DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Nieuijaarswensclien. DE ZIEKTE DER EEUW. No. 305. Honderd en negende jaargang. ZATERDAG 28 DECEMBER. Nieuwjaarswenschen Drankwet. INSCHRIJVING NATIONALE MILITIE. 1907. FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. In het nummer van den Oudejaars avond, hetwelk DINSDAG 31 DECEM BER verschijnt, zullen wederom worden opgenomen 25 cents contant. DE UITGEVERS. De Inschrijving geschiedt in een der vertrekken van het Raadhuis alhier, op Dinsdag en Vrijdag tot 20 Januari eerstkomende van des namiddags 1 tot 3 ure en verder ter gemeente-secretarie VOOR DE DAMES. Kokjes In de Modewereld. ALKMAARSCHE COURANT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat bij, hun college is ingekomen een verzoekschrift van G. KOOIJMAN, Weduwe van C. Sutdf.maaldaar, om vergunning tot den verkoop van sterken drank in het klein in het perceel Verdronkenoord, D No. 63. Binnen twee weken na deze bekendmaking kan een ieder tegen het verleenen der vergunning schriftelijk bezwaren indienen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 27 December 1907. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR Gezien art. 17 der Militiewet 1901 Roepen bij deze op Alle manne'ijke ingezetenen, die op 1 Jannari 1908 hun negentiende jaar zijn ingetreden (alzoo de mannelijke geborenen van 1889) om zich in de maand Januari 1908 in het daartoe gereed gemaakte register voor de Nationale Militie te doen inschrijven. Zij maken voorts de ingezetenen opmerkzaam op de volgende bij genoemde wet gemaakte bepalingen als Artikel 13. Voor de Militie wordt ingeschreven le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België ver blijf houdt, 2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, 3e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonpl aats heeft, 4e. ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlander, zoo hij op den eersten Januari van het jaar het 19de levensjaar was ingetreden, en niet verkeert in een der bij art. 15 omschreven gevallen. Ingezeten is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder 4e. A. de binnen het Rijk verblijfhoudende minderjarige niet Nederlander a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft; b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of baar over lijden in het hierboven onder a. omschreven geval verkeerde, door LOUISE STEATENUS. 65) Dien avond, alvorens zich gereed te maken tot haar tocht, nam zij Djala op den schoot. „Mijn lieveling," zeide zij, een langen kus op het hoofd der kleine drukkend„ik kan u voor ditmaal niet naar bed brengen; want ik moet uit. Ik ga tot eene zieke, een vrouw die zóó krank is, dat er maar weinig hoop meer voor haar bestaat; maar het zou in alle opzichten zóó gelukkig wezen als zij herstelde. Bid daarom heel vurig, voordat gij slapen gaat, tot God, dat Hij een wonder moge doen. Hij kan het; Hij is almachtig. Ik heb het Hem zelve reeds gevraagd; maar kinderstemmetjes zijn Hem zoo dierbaar, dat Hij haar zelden iets weigeren kan. Zult gij het niet ver geten „Neen, zeker niet, tante. Is zij waarlijk zoo ziek?" „Zoo goed als stervende." „Laat mij het dan dadelijk doen," zeide Djala: „het mocht anders eens te laat weaen." Hélène knikte en het kind liet zich van haar schoot glijden en knielde aan hare knieën neêr. „Lieve Heer," bad zij, met diep gebogen hoofdje: „Er is eene arme vrouw verschrikkelijk ziek. U weet alle dingen, dus ook wie tante Hélène bedoelt en waar zij woont. Zend er, als het u belieft, gauw een van Uw engelen heen, om haar te genezen, zooals gij dat zoo dikwijls met anderen hebt gedaan. Als het haar misschien beter maken kan als ik haar oppas, zeg het dan aan tante Hélène en ik zal mijn best doen zooveel ik maar kan. Och, lieve Heer, en als zij arm is, maak haar dan rijk, maar o! genees haar eerst. Heb mede lijden met haar!" De jonge vrouw weende. Wat kon er .aandoenlijker al verkeert zijn voogd niet in dat- geval of al is deze buiten 'lands gevestigd c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft. Voor minderjarig wor t voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is in den zin der Nederlaudsche wet. Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is in den zin van voormelde wet. Artikel 14. De inschrijving geschiedt le. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lezoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft in de gemeente, waar hij verblijf houdt zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, ouder loos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de gemeente AMSTERDAM; zoo hij in het Komnkrijk België verblijf houdt, in de ge meente ROTTERDAM 2e. