DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 40
Honderd en tiende jaargang.
1908
MAANDAG
17 FEBRUARI.
BINNENLAND.
Uit Hof- en Hoofdstad.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
De Rijksmiddelen.
Geruchten over een Kamervacature.
De Kamerverkiezing voor Tietjerksteradeel.
De vacature Sliedrecht.
Beschermende rechten.
ALKMAARSCHE COURANT.
o 9
ALKMAAR, 17 Februari.
De buitenlandsche bladen bevatten tegenwoordig
weinige en weinig-zeggende particuliere telegrammen
uit Lissabon. Het schijnt dat Reuter nog steeds het
monopolie heeft van het Portugeesche nieuws. En veel
meer dan mededeelingen uit de Staatscourant, of uit
den Staatsraad seint het Nieuwsagentschap niet. Uit
een particulier schrijven van een groot Duitsch blad
blijkt ons echter thans, wat hiervan de oorzaak is. Wel
is waar is aan de Portugeesche pers vrijheid verleend,
maar zij is niet toegekend aan Portugeesche correspon
denten van buitenlandsche couranten. Terwijl dus de
Portugeesche pers mag schrijven wat ze wil, is de bui
tenlandsche pers onderworpen aan een scherpe cen
suur, tenzij van de post gebruik gemaakt wordt en niet
van de telegraaf. Nu heeft het bovenbedoelde Berlijn-
sehe blad een afzonderlijken berichtgever naar Lissa
bon gezonden, die brieven schrijft. Deze man schetst
den toestand in Portugal eenigszms anders dan Reuter,
dat, zooals in ons Zaterdag-nummer werd medegedeeld,
o.a. seinde:
„De bladen deelen mede, dat het hoe langer hoe rus
tiger wordt en dat verschillende vrienden van Franco
hebben besloten, evenals hij zelf, zich buiten de poli
tiek te houden.
De verschillende partijen blijven eenstemmig in hun
pogen om het kabinet te steunen bij zijn arbeid tot her
stel van den binnenlandsclien vrede."
Voordat we nu vertalen wat de correspondent aan
zijn courant schrijft, moeten we de opmerking maken,
dat dat blad, de Berl. Lok. Anz., in geenendeele een
rood of-rose-getint blad is, doch juist in hofkringen
men beweert ook door den Keizer zelf veel gelezen
wprdt. Wij geven dus thans het woord aan dien brief
schrijver
„De nog altijd in alle landen van Europa gestelde,
vraag, of er in Portugal een revolutie zal uitbreken, is
eigenlijk door de gebeurtenissen reeds beantwoord. Wat
hier sedert de vermoording van Koning Carlos gebeurt
is de revolutie of staatsomwenteling, de verandering
van de monarchie in een republiek. Het Koningschap
heeft zich gebogen voor democratie en demagogie.
Het tracht te redden wat er aan stoffelijk goed
nog te redden valt. Herstelt het zich van zijn paniek
en wil het weer zijn kracht gaan toonen, dan zal het
verdwijnen als Dom Carlos in da groeve. De vreemde
ling, die oog en oor den kost geeft, moet wel denken,
dat dat zelfs zonder veel bloedvergieten zou gebeuren,
want het aantal trouwe onderdanen, die bereid zijn den
troon met hun leven te verdedigen, schijnt gering.
Gij hebt dezer dagen veel gelezen over de zwaar be
proefde Koninklijke vrouw, wier hand den schepter
van haar zoon, een knaap nog, beschermt. Ieder, die
mensch is, gevoelt de grootste deelneming met haar.
Maar medelijden mag niet den blik verduisteren van
hem, die geroepen is de geschiedenis van den dag te
schrijven.
