DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 12. Honderd en tiende jaargang. 1908 WOENSDAG 15 JANUARI. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. De crisis. GEMENGD NIEUWS. Christ.-sociale studie-club. Aantal advocaten. IJsongelukken. De „Turbo." Uit vrees voor straf! Loterijkwestie te Valkenburg. ALKMAARSCHE COURANT. HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van A1 k- m a a r brengen, ingevolge art. 8 der Hinderwet, ter algemeene kennis, dat zij bjj besluit van heden onder voorwaarden vergunning hebben verleend aan J. BIJTJES, aldaar, tot het oprichten van eene koper- en blikslager ij, waarin een veldsmidse zal wor den geplaatst in het perceel Fnidsen, w\jk C, no. 92. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 14 Jan. 1908. DONATH, Secretaris. ALKMAAR, 15 Januari. Een vermakelijke gebeurtenis zooals er eigenlijk al leen maar in Frankrijk kan voorkomen, heeft te Parijs plaats gehad. Een dame, mevr. Mareelle Tinayre las in de bladen dat zij de onderscheiding van het Legioen van Eer zou krijgen. Do dame is schrijfster, gaat door voor een geestig schrijfster en kon niet nalaten een openbaren brief aan de bladen te zenden, waarin zij het lintjes-uitdeelen onzin noemde en verklaarde, het hare niet te zullen dragen omdat- zij lo. niet in den omnibus voor een marketentster wilde worden gehouden, 2o. niet de „ster der dapperen" wilde dragen zonder grenadier te zijn, 3o. haar zoontje er tegen was. Men vond den brief alleraardigst. Maar de Raad van Orde van het Legioen van Eer dacht hierover an ders. Hij kon een dergelijke bespotting van een ver leende onderscheiding heelemaal niet aardig' vinde.i en hij besloot dat, wanneer de dame het lintje niet op prijs stelde, zij het ook maar niet moest hebben. Doch dit was niet de bedoeling van de geestige dame geweest. Zij verklaarde thans, dat zij met het Legioen van Eer zeer verheugd zou zijn. Natuurlijk zou zij de onderscheiding niet altijd op straat hebben getoond, maar op de ministeriëele soirees, waar zij nog al eens verschijnt, zou ze haar met fierheid hebben gedragen. Het is nu de vraag of de Raad van Orde zich met deze verklaring tevreden stelt en de onderscheiding toch verleent, het is niet alleen een vraag, maar het is een affaire, een „affaire Tinayre", waarover de Fransche bladen vele artikelen schrijven. Men moet weten, dat aan een dame niet gemakkelijk deze onderscheiding te beurt valt. Het Legioen van Eer is een heeren-orde, meer speciaal nog een officie ren-orde. Vijf en zeventig procent van de lintjes prij ken op de borst van een officier en ook liet drie vierde deel van den Raad van Orde behoort of behoorde tot den militairen stand. Vandaar het feit, dat het Legi oen van Eer aan zoo weinig vrouwen wordt toegekend. Vandaar ook, dat men. Tinayre in haar schrijven er op zinspeelde, dat zij de „ster der dapperen" niet wilde dragen zonder in het leger te hebben gediend, en dat zij niet wenschte te worden gehouden voor een marke tentster. Want onder de weinige vrouwen in het geheel ongeveer slechts een twintigtal tegen meer den veertigduizend mannen! zijn er ook al weer drie vierden marketentster of verpleegster, behooren dus min of meer tot hot leger en genieten daarom de gunst van den Raad van Orde. Er is dan ook indertijd heel wat over te doen geweest, toen de onderscheiding werd ver leend aan de bekende actrice Bartet van het Theatre francais, die daar vijf en twintig jaar had gespeeld en die voor de eer in aanmerking