijk armbestuur, tot ulti mo December 1911, wegens periodieke aftreding van den heer P. de Lange P. Bz. Herbenoemd de lieer P. de Lange P. Bz. lOo. Een regent van liet burgerweeshuis, wegens pe riodieke aftreding als zoodanig van den heer Mr. W. F. A. Verhoef f Herbenoemd de lieer Mr. W. F. A. Verhoef f. llo. Een regent van het stads-ziekenhuis, wegens periodieke aftreding als zoodanig van den heer W. IL. T. Helling. Herbenoemd de heer W. LI. J. Helling. 12o. Een lid der commissie van toezicht over liet tedelijk muziekkorps, wegens periodieke aftreding als zoodanig van den heer J. II. Oushoorn. Herbenoemd de beer J. II. Oushoorn. 13o. Een lid der commissie van toezicht op het la ger onderwijs, wegens periodieke aftreding als zooda nig van den heer Dr. D. M. Kooij. Herbenoemd de heer Dr. D. M. Kooij.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 1