DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Nieuijaarswensclien.
DE ZIEKTE DER EEUW.
No. 305.
Honderd en negende jaargang.
ZATERDAG
28 DECEMBER.
Nieuwjaarswenschen
Drankwet.
INSCHRIJVING
NATIONALE MILITIE.
1907.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
In het nummer van den Oudejaars
avond, hetwelk DINSDAG 31 DECEM
BER verschijnt, zullen wederom
worden opgenomen 25 cents contant.
DE UITGEVERS.
De Inschrijving geschiedt in een der vertrekken
van het Raadhuis alhier, op Dinsdag en Vrijdag
tot 20 Januari eerstkomende van des namiddags
1 tot 3 ure en verder ter gemeente-secretarie
VOOR DE DAMES.
Kokjes In de Modewereld.
ALKMAARSCHE COURANT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen ter algemeene kennis, dat bij, hun college is
ingekomen een verzoekschrift van
G. KOOIJMAN, Weduwe van C. Sutdf.maaldaar,
om vergunning tot den verkoop van sterken drank in
het klein in het perceel Verdronkenoord, D No. 63.
Binnen twee weken na deze bekendmaking kan een
ieder tegen het verleenen der vergunning schriftelijk
bezwaren indienen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 27 December 1907.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
Gezien art. 17 der Militiewet 1901
Roepen bij deze op
Alle manne'ijke ingezetenen, die op 1 Jannari 1908 hun
negentiende jaar zijn ingetreden (alzoo de mannelijke geborenen
van 1889) om zich in de maand Januari 1908 in het daartoe
gereed gemaakte register voor de Nationale Militie te doen
inschrijven.
Zij maken voorts de ingezetenen opmerkzaam op de volgende
bij genoemde wet gemaakte bepalingen als
Artikel 13.
Voor de Militie wordt ingeschreven
le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België ver
blijf houdt,
2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader,
moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of
in het Koninkrijk België woonplaats heeft,
3e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
woonpl aats heeft,
4e. ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlander,
zoo hij op den eersten Januari van het jaar het 19de
levensjaar was ingetreden, en niet verkeert in een der bij art.
15 omschreven gevallen.
Ingezeten is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven
onder 4e.
A. de binnen het Rijk verblijfhoudende minderjarige niet
Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats
heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden
in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere
werelddeelen gehad heeft;
b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of baar over
lijden in het hierboven onder a. omschreven geval verkeerde,
door
LOUISE STEATENUS.
65)
Dien avond, alvorens zich gereed te maken tot haar
tocht, nam zij Djala op den schoot.
„Mijn lieveling," zeide zij, een langen kus op het
hoofd der kleine drukkend„ik kan u voor ditmaal
niet naar bed brengen; want ik moet uit. Ik ga tot
eene zieke, een vrouw die zóó krank is, dat er maar
weinig hoop meer voor haar bestaat; maar het zou in
alle opzichten zóó gelukkig wezen als zij herstelde. Bid
daarom heel vurig, voordat gij slapen gaat, tot God,
dat Hij een wonder moge doen. Hij kan het; Hij is
almachtig. Ik heb het Hem zelve reeds gevraagd;
maar kinderstemmetjes zijn Hem zoo dierbaar, dat Hij
haar zelden iets weigeren kan. Zult gij het niet ver
geten
„Neen, zeker niet, tante. Is zij waarlijk zoo ziek?"
„Zoo goed als stervende."
„Laat mij het dan dadelijk doen," zeide Djala: „het
mocht anders eens te laat weaen."
Hélène knikte en het kind liet zich van haar schoot
glijden en knielde aan hare knieën neêr.