kwam, wijl deze schouw burg als een staatsinstelling kan worden beschouwd. Maar de groote Sarah Bernhardt ontbreekt tothaaren ve ler spijt onder de strikjes en lintjes, waarmede zij zich tooit, nog altijd het bekende roode lintje. Een andere dame, die er wel mee werd begiftigd, is mevrouw Dieu- lafoy, die met haar echtgenoot in opdracht van den staat op graviugen in Perzië heeft geleid en zooals de bladen grappig opmerken zich kleedt in mannen- kleeren en dus wel voor een man kan doorgaan. Mevrouw Tinayre was dus een hoogo uitzondering op den regel. Zij behoorde niet tot den mliitairen, ook niet tot den ambtenaren staat. Zij had ongetwijfeld uitstekende betrekkingen, welke hare aanvraag hebben gesteund. Het „Legioen van Eer" moet namelijk „ge vraagd" worden, als men ten minste geen officier is. Alle schilders, beeldhouwers, letterkundigen enz. die ir. Frankrijk het roode lintje dragen, hebben eerst een verzoek moeten schrijven. Iedereen weet dat, maar ook al weer typisch Fransch niemand doet alsof hij het weet. Wanneer een Fransehman een lintje krijgt, zegt hij dat hij er niet om gevraagd heeft en men is te beleefd om hem tegen te spreken. Nu d® aanvraag welke zij natuurlijk loochende van mevrouw Tinay re succes had gehad, kregen verschillende andere da mes nieuwe hoop. En daar gaat thans le uitverkoreue haar eigen zaak en die van hare seksegenooten bedeT- ven doof op een ontijdig oogenblik een onnoodigen brief te schrijven Geen wonder dat l'affaire-Tinayre een feministisch tintje krijgt! Dinsdagavond had te 's-Gravenhage weder eene bij eenkomst plaats van de heeren Heemskerk, Knyper, Talma en leden van de katholieke Kamerclub. RECHTZAKEN. Arrondissements-Rechtbank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 14 Januari. De inbraak te Koegras. Het was een ongewone drukte voor het hechtsge- bouw, en velen stonden geduldig te wachten tot de deuren der Rechtszaal geopend zouden worden, om daarna de blauwe trappen te bestormen en een goed plaatsje op de tribune te bemachtigen. Deze groote belangstelling gold Simon K. en Arie G., die in ver band met den inbraak te Koedijk terecht moesten staan. De publieke tribune was bij opening der zaal overvol. Simon, een 38-jarig barbier, geboren te Bar- singerhorn en woonachtig te Koegras, thans gedeti neerd in het huis van bewaring te Alkmaar, werd door een Rijksveldwachter de zaal binnengeleid. Aan hem was mr. J. S. L. Aghina als verdediger toegevoegd. Volgens de dagvaarding is beklaagde ten laste gelegd op 3 November van het vorige jaar ten nadeele van den landman Cornelis Smit, eveneens te Koegras, te hebben ontvreemd f 2050 aan bankpapier, en wel 10 bankbiljetten k f 100, 10 k f 60, 10 k f 40 en 2 k f 25, zulks door middel van iubraak verkregen. Beklaagde door den President gevraagd of hij dit feit bekende, beantwoordde hierop bevestigend. Breed voerig deelde hij het volgende mede. Ik en Arie G. hadden afspraak gemaakt om bij Cornelis Smit geld weg te nemen, dat deze in 'een trommeltje had geborgen, hetwelk met een hangslotje was afgesloten, en in een kastje in de kamer stond, welk kastje ook afgesloten was. Op een Donderdag ging ik naar Smit. De voordeur was gesloten, ik ben toen naar G. gegaan en heb hem gezegd, dat ik er niet in kon. Zaterdagmorgen ben ik weder naar Smit gegaan. Ik had een shutel bij mij, maar deze paste niet in 't slot. G. zeide toen tegen mij„heb je er geen boodschap, je kan wel naar Smit gaan, en doen alsof je een of andere boodschap heb." Ik ging dan