Koningin Amalia wordt geschetst als een vrouw met
een krachtigen wil. Maar het onheil dat over haar en
haar huis is neergedaald, heeft haar wilskracht doen
verlammen. Lissabon werd het eerst bereikt door
Fransche verslaggevers en die hebben hun fantasie la
ten werken. De Koningin is gebroken en sidderend
waakt zij voor haar tweeden zoon. Door de ruiten kij
kend naar de Taag, kan zij de Engelsche kruisers zien,
die niet zonder reden geankerd liggen vóór het paleis
en die misschien weldra dienst moeten doen als de dra
ger van Portugals kroon niet meer rustig kan slapen
onder de hoede van zijn eigen troepen. Wie zou het
deze vrouw kwalijk kunnen nemen, dat zij aan de wan
hoop ten prooi isWeggeroepen van haar dooden, werd
zij uitgenoodigd Franco een woord en een daad van
vertrouwen te geven, hem in zekeren zin te handhaven
als minister-president en dictator. Zij deed het. Er
kwamen andere raadgevers: Franco moest gaan. Fran
co ging.
Tn naam der Koningin werden toen politici uitge
noodigd een nieuw kabinet samen te stellen. Natuurlijk
moesten er ministers worden gekozen uit een der bei
de kleine partijen, die in Portugal alleen nog zijn voor
de monarchie of tenminste een sclujn-koningschap. Eris
een kabinet samengesteld uit beide partijen, die even
weinig met elkaar gemeen hebben als in Frankrijk de
nationalisten en socialisten. De minister-president
Arnaral noemt zichzelf een nieuweling op politiek ge
bied. De oud-zeeofficier is niet bij een partij aangeslo
ten. Mag men met recht op hem hopen? Nog nooit
heeft de wereldgeschiedenis een man met een breed ge
baar en met holle zinnen, met zware, moede oogleden
boven sombere, bruine oogen in een paf gezicht, redder
van een Koningshuis en een Staat zien worden
Dit blokkabinet, steunend op een groote minderheid
der Portugeezen, tracht door concessies en beloften den
goeden wil te verwerven van de republikeinsch denken
de meerderheid van het volk. Zelden te voren zal een
regeering zoo gewillig de wapens voor de democratie
hebben neergelegd."
Zooals men ziet de correspondent heeft een geheel
anderen kijk op Portugal dan Reuter.
Zaterdagavond verscheen in de Staatscourant het
overzicht van de opbrengst der Rijksmiddelen over
de maand Januari 1908. Er blijkt uit, dat door 's Rijks
schatkist werd ontvangen een bedrag van f 10.809.083.59-
tegen f 10.976.539.975 in Januari 1907. Dit is dus
f 167.456.38 minder.
Geen groote verschillen tusschen beide maanden
trekken de aandacht. Wel moet opgemeikt worden
dat het aantal der middelen, 't welk ditmaal minder
opbracht dan verleden jaar grooter is dan dat, 't welk
meer opleverde. Daarom kan van deze maand Januari
niet worden gezegd dat zij het jaar mooi inzet. Gevolg
trekkingen daaruit te maken zou echter voorbarig zijn.
Met uitzondering van de bedrijfsbelasting hielden
de directe belastingen zich goed. Doch de invoerrechten
gaven een mindere opbrengst. Ook de accijnzen in
hun geheel bleven beneden het vorige jaar, al leverden
de suikeraccijns en die op het zout iets meer op. De
indirecte belastingen waren een weinig hooger, vooral
door een meerdere ontvangst van successierecht. Yap
de overige middelen valt slechts op een stijging
wijzen in de opbrengst der posterijen, doch de ander<
o.a. de Rijkstelegraaf en de loodsgelden, konden h<
cijfer van verleden jaar niet halen. Ook valt op tl
merken, dat Januari 1907 haar hooge ontvangst vooral
had te danken aan de successierechten, die nu nog
wel iets hooger zijn dan verleden jaar, maar toen ook
reeds f 228.000 meer hadden opgebracht dan in dp
correspondeerende maand van 1906'.
In Januari 1908 werd meer ontvangen dan in
Januari 1907 op de volgende middelen het daarachter
genoemde bedragde grondbelasting f 43,000 het per
soneel f 12,000, de vermogensbelasting f 11,000, do
suikeraccijns f 53,000, de zoutaccijns f 2000, de regis
tratierechten f 12,000 de successierechten f 34,000,
en de posterijen f 4000.
