DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 15.
Honderd en tiende jaargang.
1908
ZATERDAG
18 JANUARI.
ENGELSCHE BRIEVEN.
FEUILLETON.
HER FSTSTOF
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
SPROKKE[LINGEN.
De Rekening van den beul.
Honger-Kunstenaars.
(Van neenLondmschm medewerker).
LONDEN, 13 Januari 1908.
Eenigen tijd geleden was ik in gezelschap van eeni-
ge Engelschen, Franschen, Duitschers en Nederlan
ders en het bleek alras, dat elk onzer zich wat schaam
de, wijl zijne landgenooten nooit geestiger aanloop voor
gesprek bleken te kunnen bedenken, dan een praatje
over het weer. Een internationaal euvel dus, dat wel
licht mee kan helpen tot verbroedering aller naties. De
Engelschen hielden evenwel vol, dat de blaam van
geesteloosheid op hen het lichtst drukte, aangezien het
Engelsche weer zoo veranderlijk is, dat het bijna inte
ressant mag genoemd worden. Verleden Zondag, den
vierden dezer maand, ging elk schaatsenrijden, wed
strijden werden uitgeschreven voor de eerstvolgende da
gen der week, doch Maandag dooide het dat het een
aard had. Daarna hebben we de geheele week zoowat
elk uur wat anders gehad: lenteweer, met malschen re
gen, herfstweer met wat losse sneeuw, rijp, weer dooi,
mist mot harden vorst, mist zonder vorst, meer sneeuw,
minder sneeuw, harde dooi, zachte dooi, in een woord
er was geen touw aan vast te knoopen. Daarbij stormen
en orkanen dat het een aard had er tusschen door,
winden uit64 streken van het kompas, met „changement
a vue" en toen we na 'n week van voortdurende onrust
eindelijk aan het regelmatige van die onregelmatighe
den gingen wennen, begon het Zaterdag weer flink ge
stadig te vriezen, 't Vroor gisteren weer en 't vriest
nu nog. Dus weer schaatsenrijders overal die verder
af en dichter bij de beenen eens gaan uitslaan, om wel
licht van avond of zelfs van middag een duim water
op het ijs te zien, welk water hen alsdan fluks huis
waarts zendt, druk sprekendover het weer.
Gisteren en vanmorgen waren er intussehen heel
andere onderwt-pen van gesprek geweest, waarbij de
Engelschen nu met juist trotsch waren op hun volk.
Ik bedoel in de eerste plaats het vreeselijk ongeluk
dat te Bardsley heeft plaats gehad, waar 16 kinderen,
het oudste 9, het jongste 4 jaar oud, door hun kame
raadjes zijn doodgedrukt en doodgetrapt. Zooals men
weet waren ze naar een kinematograaf gaan kijken,
een deel had de gaanderij ingenomen, anderen drongen
nog naar boven en de heele nauwe, steenen trap stond
vol kinderen. Toen de bovenste zagen, dat er geen
plaats meer was, wilden die beproeven in de zaal zelf
plaats te vinden en drongen in tegen de anderen, die
nog naar boven wilden. Als dommekrachten gingen
die massa's tegen elkaar in, met het bekend gevolg,
nog verergerd door een leelijken draai in de nauwe
trap.
Herhaaldelijk komen dergelijke dingen voor en men
behoeft slechts te zien hoe slecht dergelijke vertoonin
gen en vermakelijkheden voor kinderen geregeld wor
den en hoe ontoereikend het toezicht is, om zich te ver
bazen dat er niet nog meer ongelukken gebeuren. In
den regel ziet men een honderd of meer kinderen zon
der eenige volwassenen er op los trekken, geen politie
ziet toe op de queue, zooals bij elke gelegenheid, waar
groote menschen bijeen komen geschiedt en men laat
die uitgelaten troepen maar als wilde dieren door el
kaar stormen. Een mijner kennissen verbiedt zijn
kroost dan ook geregeld dergelijke „treats" bij te wo
nen. De onderwijzers hier schijnen te denken, dat als
zij een menigte jongens en meisjes in de speelplaats
bij school kunnen besturen, zij dat even gemakkelijk
kunnen, wanneer ze „uitgaan." En vooral als er dan
een pa niet. bijkomt, zooals in Bardsley, komt die reke
ning gansch verkeerd uit.
