DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. No. 301 Honderd en negende jaargang 1907. ZATERDAG 21 DECEMBER. Uit den Raad. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. mm Tweede Kamer, ALKMA Riavi Na ©en lange, maar geenszins breede discussie heeft de Raad Woensdag besloten de behandeling van de gynmastiekschool-kwestie nog eens weer uit te stellen, onder uitnoodiging aan B. en W. om in overleg te tre den met den nieuwen directeur der R. H. B. school. In de nummers van 22 Juni, 1 en 5 October hebben wij deze kwestie besproken en het lust ons niet op het jong ste debat in te gaan. Hoe het mogelijk is dat de Raad met uitzondering van de beide Wethouders en de hee- ren Melchers en Uitenbosch (typische combinatie!) zich heeft laten verlokken tot het aannemen van zoo'n houding is ons een raadsel. Er zou haast aanleiding zijn te gelooven, dat het noodlot, ook hier weer, zooals schijnbaar herhaaldelijk in deze kwestie, den Raad par ten heeft gespeeld. Men stelle zich nog eens eventjes den loop, dien deze zaak heeft genomen voor: er is een correspondentie gevoerd tussehen den Minister en het college van B. en W., als gevolg hiervan is er een voor stel gekomen van B. en W. tot het bouwen van een nieuwe gymnastiekschool, waardoor het gymnastieklo kaal der R. H. B. school uitsluitend ten gebruike van de leerlingen der school beschikbaar wordt gesteld; de Raad houdt dit voorstel slepend; inmiddels overlijdt de directeur der school, de man die het initiatief nam; er wordt een opvolger benoemd en nu vindt de Raad hierin aanleiding te zeggen: ziezoo, nu laten wij den Haag links liggen en zullen trachten met den nieuwen directeur het zaakje op te knappen. Is dat een houding? Wij hopen dat de nieuwe directeur als zijn voor ganger een man is, dat hij het college van B. en W., wanneer het uitvoering aan het raadsbesluit tracht te geven, onmiddellijk zal verwijzen naar den Minister. De kwestie is immers in haar tegenwoordig stadium een kwestie tussehen Rijk en Gemeente. Zij gaat over het- hoofd van den directeur der school heen. Vermoedelijk zullen dus B. en W. over ©enigen tijd opnieuw met hetzelfde voorstel komen en wellicht vindt de Raad wel weer een nieuwe reden voor uitstel. Vóór Maart komt men waarschijnlijk niet tot een beslissing. Dan zal het twee jaar geleden zijn dat de Minister zijn eerste schrijven zond, waarin hij om een spoedig ant woord verzocht! De Raad heeft besloten een proef te nemen met het maken van een stenografisch verslag'. Of liever: van, een analytisch verslag naar stenografische aanteeke- ningen. Dit belooft een verbetering. Wij hebben nooit begrepen, waaraan het tegenwoordige Verslag de waarde zou kun nen ontleenen, welke er blijkbaar aan gehecht wordt. Het wordt van gemeentewege opgemaakt en uitgege ven maar dat geeft natuurlijk geen waarborgen. Het wordt opgemaakt door een ambtenaar van de secre tarie maar evenmin als een journalist de werkzaam heden van zulk een ambtenaar zonder voorbereiding kan verrichten, evenmin kan de laatste zonder verslag geversroutine een goed verslag maken. Een verslag gever om een paar eigenschappen op te noemen moet een scherp gehoor hebben, oplettend zijn, vlug heid van begrip bezitten, goed kunnen weergeven, hij moet den inhoud der uitgesproken gedachten in een goeden vorm kunnen brengen, daarbij zooveel mogelijk gebruik makend van de gebezigde woorden. Deze eigen schappen kan men niet eischen van een jeugdig secre tarie-ambtenaar dien men zonder eenige verslaggevers- ervaring op een goeden dag achter het groene tafeltje zet. En heel veel verder komt men niet als men een ambtenaar ter secretarie stenografie laat leeren wat trouwens ook al niet zoo gemakkelijk is als sommige lieeren schijnen te meenen: stenografische teekens kan men al heel