DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 15. Honderd en tiende jaargang. 1908 ZATERDAG 18 JANUARI. ENGELSCHE BRIEVEN. FEUILLETON. HER FSTSTOF Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. SPROKKE[LINGEN. De Rekening van den beul. Honger-Kunstenaars. (Van neenLondmschm medewerker). LONDEN, 13 Januari 1908. Eenigen tijd geleden was ik in gezelschap van eeni- ge Engelschen, Franschen, Duitschers en Nederlan ders en het bleek alras, dat elk onzer zich wat schaam de, wijl zijne landgenooten nooit geestiger aanloop voor gesprek bleken te kunnen bedenken, dan een praatje over het weer. Een internationaal euvel dus, dat wel licht mee kan helpen tot verbroedering aller naties. De Engelschen hielden evenwel vol, dat de blaam van geesteloosheid op hen het lichtst drukte, aangezien het Engelsche weer zoo veranderlijk is, dat het bijna inte ressant mag genoemd worden. Verleden Zondag, den vierden dezer maand, ging elk schaatsenrijden, wed strijden werden uitgeschreven voor de eerstvolgende da gen der week, doch Maandag dooide het dat het een aard had. Daarna hebben we de geheele week zoowat elk uur wat anders gehad: lenteweer, met malschen re gen, herfstweer met wat losse sneeuw, rijp, weer dooi, mist mot harden vorst, mist zonder vorst, meer sneeuw, minder sneeuw, harde dooi, zachte dooi, in een woord er was geen touw aan vast te knoopen. Daarbij stormen en orkanen dat het een aard had er tusschen door, winden uit64 streken van het kompas, met „changement a vue" en toen we na 'n week van voortdurende onrust eindelijk aan het regelmatige van die onregelmatighe den gingen wennen, begon het Zaterdag weer flink ge stadig te vriezen, 't Vroor gisteren weer en 't vriest nu nog. Dus weer schaatsenrijders overal die verder af en dichter bij de beenen eens gaan uitslaan, om wel licht van avond of zelfs van middag een duim water op het ijs te zien, welk water hen alsdan fluks huis waarts zendt, druk sprekendover het weer. Gisteren en vanmorgen waren er intussehen heel andere onderwt-pen van gesprek geweest, waarbij de Engelschen nu met juist trotsch waren op hun volk. Ik bedoel in de eerste plaats het vreeselijk ongeluk dat te Bardsley heeft plaats gehad, waar 16 kinderen, het oudste 9, het jongste 4 jaar oud, door hun kame raadjes zijn doodgedrukt en doodgetrapt. Zooals men weet waren ze naar een kinematograaf gaan kijken, een deel had de gaanderij ingenomen, anderen drongen nog naar boven en de heele nauwe, steenen trap stond vol kinderen. Toen de bovenste zagen, dat er geen plaats meer was, wilden die beproeven in de zaal zelf plaats te vinden en drongen in tegen de anderen, die nog naar boven wilden. Als dommekrachten gingen die massa's tegen elkaar in, met het bekend gevolg, nog verergerd door een leelijken draai in de nauwe trap. Herhaaldelijk komen dergelijke dingen voor en men behoeft slechts te zien hoe slecht dergelijke vertoonin gen en vermakelijkheden voor kinderen geregeld wor den en hoe ontoereikend het toezicht is, om zich te ver bazen dat er niet nog meer ongelukken gebeuren. In den regel ziet men een honderd of meer kinderen zon der eenige volwassenen er op los trekken, geen politie ziet toe op de queue, zooals bij elke gelegenheid, waar groote menschen bijeen komen geschiedt en men laat die uitgelaten troepen maar als wilde dieren door el kaar stormen. Een mijner kennissen verbiedt zijn kroost dan ook geregeld dergelijke „treats" bij te wo nen. De onderwijzers hier schijnen te denken, dat als zij een menigte jongens en meisjes in de speelplaats bij