DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 302
Honderd en negende jaargang.
1907.
MAANDAG
23 DECEMBER.
Benoeming raadscommissiën.
Na den slag.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Tweede Kamer.
Buitengewone Ministerraad.
ALKMAARSCHE COURANT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat in de
raadsvergaderinggehouden 18 December 1.1., zijn
benoemd
a. Tot leden der commissie voor liet ontwerpen van
verordeningen, .tegen welker overtreding straf is be
dreigd, waarvan de Burgemeester, krachtens art,
166 der Gemeentewet, voorzitter is, de heeren N.
Glinderman, Mr. A. Dorbeck, Mr. B. van der Feen
de Lille en H. J. Vonk
b. Tot leden der commissie voor de belastingzaken en
eenige andere onderwerpen van financieëlen aard,
de heeren J. de Lange C. Jzn., Mr. H. Boelmans ter
Spill, H. J. F. Wanna, H. J. Vonk en N. Glinder
man. De heer de Lange is tot voorzitter dezer com
missie benoemd
c. Tot leden der commissie van bijstand in betrekking
tot het beheer en onderhoud der plaatselijke wer
ken en eigendommen, de heeren G. de Groot Jz., H
J. Vonk en M. Uitenbosch. Tot voorzitter is door
Burgemeester en Wethouders aangewezen, de Bur
gemeester
d. Tot leden der commissie van bijstand in betrekking
tot het beheer en onderhoud van de wandelwegen,
de beplantingen van straten, wegen en pleinen der
gemeente, de heeren G. T. M. van den Bosch, G.
de Groot Jz. en N. Glinderman. Tot voorzitter is
door Burgemeester en Wethouders aangewezen, de
heer Mr. H. Boelmans ter Spill, wethouder
e. Tot leden der commissie van bijstand voor de ge
meentelijke gasfabriek, de heeren J. de Lange C.Jzn
en C. van Buijsen. Tot voorzitter is door Burge
meester en Wethouders aangewezende Burge
meester
tot leden der commissie van bijstand voor het ge
meente-slachthuis, de heeren LI. J. Vonk, D. A.
Luiting en N. Glinderman. Tot voorzitter is door
Burgemeester en Wethouders aangewezen, de heer
J. de Wit Dz., wethouder
g. Tot leden der commissie van bijstand in het beheer
van het gemeentelijk pensioenfonds, de heeren N.
Glinderman, J. de Lange C.Jz. en C. van Buijsen.
Tot voorzitter is door Burgemeester en Wethouders
aangewezen, de heer Mr. H. Boelmans ter Spill,
wethouder.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar G. RIPPING, Voorzitter.
20 December 1907. DONATH, Secretaris.
De slag is gevallen: de Tweede Kamer heeft de be-
grooting van oorlog verworpen. Geheel onverwacht is
dit geschied, zoo onverwacht zelfs, dat het beeld ge
bruikt wordt van een schot, hetwelk plotseling in een
slapend woud wordt gelost. Sterk was de positie van
den minister van oorlog wel niet, maar men had ge
dacht, dat hij nog wel gehandhaafd zou blijven. Doch
zijn stelling is bij overrompeling genomen. Zelfs vlak
vóór de eindstemming vemfbedde men niet, dat de
meerderheid de begrooting zou verwerpen. Wel
had de heer Van Vlijmen namens „velen zijner politie
ke vrienden" verklaard, dat zij tegen de begrooting zou
den stemmen, maar overigens werd er vóór het beslis
send moment geen andere verklaring afgelegd dan door
den heer Lohman, die verklaarde vóór te zullen stem
men. Doch het bleek weldra dat de heer Van Vlijmen
had gesproken namens alle Katholieken, dat de
geheele rechterzijde, met uitzondering van de hee
ren de Savornin Lohman, Van Bijlandt en De Geer, te
gen stemde, dat de sociaal-democraten evenzoo deden,
dat zelfs onder de vrijzinnig-democraten tegenstem
mers schuilden. De heer Drucker trachtte door een
zeer demonstratief vóór-roepen te redden wat te redden
viel. Alle vrijzinnig-democraten met uitzondering van
de heeren Treub en Nolting (de heeren Ketelaar en
an Deventer hadden reeds gestemd) volgden zijn voor
beeld, maar het mocht niet baten. Van de lib. stemde al
leen de heer Thomson tegen. Als de sociaal-democraten
zich hadden verwijderd, als alle vrijzinnig-democraten
voorgestemd hadden, dan zou de begrooting gered kun
nen zijn. Dat zij niet gered is, is grootendeels te dan
ken aan hare verdediging door den Minister. Zijn be
leid was zonder beleid. Wanneer een hoofdofficier al
dus bij de manoeuvres was opgetreden, zou hij ongetwij
feld ook den dienst hebben moeten verlaten.