Toch geloof ik niet, dat men dergelijke vermakelijk-
ROMAN
door
IDA B O T - E D.
vertaling van S. S.
15)
En bijna tegelijk bewoog zich ook de persoon in het
lila bij den molen. Nu wist Hagen wel, wie het was.
En den chauffeur de hand op den arm leggende ver
zocht hij hem even stil te houden en te wachten.
Een klein, kronkelend voetpad voerde van den straat
weg naar den molen. Dit sloeg hij in, met moeite zijn
schreden inhoudende, want hij besefte heel goed, dat
jongensachtige haast hem allerminst zou gepast heb
ben.
En weldra zag hij, dat hij zich niet vergist had. Want
liet was Brita Benrath, die daar stond en nu niet zon
der nieuwsgierigheid naar den man keek, die klaarblij
kelijk naar den molen wilde, en dien zij toch maar vol
strekt niet thuis kon brengen. Zij wist n.l. volstrekt
niet, dat Hagen sinds veertien dagen zoo'n mooie, wit
geschilderde automobiel bezat. Er was toevallig niet
over gesproken. Want hij vond zijn „speelgoed" eerst
in die oogenblikken belangrijk, wanneer hij er zich me
de amuseerde, maar vergat het ten eenenmale in hare
tegenwoordigheid.
Zij herkende den vermomde ook niet.
Het signaal van de automobiel herinnerde haar aan
de „wereld" waarvan zij hier zoo weinig zag. daar
om werd zij attent.luisterde.keek.
Toen de man, die naar haar toe kwam, zeer dicht
bij haar was, zag zij wel, dat de persoon veel op Hagen
geleek. En nu zette hij ook juist zijn bril af. Daar
echter Brita het blijkbaar vreemd scheen te vinden, dat
er iemand op haar afkwam, en zij dus nieuwsgierig was,
wie hij toch wel zijn zou, begon hij te denken, dat zij
hem zeker niet zoo spoedig herkende.
heden heel gauw beter zal organiseeren, want reeds
langer dan 30 jaar wordt op dat nationaal gevaar ge
wezen en nog nooit is er iets in veranderd.
Een ander nationaal euvel is het exploiteeren van
armelui's-kinderen, door *qke menschen, die ze zooge
naamd adopteeren, alleen om ze dienstbodenwerk te la
ten verrichten, waarvoor ze geen loon behoeven te be
talen. De vrouw van een procureur, zeer gegoede lie
den, hadden op die manier twee meisjes van een arme
weduwe tot zich genomen. De kinderen kregen niet
genoeg te eten werden met gloeiende ijzers en zweep
slagen tot hun plicht gebracht, waren in een woord
blanke slavinnen, zoo erg als de Negerhut, de zwarte
dito's heeft afgeschilderd. Het eind van het lied is
dat Mevrouw tot negen maanden gevangenisstraf is
veroordeeld en Mijnheer tot 600 boete, de laatste we
gens grof verzuim wijl hij zijn ega niet belet had hare
pleegmoederlijke plichten op zulk een barbaarsche ma
nier te verrichten. Ik zou daarvan geen melding ma
ken ware het niet, dat dergelijke verhoudingen hier tal
looze malen voorkomen, heel dikwijls in den werkman
stand en in den zeer kleinen winkelstand en telkens
komt dan uit dat de ongelukkige verkwanselde schep
seltjes veel erger mishandeld worden, dan die menschen
het hun eigen kinderen doen of zouden doen, en dat
wil geweldig veel zeggen.