gauw maken, maar men heeft een langen oefeningstijd noodig alvorens men zonder bovenmatige inspanning stenografeert. Ook is een goed stenograaf ook alweer niet altijd een goed verslaggever. Verschil lende grootere gemeenten laten hun officiëele versla gen vervaardigen door journalisten, niet door stenogra fen, en uit den mond van een veelsprekend Kamerlid - raadslid hebben wij de verklaring gehoord, dat er in de proeven van het niet-stenografisch opgemaakt raadsverslag altijd veel minder correctie behoefde te worden aangebracht dan in de Katnerstenogrammen. Stelt men werkelijk prijs op een goed verslag, dan zou het o. i. aanbeveling verdienen eens een voorloopi- ge proef te nemen, indien dit mogelijk is, met een ste nograaf en met een journalist. Deze vraag lijkt ons van heel wat meer gewicht, dan die, waar de verslag gever moet zitten. Trouwens, achter den voorzitter is natuurlijk zijn plaats zet men hem in het midden, dan zal er door verschillende leden geklaagd worden, dat zij den voorzitter niet kunnen zien. IV ellicht kunnen er bij deze regeling ook maatregelen genomen worden om het verslag wat vroeger te doen verschijnen, ofschoon het ook al weer een overdreven eisch is, te vergen, dat het verslag den volgenden dag gereed zou zijn. Een groot voordeel van het spoediger verschijnen is, dat de raadsleden gauwer tet het verbe teren van eventueele fouten zullen overgaan het geen ons meer aanbevelenswaardig schijnt dan dat de raadsleden de proef voor het afdrukken corrigeeren. Een ingewikkelde niet zeer duidelijke discussie ont stond over de voordracht betreffende de verhouding tussehen het stadsziekenhuis en de gemeente. Eenig houvast kreeg men door .de voorlezing van een brief, dien het college van regenten* had geschreven aan den Raad, waarin zij de bescherming v. d. Raad inriepen tegen het college van B. en W. De regenten hadden eenigen tijd geleden een uittreksel ontvangen uit het register der notulen van B. en W., waar in werd ver zocht, in afwachting van de uitspraak van den Raad omtrent de vraag of de onder hun bestuur staande in stelling een gemeenteinstelling is, van de jaarwedden van den binnenvader en -moeder en den ziekenhuisva- der portier de korting wegens pensioenbijdragen te willen inhouden en aan den gemeente-ontvanger te wil len verantwoorden. De regenten meenden evenwel dat zij bij inwilliging van het verzoek zouden vooruitloopen op de beslissing van den Raad over bovenbedoelde vraag. Het college van B. en W. bracht schriftelijk zijn verwondering over dit schrijven aan regenten over en betoogde, dat door inwilliging van het verzoek slechts uitvoering werd gegeven aan de doorden Raad vastgestelde verordeningen, regelende het verleenen van pensioen aan gemeente-ambtenaren en aan hen, die voor de toepassing dier verordeningen als ambtenaren der gemeente worden beschouwd. Mochten regenten weigerachtig blijven, dan zou het college van B. en W. verplicht zijn het bedrag der bedoelde kortingen af «te houden van het aan de administratie van liet zieken huis toegekende subsidie. Overtuigd van hun goed recht, meenden de regenten hun standpunt te moeten handhaven en niet voor en aleer de bekende kwestie zal zijn opgelost, de gevraagde inhouding te kunnen doen. Zij wendden zich tot den Raad, teneinde te voor komen dat het college van B. en W. zijn voornemen ten uitvoer bracht. Zij maakten „bescheiden" nog de op merking, dat waar de Raad de subsidie reeds had toe gekend en Ged. Staten hun goedkeuring daaraan had den gehecht, de inhouding op de subsidie niet kan plaats hebben omdat daardoor een uitbetaling zou ge schieden welke geen verband houdt met de op de be grooting gestelde posten. En mocht de Raad het ge voelen van het college van B. en W. deelen, dan meen den regenten, dat het niet aangaat