„Lieve Heer," bad zij, met diep gebogen hoofdje:
„Er is eene arme vrouw verschrikkelijk ziek. U weet
alle dingen, dus ook wie tante Hélène bedoelt en waar
zij woont. Zend er, als het u belieft, gauw een van
Uw engelen heen, om haar te genezen, zooals gij dat
zoo dikwijls met anderen hebt gedaan. Als het haar
misschien beter maken kan als ik haar oppas, zeg het
dan aan tante Hélène en ik zal mijn best doen zooveel
ik maar kan. Och, lieve Heer, en als zij arm is, maak
haar dan rijk, maar o! genees haar eerst. Heb mede
lijden met haar!"
De jonge vrouw weende. Wat kon er .aandoenlijker
al verkeert zijn voogd niet in dat- geval of al is deze buiten
'lands gevestigd
c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of die
ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft
en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien
hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk
verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk
woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien
maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks
in andere werelddeelen gehad heeft.
Voor minderjarig wor t voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is in den
zin der Nederlaudsche wet. Voor meerderjarig wordt voor de
toepassing van het bepaalde hierboven onder B gehouden hij,
die meerderjarig is in den zin van voormelde wet.
Artikel 14.
De inschrijving geschiedt
le. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lezoo
hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of
voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats
van vader, moeder of voogd
zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder
of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft in de
gemeente, waar hij verblijf houdt
zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, ouder
loos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en
het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in de gemeente,
waar hij verblijf houdt
zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de gemeente
AMSTERDAM;
zoo hij in het Komnkrijk België verblijf houdt, in de ge
meente ROTTERDAM
2e. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2e.zoo
zijn vf.der, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het
in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of
óogd
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche
Rijk, in de gemeete AMSTERDAM,
is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente ROTTERDAM;
3e. van hem, bedoeld in art 3, eerste zinsnede 3e.:
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente
zijner woonplaats
zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de
gemeente AMSTERDAM
zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, in de
gemeente ROTTERDAM
4e. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e„
indien hij minderjarig is,
zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van
dat artikel onder A.a. omschreven, in de gemeente, waar zijn
vader, moeder of voogd woonplaats heeft.
zoo hij verkeert in dat geval, in die zinsnede onder A.b.
omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeft
is de woonplaats van dezen buiten 's lands, dan geschiedt de
inschrijving in de gemeente, waar de minderjarige verblijf
houdt
zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoelde
zinsnede onder A.c. omschreven, in de gemeente, waar hij
verblijf houdt
B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e.,
indien hij meerderjarig is
in de gemeente waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving aan
gewezen gemeente is die, waar het verblijf of de woonplaats
gevestigd is of was op den lsten Januari van liet jaar, volgende
op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar
volbracht, tenzij het iemand geldt, wiens inschrijving te
AMSTERDAM of te ROTTERDAM moet geschieden wegens
verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk België.
Artikel 15.
Voor de Militie wordt niet ingeschreven:
le. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te behooren
tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten
krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den
dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen
2e. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen des Rijks
in andere werelddeelen verblijf te houden of woonplaats te
hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woon
plaats binnen het Rijk.
wezen, dan dit gebed van het kind voor de schijnbaar
hopeloos verloren moeder?
Om klokslag acht uur schelde zij aan Annie's woning
aan. Zij was geheel in het zwart gekleed en droeg eene
dichte voile. De prinses wachtte haar op, met een
grooten, ronden hoed van Italiaansch stroo met kost
bare pluimen.
„Hebt gij niets eenvoudigere om op te zetten?" was
Hélène's eerste vraag.
„Ik koos het eenvoudigste wat ik had," klonk het
spottend antwoord„als mijne vrienden mij zien, zullen
zij mij geruïneerd meenen."
„Kom dan mede!" sprak mevrouw van Brenken kort
af.
Zwijgend stapten zij in het wachtende huurrijtuig
en lieten naar de Morgue brengen, waar Hélène den
koetsier betaalde en wegzond.
