DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De scheepsramp aan den Hoek van Holland.
No. 20
Honderd en tiende jaargang.
1908
V R IJ D A G
24 JANUARI.
I) r a n k w e t.
FEUILLETON.
ERFSTSTO
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Onderscheidingen Vredesconferentie.
ALKMAARSCHE CODRANT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen ter algemeene kennis, dat bij hun college is
ingekomen een verzoekschrift van
D. GROOTHUIZEN, aldaar, om verlof tot denver
koop va n alcoholhoudenden anderen dan sterken drank
in het perceel Heldersche weg, E 21.
Binnen twee weken na deze bekendmaking kan een
ieder tegen het verleenen van het verlof schriftelijk
bezwaren indienen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 24 Januari 1908.
ALKMAAR, 24 Januari.
22 Januari is in Rusland kalm voorbijgegaan. Zooals
men weet is het drie jaar geleden, dat op dien datum
er te St. Petersburg gebeurtenissen plaats hadden, die
wezen op een naderende revolutie, maar die door de re
geering in bloed werden gesmoord. Die dag heet „do
bloedige Zondag" en met het oog op een mogelijke on-
gewenschte herdenking van dezen datum had de poli
tie verschillende maatregelen getroffen: zij had de ge
vaarlijkste wijken sterk bezet en een aantal leden van
de revolutionnaire organisaties in hechtenis genomen.
Afgaande op de berichten zou men zeggen, dat alles
betrekkelijk rustig is. Ook de Doema houdt zich kalm
zij is Dinsdag weder bijeengekomen na de Kerstvaean-
tie en bedaard aan het werk gegaan, alhoewel er twee
derde van de leden, alle leden van den Rijksraad, van
den senaat en van de regeering afwezigwaren. Aange
nomen werd een voorstel om den minister van financi
ën te verzoeken, vóór do Kerstzitting een wetsontwerp
tot regeling der bedrijfsbelasting' bij tie, Doema in te
dienen maar de betrokken minister kon hierover niet
gehoord worden, wijl hij niet tegenwoordig was.
Meer belangstelling zal er ongetwijfeld zijn, wanneer
de vlootplannen aan de orde komen. De regeering wil
persé een sterke vloot hebben en daar de oude in de
Aziatische wateren is gebleven, moet er een geheele
nieuwe gebouwd worden.
De generale staf van de Russische marine heeft een
rapport gepubliceerd waaruit - en dat is dus thans
officiëel blijkt, dat Rusland in den loop van den oor
log 56 oorlogsschepen verloren heeft. Het Russische
volk heeft niet veel zin opnieuw veel geld in oorlogs
schepen te steken. De Russen zijn geen zeevaarders,
de zee is niet hun glorie en zij kunnen niet zulke goede
jantje-s zijn als bijv. de kleine Japs en de Engelsche
Jacks. Bovendien heeft men in Rusland niet de over
tuiging, dat het geld voor de vloot uitgetrokken inder
daad voor de vloot wordt besteed. Voordat de roebels
in ijzer en hout voor schepen zijn omgezet, moeten zo
door vele handen gaan en aan die handen blijven zoo
vele geldstukken kleven! Iloe is het anders mogelijk
dat de Russische vloot zooveel geld kost? In Japan
werden voor het onderhoud der vloot in 19011902 uit
gegeven per tonnemaat 159, in Engeland .180, in
Duitschland 174 en in Rusland 233 roebels
ROMAN
door
IDA BOY-ED.
vertaling van S. S.
19)
De man gevoelde zich zeer aangetrokken tot het
lieftallig schepseltje naast zich.
Het verlangen haar in zijne armen te sluiten en een
kus op haar roode lippen te drukken, deed hem het
bloed onstuimig door zijn aderen stroomen.