op het salaris van den binnenvader en binnenmoeder 36.85 en op dat van den portier 32 's jaars in te houden, zoolang, de salarissen van deze beambten geen verhooging hebben ondergaan. Het ligt toch voor de hand, schreven de regenten, dat salarissen van 250 en 200, zij hét dan oök buiten vrije woning en voeding, ontoereikend moeten worden beschouwd om pensioensbijdrage tot de gemelde bedragen te wettigen. Blijkbaar was hier een misverstand in het spel. Im mers er was reeds te voren vastgesteld, dat het zieken huis is een gemeente-instelling, hetgeen natuurlijk niet wil zeggen, dat het een instelling is, toebehoorende aan de gemeente. En de raad heeft thans dan ook beslist dat de bovenbedoelde ziekenhuis-beambten gemeente- beambten zijn en als zoodanig zullen moeten bijdragen in het pensioenfonds. Bij deze beslissing zullen de re genten zich zeker thans wel neerleggen en niet de be slissing van de rechterlijke macht inroepen. Een niet onvermakelijke lapsus was door den heer de Groot opgemerkt. Immers volgens de thans gelden de regeling zou als de moeder stierf de vader den vol genden dag öf moeten hertrouwen öf ontslagen worden. Natuurlijk zal in deze leemte worden voorzien. Tot toelichting van de wijziging der verordening tot heffing van opcenten op de personeele belasting diene het volgende. Deze wijziging houdt verband met de wet van 15 Ju li 1907, waarbij een nieuwe indeeling der gemeenten in klassen is tot stand gekomen, en waardoor de hoofd som der personeele belasting in deze gemeente met on geveer 4000 zal verminderen. Daar het gemiddeld.- percentage opcenten bij de tegenwoordige regeling 65 bedraagt, zou hierdoor 2600 minder in de gemeente kas vloeien. Perceelen met een huurwaarde van hoog stens 87.50^ zijn thans vrijgesteld, terwijl dit bedrag vroeger was 75. Dientengevolge mogen perceelen met een huurwaarde van 2 maal 87.50 met ten hoogste 50 opcenten worden belast. Zou de opbrengst gelijk zijn, dan dienden van de perceelen met hooger jiuurwaard meer opcenten te worden geheven. In plaats van met 10 zooals vroeger, gaat de stijging thans met 12. Er heeft dus een kleine verschuiving plaats. Wie vroeger voor huurwaarde 18 gulden had te betalen, moest 70 op centen in de gemeentekas storten, volgens de nieuwe verordening 74, derhalve 72 cents meer, zoodat het ver schil tussehen „voorheen en thans" slechts klein is. De raad van beheer v^u de Alkmaarsche Exploitatie maatschappij liad zich bij adres van 2 December tot den Raad gewend, met het verzoek, te willen goedkeuren cn toestaan dat door deze maatschappij een voetbrug wordt gebouwd over den Singel, ter verbetering van den toe gang voor voetgangers naar haar bouwterrein. Neen, zeiden B. en W. in hun voordracht aan den Raad, die toestemming moet ge niet verleenen. Wij vinden een brug daar ter plaatse „vooralsnog geheel onnoodig- en overigens niet aanbevelenswaardig." De Vrouwestraat ligt dicht bij de Heilooërbrug, slechts, enkele minuten zal die voetbrug, die „wellicht" ook niet zal bijdragen tot verfraaiing der omgeving, doen uitwinnen. En als er een brug moet zijn, dan moet die komen ter hoogte van de Lamorale sluis, terwijl wanneer men thans het verzoek inwilligt, men latei- voor een rijbrug „min of meer" aan dezelfde plaats ge bonden is. De raad van beheer wendde zich echter nogmaals tot den Raad en zei: Hoort eens heeren, weetgenogweldat ge in 1897 en ge kunt het vinden in bijlage no. 39 van de handelingen van dat jaar hebt besloten tot overbrugging van de Nieuwlander Singelgracht tegen over de Zilvergracht. De praktijk heeft geleefd, dat de raad destijds goed heeft gezien. Welnu, de afstand IvneppelbrugHeilooërbrug is niet grooter dan de af stand van onze gevraagde loopbrug tot de Heilooër brug., Waarom moeten dan de toekomstige bewoners van