Meer sympathie kan men gevoelen voor het plan, om
alle ratten in Engeland uit te roeien, dat door een aan
tal geleerden op touw is gezet. Vroeger had zich hier
de bruine of zwarte rat, vrij algemeen verbreid. Deze
nu is een gevaarlijke gast, want de zoogenaamde pest-
vlooi leeft op dat dier en die vreeselijke ziekte vond
op die wijze verspreiding. Toen is 150 jaar geleden
hier de grijze rat, de eenige die men hier nu nog ziet
ingevoerd en deze heeft de kleinere bruine rat geheel
uitgeroeid. Dat hoopt men ten minste. De grijze rat
vernielt intussehen voor zooveel miilioenen aan goede
ren, is zoo vraatzuchtig en daardoor zoo duur, dat „er
geen bijhouden aan is." Daar nu elk rattenpaar boven
dien de huishoudelijke eigenaardigheid heeft, dat het
elk jaar zijn kinderen en kindskinderen met 800 ziet
vermeerderen, begrijpt men dat de taak die ontzagge
lijke menigte ratten uit te roeien een zaak is die over
leg eischt, terwijl natuurlijk ook de bruine rat geen
kans mag gelaten worden weer de baas te worden.
Hebben we dus geen medelijden met ratten, de hon
den trekken de menschen hier steeds aan en in Batter-
sea heeft men een hond die voor vivisectie was ge
bruikt, zelfs door een standbeeld geëerd. De Londen-
sche studenten hebben daarover evenwel zoo het land,
dat zij dat standbeeld willen vernielen. Het moet dus
door de politie beschermd worden. De hoofdcommis
saris der politie heeft nu echter den gemeenteraad van
Battersea laten weten, dat voortdurend politietoezicht
en voldoende bewaking jaarlijks meer dan 8000 zou
kosten en het wordt zeer de vraag of men de belasting
schuldigen bereid zal vinden dat groote bedrag voor
deze min of meer sentimenteele vertooning te offeren.
Aan den anderen kant zijn er zeer velen, die terecht
opmerken, dat de politie zoo iets niet van den Raad
mag vragen. Er zijn altijd vel menschen die bezwaar
gevoelen tegen de oprichting van een of ander gedenk
boeken en als die nu maar allen het recht kregen deze
te vernielen, wijl de politie meent, dat zij niet verplicht
is ze te beschermen, dan zou het er slecht uitzien, want
men zou dan ook met openbare gebouwen zoo kunnen
handelen, de vredosvrienden zouden de kazernes en ze
kere andere burgers de gevangenissen wel uit den weg
willen ruimen.
Dat hondenstandbeeld is er gekomen door den in
vloed van de Ver. t. Besch. v. dieren. Het zal mij be
nieuwen wat die te vertellen zal hebben, nu de visch
Zij glimlachte, zonder een kleur te krijgen. Maar ze
scheen toch zeer verblijd te zijn, dat ze hem zag. En
terwijl hij haar nu begroette en men over en weer
slechts een paar algemeene opmerkingen maakte, kon
zijn oog niet verzadigd worden van haar aan te zien.
Zoowel de kunstenaar als de man waren om het zeerst
er door betooverd.
Had zij zulk een goeden smaak, dat de keuze van
kleur en snit harer toiletten zoo gelukkig was? Of
had zij ook hierin onbewust het passende, het mooie
getroffen? De lila-kleur van haar costuum paste uit
stekend bij het herfstlandschap. Ook kwam zoodoende
haar mooie, blanke teint schitterend uit. Om de dun
ne taille had zij een ceintuur ook van een lila-kleur,
welke van voren door een vreemdsoortige gesp werd
vastgehouden en die zeker een of andere buitenland-
sche byouterie moest wezen in goud met lichtblauwe
turkooizen gevat. En op haar hoofd had zij weder
een van die hoeden, welke zij zoo gaarne droeg, met een
breeden rond en meermalen gebogen.
„Herkent u mij niet?"
„Dat is toch best te begrijpen. In zoo'n vermom
ming."
„Maakt u een wandeling
„Ja. Neen. Ik ben hier heengegaan, omdat men
hier iets meer vergezicht heeft zelfs daar voor ons
een stukje zee wel te verstaan, wanneeT men weet,
dat die blauwgrijze streep water moet voorstellen."
„IJ zegt dat alles op een toon, alsof u het hier te eng
vindt en verlangt naar de drukte."
„Ach, ik.... zij wist klaarblijkelijk niet, wat zij
daarop zeggen moest.
Ilij vond het aardig, dat zij niet zoo dadelijk een ge
vat antwoord bij de hand had.
Hij vroeg haar daarom leukweg, of zij zich bij hare
grootmama verveelde.