naar Smit. Deze zat aardappelen te schillen. Ik vroeg om water, en Smit zeide„ga maar naar achteren". De sleutel hing toen bij de deur, en heb ik wegge nomen. Dit heb ik aan G, verteld, en deze zeide toe a „Ik zou wel medegaan, maar ik kan niet om mijn vrouw," Daarop ben ik er 's middags weder heenge gaan. De deur heb ik opengemaakt, en andere sleutels medegenomen. In het kastje vond ik het trommeltje, dat ik ook heb medegenomen. Daarna ben ik naar 't land gegaan, heb het hangslootje eraf gedraaid, toen den voorraad er uitgenomen, en het trommeltje in den grond begraven. Daarop ging ik naar G. en het ge- stolene hebben wij toen onder de boet verstopt en er een zak mais opgelegd. Na het eten zijn wij naar de boet gegaan, en hebben de buit gedeeld. Ik heb f 75 meer gehad, omdat ik het gestolen had. De menschen hadden verteld, dat er meer moest zijn, en G, had buiten mijn weten, van te voren f 400 er uit genomen. Later heeft hij mij f 200 teruggeven. Met dat geld heb ik gescharreld en gehandeld, en ik heb nog f 600 in een blikken sigarenkoker verstopt. G. heeft mij er toe aangespoord dezen diefstal te plegen. Smit heeft ons beiden wel eens geld geleend en ook nu weer verkeerde ik ia fmancieële moeielijkheden. Na deze volledige bekentenis werd Cornelis Smit het eerst als getuige gehoord. Hij bevestigde de verklaring van den beklaagde en gaf een volledige beschrijving van de wijze waarop hij zijn geld bewaarde. De laatste ge tuige, de Inspecteur van Politie Muntenga te den Helder had beklaagde tot een volledige bekentenis gebracht en om de zekerheid te hebben, dat beklaagde den diefstal had gepleegd, had hij de voetsporen opge nomen op het erf van Smit, deze gemeten en het was hem gebleken, dat ze gelijk waren aan den afdruk van den schoen van beklaagde. De O. v. J. verkreeg daarna het woord tot het nemen van zijn requisitoir. Hjj begon met er aan te herinneren, dat in vroegere tijden, iemand verdacht van zoo'n feit, direct in hechtenis genomen werd. Die tijd ligt achter ons. Tegenwoordig legt men niet zoo spoedig de hand op iemand, die verdacht wordt, thans moeten er aanwijzingen zijn. Er gebeuren misdrijven waarbij direct niet zoo gemakkelijk de persoon ge vonden wordt. Volledige bewijzen tegen beklaagde en G. waren er niet, hoewel de verdenking sterk tegen hen was. De Heldersche politie is er later in geslaagd hem tot een volledige bekentenis te brengen. Welke straf moet K. opgelegd worden? Hij geuiet een pensioen van f 234. Hjj heeft tegen 8 pet. f 800 geleend, daarvoor heeft hij een levens-verzekering ge sloten, door zijn pensioen betaalt hij de rente, evenals de premiën. Hij heeft een vrouw en 6 kinderen en verdient ongeveer f 15 per week. Dus in armoedige omstandigheden verkeerde hij niet. Beklaagde heeft een goede gelegenheid gezien om geld te krjjgeu en hij heeft zich vergrepen. In deze zaak heeft G. een groote rol gespeeld. Beklaagde beroept zich er op, dat Smit zich nog al los over zijn finan ciën had uitgelaten, maar dit is onwaar. Beklaagde was vroeger 41/g maand in een krankzinnigengesticht te Loosduinen ter observatie. Hij was destijds in zeedienst, deed vreemd en men dacht, dat hij krank zinnig was. Het was hem echter er om te doen, uit de dienst te komen en dat is hem ook gelukt. Dit ter mededeeling, indien er vau de zijde des verdedigers een beroep mocht gedaan worden, om beklaagdes toestand te onderzoeken. Tot heden ia den officier niets van krankzinnigheid gebleken. Het feit is vrij brutaal, met