ons toekomstig park verscheiden malen per dag een onaangenamen en tijdroovenden omweg maken? B. en W .spreken over de verfraaiing, maar onze ontwor pen rustieke brug zal juist veel bijdragen tot de ver hooging van de schoonheid van het groote breede wa ter. De Vrouwestraat ligt nagenoeg recht tegenover het park in kwestie, evenals de Zilverstraat, die vol strekt niet breeder is, tegenover de straten van Rey- necom. Daarenboven verschaft de ontworpen brug ook een rechtstr^eksche verbinding met de Heul. En wat een grootere brug betreft, wel tot het leggen daartoe is de gemeente ten allen tijde bevoegd. Wij vragen slechts vergunning voor het maken, ge"heel voor eigen reke ning van een voetbrug en welk gemeentebelang zich daartegen zou verzetten, is ons uit het advies van B. en W. niet duidelijk geworden. De heeren van Buijsen, Dor beck en van den Bosch waren het voor de raadszitting met deze redeneering grootendeels eens. Laten wij aldus beredeneerden zijlaten wij die maatschappij vergunning leenen daar een loopbrug te maken voor hare rekening, mits zij deze in eigendom overdraagt aan ons, gemeente, en mits men nooit of te nimmer aan deze vergunning het recht ontleene te eischen, dat een vaste rij- en voet brug, zoo deze in de toekomst noodzakelijk mocht zijn, terzelfde plaatse zal moeten komen. Neen, zei in den Raad de heer van der Eeen de Lille wij, gemeente, moeten niet zoover over de brug komen: wij moeten het verzoek inwilligen, doch die brug het eigendom laten van de maatschappij, welke voor het onderhoud zorg te dragen heeft. En aldus is besloten. M. a. w. men heeft met behulp van een amendement op een voorstel naar aanleiding van een afwijzend prae- advies (met welk voorstel de wethouders zich intus- sclien wel bleken te kunnen vereenigen) precies het zelfde, niets meer en niets minder, toegestaan als de Maatschappij vroeg. Volgens dezelfde methode wan delende van het land van Holtz naar de Vrouwestraat zou men de brug van Reynecom moeten nemen. Op den langen omweg heeft de Raad evenwel een der hoofdzaken vergeten:*het maken van voldoende voor waarden. Wanneer de brug er een jaar heeft gelegen en de maatschappij ziet kans haar op voordeelige wijze van de hand te doen, dan is er niemand die kan belet ten dat de brug wordt opgebroken. Hadden B. en W. gedacht aan de mogelijkheid dat het verzoek werd ingewilligd zonder, dat daarop ook voor de toekomst een beslissing genomen was, dan waren ze met een gunstig prae-advies gekomen en on getwijfeld ook met een beter geformuleerd besluit dan de Raad thans heeft genomen. Intusschen wenschen wij nog eens met nadruk en met vreugde tevens te constateeren dat men zoowel in het college van B. en W. als in den Raad sterk ge porteerd is voor het leggen van een rijbrug indien deze noodzakelijk blijkt vóór de Scheteldoekshaven. Zoo bestaat dus gelukkig in de toekomst nog de moge lijkheid van een goeden, ruimen verbindingsweg tus sehen de oude stad en het nieuwe kwartier. En mocht het dan later blijken, dat de Laat niet voor hoofdver keersweg geschikt is, welnu, dan is er nog een ander plan, dat een welwillend stadgenoot ons indertijd heeft gezonden. Hij ontwierp een sierlijk gebogen straat, van de Langestraat door het plantsoen langs de Groote Kerk door de Bagijnenstraat naar de Scheteldoeksha ven. Voor verwezenlijking van dit plan zou men slechts 6 a 7 woningen in de Bagijnenstraat moeten sloopen en een strook van de Lindengracht moeten dempen, ter wijl het aanbeveling zou verdienen de Koorstraat te genover de kerk iets te verbroeden. Men heeft ruim schoots den tijd dit plan rijpelijk in overweging te ne men, en de mogelijkheid van uitvoering na te gaan, maar het leek ons niet ondienstig thans, nu het uitbrei dingsplan nog niet is vastgesteld, reeds melding ervan