DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Ambachtsschool Aangifte van Leerlingen Ambachtsschool No. 23. Honderd en tiende jaargang. 1908 DINSDAG 28 JANUARI. ALKMAAR. Metselen en Kleêrmaken ALKMAAR. Onderwijs in het Metselen en het Kleêrmaken. Metselen en het Kleêrmaken BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. voor den cursus 1908-1909, H, VAN DER HEIJ. H. VAN DER HEIJ. Eerste Kamer. Nederlandsch Comité voor Algemeen Kiesrecht. De Staatsbegrooting. GEMENGD NIEUWS. De millioenenjuffrouw. Uit De Rijp. ALKMAARSCHE COURANT. aanvangende APRIL e.k., op eiken Donderdag, Vrijdag en Zaterdag der maand FEBRUARI, van 9 tot 4 uren. Behalve het theoretisch onderwijs, de vakken timmeren, smeden, meubelmaken en schilderen, zal er ook onderwijs in het gegeven worden. De leeftijd van 12 jaren moet zijn bereikt. Onvermogenden kosteloos, anderen betalen een schoolgeld van f 6.-, f 12.-, f 18.-. f 24 -, f 30.- of f 36.- in het jaar. Leermiddelen en Gereedschappen worden aan allen verstrekt. Nadere inlichtingen geeft de Directeur De DIRECTEUR der AMBACHTSSCHOOL te ALK MAAR brengt ter algemeene kennis, dat, te beginnen met 1 MEI 1908, zoowel theoretisch als praktisch onderwijs aan de school zal worden gegeven, in het aan jongelieden, die den leeftijd van 12 jaren hebben bereikt. Nadere inlichtingen geeft de Directeur ALKMAAR, 38 Januari. De groote slag is gisteren in de- Fransche Kamer niet gevallen. De heer Clémenceau staat nog altijd cp zijn ministeriëele beenen en de heer Delcassé is nog' niet geheel en al de gevaarlijke groote man. Men heeft het Marokko-debat niet teneinde kunnen brengen. He den zal waarschijnlijk de beslissing worden genomen, zal de stemming uitmaken of de Kamer de Marokkaan - sclje politiek van het Kabinet-Clémenceau goedkeurt, dan wel of zij haar vertrouwen in het ministerie op zegt. De opperste veldheeren Clémenceau en Pi- ehon hadden Zondagavond nog het plan de compag- ne nagegaan en de mogelijkheden besproken, welke er zich gisteren zouden kunnen voordoen. Bij de uitvoe ring van het plan is de heer Clémenceau geheel op den achtergrond gebleven hetgeen overigens niet zijn gewoonte is. De heer Pichon werd in het vuur ge stuurd en hh' heeft een lange redevoering gehouden, waaruit men echter niet heel veel wijzer is geworden men noemt zulk een rede diplomatiek en men kan haar var} een minister van buitenlandsche zaken ver wachten. Hij betoogde allereerst dat Frankrijk nie^s had te verbergen voor Europa, en dat het deed wat het moest doen en wat het met de gebrekkige middelen, welke de acte van Algeciras biedt, kan doen. Daarom behoeft men zich in Frankrijk niet telkens om te kee- ren om te zien of er uiet een of andere mogendheid gaat protesteeren. Vervolgens bracht de minister hul de aan het optreden van generaal Drude in Marokko, hetgeen niet geheel en al onverdacht moet hebben ge klonken, immers de regeering had hem wegens ziekte teruggeroepen, toen hij nog eyen de vesting Medioena innam, dat men in Frankrijk had opgeblazen tot een gevaarlijk werk, waarvoor generaal d'Amada met ver sterkingen naar Marokko moest. Over den tegenwoordigen toestand liet de minister zich maar uit in vage trekken. Frankrijk moest geen partij kiezen tusschen de twee sultans, maar de acte van Algeciras neigt naar den kant van Abdel Azis, die de eenige erkende sultan is, die genoegdoening heeft beloofd en die een dijk is tegen de anarchie, terwijl Moelai Hafid den heiligen oorlog' heeft uitgeroepen, de anarchie vrij spel geeft, zoodat men niet met hem kan beraadslagen. Zeer ad rem interrumpeerde de heer Jau- ros, dat de regeering dus toch partij koos, voor Abdel Azis en tegen Moulai Hafid. De heeren Clémenceau en Pichon maakten zich hierover zeer boos (zonder evenwel de waarheid der opmerking te ontkennen), maar de minister van buitenlandsche zaken