Minder leverden op de bedrijfsbelasting f 31,000
het recht op de mijnen, f 1666, de invoerrechten
f83,000, de wijnaccijns f 8000, het gedistilleerd f117,000,
bier- en azijn-accijns f 25,000, het geslacht f 25,000,
gouden en zilveren werken f 6000, zegelrechten f 2000,
hypotheekrechten f 2000 domeinen f 2000rijkstele
graaf f 3000, loodsgelden f 30,000, en Staatsloterij en
jacht- en vischactenonbeteekenende bedragen.
Men schrijft aan De Tijd uit Oostburg
In dit district loopen weer hardnekkige geruchten,
als zou mr. Hennequin zijn Kamerlidmaatschap ter
beschikking zijner kiezers stellen met het oog op zijn
gezondheid. De heer G. A. Vorsterman van Oyen, te
Aardenburg, lid der Staten van Zeeland, wordt reeds
genoemd als candidaat der liberale partij.
De afdeeling Drachten van de S. D. A. P. heeft in
een druk bezochte vergadering tot voorloopige candi-
daten gesteld voor het lidmaatschap der Tweede Kamer
de heeren W. H. Vliegen, redacteur van Het Volk te
Amsterdam en A. H. Gerhardt, hoofd eener school
te Amsterdam.
Van liberale zijde worden als candidaten genoemd
mr. E. Schaafsma te Bergum en mr. Th. van Weide
ren baron Rengers te Oenkerk. Leeuw. Ct.
Nu in de laatste dagen de geruchten weer opdui
ken, als zou men in het district Sliedrecht h st voor
nemen hebben dr. Kuyper candidaat te stellen voor
de Tweede Kamer, wordt uit goede bron meegedeeld,
dat ïeeds spoedig nadat aan den heer Heemskerk de
kabinetsformatie was opgedragen, door het partijbe
stuur in het district met dezen afgevaardigde en dr.
Kuyper overleg is gepleegd, of da laatstgenoemde
weer bereid zou worden bevonden een eventueele can-
didatuur te aanvaarden, en dat reeds toen met de
meeste beslistheid die vraag ontkennend moet beant
woord zijn.
Van den nieuwen minister van financiën, den heer
Kolkman, zegt „Patrimonium", mag zeker verwacht
worden, dat hij meewerken zal om door verstandige
beschermende bepalingen onzen nationalen arbeid
weder op te heffen uit den toestand van inzinking,
waarin dize verkeert."
Geen „dienstorder" en geen „aanschrijving."
Naar aanleiding van het verbeterde bericht van
Land en Volk, dat de veelbesproken dienstorder een
geheime aanschrijving was, van een inhoud als door
dat blad werd vermeld, en die op last van den direc
teur-generaal door de inspecteurs tot de directeuren is
gericht, wordt ons gemeld dat het bericht ook in dien
vorm niet juist is.
Nader deelt men ons over de zaak in quaestie nog
het volgende mee.
Nadat de, later ongegrond gebleken, klacht tegen
eenige zeer sterk aan politiek doende fmbtenaren (zij
betrof het beweerd achterhouden van strooibiljetten),
was onderzocht en afgedaan, na daarover gepleegd
overleg tusschen den afgetreden minister en den
directeur-generaal, is van die afdoening, zooals bij de
behandeling van zaken van algemeenen aard steeds
geschiedt, afschrift gezonden ook aan de bij dat geval
niet betrokken inspecteurs, ter kennisneming en voor
lichting van die ambtenaren.
Er was dus evenmin sprake van een „aanschrijving",
in den zin die gewoonlijk aan dat woord wordt ge
hecht, als van een „dienstorder." (Vad.)
De Haagsche briefschrijvers hebben het allen over
het ministerie. Hunne politieke beschouwingen zullen
we maar achterwege laten.