voorbedachten rade en met het noodige overleg heeft beklaagde het gepleegd. Z.Ed. requi- reerde 1 jaar on 6 maanden gevangenisstraf. Mr. Aghina, beklaagdes verdediger, ging de zaak breedvoerig na en wees er op, dat beklaagde in de gevangenis schreef, dat G. voor de rechtbank moest volhouden, dat hij hem niet aangespoord heeft om diefstal te plegen. En wat de zielziekte van beklaagde, betreft, betoogde spreker, dat deskundigen iemand geen 41/2 maand in observatie houden, als de man goed is. Uitvoerig trachtte pleiter aan te toonen, dat beklaagde het werktuig geweest is van G. Ten slotte vroeg pleiter vrijspraak, subsidiair een lichtere straf. Heling. Vervolgens werd eveneens door een Rijksveldwach ter de zaal binnengeleid, de in de vorige zaak ge noemde Arie G., winkelier te Koegras, thans gedeti neerd eveneens in 't Huis van bewaring te Alkmaar. Mr. Dorbeck was beklaagde als verdediger toegevoegd. Hij moest terecht staan, omdat hij zich gelden had toegeëigend door diefstal verkregen. Ook hij legde een volledige bekentenis af. Hij vertelde dat hij schul den had, hij had goederen uit Amsterdam gekocht, onder rembours. Deze waren te Schagen aangekomen, maar hij kon ze niet betalen. K. had hem aange spoord om bij Smit te stelen. In deze zaak werden 5 getuigen gehoord. De O. v. J. achtte ook de schuld van dezen beklaagde be wezen. Beklaagde was vroeger schoenmaker, en niet gezond, daarna is hij koetsier en later postbode geweest. Tenslotte is hij te Koegras een herberg begonnen, tevens handeldrijvende. Hij is wel beklagenswaard maar hij heeft K. geëxploiteerd. De eisch luidde 1 jaar gevangenisstraf. Mr. Dorbeck voor beklaagde het woord verkrijgende, schetste diens leven. Hij is nog nooit met Politie of met Justitie in aanraking geweest, genoot het volste vertrouwen en heeft tot heden een blanco strafregister. In het huis van bewaring heeft pleiter beklaagde over zijn daad onderhouden, en hem er op gewezen, wat er nu van zijn vrouw en kinderen terecht moet komen. Beklaagde barstte in tranen los. Pleiter bestreed daarna de opvatting dat beklaagde K. opgestookt en geïnflu enceerd heeft, om bij Smit geld weg te nemen. Ten slott beval Pleiter zijn cliënt in de clementie der Rechtbank aan, en wees op den tijd reeds door beklaagde in preventieve hechtenis doorgebracht. Diefstal van een fiets. Niet ter terechtzitting was verschenen Jacob B., een wagenmakersknecht te Hoorn woonachtig, zoodat zijn zaak bij verstek in behandeling werd genomen. Ten nadeele van Willem de Hart, een melkventer, eveneens te Hoorn, had hij op Vrijdag 29 November diens fiets ontvreemd. Blijkens de stukken heeft be klaagde bekend. Hij had den Rechter-Commissaris ge zegd, dat hij toen hij te Hoorn bij den Commissaris van politie in verhoor werd genomen, in tegenwoordigheid van 4 agenten tot bekentenis was gedwongen. De Adjunct Inspecteur van Politie Sehreutelkan.p, als getuige gehoord, verklaarde, dat dit onwaar was, daar beklaagde gehoord is, door den Commissaris en in zijn tegenwoordigheid, terwijl er bij het verhoor geen politieagent tegenwoordig was. Uit eigen beweging heeft hij den diefstal bekend. Ter zake van dezen diefstal requireerde de O. v. J. 21 dagen gevangenisstraf. Mishandeling. Gerrit Buijk de V., een winkelier te Enkhuizen had zijn concurrent Jan Boon eveneens winkelier te Groo tebroek op 26 November met een zweep geslagen. Hij kwam dezen op den weg toen hij met zijn ket en kar reed tegen. Het was dien dag nog al glad, en zeide bekl. ik