nam voor deze interruptie een kleine wraak, toen hij constateerde dat de heer Jaurès, de socialist, in de Kamer zich be zorgd had gemaakt over kapitalistische belangen, waar hij had gewaarschuwd tegen een geldleening, welke overigens voorloopig niet zal worden uitgeschreven. Toen kwam het groote moment: Pichon contra Del cassé. De heer Pichon betoogde dat de Marokkaansc.hr kwestie in verband staat met de algemeene politiek van Frankrijk, en die politiek is niet uitgevonden dooi de tegenwoordige regeering maar men heeft ze geërfd. Het vele goede dat de heer Delcassé heeft tot stand gebracht, is dan ook niet het werk van één man, maar van alle republikeinen sedert 37 jaar. Wij hebben al len ons best gedaan, wij zijn allen eerlijk geweest, laten wij aldus de minister ons verzoenen, terwijl wij de plaats vaststellen, die Frankrijk zich heeft veroverd. De Minister verklaarde daarna zich te verheugen over de bondgenootschappen, overeenkomsten en vriend schapsbanden van Frankrijk met verschillende mogend heden. Deze overeenkomsten zijn tegen niemand ge richt. Deze politiek draagt bij tot den wereldvrede. Dat Frankrijk zich vrijwillig naar de conferentie heeft be geven was om het hooge beginsel van het behoud van den vrede te handhaven. Zegt niet, dat het land daar door verzwakt is. Hef republikeinsche Frankrijk, grooter en sterker geworden door zijn bondgenootschap pen en zijn vriendschapsbanden zal nooit iets te vree zen hebben van zijn buitenlandsche politiek." Deze verklaring viel wel in den smaak, maar het klonk vreemd uit den mond van den spreker, die even te voren had verklaard dat Delcassé niet voor zich al leen mocht opeischen wat hij tot stand gebracht had, te hooren, dat al het góede van thans komt op reke ning van het tegenwoordige kabinet. Door deze en dergelijke onhandigheden verzwakte de- heer Pichon den indruk van zijn betoog, dat over het geheel een weinig krachtige verdediging tegen een for- sehen aan vul was. lntusschen schijnen de kansen van het kabinet op behoud wel een weinigje gerezen, maar het lot van het ministerie is nog alles behalve zeker. Heden zal nu daarover worden beslist. Men verwacht hedenavond in de zitting van de Eerste Kamer der Staten-Generaal een debat over de al of niet-behandeling der Staatsbegrooting voor 1908, onder de tegenwoordige politieke omstandigheden. Onder voorzitterschap van den heer J. G. van Kuijkhof, van Amsterdam, werd Zondag te Utrecht de jaarlijksche algemeene vergadering gehouden van het Nederlandsch Comité voor Algemeen Kiesrecht. In zijn openingswoord merkte de voorzitter o. m. op, dat de mist in de politiek omtrent de kiesrecht kwestie nog lang niet opgetrokken is, waarbij hij een overzicht gaf van den stand der zaak, en verder con stateerde, dat de betoogingen van het comité vooruit gaan en dit hoe langer hoe meer tot zich trekt. De secretaris, de heer C. Bijkerk, deelde mede, dat vertegenwoordigd waren alle aangesloten landelijke honden, 18 plaatselijke en 7 provinciale comité's en verder 2 plaatselijke vereenigingen. Over het jaarverslag werden uitvoerige beschouwin gen gehouden. Het werd ten slofte goedgekeurd, evenals het ver slag van den penningmeester, waaruit bleek dat de toestand der geldmiddelen zeer gunstig is. Na ruime besprekingen werd met 6 stemmen tegen besloten de nationale betooging in 1908 te 's-Graven- hage te houden. Het comité zal trachten de door den burgemeester van Den Haag het vorige jaar aan zijn toestemming tot het houden van den optocht ver bonden voorwaarde het niet-deelnemen van mili tairen aan den optocht opgeheven te krijgen. Mocht het comité daarin niet slagen, dan zal men toch, hetzij dan zonder militairen in den stoet, de betooging in de residentie houden. Het bestuur kreeg verder volmacht van handelen, om de meest geschikte andere plaats voor de nationale betooging