school kunnen besturen, zij dat even gemakkelijk kunnen, wanneer ze „uitgaan." En vooral als er dan een pa niet. bijkomt, zooals in Bardsley, komt die reke ning gansch verkeerd uit. Toch geloof ik niet, dat men dergelijke vermakelijk- ROMAN door IDA B O T - E D. vertaling van S. S. 15) En bijna tegelijk bewoog zich ook de persoon in het lila bij den molen. Nu wist Hagen wel, wie het was. En den chauffeur de hand op den arm leggende ver zocht hij hem even stil te houden en te wachten. Een klein, kronkelend voetpad voerde van den straat weg naar den molen. Dit sloeg hij in, met moeite zijn schreden inhoudende, want hij besefte heel goed, dat jongensachtige haast hem allerminst zou gepast heb ben. En weldra zag hij, dat hij zich niet vergist had. Want liet was Brita Benrath, die daar stond en nu niet zon der nieuwsgierigheid naar den man keek, die klaarblij kelijk naar den molen wilde, en dien zij toch maar vol strekt niet thuis kon brengen. Zij wist n.l. volstrekt niet, dat Hagen sinds veertien dagen zoo'n mooie, wit geschilderde automobiel bezat. Er was toevallig niet over gesproken. Want hij vond zijn „speelgoed" eerst in die oogenblikken belangrijk, wanneer hij er zich me de amuseerde, maar vergat het ten eenenmale in hare tegenwoordigheid. Zij herkende den vermomde ook niet. Het signaal van de automobiel herinnerde haar aan de „wereld" waarvan zij hier zoo weinig zag. daar om werd zij attent.luisterde.keek. Toen de man, die naar haar toe kwam, zeer dicht bij haar was, zag zij wel, dat de persoon veel op Hagen geleek. En nu zette hij ook juist zijn bril af. Daar echter Brita het blijkbaar vreemd scheen te vinden, dat er iemand op haar afkwam, en zij dus nieuwsgierig was, wie hij toch wel zijn zou, begon hij te denken, dat zij hem zeker niet zoo spoedig herkende. heden heel gauw beter zal organiseeren, want reeds langer dan 30 jaar wordt op dat nationaal gevaar ge wezen en nog nooit is er iets in veranderd. Een ander nationaal euvel is het exploiteeren van armelui's-kinderen, door *qke menschen, die ze zooge naamd adopteeren, alleen om ze dienstbodenwerk te la ten verrichten, waarvoor ze geen loon behoeven te be talen. De vrouw van een procureur, zeer gegoede lie den, hadden op die manier twee meisjes van een arme weduwe tot zich genomen. De kinderen kregen niet genoeg te eten werden met gloeiende ijzers en zweep slagen tot hun plicht gebracht, waren in een woord blanke slavinnen, zoo erg als de Negerhut, de zwarte dito's heeft afgeschilderd. Het eind van het lied is dat Mevrouw tot negen maanden gevangenisstraf is veroordeeld en Mijnheer tot 600 boete, de laatste we gens grof verzuim wijl hij zijn ega niet belet had hare pleegmoederlijke plichten op zulk een barbaarsche ma nier te verrichten. Ik zou daarvan geen melding ma ken ware het niet, dat dergelijke verhoudingen hier tal looze malen voorkomen, heel dikwijls in den werkman stand en in den zeer kleinen winkelstand en telkens komt dan uit dat de ongelukkige verkwanselde schep seltjes veel erger mishandeld worden, dan die menschen het hun eigen kinderen doen of zouden doen, en dat wil geweldig veel zeggen. Meer sympathie kan men gevoelen voor het plan, om alle ratten in Engeland uit te roeien, dat door een aan tal geleerden op touw is gezet. Vroeger had zich hier de bruine of zwarte rat, vrij algemeen verbreid. Deze nu is een gevaarlijke gast, want de zoogenaamde pest- vlooi leeft op dat dier en die vreeselijke ziekte vond op die wijze verspreiding. Toen is 150 jaar geleden hier de grijze rat, de eenige die men