De Minister was bij de verdediging van zijn begroo
ting te aarzelend, te weifelend. Zijn optreden was
niet kloek, niet stevig. Toen Minister Staal verleden
jaar zijn begrooting verdedigde, vocht hij als een leeuw,
ridder van Rappard vocht als. ja eigenlijk wel een
beetje als een ridder van de droevige figuur. „De Ka
mer moet het maar weten" „als de Kamer het wil,
neem ik het overHet was niet de Minister die
de leiding gaf, maar de minister die de leiding uit dje
Kamer verwachtte.
Natuurlijk treedt de Minister van Oorlog af. Daar
mede is echter de crisis begonnen, niet opgelost. Men
weet hoe moeielijk het is een nieuwen minister van
Oorlog te krijgen in ons kleine landje.
W il het Kabinet aanblijven, dan doet zich de vraag
voor: is het oogenblik thans niet gekomen een Minister
van Oorlog te benoemen, die niet een gouden kraag
draagt? M. a. w. een burger te stellen aan het hoofd
van het departement van Oorlog?
Er is o. i. zeer veel te zeggen voor een bevestigend
antwoord op deze vraag.
In den tegenwoordige.il tijd is een van de eerste ver-
eisehten, waaraan een Minister moet voldoen, parle
mentaire geschooldheid. Een niet-militair geschoold
politicus is waarschijnlijk onder deze omstandigheden
achter de groene tafel meer waard dan een niet-poli-
tiek geschoold militair, mits de nieuwe Excellentie is
een man niet een gezond verstand, een helderen blik
en kraclitigen wil.
Blijft het Kabinet, dan zou de oplossing van de cri
sis in deze richting niet onmogelijk zijn.
Maar de meeste kans is, dat het Kabinet niet blijft,
In de eerste plaats, is er mr. LIeemskerk heeft dit
met zooveel woorden verklaard door velen niet ge
stemd tegen den Minister van Oorlog alleen, maar
tevens tegen het geheele Kabinet. En ten tweede heeft
het Kabinet in korten tijd drie gevoelige, verzwakken
de verliezen geledenhet heeft twee Ministers van
Oorlog en een Minister van Marine verloren. geen
wonder zou het zijn, dat het nu genoeg had van het
regeeren, dat het den moed en ook do kracht miste, het
schip van staat verder met de liberale vlag in top dooi
de politieke branding te sturen. Men heeft het Kabi-
net-de Meester herhaaldelijk vergeleken met het mi
nisterie Fock van Bosse, dat was samengesteld uit
personen, die niet of slechts van verre bij de politieke
gebeurtenissen der laatste jaren betrokken waren ge
weest. Ook destijds was er een politieke impasse, maar
gedurende twee en een half jaar heeft dat Kabinet
kunnen regeeren. Doch toen het vertrouwen in het be
leid van drie Ministers kennelijk was verzwakt, nam
het geheele ministerie zijn ontslag. Waarschijnlijk volgt
het Kabinet-de Meester dezen weg.
Maar wat dan?