te kiezen, ingeval voor 't houden daarvan in Den Haag in 't geheel geen toestemming zou ver kregen worden. Aan het uitvoerend comité werd overgelaten te be palen waar het dit jaar noodig en wensclielijk is provinciale meetings te houden. Besloten werd dat dit jaar ook andere openbare vergaderingen zullen plaats vinden, terwijl de propaganda ook door bespre king van geschriften zal worden gevoerd. De heeren J. G. van Kuykhof en C. Bijkerk werden als leden van het dagelijksch bestuur herkozen, in de plaats van den heer J. van Eizenga, die als penning meester bedankt had, werd de heer K. H. Vissoher te Amsterdam benoemd. De heer N. van Hinte, secretaris van den Bond van Gemeentewerklieden, sprak over den kiesrechtstrijd in verband met de vakbeweging. In een flink opgezet betoog kwam spr. tot de gevolgtrekking, dat voor de vakvereenigingen de strijd om algemeen kiesrecht noodzakelijk is en deze strijd op den duur goed en krachtig kan worden gevoerd als de politieke arbeiders partij en het Vakverbond beide daaraan deelnemen. Gemeente ambtenaren van Noord-Holland. De afd. Noord-Holland van den Nederl. bond van Gemeente-ambtenaren hield Zondag in „Krasnapolsky" te Amsterdam, eene vergadering, die slechts matig bezocht was. De voorzitter, de heer W. P. Coserus, kon in.zijn openingswoord er op wijzen, dat er reden is het wel slagen van het streven van den Bond met voldoening te constateeren. Van enkele gemeenten is een gunstig antwoord ontvangen op het adres om verbetering der salarissen van de secretaris-ambtenaren. Zoo van Ouder-Amstel, Schagen e. a. Purmerend zal de rege ling zoo spoedig mogelijk ter hand nemen. Egmond a. Zee beschikte ongunstig en antwoordde nog niet op een verzoek om motiveering. Voorlezing werd gedaan van een uitvoerig schrijven, waarin gewezen wordt op het antwoord door de mi nisters van binnenl. zaken en oorlog gegeven op vragen van den heer Van Dedem, lid der Tweede Kamer, waaruit zou volgen dat „krijgsman in werkelijken dienst" is de milicien of landweerman lo. als hij zioh voor oefening onder de wapenen bevindt 2o. gedu rende het jaarlijksche onderzoekde zoogenaamde inspectie 3o. als hij in uniform is gekleed. Zoo zou dus volgens art. 23k., geen militieplichtige of zelfs landweerman in de practijk benoemd kunnen worden tot burgemeester, secretaris, ontvanger of bezoldigd ambtenaar van den burgerlijken stand of gekozen tot Raadslid. Bij jaarlijksche inspectie toch zou dan ont slag of aftreden en herbenoeming of herkiezing noodig zijn. Dit kan nooit de bedoeling zijn geweest der Gemeentewet van 1851 die het oog had op be roepskrijgslieden. De heer Lakeman, bestuurslid, lichtte dit schrijven nog toe met voorbeelden uit de practijk. Noodig is dat in de Gemeentewet „krijgsman" nader wordt omschreven als „beroepskrijgsman." Daar deze zaak reeds bij het hoofdbestuur aanhangig is, werd het schrijven voor kennisgeving aangenomen. Ten aanzien der salarisbeweging wenschte het bestuur voor te stellen bij het hoofdbestuur aan te dringen op een acte tot herziening der Gemeentewet waardoor een meer rationeele salarisregeling mogelijk wordt. lntusschen bleek dat het hoofdbestuur zich reeds met deze zaak bezig houdt, zoodat men de rap porten van benoemde commissies voor wetsherziening en salarisregeling kan afwachten. De vergadering hield zich overigens bezig met de behandeling van het door den bond in te dienen concept-Gemeentewet, dat reeds in een drietal vorige vergaderingen aan de orde kwam. Daar de gehouden besprekingen in hoofdzaak, maar dan meer in het algemeen zich zullen herhalen in de Bondsvergade ring kunnen wij deze thans voorbijgaan. Na de rondvraag, waarbij enkele onderwerpen van min of meer huishoudelijken aard aan de orde kwamen, leidde de heer Th. M. Ketelaar een bespreking in over „het goed recht van gemeente-ambtenaren op Rijkspensioen." Hij