hier nu nog ziet ingevoerd en deze heeft de kleinere bruine rat geheel uitgeroeid. Dat hoopt men ten minste. De grijze rat vernielt intussehen voor zooveel miilioenen aan goede ren, is zoo vraatzuchtig en daardoor zoo duur, dat „er geen bijhouden aan is." Daar nu elk rattenpaar boven dien de huishoudelijke eigenaardigheid heeft, dat het elk jaar zijn kinderen en kindskinderen met 800 ziet vermeerderen, begrijpt men dat de taak die ontzagge lijke menigte ratten uit te roeien een zaak is die over leg eischt, terwijl natuurlijk ook de bruine rat geen kans mag gelaten worden weer de baas te worden. Hebben we dus geen medelijden met ratten, de hon den trekken de menschen hier steeds aan en in Batter- sea heeft men een hond die voor vivisectie was ge bruikt, zelfs door een standbeeld geëerd. De Londen- sche studenten hebben daarover evenwel zoo het land, dat zij dat standbeeld willen vernielen. Het moet dus door de politie beschermd worden. De hoofdcommis saris der politie heeft nu echter den gemeenteraad van Battersea laten weten, dat voortdurend politietoezicht en voldoende bewaking jaarlijks meer dan 8000 zou kosten en het wordt zeer de vraag of men de belasting schuldigen bereid zal vinden dat groote bedrag voor deze min of meer sentimenteele vertooning te offeren. Aan den anderen kant zijn er zeer velen, die terecht opmerken, dat de politie zoo iets niet van den Raad mag vragen. Er zijn altijd vel menschen die bezwaar gevoelen tegen de oprichting van een of ander gedenk boeken en als die nu maar allen het recht kregen deze te vernielen, wijl de politie meent, dat zij niet verplicht is ze te beschermen, dan zou het er slecht uitzien, want men zou dan ook met openbare gebouwen zoo kunnen handelen, de vredosvrienden zouden de kazernes en ze kere andere burgers de gevangenissen wel uit den weg willen ruimen. Dat hondenstandbeeld is er gekomen door den in vloed van de Ver. t. Besch. v. dieren. Het zal mij be nieuwen wat die te vertellen zal hebben, nu de visch Zij glimlachte, zonder een kleur te krijgen. Maar ze scheen toch zeer verblijd te zijn, dat ze hem zag. En terwijl hij haar nu begroette en men over en weer slechts een paar algemeene opmerkingen maakte, kon zijn oog niet verzadigd worden van haar aan te zien. Zoowel de kunstenaar als de man waren om het zeerst er door betooverd. Had zij zulk een goeden smaak, dat de keuze van kleur en snit harer toiletten zoo gelukkig was? Of had zij ook hierin onbewust het passende, het mooie getroffen? De lila-kleur van haar costuum paste uit stekend bij het herfstlandschap. Ook kwam zoodoende haar mooie, blanke teint schitterend uit. Om de dun ne taille had zij een ceintuur ook van een lila-kleur, welke van voren door een vreemdsoortige gesp werd vastgehouden en die zeker een of andere buitenland- sche byouterie moest wezen in goud met lichtblauwe turkooizen gevat. En op haar hoofd had zij weder een van die hoeden, welke zij zoo gaarne droeg, met een breeden rond en meermalen gebogen. „Herkent u mij niet?" „Dat is toch best te begrijpen. In zoo'n vermom ming." „Maakt u een wandeling „Ja. Neen. Ik ben hier heengegaan, omdat men hier iets meer vergezicht heeft zelfs daar voor ons een stukje zee wel te verstaan, wanneeT men weet, dat die blauwgrijze streep water moet voorstellen." „IJ zegt dat alles op een toon, alsof u het hier te eng vindt en verlangt naar de drukte." „Ach, ik.... zij wist klaarblijkelijk niet, wat zij daarop zeggen moest. Ilij vond het aardig, dat zij niet zoo dadelijk een ge vat antwoord bij de hand had. Hij vroeg