„Het is geen kleinigheid voor mij. Men heeft zoo
weinig aan het leven in hare omgeving," zei zij op aar
zelenden toon.
„I zult toch wel niet altijd bij haar blijven," hernam
hij, haar willende troosten.
Men kon aan den opslag harer oogen zien, dat zij
uit de Serpentine, het riviertje in Hyde Park naar de
Theems wordt overgebracht. Men heeft de Serpentine
in 15 jaar niet geleegd en men rekent dat er minstens
5 ton visch met de zegens uit zal gehaald worden. Al
die dieren worden nu in de Theems gebracht en het na
deel voor do vischjes is, dat men in de Serpentine niet,
in de Theems wel mag hengelen.
Het vangen zal 's nachts gebeuren en de visschen
worden in groote bakken vervoerd. Men heeft er voorn
tjes, karpers, en baars en een hengelend vriend van
mijne kennis heeft mij verzekerd, dat hij eens een groo
te forel naar boven heeft zien komen. De hengelaars
verheugen zich dus op mooie vangsten in de Theems.
Het is wel een groote sprong van de aristocratische
forel, die zelfs in do vijvers van het paleis der Konings,
in Buckingham Palace zwemt, naar de democratische
mossel. Doch de mossel is hier zulk een algemeen ge
liefd volksvoedsel, dat men er wel kennis van moet ne
men, al wenscht men die er niet mee te maken. Er is
dezer dagen weer een relletje op touw gezet, om deze
volkslekkernij zwart te maken, door te vertellen, dat zij
vergiftig zijn en daardoor ziekte en dood veroorzaken.
Dit nu blijkt, gelukkig voor de arme Londenaars on
juist. Sedert eenige jaren worden de mosselen verza
meld zoowat 12 mijl van de kust. Daarna worden ze
onder hoogenstoomdruk gekookt en flink gewasschen
en ten slotte nog namens de Vereeniging van Visch-
koopers geregeld onderzocht. Deze Vereeniging heeft
alle kwade geruchten dan ook tegengesproken en be
kend gemaakt, dat, sedert zij die voorzorgsmaatregel
invoerde, geen ziektegevallen veroorzaakt door het ge
bruik van mosselen zijn voorgekomen.
En laat mij nu eindigen met het onderwerp waarmee
ik begon, met het weer. Toen ik mij van morgen neer
zette om dezen brief te gaan schrijven, vroor het dat
het kraakte, en nu ik hem sluit, dooit het van geweld,
de vogels tjilpen vroolijk en buiten denkt men weer aan
lentelucht en wat er bij hoort. Doch tegen theetijd zal
het wel weer vriezen of sneeuwen, vrees ik.
Het volgende is eene „Declaratie van D. van Gui-
kamp, Scherprechter van de Prov. Frieslandt, wegens
het scherp Examen en Executie van de Scheeps-Krijgs-
raat, in Texel vergaderd
1764.
April 3. 8 Gevangenen op 't oorlogsschip ge-
pijnigt, h 75"gld. 't stukf 225.
Mei 1. 1 dito op 't bovenstaande schip dito 75.
Mei 3. Wederom aan boord geweest om nog
een "gevangene te pijnigen, hoewel niets
gedaan 1) 75.—
Mei 8 2) 5£Perzonen gehangen, voor ieder 150
gld. 600.—
1 Perzoon gegeeseld en gebrandmerkt, met s
den strop om den Hals 150,
1 Perzoon alleen gegeeseld63.
Op Reijs van Leeuwarden naar Texel, tot
op Workum, aan vragt en drinken betaald 10.12
Op de wederom-Reijs van Texel na Leeu
waarden, te weten, van Staveren na Leeu
waarden, aan wagenvragt en verteering P*
betaald16.4
Somma f 1214.16
Het kostbaarste van alle beulsdiensten schijnt ge
weest het radbraken; in een Declaratie, ook uit 1764,
1) Een beulsbezoek stond in dat opzicht dus gelijk
met een doktersgang: thuis of niet-thuis, tóch betalen.
2) een drukke dag, die 8e Mei 1764!
zulk een leven in deze omgeving nu niet het aange
naamste vond, en daarom zeide zij, dat er toch ook wel
een beetje genoegen bij mocht komen. En ziet, dit mis
te zij zoo bij hare grootmama.