te maken, terwijl wij gaarne de teekening ter inzage willen geven. Er is ten slotte ongeveer een half uur gestemd. Na tuurlijk werden allo aftredenen herkozen met groote meerderheid van stemmen. Opmerkiffg verdient het dat de heer Fortuin, wiens naam bij het oplezen der stembriefjes in verschillende stemmingen werd ge noemd, bij de verkiezing voor een lid der commissie van toezicht op het Lager onderwijs drie stemmen ver kreeg. Ook zij het ons vergund nogmaals de aandacht te vestigen op de wenschelijkheicT van het breken met de gewoonte, voor iedere stemming afzonderlijke briefjes te verlangen. Met dit stelsel wordt de tijd verknoeid en komt men tot dwaze vergissingen; zoo kreeg de heer Bruinvis een stem voor de raad scommissie voor het gemeentelijk pensioenfonds en de heer Helling, die voorgedragen was als regent van het stadsziekenhuis, een bij de benoeming van een regent van het burger weeshuis. Wij herinneren ons dat in een anderen ge meenteraad, op een dag, waarop er vele benoemingen plaats hadden, ér op een heer gestemd werd, toen er een onderwijzeres moest worden benoemd. Daar heeft men dit stelsel vervangen door een ander, daar hebben alle benoemingen plaats op één lijst. Hoe lang moet het nog duren, voordat die betere methode hier wordt in gevoerd Na de laatste zitting van 1907 is het zeker niet over bodig op te merken, dat er dit jaar 20 raadsvergaderin gen hebben plaats gehad, tegen 14 a 15 in andere jaren en dat het aantal „bijlagen" bijna 00 meer bedraagt dan in vorige jaargangen. Bij de behandeling van het hoofdstuk Oorlog liet de heer V an Karnebeek (oud-lib. Utrecht) eene bespreking van de vraagstukken blijvend gedeelte en hoogere-bevel voering rusten tot bij de behandeling van de afzonderlijke wetsontwerpen. Thans besprak hij eenige bepaalde puntenin de eerste plaats de Raad van Defensie. De instelling daarvan zou z. i. van be lang zijn om zekerheid te verkrijgen in onze leger- organisatie en om continuïteit en stabiliteit te krijgen in ons legerbeheer. Spreker had bezwaar tegen het denkbeeld om in zake leger-organisatie in te stellen eene Staats-Commissie, hetgeen zou uitloopen op wet telijke vastlegging; en dit zou öf een band scheppen, te knellend voor eene goede ontwikkeling der leger- organisatie, öf een band zóó slap dat zij niets zou beteekenen. Spreker ging voorts na de bezwaren tegen het denk beeld der instelling van een Raad van Defensie aan gevoerd. Hij ontkende dat de instelling van een der- gelijken Raad in strijd zou komen met 's Ministers verantwoordelijkheien tevens op versteening zou uitloopen. Tegenover deze bezwaren wees spreker op voorbeelden als: De Engelsche vloot en het Zwit- sersche leger. Een tweede punt was de aangekondigde herziening van de Militiewet. Spreker hoopte, dat deze ons zou brengen tot uitbreiding van het contingent. Mr. Heemskerk (anti-rev. Sliedrecht) verklaarde zich ernstig bezorgd over het Regeeringsbeleid in zake legertoestanden. Dit moet vastheid en duurzaamheid hebben, niet heen en weer geslingerd worden door particuliere golven en niet verstoord worden door allerlei individueel© inzichten. In zake het blijvend gedeelte heeft de Minister grillige bewegingen ge maakt. In strijd met de basis van zijn optreden heeft de Minister eenvoudig gedaan, alsof het blijvend ge deelte was ingepakt. Spreker, die geen bewonderaar is van het blijvend gedeelte oordeelde dat de oplossing van dat vraagstuk gevonden moet worden door wijziging der militiewet, dan zou men kunnen komen tot gelijken diensttijd voor allen, wellicht met groepsgewijze opkomst onder de wapenen. Maar zoodoende zou men altijd over vol doende manschappen kunnen beschikken. Besprekende den geest in het leger herinnerde spreker aan de zonderlinge verdwijning van het vaan del van het vierde