haar daarom leukweg, of zij zich bij hare grootmama verveelde. „Het is geen kleinigheid voor mij. Men heeft zoo weinig aan het leven in hare omgeving," zei zij op aar zelenden toon. „I zult toch wel niet altijd bij haar blijven," hernam hij, haar willende troosten. Men kon aan den opslag harer oogen zien, dat zij uit de Serpentine, het riviertje in Hyde Park naar de Theems wordt overgebracht. Men heeft de Serpentine in 15 jaar niet geleegd en men rekent dat er minstens 5 ton visch met de zegens uit zal gehaald worden. Al die dieren worden nu in de Theems gebracht en het na deel voor do vischjes is, dat men in de Serpentine niet, in de Theems wel mag hengelen. Het vangen zal 's nachts gebeuren en de visschen worden in groote bakken vervoerd. Men heeft er voorn tjes, karpers, en baars en een hengelend vriend van mijne kennis heeft mij verzekerd, dat hij eens een groo te forel naar boven heeft zien komen. De hengelaars verheugen zich dus op mooie vangsten in de Theems. Het is wel een groote sprong van de aristocratische forel, die zelfs in do vijvers van het paleis der Konings, in Buckingham Palace zwemt, naar de democratische mossel. Doch de mossel is hier zulk een algemeen ge liefd volksvoedsel, dat men er wel kennis van moet ne men, al wenscht men die er niet mee te maken. Er is dezer dagen weer een relletje op touw gezet, om deze volkslekkernij zwart te maken, door te vertellen, dat zij vergiftig zijn en daardoor ziekte en dood veroorzaken. Dit nu blijkt, gelukkig voor de arme Londenaars on juist. Sedert eenige jaren worden de mosselen verza meld zoowat 12 mijl van de kust. Daarna worden ze onder hoogenstoomdruk gekookt en flink gewasschen en ten slotte nog namens de Vereeniging van Visch- koopers geregeld onderzocht. Deze Vereeniging heeft alle kwade geruchten dan ook tegengesproken en be kend gemaakt, dat, sedert zij die voorzorgsmaatregel invoerde, geen ziektegevallen veroorzaakt door het ge bruik van mosselen zijn voorgekomen. En laat mij nu eindigen met het onderwerp waarmee ik begon, met het weer. Toen ik mij van morgen neer zette om dezen brief te gaan schrijven, vroor het dat het kraakte, en nu ik hem sluit, dooit het van geweld, de vogels tjilpen vroolijk en buiten denkt men weer aan lentelucht en wat er bij hoort. Doch tegen theetijd zal het wel weer vriezen of sneeuwen, vrees ik. Het volgende is eene „Declaratie van D. van Gui- kamp, Scherprechter van de Prov. Frieslandt, wegens het scherp Examen en Executie van de Scheeps-Krijgs- raat, in Texel vergaderd 1764. April 3. 8 Gevangenen op 't oorlogsschip ge- pijnigt, h 75"gld. 't stukf 225. Mei 1. 1 dito op 't bovenstaande schip dito 75. Mei 3. Wederom aan boord geweest om nog een "gevangene te pijnigen, hoewel niets gedaan 1) 75.— Mei 8 2) 5£Perzonen gehangen, voor ieder 150 gld. 600.— 1 Perzoon gegeeseld en gebrandmerkt, met s den strop om den Hals 150, 1 Perzoon alleen gegeeseld63. Op Reijs van Leeuwarden naar Texel, tot op Workum, aan vragt en drinken betaald 10.12 Op de wederom-Reijs van Texel na Leeu waarden, te weten, van Staveren na Leeu waarden, aan wagenvragt en verteering P* betaald16.4 Somma f 1214.16 Het kostbaarste van alle beulsdiensten schijnt ge weest het radbraken; in een Declaratie, ook uit 1764, 1) Een beulsbezoek stond in dat opzicht dus gelijk met een doktersgang: thuis of niet-thuis, tóch betalen. 