Zij stonden eenigszins met hun figuur verlegen naar
het landschap te kijken, waarvan de molen het middel
punt vormde.
„Ik had altijd eenige hoop," voegde hij haar op har-
telijken toon toe, „dat door uwe tegenwoordigheid de
geachte, oude beschermvrouwe wel kalmer zou worden,
en hare zenuwachtige ongedurigheid wel wat zou ver
minderen."
Brita maakte echter een geste, alsof zij te kennen
wilde geven dat zoo iets in de verste verte niet was te
verwachten.
En hij kreeg weder een gevoel van innig medelijden
met haar.
„Wilde u grootmama een bezoek brengen?"
„Ja, dat ben ik voornemens."'
„Laten wij dan samen gaan. Het is de moeite haast
niet meer waard om voor dit kleine eindje in te stap
pen."
En zij gingen te zamen de helling af.
Brita scheen eensklaps erg verstrooid. Hij kon niet
begrijpen waarom. Zij kon toch zeker niet beleedigd
zijn door zijn in alle voorzichtigheid uitgesproken kri
tiek over de oude mevrouw von Benrath. Dit wist liij
toch ook, dat hetgeen zij zelve bij toeval had uitgelaten
over de zonderlingheid van hare grootmama openhartig
genoeg geweest was.
Zij waren nu tot den straatweg genaderd, waar de
blinkende automobiel nog stond te wachten.
„Wat een elegante wagen," zei Brita op een toon
van waardeering, maar waarin tevens lag opgesloten,
hoe gaarne zij er eens een rit mede wilde doen.
Hagen had schik, dat zijn speelgoed haar aanstond.
11 ij vroeg haar of zij er wel eens mede wilde rijden.
„Ik kan het wel," zei zij met zeker air, want zij had
liet in Boston geleerd, toen zij gedurende enkele maan
den aldaar bij hare vriendin Ethel Steven gelogeerd
had. „De Steven's behoorden," zeide zij er nog bij,
„onder de aanzienlijkste ingezetenen van Boston." Hij
ditmaal van de Scherprechter van den HoogEd. Ge-
strengen Krijgsraad der Yereenigde Nederlanden komt
deze post voor
1 Persoon van onder op levendig gerad
braakt, en daarna met de koorden gewurgd f 250.—
Papuss en de zijnen hebben voor het oogenblik ku*
renommee verloren; nu gebleken is, dat er allerlei
trucs bij in het spel zijn en de honger-kuur voorname
lijk bestaat in het heimelijk naar binnen werken va»
een aantal voedzame pastilles, is de belangstelling van
het publiek veranderd in wrevel, dat men zich zóó heeft
laten beetnemen. Het is dan ook met eenige schuch
terheid, dat wij thans aandacht vragen voor honger
kunstenaars van vorige eeuwen, vreezende dat men na
de huidige ondervinding ook daarvan zal gaan geloo-
ven, dat het allemaal „maar kool" is. Toch zijn er
van heel vroeger tijden voorbeelden van beoefenaars
dezer zonderlinge „kunst," welke men toendertijd o.
i. juister met den eenvoudigen naam van „ziekelijk
vasten" bestempelde. Het oudste voorbeeld in ons
land is de H. Maag Liduvina, geboren in Holland,
wier feestdag kerkelijk wordt herdacht op den 14 April;
zij leefde omstreeks 1433op haar 15en jaar door een
ziekte aangetast, verbleef zij in dien smartelijken toe
stand gedurende 38 jaren. „Men konde wel bemereken
dat sij bij mirakel leefde," zegt Heribertus Rosweydus,
„want sy at op 30 jaere soo veel broods niet, als een
ghesont mensche op dry daghen, soude gegeten heb
ben: noch sij en sliep op alle (lesen tijdt niet soo langhe,
als een ghesont mcnsche, op dry dagen soude behoren
te slapen."