Hij meende, dat zijn begeerte op haar terugwerken,
dat zij terstond haar voile wegdoen en hem haren mond
moest bieden
Wat weet zij van mij, dacht hij, nu eens ovennoedig
dan weer door vreeze overvallen. Ja, zij weet zeer
veel van mij. Ze houdt van mijn boeken. Ik ben rij
ker dan andere mannen ik heb ontelbare voordeelen
boven hen wie mijn werk kent en het waardeert,
staat reeds met mij in betrekking', zijn hart neigt reeds
tot het mijne.
Hij wilde haar iets vragen, maar hij had den moed
niet, uit vrees dat het antwoord al zijn succes ^ou ver
storen. Wat zijn al onze kronen, dacht hij, wat maken
zij ons overwinnaars anders dan arme debutanten.
Ilij begon, bijna heesch van opgewondenheid: „Uwe
grootmama vertelde mij, dat u van mijn werken
hield. Met alle kunt u echter niet op hebben, want
de meeste zijn gericht aan oudere lieden misschien
aan mannen ofschoon, gelijk het in Duitschland het
geval is, waar de man over het algemeen weinig leest
ik toch wel durf zeggen, dat zij bij de dames, hoewel
ik mij niet direct tot haar wendde, de meeste sympa
thie vonden."
Brita werd dit hoorende erg verlegen. Als grootma
ma haar dwaze redeneeringen toch voor zich wilde
houdenLater werd men er maar voor ter verant-
Dat ondanks deze veel hoogere uitgaven het gehalte
van de Russische marine ver beneden dat der andere
vloten staat is beleend. Daarbij komt, dat de Russi
sche regeering zeer protectionistisch gezind is: ten ba
te van de Russische industrie zullen er voor de nieu
we vloot zoo weinig mogelijk bestellingen in het bui
tenland worden gedaan. Dit principe verdient aller
minst in Rusland aanbeveling, omdat het vrij spel
geeft aan de industrie-ridders, de oplichters. In plaats
van flinke stevig gebouwde oorlogsschepen, krijgt men,
zooals admiraal Nebogatoff tijdens den oorlog teeken-
nchtig zeide, oude schoenen, met pantserplaten van bo
ter en met granaten als erwten. Om al deze redenen
wordt er tegen de nieuwe vlootplannen in Rusland
veel verzet aangeteekend, waarbij men telkens leest dat
de uitvinder van een nieuwe vloot niemaud anders is
dan Keizer Wilhel.m die het dus alweer gedaan heeft!
De Russische regeering zal haar plannen intusschen
wel wederom doorzetten. De minister-president, de
heer Stolypin heeft zich reeds eenige malen zeer krach
tig uitgelaten en waarschijnlijk zal de Doema weer
voor de keus worden gesteld of zich voegen naar de re-
geering of weer naar huis.
De Keizer van Rusland heeft naar aanleiding van
de Vredesconferentie benoemd tot Grootkruis in de
orde van den Witten Adelaar, den heer jhr. mr. Van
Tets van Goudriaan, minister van Buitenl. Zaken,
eere-voorzitter der conferentie, en tot Grootkruis in
de orde van St. Stanislaus mr. Hannema, secretaris
generaal van het ministerie van Buitoni. Zaken.
Z. M. heeft den heer Nardus Vas Dias, een der
directeuren van het Nederl. Correspondentiebureuu
voor dagbladen te 's-Gravenhage, in verband met
journalistieken arbeid aan dat bureau tijdens de Vre
desconferentie. benoemdj tot ridder 3e kl. in de orde
van St. Stanislaus.
Wijzigingen wet Lager Onderwijs.
Het hoofdbestuur van de Vereeniging van Chr.
Onderwijzers en Onderwijzeressen in Nederland en de
Overzeesche Bezittingen heeft een commissie benoemd
om te overwegen welke wijzigingen vanwege het Chr.
onderwijs wenschelijk geacht worden bij eene eventu-
eele herziening dor wet op het Lager Onderwijs. Tot
leden der commissie zijn benoemd de heeren J. C.