legde de zweep over mijne ket, en per ongeluk raakte ik Boon, maar ik heb nog nooit wat met Boon gehad. Jan Boon, na deze verklaring als getuige gehoord, geeft een andere lezing van de zaak. Opzettelijk zeide getuige heeft hij mij geslagen, en nog 3 weken waven er roode striemen in mijn nek, terwijl ik veel pijn had. In tegenstelling met de vredelievende voorstelling van de V. verklaarde getuige dat zij elkander niet goed kun nen verdragen, dit zit hem in de concurrentie. Ook Jacob Duin, een arbeider te Enkhuizen had ge zien, dat beklaagde Boon hard met de zweep had gesla gen. Deze getuige deed het den Heeren Rechters her haaldelijk voor, hoe beklaagde Boon met de zweep sloeg, tot groote hilariteit van 't publiek op de tribu ne. Na deze verklaring wilde beklaagde beweren, dat Jacob Duin er in 't geheel niet bij tegenwoordig was. De officier noemde beklaagdes standpunt ter terecht zitting ingenomen niet het juiste en eischte tegen hem J 15 boete subsidiair 10 dagen hechtenis. Mishandeling. Op de bank der beschuldigden nam hierna plaats Teunis V., visscher te Eg-mond aan Zee. Hij had zich te verantwoorden omdat hij op-4 December Jansje Gou da gehuwd met Cornelis Conijn eveneens te Egmoud aan Zee, met een mes in de hand had gestoken, zoodat dit lichaamsdeel hevig bloedde, waardoor zij zich onder behandeling van Dr. Schippers moest stellen, die haar dan ook had verbonden. Volgens den vader van Jansje had de zaak zich als volgt toegedragen. Beklaagde kwam in zijn herberg ,en had een borreltje te veel op. Hij rolde tegen de kachel, en vroeg om drank, doch di weigerde Gouda hem. Van te voren hadden zij reeds oneenigheid gehad. Gouda had zich niet erg vleiend uitgelaten over de vrouw van beklaagde. Er ontstond een worstelpartij, beklaagde greep Gouda bij de keel, en Gouda gaf beklaagde eenige klappen, en toen hij beklaagde de deur uit wilde gooien, stak hij zijn doch ter met een mes in de hand. Beklaagde vertelde eerst breedvoerig van de laster praatjes van Gouda over iijn vrouw, maar hij moest er kennen dronken geweest te zijn. Hij ontkende evenwel Jansje met een mes te hebben gestoken en beweerde dat zij met haar hand in het mes gevallen is. Gouda heeft mij zeide bekl. zoo toegetakeld, dat de Burgemeester, voorwien ik gebracht ben, tegen mij zeide, jij lijkt wel St. Nicolaas (gelach.) Do officier achtte wel degelijk bewezen dat beklaag de met een mes gestoken heeft. Hij wilde bij Gouda den boel opscheppen, en zeker had hfi liever Gouda dan diens dochter met het mee gesto ken. Hij was dien dag dronken, en weet zelf er niet veel meer van. 7 jaar geleden is beklaagde ook reeds voor mishandeling veroordeeld. Thans eischte Z. E. A. voor dit feit 3 maanden gevangenisstraf. Beklaagde vroeg genadig recht. Eenvoudige beleed i g i n g. De familie Woestenburg te Graft, kan het maar niet goed met elkander vinden. Telkens liggen zij met elkander overhoop, en schelden elkander uit voor alles, wat hen maar voor den mond komt. Zoo was Willem Woestenburg op Zondag 15 December uit de kerk geko men, en werd door zijn tante Marijtje B., de echtgenoo- te van Martinus W. begroet met de woorden: „je ben een groote bandiet." Volgens haar verklaring had zij echter in drift ge zegd: „je bent een roode bandiet." Als laatste beklaagde voor de rechtbank verschijnen de bekende zij die woorden gebezigd te hebben. „Daar had ik reden voor heeren. Die persoon maakt het mij eTg lastig." Zij dischte een verhaal op, waarbij ze vertelde, dat zij 5 weken onder