2) een drukke dag, die 8e Mei 1764! zulk een leven in deze omgeving nu niet het aange naamste vond, en daarom zeide zij, dat er toch ook wel een beetje genoegen bij mocht komen. En ziet, dit mis te zij zoo bij hare grootmama. Zij stonden eenigszins met hun figuur verlegen naar het landschap te kijken, waarvan de molen het middel punt vormde. „Ik had altijd eenige hoop," voegde hij haar op har- telijken toon toe, „dat door uwe tegenwoordigheid de geachte, oude beschermvrouwe wel kalmer zou worden, en hare zenuwachtige ongedurigheid wel wat zou ver minderen." Brita maakte echter een geste, alsof zij te kennen wilde geven dat zoo iets in de verste verte niet was te verwachten. En hij kreeg weder een gevoel van innig medelijden met haar. „Wilde u grootmama een bezoek brengen?" „Ja, dat ben ik voornemens."' „Laten wij dan samen gaan. Het is de moeite haast niet meer waard om voor dit kleine eindje in te stap pen." En zij gingen te zamen de helling af. Brita scheen eensklaps erg verstrooid. Hij kon niet begrijpen waarom. Zij kon toch zeker niet beleedigd zijn door zijn in alle voorzichtigheid uitgesproken kri tiek over de oude mevrouw von Benrath. Dit wist liij toch ook, dat hetgeen zij zelve bij toeval had uitgelaten over de zonderlingheid van hare grootmama openhartig genoeg geweest was. Zij waren nu tot den straatweg genaderd, waar de blinkende automobiel nog stond te wachten. „Wat een elegante wagen," zei Brita op een toon van waardeering, maar waarin tevens lag opgesloten, hoe gaarne zij er eens een rit mede wilde doen. Hagen had schik, dat zijn speelgoed haar aanstond. 11 ij vroeg haar of zij er wel eens mede wilde rijden. „Ik kan het wel," zei zij met zeker air, want zij had liet in Boston geleerd, toen zij gedurende enkele maan den aldaar bij hare vriendin Ethel Steven gelogeerd had. „De Steven's behoorden," zeide zij er nog bij, „onder de aanzienlijkste ingezetenen van Boston." Hij ditmaal van de Scherprechter van den HoogEd. Ge- strengen Krijgsraad der Yereenigde Nederlanden komt deze post voor 1 Persoon van onder op levendig gerad braakt, en daarna met de koorden gewurgd f 250.— Papuss en de zijnen hebben voor het oogenblik ku* renommee verloren; nu gebleken is, dat er allerlei trucs bij in het spel zijn en de honger-kuur voorname lijk bestaat in het heimelijk naar binnen werken va» een aantal voedzame pastilles, is de belangstelling van het publiek veranderd in wrevel, dat men zich zóó heeft laten beetnemen. Het is dan ook met eenige schuch terheid, dat wij thans aandacht vragen voor honger kunstenaars van vorige eeuwen, vreezende dat men na de huidige ondervinding ook daarvan zal gaan geloo- ven, dat het allemaal „maar kool" is. Toch zijn er van heel vroeger tijden voorbeelden van beoefenaars dezer zonderlinge „kunst," welke men toendertijd o. i. juister met den eenvoudigen naam van „ziekelijk vasten" bestempelde. Het oudste voorbeeld in ons land is de H. Maag Liduvina, geboren in Holland, wier feestdag kerkelijk wordt herdacht op den 14 April; zij leefde omstreeks 1433op haar 15en jaar door een ziekte aangetast, verbleef zij in dien smartelijken toe stand gedurende 38 jaren. „Men konde wel bemereken dat sij bij mirakel leefde," zegt Heribertus Rosweydus, „want sy at op 30 jaere soo veel broods niet, als een ghesont mensche op dry daghen, soude gegeten heb ben: noch sij en sliep op alle (lesen tijdt niet soo langhe, als een ghesont mcnsche, op dry dagen soude behoren te slapen." Anderhalve eeuw later meldt de historie wederom een dergelijk geval en wel van zekere Eva Vliegen in het jaar 1575 geboren omtrent een half uur gaans van Meurs, op eene plaats genaamd Vliegen-hof. „Zij was," volgens het hierop betrekking hebbende Memorijen ofte Cort