stelde daarbij de onderwijzers den gemeenteambtenaren ten voorbeeld, wees op de moei lijkheid van het aangaan eener levensverzekering voor een ambtenaar inet een beperkt inkomen, en betoogde dat het pensioen nimmer als een gunst mag worden beschouwd het is een deel der bezoldiging, een uitgesteld loon. Citeerend het rapport, in 1882 uitgebracht door een staatscommissie, bestaande uit de heeren Gleichman, Hartsen, Van Geer, Van Pesch, Stam, De Pinto en Bergsma, die over de pensionneering van rijksambte naren hadden te rapporteeren, betoogde spr., dat de Staat verplicht is haar ambtenaren te pensionneeren, zoo ook hun nagelaten betrekkingen. Dit nu achtte spr. op dezelfde gronden geldend tegenover gemeente ambtenaren, en waar nu de band tusschen Rijkszaken en provinciale en gemeentezaken als een zeer nauwe en sterke erkend wordt, daar oordeelde spr. dat ge meentelijke en provinciale ambtenaren ook inderdaad als rijksambtenaren te beschouwen kunnen zijn. Rijks pensioen voor gemeente-ambtenaren is daarom billijk, te meer omdat slechts de grootste gemeenten (24 van de 1100 in ons land) haar ambtenaren kunnen pen sionneeren, terwijl bovendien de verschillende gemeente pensioenfondsen met hun verschillende reglementen bezwaarlijk zouden worden voor de ambtenaren, die nu eens deze dan die gemeente dienen. Spr. besomde het kapitaal, dat noodig zou zijn voor opname van gemeente-ambtenaren in het Rijkspensioen fonds, op f 23,000,000, doch dit groote bedrag achtte hij het belang der zaak volkomen waard. Door den langen duur, die voor het verwezenlijken hunner wenschen noodig blijkt, moeten de gemeente ambtenaren zich niet laten ontmoedigen. De onder wijzers wachtten veel langer. Krachtig werken, een drachtig werken en georganiseerd werken moet ten slotte tot een goed resultaat voeren. De Regeering zal tot de overtuiging komen van haar verplichting. De toegejuichte rede van den heer Ketelaar lokte geen gedachtenwisseling uit. Verschenen zijn de regeeringsantwoorden op het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer omtrent de staatsbegrooting. De regeering handhaaft haar standpunt, dat opmer kingen en beschouwingen, omtrent de begrootings hoofdstukken, welke wetgeving en bestuur in de toe komst betreffen, onbeantwoord worden gelaten en de betrokken ministers zich bepalen tot eene verdediging van de posten hunner begrooting. Ook een debat over het door elk der ministers gevoerd beleid zou in de gegeven omstandigheden alle opportuniteit missen, liet kan niet op den weg der regeering liggen, haar zienswijze thans te ontvouwen over de staatsrechtelijke beteekenis eener begrootingook kan zij niet beloven niet vóór haar aftreden uitvoering of een begin daar van te zullen geven aan nieuwe posten of verhoo gingen, die op de begrooting voorkomen, aangezien dit afhangt van den tijd, welke nog zal verloopen tot het aftreden der regeering en de regeering buiten machte is, den duur daarvan te begrooten. Van inmenging in de zaken van het departement van Binnenlaudsche Zakendoor den minister van Financiën, in de kwestie betreffende den burgemeester van 's-Gravenhage, was geen sprake. Katholieke sociale week. Het bericht van de Tijd over de Sociale Week, ver dient in zóóverre aanvulling, schrijft het blad thans, dat wel tot hervorming besloten is, doch geen formeel besluit is genomen om dit jaar geen Sociale Week te houden. Verdenking van Nederlandsche boter. Nog steeds vindt men in de Duitsche vakpers mede- deelingen en berichten die blijkbaar ten doel hebben wantrouwen te zaaien. Vooral wordt herhaaldelijk, als uitgangspunt van dergelijke berichten, gebruikt het streven van de Duitsche Kamers van Landbouw om bo ter te brengen onder de bepalingen van de wet op de vee- en vleesohkeuring. Dit beteekent, zooals reels vroeger door ons is opgemerkt, dat men wenscht