Wirtz, districtsschoolopziener te Winschoten, J. Th.
R, Schreuder, G. Ipema, H. J. Emous en H. J. van
Wijlen, allen te Amsterdam. Voorts zijn nog uitge-
noodigd om zitting te nemen ;n deze commissie de
hh. mr. V. H. Rutgers te Hilversum en ds. J. J. van
Noort te Amsterdam.
GEMENGD NIEUWS.
Nog steeds is de boot met zes en twintig personen
erin van de Amsterdam niet terecht. Gisteren zijn
ondanks den mist steeds booten uitgevaren om de
ongelukkigen te zoeken, maar tevergeefs.
De correspondent van de N. R. Ct. schreef gisteravond
„Gevaar voor omslaan bestaat er niet volgens zeelui
hier. Het is zóó kalm, dat je wel met een plank op
woording geroepen.
Brita wist van zich zelve heel goed, dat zij zeker
niet veel beteekende. Zij leefde maar van den eenen
dag naar den anderen zonder eenig doel, niet goed,
niet slecht. Wat zou men ook met haar beginnen?
Ja zij was zich zelf bewust, dat het volstrekt niet
vc-ornaam was, wanneer zij voor zich hartstochtelijk
verlangde naar een onbezorgd leven, en altijd maar er
aan dacht, dat zij het eerste het beste huwelijksaanzoek
zou accepteeren, als het haar genoeg voordeelen ver
schafte.
Maar oprecht wilde zij toch zijn. Zij zag aan groot
mama wat zooal het gevolg zijn kon van al die onna
denkend uitgesproken complimenten en beloften. En
zij wilde vooral niet tegen den man liegen. Dat vond
zij vreeselijk beleedigend voor hem.
En zoo bereidde zij zich dus in haar binnenste voor
op het antwoord, dat zij moest geven op de vraag,
welke zij verwachtte.
Nu kwam de vraag.
Brita kende den man te weinig als het er op aan
kwam eigenlijk geen enkelen man om in staat te
zijn te gissen of te begrijpen wat er in hen omging. Zij
had er geen denkbeeld van, hoe verlegen de vraag ge
daan werd. Zij zag' niet, hoe achter den bril de oogen
schitterden, evenmin hoe de neusvleugels trilden.
„Welke van mijne boeken vindt u het mooist?"
„U weet immers, dat grootmama zooveel zegt, met
de vriendelijke bedoeling om iemand een complimentje
te geven", zeide Brita, baar voile opslaande om hem
eens goed aan te kunnen kijken „ik heb alleen maar
uw roman „Simson" gelezen en dezen ook nog maar
toevallig en slechts gedeeltelijk. Mijnheer Stevens
bracht mij vaak een Duitseh-Amerikaansche courant
mede. Deze heeft zeker den roman gestolen niet?"
„Ja gestolen!" zei hij op een vroolijken toon.
Al zijn ellendige vrees voor deze jonge beoordeelaar
ster, voor wie hij gaarne zijn geheele loopbaan als au
teur, waarop hij zooveel succes had ingeoogst oot
moedig wilde prijsgeven, dat opzien tegen elke critiek,
alles was eensklaps verdweuen.
Ilaar oprechtheid was prijzenswaardig.
zee kunt. Maar wat ik niet begrijp de aanvaring
is gebeurd tusschen de geankerde booten in, dicht bij
het lichtschip. En dat niemand daar nu iets van die
roeiboot heeft bespeurd. Maar als zij niet opgepikt
zijn dan zwalken ze nu al zes en dertig uur rond.
En de eenige zeeman, die er in is, de matroos
hoe zal ik 't zeggen? Een goed bevaren man zou zijn
aangekomen. Voor den invloed van den kouden mist
op de schipbreukelingen ben ik nog zoo bang niet.
Ze zitten dicht op elkaar, en ze kunnen zich toe
dekken met de zeilen. Maar de vraag is zal er
proviand aan boord zijn?" zoo sprak een zeeman.