Ook uit niet-politiek oogpunt heeft het nieuwe
ministerie veel eigenaardigs, zegt de nieuwe brief
schrijver van de Arnh. Ct. en hij deelt de volgende
eigenaardigheden mede „Zat de vader van de premier
bijeen tien jaren in het Torentje, de laatste maal vijf,
de zoon heeft alle kans met dit record te beginnen
Nimmer te voren hebben vader en zoon hetzelfde
hoogste ambt vervuld. De afgetreden Minister van
Buitenlandsche Zaken was ook de zoon van een minis
terieel dienaar der Kroon, doch wijlen zijn vader be
heerde andere departementen, Binnenlandsche Zaken
en Financiën. Met de familie van Tets deelt het ge
slacht Röell de eer, in de welhaast honderd jaren van
ons herboren Nederland drie Ministers aan den lande
te hebben geleverd. Twee Ministers van één en den
zelfden naam waren in dat tijdsverloop ook niet talrijk.
Het kwam negen keer voor, met de heeren, geheeten
Baud, de Beaufort, van den Bosch, Fock, van Golstein,
van Rappard, Rochussen, Six en van Zuylen van
Nyevelt.
Er valt nog meer op te merken. Twee zwagers
zitten in het Kabinet, de heeren Bevers en Kolkman.
Drie onzer excellenties zijn met vreemdelingen gehuwd.
De premier met eene Poolsche, de bestierder van de
Buitenlandsche Zaken met eene Amerikaansche en
die van de Financiën met eene Duitsche.
Curieus is verder het betrekkelijk geringe verschil
in ouderdom der nieuwe departementshoofdende
Nestor is maar 15 jaren ouder dan de Benjamin en
de zes kruisjes heeft nog geen van hen bereikt. Onder
de 40 is geen enkele. Van de nu levenden heeft alléén
de heer Lely vóór zijn veertigste achter de groene
tafel plaats genomen. In den loop der jaren placht
dit voor de rest steeds uitzondering te wezen. Wijlen
Tak van Poortvliet en Modderman waren achter in
de dertig, wijlen van Reenen trad al op 34-jarigen
leeftijd het regeeringskasteel binnen, na reeds vier
jaren burgemeester van Amsterdam te zijn geweest.
Tot de curiosa van het nieuwe Kabinet willen som
migen mogelijk ook rekenen de omstandigheid, dat
een notaris de Financiën, een advocaat den Water
staat, een predikant den Landbouw en een kapitein
de Koloniën bestuurt. Doch behoudens dat die heeren
nog wel wat anders deden in him leven, is dat ver
schijnsel nog maar kindei spel, vergeleken bij hetgeen
men in dit opzicht in het buitenland zag.
Het beeft al in de bladen gestaan dat mr. Th.
Heemskerk op 4/16 November 1874 op de Leidsche
studenten-Debating Society stellingen verdedigde tegen
de „Standaard-partij." Dat was daar de éénige maal,
dat eon debat niet in èén avond afliep. Dr. Kuyper
had den jeugdigen Heemskerk zoo zeer au pied du
mur gezet, dat de voorzitter, prof. Buys, om hem te
vrijwaren voor repliek a Vimproviste, den avond vol
praatte.
In de Kamers zal een dergelijke dienst aan den
heer Heemskerk wel niet meer noodig zijnen zoo ooit,
dan toch zeker niet tegenover dr. Kuyper."
„Het medegedeelde in een hoofdartikel van de Nieuwe
Courant, dat de heer van Swinderen zich grappiger-
wijze „gematigd-onverschillig" zou hebben genoemd,
berust op misverstand. Dat is eens bij eene sollicitatie
gezegd door een familielid en naamgenoot van den
Minister wiens slagvaardige geestigheid overigens
slechts bij den bekenden volgeladen boom is te ver
gelijken De nu benoemde heer van Swinderen, die
waarlijk het solliciteeren te boven is, is en blijft
Christelij k-historisch."
De Maasbode heeft den nieuwen Minister van finan
ciën gesproken
„Ja" lachte mr. Kolkman, toen we over het
Plein kwamen, „hier liep ik ook eens met een
pels aan, 't was in de dagen der groote staking van
1903, Een individu sprak mij aan, en vroeg me, of ik
wel wist, dat hij over acht daag in mijn pels zou
rondloopen.