Een ministerie van rechts is nog iets minder dan
een Kabinet van links een juiste afspiegeling van den
geest der Tweede Kamer, al zou het dat wèl zijn van
dien der Eerste. Alleen de samenstelling van onzen
Senaat zou een rechtsch ministerie rechtvaardigen.
De meest voor de hand liggende oplossing lijkt ons
evenwel een gemengd, een zakenkabinet, dat aanblijft
tot 1909. Tenzij men de voorkeur er aan zou geven
reeds in 1908 het kiezerscorps uitspraak te laten doeu,
hetgeeii ons intusschen niet aannemelijk schijnt.
De toespraken van Koningin en Keizer.
Waarom heeft H. M. de Koningin aan het gastmaal
ten Paleize te Amsterdam den Duitschen Keizer in
het Fransch toegesproken?
en
Waarom heeft Z. M. de Keizer in het Duitsch
geantwoord
Op een van deze van verschillende zijden gedane
vragen lezen wij, zegt het Hbld., een antwoord in de
Hamburger Nachrichten
„Het is opgevallen, dat Koningin WilhelminaHaar
dronk aan den Duitschen Keizer in het Fransch heeft
gehouden, hoewel Zij zelve een Duitsche is en de
kennis van het Duitsch gemeengoed is van alle ont
wikkelde kringen in Holland. De volgende uiteen
zettingen geven de verklaring. Het meest voor de
hand liggende ware geweest, indien de Koningin
Ilollandsch gesproken had. Dit ging evenwel niet
goed, aangezien de Keizer niet of slechts weinig
Ilollandsch verstaat. Aan den anderen kant zouden
de Hollanders het wellicht als een achterstelling van
hun eigen taal beschouwd hebben, indien de Koningin
Duitsch zou gesproken hebben. Het eene was niet
geoorloofd met het oog op den gast, het andere op
het volk. Zoo kwam men op den uitweg, de diplo
matieke taal te gebruiken".
Bij de behandeling van het hoofdstuk Oorlog, werd
na bestrijding door den Minister, den heer Van Rap
pard, een amendement van den heer Duijmae-r van.
Twist, om aan de districtscommandanten der landweer
te Amsterdam en te Rotterdam geen toelage te geven,
verworpen met 53 tegen 26 stemmen.
De heer Ter Laan (S. 1). Hoogezand) lichtte vervol
gens twee amendementen toe, strekkende om in 1908
geen derde herhalingsoefeningen en geen landweer
oefeningen te houden. Spreker wees op de gevallen van
schade en werkloosheid ten gevolge van uit eene be
trekking te moeten voor herhalingsoefeningen, welke
volgens spreker, onnoodig zijn, waarbij hij zich onder
meer ook beriep op het orgaan van den Roomsch-Ka-
tholieken Miliciensbond, dat derde herhaling-soefenin-
gen onnoodig uit militair oogpunt en misdadig uit een
sociaal oogpunt noemde.
De heer Passtoors (K. Beverwijk) zich aansluitende
bij het betoog van den heer Ter Laan, oordeelde de
derde-herhalingsoefening den grootst mogelijken onzin.
De Minister moet voor afschaffing daarvan de Mili-
tiewet zoo spoedig mogelijk wijzigen, want nog beter
een langere eerste-oefeningstijd dan handhaving van de
derde herhalingsoefening.
De heer Duvmaer van Twist (A. R. Steenwijk) be
pleitte lotsverbetering voor de sergeant-majoors-in
structeurs.
De heer Thomson (U. L. Leeuwarden) drong aan op
opheffing van het Depót van Discipline te Vlissingen.
De hèer Thomson lichtte een amendement toe, om,
met behoud van de derde herhalingsoefenng, de eerste
en tweede herhalingsoefeningen elk terug te brengen
tot 10 dagen.
De heer Roodhuijzen (U. L. Brielle) bestreed het
voorstel van den heer Ter Laan, om de landweeroefe
ning af te schaffen.
De heer Van Vlijmen (K. Veghel) achtte, onder het
bestaande stelsel, om landweer-oefeningen af te schaf
fen de derde herhalingsoefening onmogelijk.