Zij traden binnen. De lichten waren reeds opgesto
ken en wierpen een spookachtig schijnsel op de acht
dooden, die daar uitgestrekt lagen, allen lieden in den
bloei hunner jaren, met van doodsangst verwrongen
gelaat. De wanhoop was als in marmer gebeiteld op
die verstijfde trekken. Naast een jonge, schoone
vrouw rustte een klein kindje. De moeder was zoo ma
ger, dat haar handen en armen die van een geraamte
schenen.
„De honger!" zeide Hélène zacht.
Annie's gelaat verkreeg iets zeer hards.
„Zij heeft opgehouden te lijden," antwoordde zij.
„Hiér op aarde, ja."
Ziende, dat deze plaats des doods geen indruk op
hare gezellin had gemaakt, nam zij haar weder mede
naar buiten en liep met haar in de richting van de Rue
de Rivoli. In een goot was eenig overgeschoten eten
geworpen; het zag er zelfs bij het licht der gaslanta-
rens afzichtelijk vuil uit; maar toch betwistten een
uitgeteerde hond en een grijsaard in lompen elkander
die enkele brokken, die voor hen leven beteekenden.
„De honger!" herhaalde Hélène.
„Lieve hemelKan het bestaan iemand zooveel
waard zijn?" riep Annie minachtend.
„Ja; als men niet ondankbaar is."
Artikel 16.
Hij, die volgens art. 13 behoort te worden ingeschreven, is
verplicht zich daartoe bij Burgemeester en "Wethouders der
gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden,
aan te geven tusschen den lsten en 31sten Januari van het
jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar
volbracht.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter in
schrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hierna
in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot
het doen der aangifte
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder
of voogd
indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele
gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moeder
of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk,
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen hij de volgende zinsnede ge
maakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend op
den in te schrijven minderjarige:
indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk,
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft;
indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht
missen
indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of
indien hij onderloos is of in wettelijken zin geen vader
of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft.
Hij, die door de bestuurders in artikel 92 vermeld, tei in
schrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de
zeemacht, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder
begrepen, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen,
is tot het doen van de aangifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte verplicht
is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schrif
telijk gemachtigd. De volmacht blijft onder burgemeester en
wethouders berusten.
De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken, wordt
door Ons bepaald.
Artikel 18.
Voor de militie wordt ook ingeschreven of worlt opnieuw
ngeschreven
le ieder minderjar g mannelijk Nederlander, die na den lsten
Januari van het jaar, vol ende op dat, waarin hij het acht
tiende levesjaar volbracht, en vddr het intreden van het een-
en-twin igste levensjaar zijn verblijf innen het Rijk, in het
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft
2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader,
moeder of voogd na den lsten Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin de minderjarige het achttiende levensjaar vol
bracht, en vóór het intreden van diens een-en twintigste levens
jaar zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft
3e. ieder mannelijk minderjarige, d e na den lsten Januari
van het jaar, volgende op da% waarin hij het achttiende levens
jaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twinstigste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden,
zoo hij in een der hierboven onder le. omschreven gevallen
verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in i en
der gevallen, hierboven onder 2e. omschreven
4e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den
lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
achttiende levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het
een-en-twintigste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk,
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd of
er woonplaats verkregen heeft.
5e. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levens
jaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twintigste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden,
zoo hij in een der hierboven, onder 4e. omschreven gevalleu
verkeert
6e. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende
levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en
twintigste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is ge
wo'den in den zin der tweede zinsnede van art. 13.
Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en arti-15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de
inschrijv ng opnieuw moet geschieden en van de verplichting
tot het doen van aangifte ter inschrijving of ter inschrijving
Zij wilde verder gaan; maar Djala's moeder stond
even stil, trok haar beurs en haalde er een goudstuk
uit, dat zij met een spotlach tusschen de zwartgeworden
aardappelen wierp.
„Mijn eerste aalmoes 1" zeide zij„Misschien zal hij
den hond nu iets meer gunnen."
„Kom mede 1" sprak Hélène met eene rilling, terwijl
de grijsaard zich op het geld wierp en er mede weg-
strompelde.