„Zoo, beste vrind beantwoordde mr. Kolkman den
spreker, „maar dan heb je er toch zeker een blauw
oog van mij bij."
Als aardige bijzonderheid vertelde de Minister ook
nog, dat mr. Bevers, mr. Nelissen en hij, de Tie
Katholieke Ministers van het nieuwe Kabinet, allen
van één en hetzelfde studiejaar en klasse waren".
„Er is een soort van „lang niet onbekwame jongelui,"
aldus „Politicus" in de Opr. H. Crt., die gaandeweg
carrière maken, totdat ze den rijp-mannelijken
leeftijd bereikt hebbende, een héél aardig hoogtetje
bereikt hebben, zonder dat eigenlijk iemand be
grijpt, aan welke bijzondere gaven ze hun voorspoed
te danken hebben
Ik herinner me den man, die thans, op voordracht
van den premier Heemskerk, tot opvolger is aange
wezen van den wereldvermaarden ingenieur Kraus,
als jong Ilaagsch advocaat, nu zoo om en bij de
kwarteeuw geleden. Bevers behoorde tot de lui, die
„getapt,, hei ten studentikositer uitgedrukt in
menigen kring. Hij had een innemend, joviaal uiter
lijk bezat prettige manierenwas eenvoudig, onge-
kunsteld-bescheiden van doen. Men wist van mr.
Bevers, dat hij was iemand van rechtschapen karakter
een eerlijke, braaf-betrouwbare figuur; aan de uni
versiteit had-ie behoord tot de studiosi, die zonder
hoogvliegers te zijn, toch een streepje wel boven 't
middelmatige uitsteken. Jong advocaat van tamelijk
onafhankelijke positietrouw en betrouwbaar zoon
der Katholieke Kei k iemand, van wien geen seconde
te duchten was, dat in zijn ziel hevige strijd zou
ontbranden over diepgaande quaesties van religieusen
of politieken aard. Zoo'n bedaard, gemakkelijk, rustig
man met „helderen kop," die zich gaarne beijveren
wilde ook voor publieke belangen, ook, n: et zoozeer
uit eerzucht en ook niet zoozeer uit overgroot al
truïsme of hevig-brandende liefde voor 't „solus pu
blicum". Toch weer vervuld van wezenlijk, was echt
streven om] nuttig te zijn zonder daarbij allereerst of
allermeest aan eigen glorie, laat-staan materieel be
lang, te danken. Van zóó-iemand stond 't, zeker
vóór een kwarteeuw of daaromtrent vast, dat men
hem, bij de eerste gelegenheid de beste, zoodra er
voor zijne partijgenooten een gunstige kans openkwam,
in den Raad zou brengen
Ik heb den heer Bevers ouder zien worden. De „zil
veren draden" in zijn coiffure werden menigvuldiger
z'n knevel werd haast zilver-wit. Z'n figuur verloor
aan lenigheid. Hij werd dunkt me wat stroever,
wat deftiger van uiterlijk-doen.
Op een avond kwam hij in „eveningdress" zijn
eeden afleggen als senator. Ridderkruisen schitterden
op zijn frak. De jonge, mondaine advocaat was een
„hooge meneer" geworden een echte en heusehelij-
ke. Met de politiekerij had hij nooit iets van beteeke-
nis uitstaande gehad. Gelijk gezegd z'n partij kon
op hem bouwen als op een rots. In de Eerste Kamer
vervulde hij een zéér onbeduidende rol. Noch in gewo
ne, noch in zeer-bewogen tijden trad mr. B. op den
voorgrond. In de publieke zitting redevoeren deed hij
nooit, voor zoover ik me herinner. Van buitengewone
belangstelling voor zaken, den Waterstaat met al den
aankleve van dien, rakend is nooit iets aan den dag
gekomen gedurende zijn korte senatoriale loopbaan.