De heer Lieftinck (U. L. Zutfen) bepleitte lotsverbe
tering voor de zadelmakers en hoefsmeden.
De heer Tydeman (L. Tiel) deed hetzelfde voor de
trompetters.
De heer Kolkman (K. Rheden) vroeg waarom de Mi
nister de oorspronkelijke begrooting, welke gebaseerd
was op de in Juli aangenomen sterkte van het blijvend
gedeelte, later heeft verhoogd.
De heer Troelstra (S. D. Amsterdam III) oordeelde
stellig onjuist de bewering, dat uit afschaffing van de
derde herhalingsoefeningen, zou moeten voortspruiten
verlenging van den eersten oefeningstijd.
Spreker, mede voorsteller van de door den heer Ter
Laan toegelichte amendementen, trok beide amende
menten in, hopende dat de Regeering, lettende op den
algemeenen aandrang door wetswijziging zal komen
tot afschaffing van de derde herhalingsoefening.
De Minister van Oorlog behoefde weinig te zeggen,
nu de amendementen zijn ingetrokken.
Hij wees er echter op dat wij thans een leger hebben
in de diepte, d. w. z. met langen diensttijd en klein
contingent. Maar we moeten krijgen een leger in dé
breedte met korten diensttijd en groot contingent. En
dan zal men met minder herhalingsoefeningen kunnen
volstaan, doch dat is een quaestie van ampele over
weging en becijfering. Aan de herziening der Militie-
wet wordt weldra gewerkt, in dien zin ook. Hij hoopte
ze in dit zittingjaar nog in te dienen. Thans is alles
nog in onderzoels. Hij wees er echter op, dat {in Zwit
serland de diensttijd 26 jaar bedraagt met 11 herha
lingsoefeningen van 13 dagen.
Den heer Thomson kon de Minister verzekeren, dat
hij ook veel gevoelt voor korte herhalingsoefeningen.
Doch een bepaalde toezegging kon hij niet doen.
De nieuwe soldijregeling zal binnenkort worden in
gediend.
Den heer Kolkman antwoordde de Minister op diens
vraag, dat hij de verhoogingen heeft aangevraagd om
zooveel mogelijk in vorm en wezen de gevolgen van
de aanschrijving van 12 Juli te vernietigen, althans
te beperken.
De Minister meende, dat de aanschrijving van 12
Juli alleen van toepassing was op de eerste ploeg en
dat hij volkomen bevoegdheid bezit om de tweede
ploeg, zoo noodig, op volle sterkte op te roepen. In
tusschen is voor den Minister nog de vraag, of hij de
quaestie van het blijvend gedeelte zal regelen bij
suppletoire begrooting dan wel bij wetswijziging.
Mocht dit laatste het geval zijn, waardoor opkomst in
twee gedeelten mogelijk wordt, dan zie de Kamer
daarin echter niet inbreuk op een afspraals tusschen
Regeering en Kamer. Misschien komt de Minister wel
met een wijziging der Militiewet en een suppletoire
begrooting beidedan kan de Kame. kiezen.
De heeren Duymaer van Twist, ter Laan
en Passtoors repliceerden over de lotsverbeteringen.
De heer Passtoors stelde daarbij nog een motie
voor, luidende
„De Kamer, van oordeel dat de derde herhalings
oefening bedoeld in de Militiewet niet behoort te
worden gehandhaafd en mitsdien wetswijziging in
dien gewenscht is, gaat Over tot de orde van den dag."
De heer Kolkman was niet bevredigd door het ant
woord van den Minister. Er heerscht een verwarring
van denkbeelden. De Minister moge hoffelijk, mis
schien loffelijk gehandeld hebben, dat doet aan de
quaestie, waarom 't gaat, niet af.
De Minister antwoordde nog, dat hij zeer spoedig
hoopt te komen met een wettelijke regeling aangaande
het blijvend gedeelte. Mocht oproeping krachtens art.
