DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Honderd en tiende jaargang. MAANDAG 6 JANUARI. Uit Hof- en Hoofdstad. BINNENLAND. No. 4. 1908. Waar dakloozen slapen Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. (Op expeditie in de hoofdstad.) Eerste Kamer. De Eerste Kamer en de begrooting. Verbod van absinthgebruik. ALRMAARSCHE COURANT De DIRECTE1 R van het RIJKS- TELEGRAAFKANTOOR te Alkmaar, maakt"bekend, dat van de nieuwe uitgaaf van de „Naamlijst voor den Telefoondienst" exemplaren tegen betaling van 50 cent per stuk aan zijn kan toor ter afhaling gereed liggen. Alkmaar, 4 Januari 1908. De Directeur, E. WIND. ALKMAAR, 6 Januari. Het groote, ernstige Fransche blad le Temps lacht het lacht over de gebeurtenissen in Marokko. Daar was aldus betoogt bovenstaande courant de Kas hall van Medioena, een onneembare versterking naar de regeeringsbladen schreven en daar was een generaal Drude die ziek, erg ziek was. Om de versterking te kunnen nemen moest men den generaal vervangen generaal d'Amade werd als bevelhebber naar Marokko gezonden. Maar nauwelijks vernam de zieke generaal Drude dit, of hij trok op de legendarische kasbah af en bezette haar zonder zelfs één schot te lossen. Hoe moeielijk spot het Fransche blad kunnen de re geering en de generaal het toch samen vinden. Wan neer men zegt voor te rukken, blijft hij waar hij is. Wanneer men hem zegt, dat hij ziek is en te bed moet blijven, trekt hij te velde en neemt een Kasbah. De waarheid is, dat de Franschen blijkbaar in het geheel niet ingenomen zijn met deze overwinning. Zij schijnt ongelegen te zijn gekomen. Waarschijnlijk had de regeering gaarne nog meer troepen naar Marokko gezonden en moest de Kasbah dienen als motief voor deze versterkingen, waardoor generaal d'Amade krach tiger zou kunnen optreden. In elk geval toont de re geering zich boos over het jongste succesje van gene raal Drude. De bevelhebber had telegrafisch machti ging gevraagd ee ntocht tegen deze kasbah te mogen ondernemen maar de minister van oorlog Picquart weigerde: de generaal, die zich zelf ziek had verklaard kon zich niet belasten met de leiding van een dergelijke onderneming. Nu is dat toch geschied, al heet het dat kolonel Bou- tegourd de beweging aangevoerd heeft. Intusschen moet generaal Drude onmiddellijk bevel gekreg'en heb ben, aan de Fransche regeering inlichtingen omtrent het gebeurde te verschaffen. Een der berichten voegt zelfs er aan toe, dat de generaal te Parijs is ontboden, dus mondelinge mededeelingen moet doen. Een prettig onthaal wacht hem waarschijnlijk niet, immers het ziet er wel naar uit, dat men hem zal beschuldigen van een ernstig vergrijp: het niet-opvolgen van een bevel van den minister van oorlog. Evenwel het staat nog niet vast, welk aandeel kolonel Boutegourd in dit vergrijp heeft. Het is de vraag of generaal Drude hem door een volmacht had toegestaan de colonne uit te rusten. En dan hangt er veel van af, zoo die machtiging is verstrekt, wanneer dit geschiedde, met name, of zij werd gegeven vóór het weigerend antwoord van den Daar stonden we nu in 't groote Amsterdam twee arme stakkerds, zonder geld, zonder dak Wij hadden een brochure gelezen over dakloosheid, over de behandeling van dakloozen. Daar wilden we nu eens een onderzoek naar instellen. De bedoeling was ons aan te melden bij verschillende Toevluchten voor onbehuisden, doch de hoofdschotel van 't werkme- nu dat wij samengesteld hadden waste trachten opge nomen te worden in het toevlucht voor dakloozen van het Leger des Heils op Rapenburg. Bij een kennis hadden we ons in zwerversplunje ge stoken. Dirk, m'n metgezel, vooral zag er als een echte „schooier" uit. Hij droeg een broek yan zeer bijzonde re, onbestemde, vuil-gele kleur, van vreemd model me:, ongewoon wijde pijpen, een versleten jas en vest, waar uit van boven een bemorst overhemd te voorschijn kwam, en daarover een oude, dikke jas, hier en daa zeer gehavend. Zijn schoenen bevonden