DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
No. 301
Honderd en negende jaargang
1907.
ZATERDAG
21 DECEMBER.
Uit den Raad.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
mm
Tweede Kamer,
ALKMA
Riavi
Na ©en lange, maar geenszins breede discussie heeft
de Raad Woensdag besloten de behandeling van de
gynmastiekschool-kwestie nog eens weer uit te stellen,
onder uitnoodiging aan B. en W. om in overleg te tre
den met den nieuwen directeur der R. H. B. school.
In de nummers van 22 Juni, 1 en 5 October hebben wij
deze kwestie besproken en het lust ons niet op het jong
ste debat in te gaan. Hoe het mogelijk is dat de Raad
met uitzondering van de beide Wethouders en de hee-
ren Melchers en Uitenbosch (typische combinatie!)
zich heeft laten verlokken tot het aannemen van zoo'n
houding is ons een raadsel. Er zou haast aanleiding
zijn te gelooven, dat het noodlot, ook hier weer, zooals
schijnbaar herhaaldelijk in deze kwestie, den Raad par
ten heeft gespeeld. Men stelle zich nog eens eventjes
den loop, dien deze zaak heeft genomen voor: er is een
correspondentie gevoerd tussehen den Minister en het
college van B. en W., als gevolg hiervan is er een voor
stel gekomen van B. en W. tot het bouwen van een
nieuwe gymnastiekschool, waardoor het gymnastieklo
kaal der R. H. B. school uitsluitend ten gebruike van
de leerlingen der school beschikbaar wordt gesteld; de
Raad houdt dit voorstel slepend; inmiddels overlijdt
de directeur der school, de man die het initiatief nam;
er wordt een opvolger benoemd en nu vindt de Raad
hierin aanleiding te zeggen: ziezoo, nu laten wij den
Haag links liggen en zullen trachten met den nieuwen
directeur het zaakje op te knappen.
Is dat een houding?
Wij hopen dat de nieuwe directeur als zijn voor
ganger een man is, dat hij het college van B. en
W., wanneer het uitvoering aan het raadsbesluit tracht
te geven, onmiddellijk zal verwijzen naar den Minister.
De kwestie is immers in haar tegenwoordig stadium
een kwestie tussehen Rijk en Gemeente. Zij gaat over
het- hoofd van den directeur der school heen.
Vermoedelijk zullen dus B. en W. over ©enigen tijd
opnieuw met hetzelfde voorstel komen en wellicht vindt
de Raad wel weer een nieuwe reden voor uitstel. Vóór
Maart komt men waarschijnlijk niet tot een beslissing.
Dan zal het twee jaar geleden zijn dat de Minister zijn
eerste schrijven zond, waarin hij om een spoedig ant
woord verzocht!
De Raad heeft besloten een proef te nemen met het
maken van een stenografisch verslag'. Of liever: van,
een analytisch verslag naar stenografische aanteeke-
ningen.
Dit belooft een verbetering. Wij hebben nooit begrepen,
waaraan het tegenwoordige Verslag de waarde zou kun
nen ontleenen, welke er blijkbaar aan gehecht wordt.
Het wordt van gemeentewege opgemaakt en uitgege
ven maar dat geeft natuurlijk geen waarborgen.
Het wordt opgemaakt door een ambtenaar van de secre
tarie maar evenmin als een journalist de werkzaam
heden van zulk een ambtenaar zonder voorbereiding
kan verrichten, evenmin kan de laatste zonder verslag
geversroutine een goed verslag maken. Een verslag
gever om een paar eigenschappen op te noemen
moet een scherp gehoor hebben, oplettend zijn, vlug
heid van begrip bezitten, goed kunnen weergeven, hij
moet den inhoud der uitgesproken gedachten in een
goeden vorm kunnen brengen, daarbij zooveel mogelijk
gebruik makend van de gebezigde woorden. Deze eigen
schappen kan men niet eischen van een jeugdig secre
tarie-ambtenaar dien men zonder eenige verslaggevers-
ervaring op een goeden dag achter het groene tafeltje
zet. En heel veel verder komt men niet als men een
ambtenaar ter secretarie stenografie laat leeren wat
trouwens ook al niet zoo gemakkelijk is als sommige
lieeren schijnen te meenen: stenografische teekens kan
men al heel gauw maken, maar men heeft een langen
oefeningstijd noodig alvorens men zonder bovenmatige
inspanning stenografeert. Ook is een goed stenograaf
ook alweer niet altijd een goed verslaggever. Verschil
lende grootere gemeenten laten hun officiëele versla
gen vervaardigen door journalisten, niet door stenogra
fen, en uit den mond van een veelsprekend Kamerlid -
raadslid hebben wij de verklaring gehoord, dat er in
de proeven van het niet-stenografisch opgemaakt
raadsverslag altijd veel minder correctie behoefde te
worden aangebracht dan in de Katnerstenogrammen.