„Waar gaat gij heen?"
„Naar het Café Americain; daar kunt gij uitrusten."
„Gij, naar het Café Americain?" klonk het ongeloo-
vig„Een heilige als gij
Er volgde geen antwoord. Annie begon op eens ver
maak in dien tocht te vinden. Was het aldus, dat on-
noozelen en dwepers als Hélène de menschen poogden
te bekeeren?
Een eindweegs verder stond eene vrouw met van
koortsgloed schitterende oogen tegen het venster van
een winkel aangedrukt; twee kinderen hielden zich
weenend aan hare rokken vast; zij droeg een derde
op den arm en scheen den blik niet af te kunnen wen
den van de gebraden kippen en hammen, daar tentoon
gesteld.
„Honger," hoorde Annie fluisteren.
Een oogenblik tastte haar hand opnieuw naar den
zak; toen echter haalde zij de schouders op en vervolg
de haar weg:
„Het is een ondempbare put, al die ellende in eene
groote stad," zeide zij.
„Niet, indien allen, die te veel bezitten, de handen
ineen sloegen, om te helpen. Gij alleen zoudt, zoo gij
het wildet, honderd menschen kunnen voeden per dag,
uw leven lang. De Rothschild's te Parijs geven zoo
veel dat er jaarlijks drieduizend van worden onderhou
den; maar dat zijn slechts Israëlieten en gij zijt zeker
ook anti-Semitisch!"
„Ik geloof dat gij mij uitlacht 1 Zeker ben ik tegen
de Joden; zij hooren niet in onze maatschappij thuis.'
„Volkomen waar. Zij beschamen ons. Gij zijt zeker
ook anti-Katholiek? Dat behoort er bij. Ziet gij daar
die kerk van St. Germain l'Auxerois? Daar zullen
opnieuw gelden de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste
ijf zinsneden van art 16.
De aangifte ter insehrijving"bf ter inschrijving opnieuw van
hem, die vdgens de eerste zinsnede van dit artikel moet
worden ingeschreven, geschiedt binnen dertig dagen na het
verkrijgen; of, werd .-hij reeds vroeger ingeschreven doch van
het r gister afgevoerd, na het terug erlangen van het Neder
landerschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van
verblijf of de vestiging of het verkrijgen van woonplaats
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in iiet. Ko inkrijk België.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende de
lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zinsnede van it
artikel bedoelde persoon volgens zijnen eeftijd behoort.
Strafbepalingen.
Artikel 166.
Met boete van tenminste vijftig cents en ten hoogste flOO
wordt gestraft de overtreding van de artt. 6, 18 en 22.
Zij noodigen hen, wien dit mocht aangaan, uit, zoo mogelijk
in eigen persoon, de aangifte te doen en daarmede niet tot
het einde van Januari te wachten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G RIPPING, Voorzitter,
13 Dec 1907. DONATH. Secretaris.
Voor baltoiletten triomfeert op het oogenblik het
prinses-kleed, met een kleine herinnering aan het direc-
toire-costuum, daar men de taille in den rug een wei
nig verhoogt. Het empire-gewaad schijnt thans afge
daan te hebben. Voor baltoiletten wordt fluweel ge
bruikt in dit seizoen. Een dergelijk toilet van zeer
soepel, matgroen fluweel voldoet bijzonder. Het lijfje
wordt rijkelijk met soutache gegarneerd, dat in de tint
van het fluweel moet gehouden worden. De mouwen
bestaan uit met goud-geborduurde kant.
Een baljapon van rose zijde met skunk gegarneerd,
kleedt zeer chic. Van voren en over den rug loopt een
breede vertikale streep van grijze tulle, die met paarlen
en kunstbloemen van grijze zijde versierd is.