zich in staat van ontbinding en een der zolen was geheel los. Ver ward hingen over z'n voorhoofd trosjes haar, terwijl 't gelaat met een rossigen stoppelbaard versierd was. Hij ging door voor een metselaar, die al 13 weken zonder werk was en al heel wat gezworven had. Ik zag er een tikje fatsoenlijker uit moest een verloopen kantoorklerkje verbeelden, dat iets heel ergs bij z'n patroon had misdreven en daarom ontslagen was. Een oude blauwe broek met gaten, sjovel jasje, geen vest, een groezelige wit-gele das, en oude overjas en een paar schoenen, die al lang gerepareerd hadden moeten worden ziedaar de uitrusting Ook op mijn voorhoofd trilde een haarlok, die van onder m'n petje uitstak, en ook ik had me in een dag of tien niet laten scheren. Aan geld hadden we bij ons 13 en 20 cent voorts wat papier, potlooden, lucifers en een mesje. Verder niets Op weg naar Rapenburg. 't Was Vrijdagavond voor Kerstmis, omstreeks 8 uur. Wij vroegen eenige malen, kwamen bij den Amstel,' minister, waardoor de tocht verboden werd. Wellicht heeft de kolonel, toen hem tijdelijk het bevel werd op gedragen, gedacht, dat hij, wanneer er een voordeeltje te behalen vieL, dit niet mocht laten voorbijgaan. Opmerkelijk bij al dit geharrewar over Marokko is een artikel van don bekenden staathuishoudkundige Paul Lcroy-Beaulieu in de „Revue des deux Mondes." De geleerde schrijver meent, dat Frankrijk maar zoo gauw mogelijk Marokko moet verlaten en alle krachten moet concentreeren op de Sahara, die voor handel en verkeer moet worden geopend. Maar de Temps wil daarvan niet weten. Het blad gaat niet door dik en door dun met de Marokkaansche politiek der regeering moe, maar wanneer Frankrijk thans zich uit Marokko terugtrok en zich in de Sahara stak, dan zou dat neer komen op het laten schieten van een wissen buit voor een zeer twijfelachtig voordeel, zegt het. In Duitsehland maakt men zich al ongerust over dien buit. Er is in de „Süddeutsche Reichskorrespondenz'' een officieuse correspondentie uit Berlijn verschenen, welke de aandacht zal trekken. Daarin worden dJ Franschen beschuldigd veel verder te gaan, dan aan vankelijk het plan was, daar van een militaire wande ling naar Fez of van een diep indringen in het buiten land nooit sprake geweest is. Aan het slot van het schrijven wordt gezegd, dat het Fransche kabinet nu wel spoedig een eind aan de expeditie zal maken. Zou de wensch hier niet de vader der gedachte zijn? Goede Tempelieren, de Ned. Orde van Goede Tem- pelioren en den Algem. Ned. Geh. Bond een schreven gezonden aan den minister van binnenlandsche zaken, waarin instemming is betuigd met het voornemen van den minister, neergelegd in de Memorie van Ant woord over het vijfde Hoofdstuk van de Staatsbe- grooting voor 1908, betreffende het indienen van een Wetsontwerp inzake het verbod van absinth. Tot dusver bestaat het voornemen, na de weder- bijeenkomst der Eerste Kamer op Dinsdag a.s. de be- grootingsontwerpen 1908 in de afdeelingen dier Kamer te onderzoeken. Bij de aanbieding van de Staatsbegrootng voor 1908, sloot zij met een eindcijfer in uitgaaf van f 194.768.959.06. Bij nota's van wijziging werden later verhoogingen voorgesteld tot een bedrag van f 1.464.737 en ver minderingen ter beloope van f 2.261.765. Bij den aan vang der beraadslaging in de Tweede Kamer was het eindcijfer aldus geworden f 193.971.981.06. Tijdens de beraadslagingen werden verhoogingen aangebracht ten bedrage van f 1000 en verminderingen ten beloope van f 45.800. Totaal der verhoogingen (na aftrek der verminderingen) vóór en gedurende de openbare beraadslagingen f 205.106totaal der ver minderingen (na aftrek der verhoogingen) vóór en ge durende de beraadslagingen f 1.760.731. Het tot tal eindcijfer, met inbegrip van het bedrag, waarop de begrooting van Oorlog in stemming kwam, is dus nu geworden f 193.931.382.06. (De Eerste Kamer ontvangt voorloopig slechts elf hoofdstukkeu, ter ge zamenlijke bijdrage van f 