Stelt men werkelijk prijs op een goed verslag, dan
zou het o. i. aanbeveling verdienen eens een voorloopi-
ge proef te nemen, indien dit mogelijk is, met een ste
nograaf en met een journalist. Deze vraag lijkt ons
van heel wat meer gewicht, dan die, waar de verslag
gever moet zitten. Trouwens, achter den voorzitter is
natuurlijk zijn plaats zet men hem in het midden,
dan zal er door verschillende leden geklaagd worden,
dat zij den voorzitter niet kunnen zien.
IV ellicht kunnen er bij deze regeling ook maatregelen
genomen worden om het verslag wat vroeger te doen
verschijnen, ofschoon het ook al weer een overdreven
eisch is, te vergen, dat het verslag den volgenden dag
gereed zou zijn. Een groot voordeel van het spoediger
verschijnen is, dat de raadsleden gauwer tet het verbe
teren van eventueele fouten zullen overgaan het
geen ons meer aanbevelenswaardig schijnt dan dat de
raadsleden de proef voor het afdrukken corrigeeren.
Een ingewikkelde niet zeer duidelijke discussie ont
stond over de voordracht betreffende de verhouding
tussehen het stadsziekenhuis en de gemeente. Eenig
houvast kreeg men door .de voorlezing van een brief,
dien het college van regenten* had geschreven aan den
Raad, waarin zij de bescherming v. d. Raad inriepen
tegen het college van B. en W. De regenten hadden
eenigen tijd geleden een uittreksel ontvangen uit het
register der notulen van B. en W., waar in werd ver
zocht, in afwachting van de uitspraak van den Raad
omtrent de vraag of de onder hun bestuur staande in
stelling een gemeenteinstelling is, van de jaarwedden
van den binnenvader en -moeder en den ziekenhuisva-
der portier de korting wegens pensioenbijdragen te
willen inhouden en aan den gemeente-ontvanger te wil
len verantwoorden. De regenten meenden evenwel dat
zij bij inwilliging van het verzoek zouden vooruitloopen
op de beslissing van den Raad over bovenbedoelde
vraag. Het college van B. en W. bracht schriftelijk
zijn verwondering over dit schrijven aan regenten over
en betoogde, dat door inwilliging van het verzoek
slechts uitvoering werd gegeven aan de doorden Raad
vastgestelde verordeningen, regelende het verleenen van
pensioen aan gemeente-ambtenaren en aan hen, die
voor de toepassing dier verordeningen als ambtenaren
der gemeente worden beschouwd. Mochten regenten
weigerachtig blijven, dan zou het college van B. en W.
verplicht zijn het bedrag der bedoelde kortingen af «te
houden van het aan de administratie van liet zieken
huis toegekende subsidie. Overtuigd van hun goed
recht, meenden de regenten hun standpunt te moeten
handhaven en niet voor en aleer de bekende kwestie
zal zijn opgelost, de gevraagde inhouding te kunnen
doen. Zij wendden zich tot den Raad, teneinde te voor
komen dat het college van B. en W. zijn voornemen ten
uitvoer bracht. Zij maakten „bescheiden" nog de op
merking, dat waar de Raad de subsidie reeds had toe
gekend en Ged. Staten hun goedkeuring daaraan had
den gehecht, de inhouding op de subsidie niet kan
plaats hebben omdat daardoor een uitbetaling zou ge
schieden welke geen verband houdt met de op de be
grooting gestelde posten. En mocht de Raad het ge
voelen van het college van B. en W. deelen, dan meen
den regenten, dat het niet aangaat op het salaris van
den binnenvader en binnenmoeder 36.85 en op dat
van den portier 32 's jaars in te houden, zoolang, de
salarissen van deze beambten geen verhooging hebben
ondergaan. Het ligt toch voor de hand, schreven
de regenten, dat salarissen van 250 en 200, zij hét
dan oök buiten vrije woning en voeding, ontoereikend
moeten worden beschouwd om pensioensbijdrage tot de
gemelde bedragen te wettigen.