dat elke zending boter bij invoer scheikundig moet worden onderzocht, wat veel tijdverlies en kosten zou meebren gen. Eveneens is bekend dat de handel zich met kracht tegen dezen maatregel verzet. Volgens het verslag van de Rijnlandsche Kamer van Landbouw overl907 wenscht deze de quaestie nog eens ernstig te onderzoeken en, zoo noodig, bij de bevoegde autoriteit op wetsverandering aan te dringen. Als ar gument voor de houding der Kamer wordt het volgende gezegd: het is zeer opvallend dat sedert de controle aan de grensstations in Rijnland, de invoer van Neder landsche boter aldaar sterk is verminderd. De totale invoer echter uit Nederland neemt niet af. Hieruit volgt dat men het vervalschte product langs andere wo gen en andere stations, waar minder scherp wordt ge controleerd, in Duitschland binnenbrengt. De genoemde Kamer van Landbouw schijnt er geen bezwaar in te zien eene verdenking uit te spreken, die door middel van de vakpers weer algemeen wordt ver spreid, en geëxploiteerd, zonder een enkel bewijs voor die verdenking aan te voeren. Aan de mogelijkheid dat door het toenemend vertrouwen in de Nederlandschebo- ter-eontróle, de-invoer van boter met het Rijksmerk be langrijk kan toenemen, schijnt niet te zijn gedacht. (Zuivelqour.) Het Hdbl. meldt Er is herinnerd, hoe indertijd de zooveel opzien barende Millioenenjuffrouw haar aanzienlijke fooien gaf aan personeel of giften aan bedelaars. Dit goed- geefs-zijn in hare rijke dagen verloochende zich in de dagen van verval niet. Dit trekje teekent: Zij woonde destijds te Amsterdam in de Egelantier straat bij de 3e dwarsstraat in een bierhuisje „zonder vergunning", dat zij dreef met en voor gezamenlijke rekening met een juffrouw, met wie zij in de gevan genis had kennis gemaakt. Politie hield het oog op het zaakje. Heel breed gingen de zaken niet, maar 't ging zooals 't liep. In het bierhuisje kwamen wel eens jongens uit de huurt. De moeder van een er van kwam op zekeren avond eens vragen, naar haar zoon. De vrouw zag er lijdend uit en klaagde aan Jannetje, dat haar man dood was, zij zelve gebrek leed, terwijl haar zoon niets deed dan zwerven. Toen het verhaal was gedaan, ging Jannetje naar achter, haalde van de bedplank een doosj - en drukte het de vrouw, die zoo'n gebrek had, in de hand, onder de woorden „Daar, arme stakkerd Ik heb niet meer. ®n je jongen krijgt hier niets meer te drinken, hoor Het doosje bleek te bevatten een bedrag van elf gulden, gespaard geld van de twee firmanten. Over het verdwijnen kregen de beiden hevige ruzie en het gevolg was zelfs, dat eenige dagen later de firma uit armoede verhuizen moest naar een nog ellendiger krot. Uit Oterleek. De leerlingen der zangklasse van den heer J. van Albada hebben Zondagavond in het lokaal van den heer Langerijs een uitvoering gegeven, die door de ouders en vele belangstellenden werd bijgewoond. Solo's, canons, twee en driestemmige liederen Wis selden elkaar af en aan 't slot gaven een drietal meisjes een echt kinderlijk tooneelstukje ten beste, getiteld „Pas van de naaischool", dat door het publiek, dat zich den geheelen avond amuseerde, met bijval werd beloond. Door de vereeniging „Het Rijper Ziekenfonds" is in 1907 over 220 ziektedagen aan de leden uitgekeerd een bedrag van f 146,12, terwijl de kas nog een saldo aanwees van f 758,04 een bewijs dus, dat deze in- instelling finantiëel flink vooruit gaat. Tot bestuurs leden zijn herkozen de heeren A. Blokdijk, voorz., en A. Eisma, secr. Uit Venhuizen. Benoemd tot onderwijzeres te Venhuizen no. 3 van de voordracht Mej. A. Schoenmaker, thans onder wijzeres te West-Graftdijk. Uit Zuidscharwoude. De afdeeling Zuidscharwoude van de Naamlooze Landbouw- en Handelsvereeniging heeft in 1907 voor de verdelging van ratten f 406 uitbetaald (10 ct. per

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1