165.673.759.06). Het hoofdbestuur van de Nederlandsche Vereeni- ging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken, heeft mede namens Sobriëtas den Volksbond, de Nat. Chr. Geh. Onth. Ver., de Nederl. Onderw. Prop. Club, de Geneesk. Geh. Onth. Ver., de Int. Orde van liepen dien een eindweegs af, gingen een brug over en bereikten na eenig zoeken de Rapenburgerstraat en daarna Rapenburg. Het was een groot gebouw, no. 44. Wij traden binnen. Een man wees ons een loketje waar we ons moesten vervoegen. Daarbinnen in een klein kamertje bevonden zich alleen een officier van 't „Leger" en een employé. De officier was juist aan 't telefoneeren en wij wachtten, leunend tegen het be schot in ootmoedige houding, als waren wij zeer ter neergeslagen. Nog even en het oogenbük van spre ken was gekomen. M'n vriend tikte tegen 't glas en 't loketje word geopend. „Wat moeten jelui?" 't klonk niet erg vriendelijk. „Ja ziet u es meneer" begon Dirk „We benne zonder werk, hebbe 't al in verschillende plaatse ge zocht maar nergens gevonde. Vandaag ben 'k van Haarlem komen loope en voor m'n laatste geld heb ik jgegete in de „Metropool." 'k Hoorde daar dat hier in 't Toevlucht gelegenheid is om opgenomen te wor den. M'n kameraad staat er nèt zoo voor. Heeft u ook een plaatsje voor ons?" „We neme niet op." „Maar menèèr! we hebbe niks geen geld meer; waar moeten we dan heen? We willen gerust wel van alles doen hier, alle werk as we maar onder dak ben ne." „Natüürlijk moet je hier werken, en hard ook. Denk maar niet dat je hier op 'n canapeetje zit maar Vrijdagavonds neme we niet op en even goed. 't is vól ook, D'r kan geen man meer in." Dat klonk al heel koud. Was dat hot Leger des Heils, het Leger dat voor de verbreiding der Liefde strijdt? Dat het er vol was en dat men ons daarom afscheep te is te billijken. Maar moest dat op zoo'n kille wijze Wij drongen aan „Maar menèèr, wat moet dat nou mórgen? is er morgen voor ons dan kans om opgenomen te worden? „Neen, Zaterdags óók niet en 't is vol ook. Mis schien Maandagmorgen." „Maar we kunnen toch niet op straat loopen. „Dan moeten jelui maar gaan naar het bureau van pelisie op het Jonas Daniël Meyer-plein. Daar krijg' je dan een kaart voor logies in 't Buitengasthuis." De „Haagsche Torenwachter" van de Middelb. Ct. schrijft „Vreedzaam als het ijsvermaak is, toch kan het tot „conflicten" leiden, waaraan zelfs ministers te pas komen om de j zaak in het reine te brengen. Er is n.l. een conflict ontstaan tusschen de Haagsche af- deeling der Zuid-Hollandsche IJsvereeniging en de politie over het berijdbaar maken der Vijvers in 't Bosch,welke, hoewel het reeds een week lang flink gevroren heeft en ze bijna overal met een ijslaag van respectable dikte bedekt zijn, toch niet voor het publiek toegankelijk zijn. De politie verbiedt dit den toegang. Er liggen daar ook een paar groote wakken in, die bij den sterken oosten wind niet dichtvriezen. Nu wilde de Z. H. IJsvereeniging die wakken door haar baanmeesters dicht laten maken door die wakken met rieten bedekking af te sluiten, teneinde de kracht van den wind te breken, maar deze mannen werden door de autoriteit der politie, die den titel van „bijt- meester" voert, verhinderd aan dit loffelijk voornemen gevolg te geven. De wakken moeten maar door de natuur dicht vriezen, luidde het consigne. Daar stond nu de Zuid-Hollandsche IJsvereeniging met haar van de regeering verkregen opdracht om voor het berijdbaar maken en in orde houden der ijsbanen in Zuid-Holland te zorgen! Zelfs haar klachten, ingediend bij een hoogere politie-autoriteit, dan de „bijtmeester" richtten niets uit, zoodat het bestuur zich nu tot den Minister gewend heeft met de mededeeling, dat het zich onder die omstandig heden niet van zijn opdracht kan kwijten. Vooral -net het oog op de heerschende werkeloosheid ook op dezen factor is door het bestuur in zijn schrijven aan den Minister gewezen is deze houding der politie te betreuren, want