Blijkbaar was hier een misverstand in het spel. Im
mers er was reeds te voren vastgesteld, dat het zieken
huis is een gemeente-instelling, hetgeen natuurlijk niet
wil zeggen, dat het een instelling is, toebehoorende aan
de gemeente. En de raad heeft thans dan ook beslist
dat de bovenbedoelde ziekenhuis-beambten gemeente-
beambten zijn en als zoodanig zullen moeten bijdragen
in het pensioenfonds. Bij deze beslissing zullen de re
genten zich zeker thans wel neerleggen en niet de be
slissing van de rechterlijke macht inroepen.
Een niet onvermakelijke lapsus was door den heer
de Groot opgemerkt. Immers volgens de thans gelden
de regeling zou als de moeder stierf de vader den vol
genden dag öf moeten hertrouwen öf ontslagen worden.
Natuurlijk zal in deze leemte worden voorzien.
Tot toelichting van de wijziging der verordening
tot heffing van opcenten op de personeele belasting
diene het volgende.
Deze wijziging houdt verband met de wet van 15 Ju
li 1907, waarbij een nieuwe indeeling der gemeenten
in klassen is tot stand gekomen, en waardoor de hoofd
som der personeele belasting in deze gemeente met on
geveer 4000 zal verminderen. Daar het gemiddeld.-
percentage opcenten bij de tegenwoordige regeling 65
bedraagt, zou hierdoor 2600 minder in de gemeente
kas vloeien. Perceelen met een huurwaarde van hoog
stens 87.50^ zijn thans vrijgesteld, terwijl dit bedrag
vroeger was 75. Dientengevolge mogen perceelen met
een huurwaarde van 2 maal 87.50 met ten hoogste 50
opcenten worden belast. Zou de opbrengst gelijk zijn,
dan dienden van de perceelen met hooger jiuurwaard
meer opcenten te worden geheven. In plaats van met
10 zooals vroeger, gaat de stijging thans met 12. Er
heeft dus een kleine verschuiving plaats. Wie vroeger
voor huurwaarde 18 gulden had te betalen, moest 70 op
centen in de gemeentekas storten, volgens de nieuwe
verordening 74, derhalve 72 cents meer, zoodat het ver
schil tussehen „voorheen en thans" slechts klein is.
De raad van beheer v^u de Alkmaarsche Exploitatie
maatschappij liad zich bij adres van 2 December tot den
Raad gewend, met het verzoek, te willen goedkeuren cn
toestaan dat door deze maatschappij een voetbrug wordt
gebouwd over den Singel, ter verbetering van den toe
gang voor voetgangers naar haar bouwterrein.
Neen, zeiden B. en W. in hun voordracht aan den
Raad, die toestemming moet ge niet verleenen. Wij
vinden een brug daar ter plaatse „vooralsnog geheel
onnoodig- en overigens niet aanbevelenswaardig." De
Vrouwestraat ligt dicht bij de Heilooërbrug, slechts,
enkele minuten zal die voetbrug, die „wellicht" ook
niet zal bijdragen tot verfraaiing der omgeving, doen
uitwinnen. En als er een brug moet zijn, dan moet
die komen ter hoogte van de Lamorale sluis, terwijl
wanneer men thans het verzoek inwilligt, men latei-
voor een rijbrug „min of meer" aan dezelfde plaats ge
bonden is.
De raad van beheer wendde zich echter nogmaals tot
den Raad en zei: Hoort eens heeren, weetgenogweldat
ge in 1897 en ge kunt het vinden in bijlage no. 39
van de handelingen van dat jaar hebt besloten tot
overbrugging van de Nieuwlander Singelgracht tegen
over de Zilvergracht. De praktijk heeft geleefd, dat
de raad destijds goed heeft gezien. Welnu, de afstand
IvneppelbrugHeilooërbrug is niet grooter dan de af
stand van onze gevraagde loopbrug tot de Heilooër
brug., Waarom moeten dan de toekomstige bewoners
van ons toekomstig park verscheiden malen per dag
een onaangenamen en tijdroovenden omweg maken? B.
en W .spreken over de verfraaiing, maar onze ontwor
pen rustieke brug zal juist veel bijdragen tot de ver
hooging van de schoonheid van het groote breede wa
ter. De Vrouwestraat ligt nagenoeg recht tegenover
het park in kwestie, evenals de Zilverstraat, die vol
strekt niet breeder is, tegenover de straten van Rey-
necom.