En thans hoofd van het departement, dat sinds 190f.
onder leiding van een Kraus heeft gestaan!.... Wie
den heer Bevers niet kent, zou geneigd zijn uit te roe
pen: daar zijn toch zelfoverschatting, overmoed, noodig
voor het accepteeren van een dergelijk aanbodOf
ook: was de Kabinetsformateur Heemskerk dan zoo
weinig op de hoogte van Haagsche personen en zaken
cm klakkeloos in te gaan op het advies, hem wellicht
door mr. Kolkman gegeven, en den heer Bevers voor
Waterstaat te „polsen"?.
't Merkwaardig verschijnsel doet zich voor, dat wie
den heer Bevers in den loop der jaren hebben geobser
veerd, 't niet van zich zullen kunnen verkrijgen om
den ijverigen, bescheiden man er van te verdenken, dat
hij, louter uit eerzucht, 't er maar, losjes-weg op ge
waagd heeft, de portefeuille uit dr. Kraus' handen over
te nemen, meenendmij zal 't wel gelukken
Mr. Bevers' kranige toewijding is waard, dat zijn rol,
als chef van het departement, waar indertijd Tak van
Poortvliet de eerste minister van was, boven verwach
ting uitvalt.... Dat er zijn, die zoo niet vreezen
dan toch „bijzonder nuchtertjes gestemd zijn," acht ik
zeer natuurlijk. En dat anderen den overgang van
Kraus tot Bevers een „achteruittippelen van heb-ik-jou-
daar" noemen, wat intellectueele waardij der opper
leiding betreft wie mag er zich, in ernst, over ver
bazen
De briefschrijver uit de residentie van het „N. v. d.
Dag" vertelt van den Minister van Binnenlandsche Za
ken het volgende:
„De heer Heemskerk is een leerling van onze
IT. B.-school: een der bewijzen, met zijn tijdgenoot, prof.
Hubrecht, die dezelfde voorbereidende opleiding' ge
noot, dat prof. Van Geer indertijd wat al te „klassiek"
was, toen hij, pleitende voor een gymnasiale voor-stu
die, de hoogere-bui'gers achterstelde bij de gymnasias
ten.
Mr. Th. Heemskerk, die zich daarna aan de rechten
zette, heeft in 1869 eind-examen H. B. S. gedaan. Zijn
tijdgenooten, die met hem dat examen deden, zullen
zich nog- herinneren hoe de examinatoren, in een krin
getje om den levendigen knaap geschaard, pleizier had
den bij zijn mondeling verhoor over de Staatsinstellin
gen, toen de examinator let wel, dat we toen nog
onder den indruk der ontbindingen van 1866 en '68
waren den zoon van mr. J. Heemskerk Az. onder
vroeg over. het ontbindingsrecht der Kroon, waar
bij toen, naar onder ons examinandi werd verteld, de
jonge Heemskerk zich op kranige wijze verweerde."
„Ik herinner me aldus „Ego" in de „Prov. Geld. en
Nijm. Ct." dat minister Bergausius bij zijn eerste
optreden als hoofd van het departement van Oorlog
zich al spoedig deed kennen als iemand, die maar niet
klakkeloos teekende wat hem in bevorderingsaangele
genheden door afdeelingschefs werd voorgelegd.
„Waarom hij wel en deze niet?," was op 'n goeien dag
de vraag van den krijgsman, wiens rechtvaardigheids
zin, zoowel in militaire als in burgerlijke kringen, een
zekere vermaardheid heeft verkregen. Aan de onvol
doende motiveering der ingediende voordracht, had
zoo'n miskende en sedert vele jaren verongelijkte fi
guur t te danken, dat hij van den nieuwen minister
kreeg wat hem zoo lang was onthouden. Zoo zijn er,
't is haast overbodig 't te zeggen, in 't groote en steeds
grooter wqrdende ambtenaarsleger, velen, die niet allen
door verslapping van wilskracht oorzaak worden dat
men lachen kan over de ambtenaarssleur in den Haag.
Voor die andere, stille werkers, opent de komst van
een nieuw bewindsman een hoopvol verschiet! 't Lukt
wel niet altijd, maar 't brengt toch altijd weer '11 gele
genheid, die „kans" geeft."
„De „Handelingen" van den Raad van 9 December,
over den strandmuur nalezende, vond ik, zoo schrijft de