110 geschieden, dan zal hij een overschrij dings wet je in
dienen.
De artikelen worden goedgekeurd tot en met 78.
Bij de Xlle afdeeling (Geneeskundige Dienst) zei
de heer Blooker (L. Amsterdam VII) te betreuren, dat
niet genoegzaam is gevolgd het rapport der Oommissie,
ingesteld om -te onderzoeken de mogelijkheid van ver
eenvoudiging der inrichting en werkzaamheden van den
Geneeskundigen Dienst.
Bij art. 8687 en 94 stelde de heer Blooker drie
amendementen voor, welke de strekking hebben om de
Kamer als haar gevoelen te doen uitspreken, dat niet
zal worden overgegaan tot opheffing van het militair
hospitaal te Middelburg.
Bij art. 89 (Kosten van geneesmiddelen enz.) zei de
heer Blooker, dat voor de 4e divisie absoluut niets aan
wezig is.
De MINISTER gevoelde evenveel voor de ongeluk-
ig-e slachtoffers van den krijg als de heer Blooker.
De heer Blooker stelde nu voor oin den post met
3000 te verhoogen.
De Minister nam het amendement over.
Het artikel werd goedgekeurd.
Bij het volgende art. (Kosten der Kon. Mil. Acade
mic) herinnerde de heer Tydeman aan de ongeregeld
heden welke onder de cadets hebben plaats gehad naar
aanleiding van de kermis te Breda.
Bij art. 113 (Artillerie-inrichtingen) stelde de heer
an de Velde A. R, Delft) voor het art. te verminde-
ren met 10.000, teneinde vooralsnog niet over te gaan
tot de zeer kostbare op dit oogenblik niet voldoende ge
motiveerde overbrenging der constructieworkplaatsen
van Delft naar de Hembrug.
De Minister antwoordde, dat hij zeer spoedig
rezen aan de noodzakelijkheid om de constructiewerk
plaatsen naar de Hembrug over te brengen. Een on
derzoek is nog noodig.
Ae heer Van de Velde trok het amendement in.
De heer Bos kon daarmee genoegen nemen, doch
hij wil uitdrukking geven aan zijn groote verwondering
over de zonderlinge houding van den Minister. Hij
begrijpt er niets meer van. De Minister mag de zaak
nu nog wel ernstig bestudeeren.
De Minister zegt dit toe. De tijd ontbrak sinds
zijn optreden om alles te bestudeeren.
De heer Thomson zal tegen art. 121 (aanmaak
van geschut) stemmen, tenzij de Minister duidelijk
doe blijken, dat deze post niet 't minste verband houdt
met de concentratie van weermiddelen, welk principe
de Minister heeft uitgewerkt in de desbetreffende ge
heime nota van 6 December.
Bij art. 144 lichtte de heer F e r f (U. L. Hoorn)
mede namens de heeren Zijlma en De Boer) een
amendement toe, strekkende om te voorkomen dat de
z-g. „Paardenmilitie" weder wordt ingevoerd in strijd
met de beslissing der Kamer, in de zitting van 17
Dember 1900 genomen.
De heer Thomson bestreed dit amendement. De
kosten der paardenkeuring acht hij niet te hoog. De
f 4500 zijn eenvoudig bestemd om de grondslagen te
vormen van de statistiek. Het doel is om te weten te
komen of men in oorlogstijd zal kunnen beschikken
over een voldoend aantal paarden.
De Minister sloot zich geheel aan bij de meening
van den heer Thomson.
De heer F e r f handhaafde het amendement.
De heer Van Foreest (L. Alkmaar) zei dat de
Minister de statistiek kan bekomen bij de afdeeling
Landbouw; dan weet hij precies hoeveel paarden er
zijn.
De heer Thomson: Dan weet men nog niet, of
die paarden geschikt zijn voor den krijgsdienst.
De heer Van Foreest gaf op humoristische wijze
een staaltje, hoe weinig die keuring beteekent. Bles
van den eenen boer wordt afgekeurd als te oud, ter
wijl 't beest nog nooit een voer hooi heeft laten zitten.