Daarenboven verschaft de ontworpen brug ook een
rechtstr^eksche verbinding met de Heul. En wat een
grootere brug betreft, wel tot het leggen daartoe is de
gemeente ten allen tijde bevoegd. Wij vragen slechts
vergunning voor het maken, ge"heel voor eigen reke
ning van een voetbrug en welk gemeentebelang zich
daartegen zou verzetten, is ons uit het advies van B. en
W. niet duidelijk geworden.
De heeren van Buijsen, Dor beck en van den Bosch
waren het voor de raadszitting met deze redeneering
grootendeels eens. Laten wij aldus beredeneerden
zijlaten wij die maatschappij vergunning leenen
daar een loopbrug te maken voor hare rekening, mits
zij deze in eigendom overdraagt aan ons, gemeente, en
mits men nooit of te nimmer aan deze vergunning het
recht ontleene te eischen, dat een vaste rij- en voet
brug, zoo deze in de toekomst noodzakelijk mocht zijn,
terzelfde plaatse zal moeten komen.
Neen, zei in den Raad de heer van der Eeen de Lille
wij, gemeente, moeten niet zoover over de brug komen:
wij moeten het verzoek inwilligen, doch die brug het
eigendom laten van de maatschappij, welke voor het
onderhoud zorg te dragen heeft. En aldus is besloten.
M. a. w. men heeft met behulp van een amendement op
een voorstel naar aanleiding van een afwijzend prae-
advies (met welk voorstel de wethouders zich intus-
sclien wel bleken te kunnen vereenigen) precies het
zelfde, niets meer en niets minder, toegestaan als de
Maatschappij vroeg. Volgens dezelfde methode wan
delende van het land van Holtz naar de Vrouwestraat
zou men de brug van Reynecom moeten nemen. Op
den langen omweg heeft de Raad evenwel een der
hoofdzaken vergeten:*het maken van voldoende voor
waarden. Wanneer de brug er een jaar heeft gelegen
en de maatschappij ziet kans haar op voordeelige wijze
van de hand te doen, dan is er niemand die kan belet
ten dat de brug wordt opgebroken.
Hadden B. en W. gedacht aan de mogelijkheid dat
het verzoek werd ingewilligd zonder, dat daarop ook
voor de toekomst een beslissing genomen was, dan
waren ze met een gunstig prae-advies gekomen en on
getwijfeld ook met een beter geformuleerd besluit dan
de Raad thans heeft genomen.
Intusschen wenschen wij nog eens met nadruk en
met vreugde tevens te constateeren dat men zoowel
in het college van B. en W. als in den Raad sterk ge
porteerd is voor het leggen van een rijbrug indien
deze noodzakelijk blijkt vóór de Scheteldoekshaven.
Zoo bestaat dus gelukkig in de toekomst nog de moge
lijkheid van een goeden, ruimen verbindingsweg tus
sehen de oude stad en het nieuwe kwartier. En mocht
het dan later blijken, dat de Laat niet voor hoofdver
keersweg geschikt is, welnu, dan is er nog een ander
plan, dat een welwillend stadgenoot ons indertijd heeft
gezonden. Hij ontwierp een sierlijk gebogen straat,
van de Langestraat door het plantsoen langs de Groote
Kerk door de Bagijnenstraat naar de Scheteldoeksha
ven. Voor verwezenlijking van dit plan zou men slechts
6 a 7 woningen in de Bagijnenstraat moeten sloopen
en een strook van de Lindengracht moeten dempen, ter
wijl het aanbeveling zou verdienen de Koorstraat te
genover de kerk iets te verbroeden. Men heeft ruim
schoots den tijd dit plan rijpelijk in overweging te ne
men, en de mogelijkheid van uitvoering na te gaan,
maar het leek ons niet ondienstig thans, nu het uitbrei
dingsplan nog niet is vastgesteld, reeds melding ervan
te maken, terwijl wij gaarne de teekening ter inzage
willen geven.