Diezelfde vraag stellen verscheiden zeelui zich. Het
voorschrift is wel, dat de reddingbooten voorzien
moeten zijn van eetwaar en water, maar aan dit
voorschrift bleek, althans in enkele sloepen, niet te
zijn voldaan. Evenmin aan de bepaling, dat er een
kompas in moet wezen. Ook het voorschrift, dat
iedere reddingboot haar vaste bemanning, onder com
mando van een officier moet hebben, is niet nagekomen.
Nu men zoo lang in wanhopende onzekerheid blijft,
spreekt men hier luider over al deze dingen. Ook
laakt men de snelle vaart der booten, bij zulk dik
weer, en hoopt men, dat de reederijen in dit opzicht
nu dan toch eindelijk geleerd zullen hebben. Althans,
dat het publiek zich tegen deze roekeloosheid steeds
krachtiger zal gaan verzetten.
Maar dit is napleiten. Onder de gruwbare onzeker
heid in dit wreede mistweer, dat nu al zes lange
dagen aanhoudt, wordt het medelijden met de schip
breukelingen steeds beklemmender. Rusteloos loopen
de menschen in den killen nevel op en neer langs
het kanaal, trachten zij over de pier steeds dieper
zee in te zien. Maar de meedogenlooze muur van
damp houdt het schrikkelijk geheim verholen.
De angst van de enkele wachtende betrekkingen is
niet om aan te zien. Er loopt hier van gisterenavond
af nu al een vader rond, die zijn zoon vermist. De
rampzalige man houdt zich uiterlijk rustig. Maar tot
een ieder wendt hij zich om zijn zwakke hoop toch
nog wat te versterken. Straks kwam de tijding dat,
toen het al donker was, de Gouwzee weer uit zou
varen om te zoeken. Dr. den Houter stond al gereed
om mee te gaan. Maar deskundigen bespraken het
nuttelooze en het gevaar van dien tocht. De vader
mengde zich in hun gesprek„och, vroeg hij
het kón toch eens wezen, dat het zoo was bestierd,
dat de Gouwzee de roeiboot zal vinden
De opvarenden waren bereid. Maar buiten werd het
steeds dikker. Zóó mistig, dat het sleepbootje, dat in
het Kanaal uitging om de Gouwzee te zoeken, haar
niet eens kon vinden. Het blijkt dus onmogelijk, hoe
goed ook de wil is.
En zoo roerend zijn de verhalen van verwanten die
de bagage, allerlei intieme dingen, van vrienden of
bloedverwanten uit Amsterdam hebben herkend, die
niet zijn aangekomen. Een jongtnensch loopt er zoe
kende rond, die zijn patroon, eeu Nijmeegsch industri
eel, vermist. En zij zijn voortdurend in tweestrijd.
Hier blijven, zoo dicht mogelijk aan zee? Of naar huis
terug gaan om de overige familieleden nog moed in te
spreken
De mist wordt dikker en dikker. De rijp maakt al
les wit. Als het even wat opklaarde, vanmiddag, zag
men de schepen in de berghaven langs alle lijnen be
ijzeld. En de wegen zijn spiegelglad. Aanhoudend
klinkt het verre klokgelui, het geroep der booten.
De mist laat zich niet verbidden. Werd het toch
maar klaar, maar iets helderNu is een heel systeem
in elkander gezet. Zoodra het opklaart, al is het mid
den in den nacht, zullen vijf booten, met de meest be-
Zij was dus niet enkel een betooverende fee
Zij was meer zij was een karakter.
En het maakte hem gelukkig, dat hij haar belang
stelling voor zijn werken nog geheel en al moest
zien te winnen.
Hij verbeeldde zich, dat hij nu onverwachts nieuwe
wapenen in de hand had ontvangen, waarmede hij
haar liefde kon winnen.