het berijdbaar maken der vijvers verschaft aan tallooze werkloozen een stuk brood. En dan laat ik nog geheel buiten beschou wing, dat het deel der burgerij dat zich niet de luxe kon veroorloven van lid te worden der Haagsche IJsclub óók recht heeft om een baantje te rijden en de Vy vers in het Bosch daartoe de meest geschikte gelegenheid bieden." De Haagsche kroniekschrijver van de N. Gron. Ct. meent, dat de Raad van de Hofstad en zijn laatste zitting niet in een goede stemming was „Hoe anders zegt hjj zou het zijnte verklaren dat hij Maandag een besluit nam dat hem niet tot eer verstrekt. B. en W. hadden een openbaar onderwijzer, een man die als zoodanig zeer geschikt is en zijn plicht deed, maar die, onder den indruk van smartelijke verliezen in zijn gezin, ongelukkig aan den drank was geraakt voor „eervol" ontslag voorgedragen. Drie leden van den Raad, een liberaal, een anti-re volutionnair en een socialist, stelden voor den man voor 8 maanden te schorsen om hem gelegenheid te geven in de inrichting te Hooghullen genezing te zoeken voor zijn ziekte. Maar de Raad verwierp dat voorstel en nam dat van 't Loketje ging dicht wij konden heengaan. Wij konden heengaan, nog wrevelig mompelend: denk je dat je hier op een canapeetje zit! En achter ons werd de deur van het kleine kamertje geopend en denzelfden officier hoorden wij last geven dat niemand meer mocht worden toegelaten tot het loket. Naar het politiebureau. Dat was een tegenvaller! Tot Maandag zouden we moeten wachten. Wij besloten dan eerst maar de ande re Toevluchten te bezoeken en beraamden een nieuw plan. Ondertusschen gingen we op weg naar het Jonas Daniël Meyer-plein. Op het bureau vroeg men ons wat wij wenschten. „Nachtlogies", was het antwoord „we benne ko- me loope van Haarlem en Zaandam en geheel zonder middelen." We moesten onze namen opgeven, ouder dom en geboorteplaats. Daarna werden we alleen gela ten en moesten wachten. Vermoeid zetten we ons op een trap neder, 't Duurde lang blijkbaar werd nage zien of wij ook gesignaleerd stonden. Er scheen inder daad een vermoeden op mij te vallen, want eindelijk verscheen de agent die ons ontvangen had weder en vroeg „De Boer, laat jij je handen eens zien." Ik liet den binnenkant zien. „Nee nee, andere kant!" ik deed wat gezegd werd. De agent ging weer heen en bleek zich vergist te hebben, want na eenigen tijd kwam hij weder terug met twee kaarten en konden wij ongestoord gaan. Naar het Buitengasthuis. liet Toevlucht waar we thans zouden overnachten was een gedeelte van het oude Buitengasthuis 2de Con stantijn lluygensstraat„ dus moesten we een eind het Overtoom op. Op de kaart die ons toegang zou verschaffen stond: VEREEN1GING „HULP VOOR ONBEHUISDEN," DIRECTEUR T. JONKER (HOOFDKANTOOR 2de CONST ANTI JN HUY- GENSSTRAAT no. 35.) OUDE-BUITEN-GASTHUIS GOED VOOR NACHTVERBLIJF IN HET NACHTASYL VOOR DEN NACHT VAN 20 OP 21 B. en W. aan, zoodat de arme ongelukkige man nu broodeloos en vermoedelijk voor goed verloren is. Het feit dat een der voorstellers, de christelijke doctor, zich aan 't humane voorstel onttrok vóórdat het debat geopend werd, zal op de gepleegde hardheid wel van grooten invloed zijn geweest. Op het publiek heeft deze gebeurtenis een diep-pijnlijken indruk gemaakt." De Haagsche Kouter van de Prov. Gron. Ct. spreekt over hetzelfde geval en wenscht in dit verband den Raad voor 1908 minder teergevoeligheid toe. „Er is hier, moet ge weten, een onderwijzer 2e klas, die zich herhaaldelijk aan dronkenschap heeft schuldig ge maakt. Nu willen burgemeester en wethouders dien dronkaard eervol ontslag geven. Doch nu zegt een der dwarskijkers: het geldt hier een zieke, een abnormaal menschlaten wij zijn genezing beproeven, als gold het een tuberculeus of zenuwziek wezen. Zenden wij hem dus naar Hooghullen, naar het oord, waar de dronkaards genezing kunnen vinden, opdat deze man weer op den weg der deugd en matigheid terugkeere. En dat een onderwijzer, die, volgens