Er is ten slotte ongeveer een half uur gestemd. Na
tuurlijk werden allo aftredenen herkozen met groote
meerderheid van stemmen. Opmerkiffg verdient het
dat de heer Fortuin, wiens naam bij het oplezen der
stembriefjes in verschillende stemmingen werd ge
noemd, bij de verkiezing voor een lid der commissie
van toezicht op het Lager onderwijs drie stemmen ver
kreeg.
Ook zij het ons vergund nogmaals de aandacht te
vestigen op de wenschelijkheicT van het breken met de
gewoonte, voor iedere stemming afzonderlijke briefjes
te verlangen. Met dit stelsel wordt de tijd verknoeid
en komt men tot dwaze vergissingen; zoo kreeg de heer
Bruinvis een stem voor de raad scommissie voor het
gemeentelijk pensioenfonds en de heer Helling, die
voorgedragen was als regent van het stadsziekenhuis,
een bij de benoeming van een regent van het burger
weeshuis. Wij herinneren ons dat in een anderen ge
meenteraad, op een dag, waarop er vele benoemingen
plaats hadden, ér op een heer gestemd werd, toen er een
onderwijzeres moest worden benoemd. Daar heeft men
dit stelsel vervangen door een ander, daar hebben alle
benoemingen plaats op één lijst. Hoe lang moet het
nog duren, voordat die betere methode hier wordt in
gevoerd
Na de laatste zitting van 1907 is het zeker niet over
bodig op te merken, dat er dit jaar 20 raadsvergaderin
gen hebben plaats gehad, tegen 14 a 15 in andere jaren
en dat het aantal „bijlagen" bijna 00 meer bedraagt
dan in vorige jaargangen.
Bij de behandeling van het hoofdstuk Oorlog liet
de heer V an Karnebeek (oud-lib. Utrecht) eene
bespreking van de vraagstukken blijvend gedeelte en
hoogere-bevel voering rusten tot bij de behandeling van
de afzonderlijke wetsontwerpen. Thans besprak hij
eenige bepaalde puntenin de eerste plaats de Raad
van Defensie. De instelling daarvan zou z. i. van be
lang zijn om zekerheid te verkrijgen in onze leger-
organisatie en om continuïteit en stabiliteit te krijgen
in ons legerbeheer. Spreker had bezwaar tegen het
denkbeeld om in zake leger-organisatie in te stellen
eene Staats-Commissie, hetgeen zou uitloopen op wet
telijke vastlegging; en dit zou öf een band scheppen,
te knellend voor eene goede ontwikkeling der leger-
organisatie, öf een band zóó slap dat zij niets zou
beteekenen.
Spreker ging voorts na de bezwaren tegen het denk
beeld der instelling van een Raad van Defensie aan
gevoerd. Hij ontkende dat de instelling van een der-
gelijken Raad in strijd zou komen met 's Ministers
verantwoordelijkheien tevens op versteening zou
uitloopen. Tegenover deze bezwaren wees spreker op
voorbeelden als: De Engelsche vloot en het Zwit-
sersche leger.
Een tweede punt was de aangekondigde herziening
van de Militiewet. Spreker hoopte, dat deze ons zou
brengen tot uitbreiding van het contingent.
Mr. Heemskerk (anti-rev. Sliedrecht) verklaarde
zich ernstig bezorgd over het Regeeringsbeleid in zake
legertoestanden. Dit moet vastheid en duurzaamheid
hebben, niet heen en weer geslingerd worden door
particuliere golven en niet verstoord worden door
allerlei individueel© inzichten. In zake het blijvend
gedeelte heeft de Minister grillige bewegingen ge
maakt. In strijd met de basis van zijn optreden heeft
de Minister eenvoudig gedaan, alsof het blijvend ge
deelte was ingepakt.
Spreker, die geen bewonderaar is van het blijvend
gedeelte oordeelde dat de oplossing van dat vraagstuk
gevonden moet worden door wijziging der militiewet,
dan zou men kunnen komen tot gelijken diensttijd
voor allen, wellicht met groepsgewijze opkomst onder
de wapenen. Maar zoodoende zou men altijd over vol
doende manschappen kunnen beschikken.