Anderhalve eeuw later meldt de historie wederom
een dergelijk geval en wel van zekere Eva Vliegen in
het jaar 1575 geboren omtrent een half uur gaans van
Meurs, op eene plaats genaamd Vliegen-hof. „Zij was,"
volgens het hierop betrekking hebbende Memorijen ofte
Cort verhael „van slechte afkomste en van heel geringe
middelen, zoodat zij in hare jeugd bij de huijslieden de
varkens heeft gehoed, lijdende dagelijks grooten honger
gelijk zij zelfs bekent. In deze ellende en hongersnood
levende, heeft zij God den Heere zeer emstelijck meer
malen gebeden, dat zij van den grooten hongersnoot
mogt ontledigd worden. Haar hartelijk en gedurig
bidden is verhoord: want anno 1594 is haar appetijt en
lust tot eten zoo klein geworden, dat zij maar ten twee,
drie of vier dagen een weinig gegetenheeft, daarna
heeft zij alleen ten acht, tien, twaalf of veertien dagen
een weinig gegeten, en allenskens is haar lust tot eten
en drinken geheel vergaen; zoodat zij sedert den jare
1597 (het tractaatje dateerde van 1624) tot desa» tijt
toe, geheel niet gegeten of gedronken heeft." Echter
waren er ook te dien tijde personen, die aan een derge
lijk wonder niet wilden gelocven, waarowler de predi
kant van het plaatsje, een zekere dominé Velthuijsen.
Deze nu heeft Eefken in 1607 eens gecontroleerd: „hij
en andere personen hebben haar in een kamer met
brandende kaarsen nacht en dag, dertien dagen lang
vlijtig bewaakt en bewaard, goed acht op haar gevende,
zoodat zij gedurende die dertien dagen en nachten nooit
een oogenblik is alleen geweest." Inderdaad hebben
zij het vasten van het meisje naar waarheid bevonden
en zoozeer werd zij allentwege beroemd, dat een zeke
ren Haagschen schilder, mr. Balthazer Flessier, octrooi
ontving „omme voor den tijdt van vier jaeren, naest-
comende, alleene in de vereenichde provinciën te mogen
uytgeven ende vercoopen het gecontrefeytsel, bij hem
naer het leven affgebeelt, van seecker dochter, woon
achtig tot Moers, met name Eva Flieger, die in den
tijt van seventien jaeren geenerley natuurlijke spijze
noch dranèk haars levens onderhouden noodigh ea
heeft genooten."
presenteerde haar van zijne auto gebruik te maken, als
zij wilde. Ieder uur stond zij tot hare beschikking.
Nu kleurde zij een beetje. „Dat zou toch wel moei
lijk kunnen," hernam zij, want zij wilde de verantwoor
ding niet op zich nemen, als er eens een ongeluk kwam.
aan het mooie, nieuwe rijtuig.
Hagen overlei nog een paar seconden, maar had
haast den moed niet om hetgeen hij dacht uit te spre
ken. En liet hij er onmiddellijk op volgen„Dan per
mitteert u mij, dat ik u nu en dan afhaal om een toch
tje te doen.
Zijn stem trilde, toen hij deze woorden uitsprak.
„Ja," zei zij, kinderlijk blijde, „o ja, dolgraag. En als
u het goedvindt kunnen wij misschien straks reeds een
toertje maken.''
Straks? Dit zou wel niet ver van den avond zijn,
wanneer men eerst den behoorlijken tijd bij de oude da
me gezeten en koffie gedronken had, en dan kon men
ook nog niet dadelijk heengaan.
En toch stelde hij zich zooveel voor van een toertje
in het stille avonduur door het zwijgende woud.En
hij dacht er aan, hoe hij dan aan hare zijde zou voort
snellen, afgronden vol gevaren. zalige gevaren.
tegemoet.
Zij stapten fluks door, daar zij beiden wenschten om
door haast, het uur, waaraan men niet kon ontkomen,
te verkorten.
Hij vroeg niet, of zij zoo blijde was, omdat zij dan
eens ongestoord, met hem alleen zou zijn. Ook niet, of
het alleen om het plezier was, dat de jeugd gewoonlijk
in zoo iets heeft, of, dat het alleen maar de wensch
was de herinneringen aan een ander land, verloren
vrienden en van betere levensomstandigheden eens op
te frisschen.
Hij gevoelde slechts dat een ongekend zalig genot
hem ten deele gevallen was.
En nu zwegen zij.
Wordt vervolgd.