verhael „van slechte afkomste en van heel geringe middelen, zoodat zij in hare jeugd bij de huijslieden de varkens heeft gehoed, lijdende dagelijks grooten honger gelijk zij zelfs bekent. In deze ellende en hongersnood levende, heeft zij God den Heere zeer emstelijck meer malen gebeden, dat zij van den grooten hongersnoot mogt ontledigd worden. Haar hartelijk en gedurig bidden is verhoord: want anno 1594 is haar appetijt en lust tot eten zoo klein geworden, dat zij maar ten twee, drie of vier dagen een weinig gegetenheeft, daarna heeft zij alleen ten acht, tien, twaalf of veertien dagen een weinig gegeten, en allenskens is haar lust tot eten en drinken geheel vergaen; zoodat zij sedert den jare 1597 (het tractaatje dateerde van 1624) tot desa» tijt toe, geheel niet gegeten of gedronken heeft." Echter waren er ook te dien tijde personen, die aan een derge lijk wonder niet wilden gelocven, waarowler de predi kant van het plaatsje, een zekere dominé Velthuijsen. Deze nu heeft Eefken in 1607 eens gecontroleerd: „hij en andere personen hebben haar in een kamer met brandende kaarsen nacht en dag, dertien dagen lang vlijtig bewaakt en bewaard, goed acht op haar gevende, zoodat zij gedurende die dertien dagen en nachten nooit een oogenblik is alleen geweest." Inderdaad hebben zij het vasten van het meisje naar waarheid bevonden en zoozeer werd zij allentwege beroemd, dat een zeke ren Haagschen schilder, mr. Balthazer Flessier, octrooi ontving „omme voor den tijdt van vier jaeren, naest- comende, alleene in de vereenichde provinciën te mogen uytgeven ende vercoopen het gecontrefeytsel, bij hem naer het leven affgebeelt, van seecker dochter, woon achtig tot Moers, met name Eva Flieger, die in den tijt van seventien jaeren geenerley natuurlijke spijze noch dranèk haars levens onderhouden noodigh ea heeft genooten." presenteerde haar van zijne auto gebruik te maken, als zij wilde. Ieder uur stond zij tot hare beschikking. Nu kleurde zij een beetje. „Dat zou toch wel moei lijk kunnen," hernam zij, want zij wilde de verantwoor ding niet op zich nemen, als er eens een ongeluk kwam. aan het mooie, nieuwe rijtuig. Hagen overlei nog een paar seconden, maar had haast den moed niet om hetgeen hij dacht uit te spre ken. En liet hij er onmiddellijk op volgen„Dan per mitteert u mij, dat ik u nu en dan afhaal om een toch tje te doen. Zijn stem trilde, toen hij deze woorden uitsprak. „Ja," zei zij, kinderlijk blijde, „o ja, dolgraag. En als u het goedvindt kunnen wij misschien straks reeds een toertje maken.'' Straks? Dit zou wel niet ver van den avond zijn, wanneer men eerst den behoorlijken tijd bij de oude da me gezeten en koffie gedronken had, en dan kon men ook nog niet dadelijk heengaan. En toch stelde hij zich zooveel voor van een toertje in het stille avonduur door het zwijgende woud.En hij dacht er aan, hoe hij dan aan hare zijde zou voort snellen, afgronden vol gevaren. zalige gevaren. tegemoet. Zij stapten fluks door, daar zij beiden wenschten om door haast, het uur, waaraan men niet kon ontkomen, te verkorten. Hij vroeg niet, of zij zoo blijde was, omdat zij dan eens ongestoord, met hem alleen zou zijn. Ook niet, of het alleen om het plezier was, dat de jeugd gewoonlijk in zoo iets heeft, of, dat het alleen maar de wensch was de herinneringen aan een ander land, verloren vrienden en van betere levensomstandigheden eens op te frisschen. Hij gevoelde slechts dat een ongekend zalig genot hem ten deele gevallen was. En nu zwegen zij. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 5