Besprekende den geest in het leger herinnerde
spreker aan de zonderlinge verdwijning van het vaan
del van het vierde regiment infanterie. Uitvoerig be
toogde spreker, dat uit 's Ministers geheele beleid blijkt
een wilde, onsystematische wijze van doen en zooals
bijv. in zake de hoogere bevelvoering een vooruit
loopen op de beslissing der Staten-Generaal. Een ge
zonde hervormingsgedachte zit nergens voor bij de
kruimelachtige wijzigingen door den Minister aange
bracht. Uit alles blijkt, dat meerdere stabiliteit noodig is.
De instelling eener enquête-commissie deugt hier
voor echter niet. Beter is de instelling van een raad
van verdediging, welks bevoegdheden bij de wet zijn
geregeld. Zoodoende zal ook de slechte invloed van
de politiek tot de kleinste proportion worden terug
gebracht.
Aan het slot zijner rede verklaarde spreker, dat hij
geen vertrouwen in het beleid van den Minister kan
stellen.
De heer T y d e m a n (oud-lib. Tiel) maakte uit de
Memorie van Antwoord op, dat de Minister van een
volksleger niet wil weten. Volgens spreker staat deze
Minister in dit opzicht op hetzelfde standpunt van de
Ministers Bergansius en Staal, die ook geen van beiden
inbreuk wilden maken op de hoofdlijnen van het
stelsel van legervorming zooals dit in de wet van
1901 is vastgelegd.
Spreker deelt het standpunt van den Minister, want
het vraagstuk betreffende de levende strijdkrachten
heeft in de eerste plaats behoefte aan rust. Men moest
zich eerst goed inleven in de overgangstijdperken de
rust die spreker bedoelt, beteekent echter nietblijven
zitten met de armen over elkander om werkeloos toe
te kijken.
Spreker betreurde het, dat in des ministers beleid
onvastheid valt te constateeren en hij wees alle her
vormingen af, totdat allereerst het kadervraagstuk
goed onder de oogen genomen of tot oplossing is
gebracht. Men moet eerst beschikken over een kader,
voldoende in aantal en gehalte, alvorens aan uitbrei
ding van het contingent valt te denken. Het gehalte
van het tegenwoordig kader laat veel te wenschen
over. Het voldoet niet in vredestijd en levert voor
oorlogstijd geen waarborg op. Daarom moet men
overgaan tot invoering \un kaderplicht. Door een
rationeel capitulanten-stelsel moet het verloop van het
beroepskader worden tegengegaan- Wil de Minister
de viermaanders behouden, dan moeten de vóóroefe
ningen verbeterd worden anders moet men de vier
maanders afschaffen.
Spreker's conclusie was, dat er niet in de eerste
plaats moet komen' le gerhervorming, maar gebreken
moeten worden weggenomen door wijziging der Mili
tiewet, een wijziging, welke spreker vreesde, dat niet
meer te verwachten is van dezen Minister, aangezien
bij hem nog zoo weinig plannen tot rijpheid zijn ge
komen.
De heer Troelstra (soc. dem. Amsterdam III)
constateerde dat het oordeel in 1901 van den chef
van den generalen staf, dat het leger voor zijn taak
niet voldoet, thans door vele deskundigen als de heeren
Thomson, van Vlijmen, Duymaer van Twiet in veel
krasser termen wordt onderschreven. Zij spreken er
van, dat het leger in verval is, dat het niet slag
vaardig is, dat millioenen worden weggeworpen. Nu
gaat het toch niet aan door dien slechten toestand de
sociaal-democraten tot zondebok te maken.
Spreker betoogde, dat aan den militairen minister
onder dit kabinet grooter eischen zijn te stellen dan
aan de militaire ministers onder het vorig kabinet,
want het tegenwoordig kabinet is voortgekomen uit
de partijen, die bij de stembus in 1905 beloften heb
ben gedaan. Indien de Regeering haar beloften inzake
het volksleger, bezuiniging enz. niet kan voldoen, dan
moet zij daar niet blijveu zitten, maar heengaan.
Spreker critiseerde het ook, dat de ministers van
Oorlog niet direct met een plan zijn gekomen, maar
een vierjarige periode daarvoor noodig hebben. Spre
kers grief richtte zich echter tegen de kabinetsforma-