regiment infanterie. Uitvoerig be toogde spreker, dat uit 's Ministers geheele beleid blijkt een wilde, onsystematische wijze van doen en zooals bijv. in zake de hoogere bevelvoering een vooruit loopen op de beslissing der Staten-Generaal. Een ge zonde hervormingsgedachte zit nergens voor bij de kruimelachtige wijzigingen door den Minister aange bracht. Uit alles blijkt, dat meerdere stabiliteit noodig is. De instelling eener enquête-commissie deugt hier voor echter niet. Beter is de instelling van een raad van verdediging, welks bevoegdheden bij de wet zijn geregeld. Zoodoende zal ook de slechte invloed van de politiek tot de kleinste proportion worden terug gebracht. Aan het slot zijner rede verklaarde spreker, dat hij geen vertrouwen in het beleid van den Minister kan stellen. De heer T y d e m a n (oud-lib. Tiel) maakte uit de Memorie van Antwoord op, dat de Minister van een volksleger niet wil weten. Volgens spreker staat deze Minister in dit opzicht op hetzelfde standpunt van de Ministers Bergansius en Staal, die ook geen van beiden inbreuk wilden maken op de hoofdlijnen van het stelsel van legervorming zooals dit in de wet van 1901 is vastgelegd. Spreker deelt het standpunt van den Minister, want het vraagstuk betreffende de levende strijdkrachten heeft in de eerste plaats behoefte aan rust. Men moest zich eerst goed inleven in de overgangstijdperken de rust die spreker bedoelt, beteekent echter nietblijven zitten met de armen over elkander om werkeloos toe te kijken. Spreker betreurde het, dat in des ministers beleid onvastheid valt te constateeren en hij wees alle her vormingen af, totdat allereerst het kadervraagstuk goed onder de oogen genomen of tot oplossing is gebracht. Men moet eerst beschikken over een kader, voldoende in aantal en gehalte, alvorens aan uitbrei ding van het contingent valt te denken. Het gehalte van het tegenwoordig kader laat veel te wenschen over. Het voldoet niet in vredestijd en levert voor oorlogstijd geen waarborg op. Daarom moet men overgaan tot invoering \un kaderplicht. Door een rationeel capitulanten-stelsel moet het verloop van het beroepskader worden tegengegaan- Wil de Minister de viermaanders behouden, dan moeten de vóóroefe ningen verbeterd worden anders moet men de vier maanders afschaffen. Spreker's conclusie was, dat er niet in de eerste plaats moet komen' le gerhervorming, maar gebreken moeten worden weggenomen door wijziging der Mili tiewet, een wijziging, welke spreker vreesde, dat niet meer te verwachten is van dezen Minister, aangezien bij hem nog zoo weinig plannen tot rijpheid zijn ge komen. De heer Troelstra (soc. dem. Amsterdam III) constateerde dat het oordeel in 1901 van den chef van den generalen staf, dat het leger voor zijn taak niet voldoet, thans door vele deskundigen als de heeren Thomson, van Vlijmen, Duymaer van Twiet in veel krasser termen wordt onderschreven. Zij spreken er van, dat het leger in verval is, dat het niet slag vaardig is, dat millioenen worden weggeworpen. Nu gaat het toch niet aan door dien slechten toestand de sociaal-democraten tot zondebok te maken. Spreker betoogde, dat aan den militairen minister onder dit kabinet grooter eischen zijn te stellen dan aan de militaire ministers onder het vorig kabinet, want het tegenwoordig kabinet is voortgekomen uit de partijen, die bij de stembus in 1905 beloften heb ben gedaan. Indien de Regeering haar beloften inzake het volksleger, bezuiniging enz. niet kan voldoen, dan moet zij daar niet blijveu zitten, maar heengaan. Spreker critiseerde het ook, dat de ministers van Oorlog niet direct met een plan zijn gekomen, maar een vierjarige periode daarvoor noodig hebben. Spre kers grief richtte zich echter tegen de kabinetsforma-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 1