„Mag ik u mijne boeken eens brengen?" vroeg hij
met ernst en nadruk, alsof hij een gunst afsmeekte,
waarvan men niet zeggen kon welke gevolgen dit zou
hebben.
Er kwam een vriendelijk lachje op haar gelaat.
„Het zal mij een groote eer zijn, indien ik ze van
den schrijver zelf mag ontvangen", zeide zij op eene
wijze, zooals ieder jong meisje, iedere vrouw hierop
geantwoord zou hebben.
Ondermaal reed het blinkende rijtuig in snelle vaart
het bosch in, de bocht achter zich latende, tegen wier
oevers nog zoo menige golf moest breken, voordat de
avond gansch en al zou nedergedaald zijn. Maar in het
woud zou hij niet meer zoolang op zich laten wachten
en wel spoedig met zachte schreden komen en met
breed uitgespreide, reusachtig groote, grijze vlekken
nederdalen.
Zij snelden hem tegemoet sprakeloos, naast el
kaar. liet leek wel, alsof zij een geheim nader kwa
men, daar in het donkere woud, maar dat ook tusschen
hen beiden bestond.
En zij hadden den moed niet het te ontsluieren
hoewel zij brandden van ongeduld. Het meisje wacht
te er op was het dan al niet met een kloppend hart
dan toch vol zenuwachtige onrust.
En door deze spanning ten ©enenmale teleurgesteld
en uitgeput, dacht zij ten laatste: „Zou grootmama
zich toch vergissen?" Wel is waar had Brita nu op de
zen tocht geen aanzoek verwacht. Want voor hen zat
de chauffeur, die licht iets kon opvangen. Maar men
kon ook zonder woorden zijn wenschen kenbaar ma
ken. Brita zou bereid geweest zijn veelbeteekenend
en bevestigend te glimlachen. Welk meisje zou ook
iemand als Hagen afwijzen.' Hij was wel bijna zes en
varen zeelui bemand, naar buiten gaan, en elk in een
bepaalde richting koersen om de schepen rond te vra
gen."
De autoriteiten aan den IToek hebben den minister
van Marine verzocht, torpedobooten van zoeklichten
voorzien uit te zenden, om te helpen zoeken naar de
vermiste reddingboot met schipbreukelingen.
De Zeepost meldt
Van I.Jmuiden wordt georganiseerd een tocht om
van daar naar den Waterweg te stoomen, door verschil
lende sleepbooten en andere stoomvaartuigen. Zij zul
len op ouderlingen afstand in verband met elkaar blij
vend, de Noordzee af stoomen tot den Waterweg, om
zoodoende de vermiste scheepsbooten te vinden en bin
nen te brengen.
Uit Nijmegen meldt men dat het geen twijfel laat,
dat de heer Salomonsky aldaar zich aan boord van de
Amsterdam heeft bevonden.
Uit Londen toch werd bericht ontvangen, dat hij
met de Amsterdam was vertrokken en een Duitscher,
die zich ook op dat schip bevond heeft gisteren hier
aan de familie van den heer S. medegedeeld, dat hij
hem aan boord heeft gezien.
Dr. Essens uit Amsterdam heeft zijn verplegings-
autojnobiel naar Hoek van Holland gezonden voor de
mogelijkheid dat er schipbreukelingen vervoerd moeten
worden.
De oud-gezagvoerder A. Bakker aan den Hoek, die
veertig jaar lang de zee heeft gediend, vroeg naar aan
leiding van dit nieuwe onheil aan de N. R. Ct., toch
nog eens ernstig deze woorden over te brengen:
Varen in mist, dat deden wij vroeger niet nu doen
ze het wel en ge ziet de gevolgen. Laat daarom de ge
zagvoerders en de reederijen en het publiek eindelijk
tccli leeren. Laat de kapiteins weigeren, al worden zij
ook met ontslag bedreigd; er hangen te veel menschen-
levens af en als het publiek dit voldoende aan het ver
stand is gebracht, dan zal het niet meer prijzen doch
laken de stoomvaartlijnen, wier booten op tijd varen
als het zóó dik van mist is.