Bles van den anderen boer wordt goedgekeurd en is
een zwak beest, 't Is niets waard, zooals „Nelis uit
de Purmer" terecht in zijn brief in 't Handelsblad
schreef. En een onderzoek, waar die ééne ezel in 't
dorp gebleven is, is niet noodig.
Het amendement kwam in stemming en wordt ver
worpen met 55 tegen 29 stemmen.
Bij art. 183 was de Vestingbegrooting 1908 aan de
orde.
De heer Limburg (V. D. 's Gravenhage) lichtte het
amendement der vrijz.-dem. leden (mede-onderteekend
door den heer Thomson) toe, dat strekt om art. 4 te
verminderen met 525,000, teneinde niet over te gaan
tot het afwerken van de forten aan de Drecht, bij Uit
hoorn en Waver-Amstel.
De Minister verklaarde op de gronden der Kamer
bekend het amendement absoluut onaannemelijk voor
hem.
Het werd verworpen met 56 tegen 32 stemmen.
De verdere artikelen van de begrooting werden goed
gekeurd.
Vóór de eindstemming werden echter een tweetal
verklaringen afgelegd.
De heer Van Vlijmen (K. Veghel) verklaarde, dat
hij en vele zijner politieke vrienden zich genoodzaakt
zien tegen deze begrooting te stemmen, op de gronden
door hem bij de algemeene beschouwingen ontwikkeld,
maar voornamelijk op dezen grond dat de strijdwaarde
van onze weerkracht in geen verhouding staat tot de
millioenen welke aan oorlogsuitgaven worden besteed.
De heer De Savornin Lohman (S. H. Goes) verklaar
de dat het genoegzaam bekend is, dat hij uit principe
nooit tegen een begrooting stemt om redenen buiten
die begrooting gelegen. Nu echter de heer Van Vlij
men een verklaring heeft afgelegd, dat hij en vele zij
ner politieke vrienden zullen stemmen tegen deze be
grooting om redenen die verband houden met de be
grooting zelve, wil spr. wel zeggen, dat ook hij vele
ernstige bedenkingen heeft, doch die raken niet bepaal
delijk het beleid van dezen Minister omdat dat beleid
nauw verband houdt met bestaande toestanden in het
leger en de legerorganisatie.
Van dezen Minister kan niet gezegd worden, dat hij
maatregelen neemt welke aan verbetering der toestan
den in den weg staan. Bovendien heeft hij een eerlijke
uitvoering der Militiewet 1901 toegezegd en wat het
blijvend gedeelte aangaat zich verbonden om geen her
haling te doen plaats hebben van hetgeen thans is ge
schied zonder medewerking der Staten-Generaal.
Het is daarom, dat spr. geen vrijheid vindt hij
spreekt alleen voor zich om aan deze begrooting zijn
stem te onthouden.
Onder doodsche stilte wordt tot stemming overge
gaan.
De begrooting wordt verworpen met 53 tegen 38
stemmen.
Aangenomen werden zonder hoofdelijke stemming:
Wetsontwerp Nadere wijziging van het VlIIe Hoofd
stuk der Staatsbegrooting voor 1906.
Wetsontwerp Goedkeuring eener overeenkomst van
ruiling met de gemeente Venlo.
Nadat de Voorzitter onder hevig rumoer had meege
deeld, dat het zijn voornemen is bij den aanstaanden te
rugkeer der Kamer aan de orde te stellen in de eerste
plaats de motie-Drucker betreffende den achterstand
bij de rechtscolleges en do motie-Bos c.s. betreffende de
Staatsexploitatie van Spoorwegen, ging de Kamer tot
nadere bijeenroeping uiteen.
Naar men verneemt za.1 er, naar aanleiding van de
Zaterdag in de Tweede Kamer gevallen beslissing'over
de Oorlogsbegrooting, heden een buitengewone Minis
terraad woi'den gehouden.