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2e.zoo zijn vf.der, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of óogd is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk, in de gemeete AMSTERDAM, is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente ROTTERDAM; 3e. van hem, bedoeld in art 3, eerste zinsnede 3e.: zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente zijner woonplaats zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de gemeente AMSTERDAM zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, in de gemeente ROTTERDAM 4e. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e„ indien hij minderjarig is, zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van dat artikel onder A.a. omschreven, in de gemeente, waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft. zoo hij verkeert in dat geval, in die zinsnede onder A.b. omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeft is de woonplaats van dezen buiten 's lands, dan geschiedt de inschrijving in de gemeente, waar de minderjarige verblijf houdt zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoelde zinsnede onder A.c. omschreven, in de gemeente, waar hij verblijf houdt B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e., indien hij meerderjarig is in de gemeente waar hij woonplaats heeft. De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving aan gewezen gemeente is die, waar het verblijf of de woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari van liet jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht, tenzij het iemand geldt, wiens inschrijving te AMSTERDAM of te ROTTERDAM moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België. Artikel 15. Voor de Militie wordt niet ingeschreven: le. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen 2e. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woon plaats binnen het Rijk. wezen, dan dit gebed van het kind voor de schijnbaar hopeloos verloren moeder? Om klokslag acht uur schelde zij aan Annie's woning aan. Zij was geheel in het zwart gekleed en droeg eene dichte voile. De prinses wachtte haar op, met een grooten, ronden hoed van Italiaansch stroo met kost bare pluimen. „Hebt gij niets eenvoudigere om op te zetten?" was Hélène's eerste vraag. „Ik koos het eenvoudigste wat ik had," klonk het spottend antwoord„als mijne vrienden mij zien, zullen zij mij geruïneerd meenen." „Kom dan mede!" sprak mevrouw van Brenken kort af. Zwijgend stapten zij in het wachtende huurrijtuig en lieten naar de Morgue brengen, waar Hélène den koetsier betaalde en wegzond. Zij traden binnen. De lichten waren reeds opgesto ken en wierpen een spookachtig schijnsel op de acht dooden, die daar uitgestrekt lagen, allen lieden in den bloei hunner jaren, met van doodsangst verwrongen gelaat. De wanhoop was als in marmer gebeiteld op die verstijfde trekken. Naast een jonge, schoone vrouw rustte een klein kindje. De moeder was zoo ma ger, dat haar handen en armen die van een geraamte schenen. „De honger!" zeide Hélène zacht. Annie's gelaat verkreeg iets zeer hards. „Zij heeft opgehouden te lijden," antwoordde zij. „Hiér op aarde, ja." Ziende, dat deze plaats des doods geen indruk op hare gezellin had gemaakt, nam zij haar weder mede naar buiten en liep met haar in de richting van de Rue de Rivoli. In een goot was eenig overgeschoten eten geworpen; het zag er zelfs bij het licht der gaslanta- rens afzichtelijk vuil uit; maar toch betwistten een uitgeteerde hond en een grijsaard in lompen elkander die enkele brokken, die voor hen leven beteekenden. „De honger!" herhaalde Hélène. „Lieve hemelKan het bestaan iemand zooveel waard zijn?" riep Annie minachtend. „Ja; als men niet ondankbaar is." Artikel 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en "Wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden, aan te geven tusschen den lsten en 31sten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar volbracht. Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter in schrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hierna in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot het doen der aangifte indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft. Behoudens de uitzonderingen hij de volgende zinsnede ge maakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend op den in te schrijven minderjarige: indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft; indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht missen indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of indien hij onderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft. Hij, die door de bestuurders in artikel 92 vermeld, tei in schrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de zeemacht, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, is tot het doen van de aangifte niet verplicht. Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schrif telijk gemachtigd. De volmacht blijft onder burgemeester en wethouders berusten. De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken, wordt door Ons bepaald. Artikel 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven of worlt opnieuw ngeschreven le ieder minderjar g mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, vol ende op dat, waarin hij het acht tiende levesjaar volbracht, en vddr het intreden van het een- en-twin igste levensjaar zijn verblijf innen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft 2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het achttiende levensjaar vol bracht, en vóór het intreden van diens een-en twintigste levens jaar zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft 3e. ieder mannelijk minderjarige, d e na den lsten Januari van het jaar, volgende op da% waarin hij het achttiende levens jaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twinstigste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder le. omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in i en der gevallen, hierboven onder 2e. omschreven 4e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twintigste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd of er woonplaats verkregen heeft. 5e. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levens jaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twintigste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hierboven, onder 4e. omschreven gevalleu verkeert 6e. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en twintigste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is ge wo'den in den zin der tweede zinsnede van art. 13. Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en arti-15. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de inschrijv ng opnieuw moet geschieden en van de verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving of ter inschrijving Zij wilde verder gaan; maar Djala's moeder stond even stil, trok haar beurs en haalde er een goudstuk uit, dat zij met een spotlach tusschen de zwartgeworden aardappelen wierp. „Mijn eerste aalmoes 1" zeide zij„Misschien zal hij den hond nu iets meer gunnen." „Kom mede 1" sprak Hélène met eene rilling, terwijl de grijsaard zich op het geld wierp en er mede weg- strompelde. „Waar gaat gij heen?" „Naar het Café Americain; daar kunt gij uitrusten." „Gij, naar het Café Americain?" klonk het ongeloo- vig„Een heilige als gij Er volgde geen antwoord. Annie begon op eens ver maak in dien tocht te vinden. Was het aldus, dat on- noozelen en dwepers als Hélène de menschen poogden te bekeeren? Een eindweegs verder stond eene vrouw met van koortsgloed schitterende oogen tegen het venster van een winkel aangedrukt; twee kinderen hielden zich weenend aan hare rokken vast; zij droeg een derde op den arm en scheen den blik niet af te kunnen wen den van de gebraden kippen en hammen, daar tentoon gesteld. „Honger," hoorde Annie fluisteren. Een oogenblik tastte haar hand opnieuw naar den zak; toen echter haalde zij de schouders op en vervolg de haar weg: „Het is een ondempbare put, al die ellende in eene groote stad," zeide zij. „Niet, indien allen, die te veel bezitten, de handen ineen sloegen, om te helpen. Gij alleen zoudt, zoo gij het wildet, honderd menschen kunnen voeden per dag, uw leven lang. De Rothschild's te Parijs geven zoo veel dat er jaarlijks drieduizend van worden onderhou den; maar dat zijn slechts Israëlieten en gij zijt zeker ook anti-Semitisch!" „Ik geloof dat gij mij uitlacht 1 Zeker ben ik tegen de Joden; zij hooren niet in onze maatschappij thuis.' „Volkomen waar. Zij beschamen ons. Gij zijt zeker ook anti-Katholiek? Dat behoort er bij. Ziet gij daar die kerk van St. Germain l'Auxerois? Daar zullen opnieuw gelden de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste ijf zinsneden van art 16. De aangifte ter insehrijving"bf ter inschrijving opnieuw van hem, die vdgens de eerste zinsnede van dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen dertig dagen na het verkrijgen; of, werd .