Jac. Upson, de matroos van de „Amsterdam" die
alleen in een reddingboot wegdreef en door den oud-
kapitein Bakker op de hoorderpier aan den Hoek werd
aangetroffen, heeft het volgend verhaal gedaan.
's Ochtends om vier uur had Jae. op de „Amsterdam"
de wacht te kooi. De gong van het vuurschip wekte
hem. Dadelijk daarop wordt gecommandeerd: alle hens
aan dek en toen hij boven was, zag hij de aanvaring
gebeuren. Toen moest de bemanning weldra de passa
giers aan de reddinggordels helpen.
En het volgend bevel was: Alle man bij de booten.
Jac. had de achtste boot. Hij werd daarin neergelaten.
Doch ongelukkigerwijs ontbrak de vanglijn, die de boot
aan het schip moet verbinden, en hij dreef weg.
Er waren vier riemen in, maar om te roeien was de
boot voor één man te zwaar. En ook het zeiltuig dien
de hem niet, want er was geen wind. In een oogen-
blik zag of hoorde hij niets meer.
Toon heeft Jac. met zijn knipmes een wrikgat gekor
ven. En wrikkende stuurde hij de boot.
Als hij doodmoe was, ging hij op de zeilen liggen,
dekte er zich mee toe. Dan zong hij om er den moed
in te houden.
Het ongeluk was echter, dat er geen compas was in
de reddingboot, maar evenkwam de zon door. Toen
wist Jac waar de wal was. Hij voelde meteen dat de
wind uit den wal kwam en nu koerste hij al wrikkende
in den wind op, berekenende dat, toen hij 's morgens
om de Noord ging, de vloed liep. Hij had wel geen hor
loge, maar nu moest het eb zijn. Zoo navigeerde de
clevere jongen en hij koerste om benoorden den Water
weg uit te komen, want daar binnen kon hij wrikkende
niet3 uitrichten. 1
twintig jaar ouder dan zij .maar dat gebeurde meer.
Doch nu had hij niets, in het geheel niets gezegd,
waaraan zij zich kon houden. Wachten valt altijd moei
lijk. En hoe moeilijk vooral, wanneer men zoo tus
schen hoop en vrees leeft -m denkt, dat het een schit
terend succes zal brengen.
De man bedwong zich met inspanning van alle zijne
krachten.
„Het zou onbillijk zijn," dacht hij, „zij kent mij nog
niet En zij waren ook niet alleen.
Voor hen zat 'krom ineengedoken, de hand aan het
stuur de chauffeur; hij liet den wag*en vliegen en om
scherpe hoeken buigen en over den rechten weg snor
ren; zij doorsneden in hunne vaart de lucht. En achter
hen wolken van kwalijk riekenden rook en stof.
Zoo gleden zij door den avond, het scheen wel alsof
de hemel op hen nederdalen zou, want hij was grijs en
somber van kleur. Zoo kwamen zij terug. En daarna
nog een haastig afscheid, biina te pijnlijk om het door
te maken.... verdwenen de spanning, waarin twee
menschen elkaar niet meer dulden kunnen, omdat zij
elkander liet heerlijkste en laatste nog niet zeggen en
nog niet geven durven.
IV.
De spanning, waarmede Ilagen de aankomst van den
jongen André tegemoet zag, bleef dezelfde. Ja, zij nam
zelfs nog too tot op 't oogenblik dat de trein bedaard
het station Wachow binnenliep.
Toen gevoelde de man, dat zijn hart onstuimig be
gon te kloppen, en eensklaps zonk hem de moed in de
schoenen. Had hij zich de ontmoeting niet te mooi
voorgesteld, zooals in de romans het geval is, waarin
men gefingeerde helden verdachte lotgevallen laat door
maken
Wordt vervolgd.