dokters handen is geweest, verder, dat haar neef haar met de vuist gedreigd had, en zelfs met een stuk hout in de hand op haar erf was gekomen. Hierna werd haar neef gehoord. „Maakt u bezwaar vroeg de President, dat uw neef onder eede wordt ge hoord Beklaagde: moet hij nu gehoord worden over alles wat ik hier verteld heb? „Neen" antwoordde de President gemoedelijk, hij „moet verklaren, dat u hem heeft uitgescholden" Toen vond beklaagde het goed dat haar neef onder eede werd gehoord. Willem vertelde thans van zijn tante hoe lastig zij is. zelfs de Burgemeester, de Veldwachter en alle men schen hebben last van haar. Daartegen protesteerde de tante heftig. De officier vond dat het er weinig toe deed, of Ma- rijtje haar neef had uitgescholden voor roode of groo te bandiet. De families liggen steeds met elkander overhoop. Met een gemoedelijken raad om voortaan elkander beter te verdragen, eischte Z. E. A. voor Ma- rijtje 5 boete subsidiair 4 dagen hechtenis. In alle zaken over 8 dagen uitspraak. Naar het Haagsche correspondentiebureau mede deelt, is dezer dagen definitief opgericht een christelijk- sociale studie-club, die op geregelde tijden te Utrecht vergadert en zich ten doel stelt de maatschappelijke vraagstukken te bestudeeren van uit positief-christelijk oogpunt. Reeds werd in de voorbereidende vergade ringen gehandeld over „de taak van de kerk", „sociale prediking" en „den tegenwoordigen stand van chris- telijk-sociale actie" terwijl men thans bezig is met de bestudeering van de zedelijke en oeconomische grondslagen van het eigendomsrecht en binnenkort het vraagstuk van de kerkelijke armenzorg wenscht onder het oog te zien. Het geheele aantal advocaten, bij onze rechtscol leges ingeschreven, bedraagt 817, daarvan zijn er alleen in Amsterdam 227, in Rotterdam 82 en in Utrecht 67. Te Wemeldinge gingen Maandag van de sluis een drietal personen er op uit met een roeibootje om buiten te trachten de premie te verdienen voor het opvisschen van door den ijsgang weggedreven baken- tonnen. Juist hadden zij er een gevonden, toen het bootje door een groote ijsschol werd omgeworpen. Een van hen, A. Schouwenaar, verdronk onmiddellijk, de twee anderen konden zich aan de ton vasthouden en werden op hun noodgeschreeuw door eenige moe dige mannen meer dood dan levend gered. Visschers van Texel hebben een adres verzonden aan den minister van Waterstaat met het verzoek tot opruiming van de wrakken der Engelsche stoom boot „De Turbo" te willen besluiten, daar deze wrak ken op den kant van het Westgat zeer gevaarlijk zitten voor de scheepvaart en inzonderheid voor de visschers, die er tegenwoordig in groot aantal ter garnalenvangst gaan. Een 11-jarig meisje te Edam (dat kwaad had ge daan) durfde niet huiswaarts gaan. Toen zij 's avonds laat nog niet teruggekeerd, noch gevonden was ondanks alle nasporingen, verkeerde men in onge rustheid. Den volgenden morgen werd zij, verkleumd van koude, aangetroffen in de R. Kath. kerk te Volendam, waar ze zich den vorigen avond had laten insluiten. De L. K. deelt mede, dat de justitie zich vermoede lijk in de Valkenburgsche loterij-kwestie gaat mengen. Bij den procureur-generaal te 's-Hertogenbosch is n.l. sinds einde November een klacht ingediend over onregelmatigheden, die er heeten gepleegd te zijn hij loterijen aldaar. In hoeverre die klacht juist is, en of ze inderdaad een onderzoek der justitie zal tenge volge hebben, is nog niet bekend.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1