-hij reeds vroeger ingeschreven doch van het r gister afgevoerd, na het terug erlangen van het Neder landerschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of de vestiging of het verkrijgen van woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in iiet. Ko inkrijk België. De inschrijving geschiedt in het register betreffende de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zinsnede van it artikel bedoelde persoon volgens zijnen eeftijd behoort. Strafbepalingen. Artikel 166. Met boete van tenminste vijftig cents en ten hoogste flOO wordt gestraft de overtreding van de artt. 6, 18 en 22. Zij noodigen hen, wien dit mocht aangaan, uit, zoo mogelijk in eigen persoon, de aangifte te doen en daarmede niet tot het einde van Januari te wachten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G RIPPING, Voorzitter, 13 Dec 1907. DONATH. Secretaris. Voor baltoiletten triomfeert op het oogenblik het prinses-kleed, met een kleine herinnering aan het direc- toire-costuum, daar men de taille in den rug een wei nig verhoogt. Het empire-gewaad schijnt thans afge daan te hebben. Voor baltoiletten wordt fluweel ge bruikt in dit seizoen. Een dergelijk toilet van zeer soepel, matgroen fluweel voldoet bijzonder. Het lijfje wordt rijkelijk met soutache gegarneerd, dat in de tint van het fluweel moet gehouden worden. De mouwen bestaan uit met goud-geborduurde kant. Een baljapon van rose zijde met skunk gegarneerd, kleedt zeer chic. Van voren en over den rug loopt een breede vertikale streep van grijze tulle, die met paarlen en kunstbloemen van grijze zijde versierd is. Een smaakvol geheel vormt een japon van zwarts tulle over een wit onderkleed, met soutache-gameering, een ceintuur van blauwe Liberty-zijde en schouderban den van blauw atlas. Een rijzige blondine zal het vol gende eostuum mooi staan: Een rok in tunica-vorm van zwart zijde-mousseline, die geheel en al met groote paarlen versierd is. Ook het lijfje wordt met verschei dene rijen paarlen gegarneerd. Om den vierkant-uit- gesneden hals worden vijf rijen paarlen aangebracht, die vlak naast elkaar worden genaaid. De mouwen zijn eveneens rijkelijk met paarlen bezet. Een eostuum dat zoowel voor visite- als voor avond toilet gebruikt kan worden, wordt vervaardigd van zwarte kant met gouddraad doorwerkt. De japon wordt natuurlijk met soutache gegarneerd en langs de hals uitsnijding wordt goudborduursel aangebracht. De lange mouwen bestaan uit witte kant met kruiselings genaaid zwart soutache. Voor jonge meisjes is aan te bevelen een japon van witte tulle, onder op den rok een strook van kant, eveneens kanten mouwen. De hals uitsnijding is rond en wordt door een breede rand tulle omgeven, waarop paarlen zijn aangebracht. Een bree de ceintuur van Liberty-zijde, waarvan kwasten van paarlen afhangen, voltooit het eostuum. Een toilet, dat men bij verschillende gelegenheden kan dragen is van donkergrijs zijde-mousseline en wordt met lichtgrijs soutache versierd. Een 30 cM. breede reep vormt van voren een stola, een 10 cM. breed lint omrandt de halsuitsnijding. Korte mouwen met sou tache gegarneerd behooren bij dit eostuum, dat bijzon der geschikt is voor theatertoilet. De lange mantels zijn weer zeer in de mode, ook mantels van bont. De bonten kragen verdwijnen meer en meer. De bonten mantels worden met groote knoo- heel den nacht mannen van de wereld bidden, zooals dat nacht op nacht, jaar op jaar geschiedt, om verzoe ning voor het kwaad dat wêer bedreven wordt voordat een nieuwe dag zal opgaan. Wij bedrijven dat kwaad, laat ons lachen om die bij- geloovigen 1" „Hélène, ik herken u niet!" „Kom mede; er is meer te zien." Het was eene lange wandeling voordat zij het Bou levard des Oapucines bereikten, waar het beruchte kof fiehuis stond. „Hier leefden en baden vroeger reine kloosterzus ters," hernam Hélène: „Nu dolen er andere vrouwen rond." Zij koos een tafeltje vlak aan de straat uit en schoof Annie een stoel toe. Na wat limonade besteld te heb ben, zeide zij „Kijk nu goed toe. Gij zult een ander redmiddel te gen den honger zien." „Alsof ik dat niet duizendmaal aanschouwd had!" „En het heeft u niets gezegd?" „Niets." „Het heeft u niet gesproken van de schuldelooze kin derjaren dier rampzalige wezens, van den vreeselijken dood, die haar wacht in de zaal van een gasthuis, van de wanhoop waarmede zij haar afgrijselijke taak vol brengen, van de moeder, die van schaamte en smart in het graf is. gedaald?" „Neen; want zij hebben zelf haar lot verkozen." „Zooals wij allen. Vindt gij uzelve daarom minder te beklagen Weer zwegen beiden. Het werd later en later en steeds meer vrouwen in kleurige toiletten stroomden voorbij, trachtende den een of anderen man aan te hou den en met zich mede te voeren. Eindelijk naderde eon harer, een misschien vieren twintigjarig meisje een tafeltje, naast dat der beide dames, waaraan een viertal heeren gezeten waren, en fluisterde een hunner iets toe. „Ga weg!" bromde de man, ruw de hand afschud dende, die zij op zijn schouder had gelegd. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 5