den wethouder van onderwijs, gewaarschuwd en berispt, n jg geene maand later in hetzelfde kwaad verviel. Kort daarna vroeg de zwakkeling zelf ontslag. Was het in die omstandigheden niet overdreven, om den man nog naar Hooghullen te zenden GEMENGD NIEUWS. Het beruchte „Trio". De Amsterdamsehe politie is druk bezig het noo- dige bewijsmateriaal bijeen te brengen tegen de ge broeders Roos en den stueadoor De Groof, de drie leden van het beruchte inbrekers-trio, die zooals men weet, zijn gearresteerd en omtrent wie nu vrijwel de overtuiging mag vaststaan, dat zij het zijn, die met zooveel brutaliteit de voornaamste beruchtmakende diefstallen der laatste dagen hebben bedreven. Het krachtigste bewijs dat tot nu toe tegen de beiden Roosen gevonden is, is het feit dat ringen met letters er in dus gemakkeijjk te herkennen afkomstig van diefstal bij den pandhuishouder Cosman terug gevonden zijn in banken van leening in het Muider- poortkwartier, terwijl de ambtenaren pertinent in de gebroeders Roos de beleoners herkennen. De bezwaring voor den stueadoor De Groof wordt tot op 't oogenblik gevonden in het feit, dat op hem bevonden is een papier, bevattende den valschen naam van Johan Roos (Terstal) en diens adres in het „Het Blauwe Kruis", terwijl men uit de herhaalde bezoeken van den werkmanjBoonsma ten huize van de gebr. Roos diens verband met het inbrekerstrio constateert. De politie is overtuigd dat er nog een of meer personen de rol van diefjesmaat hebben gespeeld, hetzij als helers, óf als verkenners. Naar de Tel. mededeelt, is de politie met haar onderzoek Zaterdag zeer belangrijk gevorderd. Het blad vernam n.l. met zekerheid, dat Piet Boomsma heeft bekend aan verschillende inbraken medeplichtig te zijn. De gebroeders R003 hebben bij hun verhoor aan het politiebureau Muiderpoort bekend de inbraak in het huis van koop met recht van wederinkoop van den heer Cosman te hebben gepleegd. En voorts bekende de oudste der gebroeders de zeeman W. J. Roos, bij zijn afzonderlijk verhoor Zaterdag, de inbraken in de meubelfabriek van de firma Haag Zoon en in de Huishoudschool. Ook DECEMBER 1907, UITGEREIKT AAN (volgde onze naam.) Het was een heele wandeling naar het nachtasyl maar de hoop om eindelijk te rusten gaf ons moed. V ij hadden beiden natte voeten gekregen, doch daar werd niet op gelet. Het was reeds ver óver tien uur toen de portier van de inrichting voor ons het hek opende. 'j gingen een stoepje op en kwamen in een portaaltje. Onze kaarten werden ingezien en gevraagd werd hoe laat we deze ontvangen hadden. Nadat we de gevraag de inlichtingen hadden gegeven werd ons gezegd: „Ja, 't is hier vól u kunt niet meer opgenomen wor den." Wij schrokken en.... protesteerden. Het gaf niet. „Maar menèèr! we zijn tevreden met een klein plaatsje, als we er maar kunnen zitten." „Dat wordt hier niet toegestaan. Er zijn er voor u al vier weggezonden. En al blèèi' u, dan zou u niet zoo maar ergens mogen gaan zitten. Eerst moet je hit r in 't bad." In 't bad! - het scheen een mooie inrichting te zijn Wie weet hoe heerlijk men er zou kunnen slapen en moest de deur voor ons nu gesloten blijven? Ditt win te veel. Wij protesteerden opnieuw, mijn vriend ze i zelfs dat dat geen manier van doen was: nis eerst eer. kaart geven on ons dan afwijzen. 't Gaf niet beleefd werd ons nogmaals gezegd dat het vól was. Mit&r, werd er aan toegevoegd, als u flink doorloopt, kunt u misschien nog een plaatsje krijgen in het Toevluchtsoord op de Passeerdersgraclit, bij de Prinsengracht. Later heb ik geïnformeerd waarom Vrijdagavonds en Zaterdags geen dakloozen worden opgenomen en men antwoordde mij„omdat de ondervinding geleerd heeft dat velen die zich Vrijdagavond aanmelden. Maandag weer weggaan. Waar nu Zaterdag een halve werkdag- is zouden deze mannen drie nachten voor niets heb ben geslapen en twee volle dagen bijna niets hebben uitgevoerd en toch gegeten." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1