Een smaakvol geheel vormt een japon van zwarts
tulle over een wit onderkleed, met soutache-gameering,
een ceintuur van blauwe Liberty-zijde en schouderban
den van blauw atlas. Een rijzige blondine zal het vol
gende eostuum mooi staan: Een rok in tunica-vorm
van zwart zijde-mousseline, die geheel en al met groote
paarlen versierd is. Ook het lijfje wordt met verschei
dene rijen paarlen gegarneerd. Om den vierkant-uit-
gesneden hals worden vijf rijen paarlen aangebracht,
die vlak naast elkaar worden genaaid. De mouwen
zijn eveneens rijkelijk met paarlen bezet.
Een eostuum dat zoowel voor visite- als voor avond
toilet gebruikt kan worden, wordt vervaardigd van
zwarte kant met gouddraad doorwerkt. De japon wordt
natuurlijk met soutache gegarneerd en langs de hals
uitsnijding wordt goudborduursel aangebracht. De
lange mouwen bestaan uit witte kant met kruiselings
genaaid zwart soutache. Voor jonge meisjes is aan te
bevelen een japon van witte tulle, onder op den rok
een strook van kant, eveneens kanten mouwen. De hals
uitsnijding is rond en wordt door een breede rand tulle
omgeven, waarop paarlen zijn aangebracht. Een bree
de ceintuur van Liberty-zijde, waarvan kwasten van
paarlen afhangen, voltooit het eostuum.
Een toilet, dat men bij verschillende gelegenheden
kan dragen is van donkergrijs zijde-mousseline en wordt
met lichtgrijs soutache versierd. Een 30 cM. breede
reep vormt van voren een stola, een 10 cM. breed lint
omrandt de halsuitsnijding. Korte mouwen met sou
tache gegarneerd behooren bij dit eostuum, dat bijzon
der geschikt is voor theatertoilet.
De lange mantels zijn weer zeer in de mode, ook
mantels van bont. De bonten kragen verdwijnen meer
en meer. De bonten mantels worden met groote knoo-
heel den nacht mannen van de wereld bidden, zooals
dat nacht op nacht, jaar op jaar geschiedt, om verzoe
ning voor het kwaad dat wêer bedreven wordt voordat
een nieuwe dag zal opgaan.
Wij bedrijven dat kwaad, laat ons lachen om die bij-
geloovigen 1"
„Hélène, ik herken u niet!"
„Kom mede; er is meer te zien."
Het was eene lange wandeling voordat zij het Bou
levard des Oapucines bereikten, waar het beruchte kof
fiehuis stond.
„Hier leefden en baden vroeger reine kloosterzus
ters," hernam Hélène: „Nu dolen er andere vrouwen
rond."
Zij koos een tafeltje vlak aan de straat uit en schoof
Annie een stoel toe. Na wat limonade besteld te heb
ben, zeide zij
„Kijk nu goed toe. Gij zult een ander redmiddel te
gen den honger zien."
„Alsof ik dat niet duizendmaal aanschouwd had!"
„En het heeft u niets gezegd?"
„Niets."
„Het heeft u niet gesproken van de schuldelooze kin
derjaren dier rampzalige wezens, van den vreeselijken
dood, die haar wacht in de zaal van een gasthuis, van
de wanhoop waarmede zij haar afgrijselijke taak vol
brengen, van de moeder, die van schaamte en smart in
het graf is. gedaald?"
„Neen; want zij hebben zelf haar lot verkozen."
„Zooals wij allen. Vindt gij uzelve daarom minder
te beklagen
Weer zwegen beiden. Het werd later en later en
steeds meer vrouwen in kleurige toiletten stroomden
voorbij, trachtende den een of anderen man aan te hou
den en met zich mede te voeren.
Eindelijk naderde eon harer, een misschien vieren
twintigjarig meisje een tafeltje, naast dat der beide
dames, waaraan een viertal heeren gezeten waren, en
fluisterde een hunner iets toe.
„Ga weg!" bromde de man, ruw de hand afschud
dende, die zij op zijn schouder had gelegd.
Wordt vervolgd.