DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 45. Honderd en tiende jaargang. ZATERDAG 22 FEBRUARI. Voor en achter de coulissen van het staatstooneel. Oorspronkelijke Schetsen OUDE HUIS. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiëm Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3, VOOR DE DAMES. Kijkjes in de Modewereld. ALKMAARSCHE COURANT. De staat er is daarop herhaaldelijk en terecht in den laatsten tijd gewezen heeft niet de vrijheid de gebouwen, voor den openbaren dienst bestemd, leelijk te maken of die achteraf te zetten, indien zij ook door het publiek zelf gebruikt moeten worden. In de eerste plaats omdat de staat niet het recht heeft een zeker gedeelte van een gegeven gemeente leelijk te komen maken. Dan omdat op den staat de plicht rust van bij het bouwen aan particulieren een goed voorbeeld te geven, wat de staat te eerder kan, omdat hij niet in zoodanige mate als die particulieren met financiëele zorgen heeft te kampen. En eindelijk moet men van den staat verlangen, dat hij in de mooie en groote so liditeit van de staatsgebouwen de machtige staatsidee verzinnelijkt, dat hü een monument zet voor het staats gezag en bij een volk als het onze, uitteraard geneigd tot een tot ongebondenheid overslaande vrijheid, steeds levendig houdt het besef van de beteekenis van dien siaatsband. Hoezeer dit alles klemt zal wel niet nader betoogd behoeven te worden. In vroeger euwen hebben de tigenaardige staatkundige toestanden van ons land, particularisme en openbare zuinigheid verhinderd, dat groote staatsgebouwen in ons land werden opgericht. Wel vinden wij in groote stadhuizen hier en daar mo numenten, gewijd aan het aanzien van het stadsbestuur, wel ook hebben gewestelijke besturen een enkele maal fc'oote gebouwen opgericht, doch groote landsgebouwen zijn zeldzaam. Aan het begin der 19de eeuw stonden wij hier dus voor een beslist te kort, dat slechts fceer aarzelend en zeer gedeeltelijk werd aangevuld. Het strikt noodige werd gedaan, doch slechts zelden kunnen wij daarbij denken aan een bewust streven om den staat in heel het land beter en waardiger te huisvesten. Daarbij komt, dat de bouwkunst niet in een bloeitijdperk ver keerde en dat men herhaaldelijk met financieele moei lijkheden had te kampen. Indrukwekkende staatsge bouwen kwamen dus niet vaak tot stand. In deze zaak is eerst in den laatsten tijd eenige ver betering gekomen. En die verbetering kwam, doordat de nood drong. Het in den laatsten tijd zich zeer sterk uitbreidend verkeer stelde veel hooger eischen aan de capaciteit van de tot den verkeersdienst behoorende staatsgebouwen. En zoo geschiedde het, dat men wel gedwongen was op verschillende plaatsen nieuwe post en telegraafkantoren te bouwen. Hier had men een dienst, die ook „opbracht," hier kon dus de Nederlandsche zuinigheid niet in die mate een hinderpaal zijn. Hier moest men bovendien waken voor te kleine opzet van de nieuwe gebouwen, zou de zuinigheid de wijsheid niet bedriegen. Dat men er overigens toch niet in geslaagd is om de ze moeielijkheden te ontgaan, hebben betrekkelijk re cente voorbeelden ten duidelijkste aangetoond. Daar is b. v. de Kamper ui met het Auisterdamsche postkan toor, dat afgezien nu van de vraag of het gebouw in zijn conceptie inderdaad de hooge idee verzinnelijkt, die het zou moeten verzinnelijken al te klein bleek toen het voltooid was. Daar zijn op dit gebied meer voor beelden van een zuinigheid, die de wijsheid bedroog. De vraag is dan ook heuscli niet overbodig of zij, die deze gebouwen hebben doen oprichten en hebben ge bouwd, zich wel rekenschap hebben gegeven van de plicht van den staat in dezen en van het groote tekort, waarop wij hierboven wezen. Intusschen de billijkheid eischt, dat men de zaak cok van den anderen kant beschouwt en zichzelf de vraag stelt, of de autoriteiten hier niet dikwijls voor moeielijkheden komen te staan, die soms haast onover komelijk zijn. In de eerste plaats mag men wel aanne men, dat de tegenwoordige inrichting van den post dienst, het gemis aan zelfstandigheid van het postbe- stuur, in den weg staat aan een commercieel en zuinig bestuur. Gesteld de post wil in een of andere plaats een nieuw kantoor bouwen, dan zou zeer zeker de beste methode zijn, dat zij niets vanhaar plan bekend maakte en in het geheim pogingen deed om flink wat terrein te koopen. Hoe minder menschen van die pogingen weten, hoe minder autoriteiten daarmede gemoeid zijn, des te beter. Zoodoende zou de staat ongeveer even goedkoop kunnen koopen als particulieren. Doch deze methode kan niet dan bij uitzondering ge volgd worden. Men kan niet buiten de volksvertegen woordiging om, men heeft de handen niet vrij, mag niet praejudicieeren en staat dus maar al te dikwijls voor do bekende neiging van particulieren om er van te ha len wat er van te halen is, zoodra de staat in het ge ding is. Een tweede moeilijkheid, die de onderhandelingen met de gemeentebesturen soms opleveren, wordt geïl lustreerd in een brief, d.d. 29 Januari 1908, van den afgetreden minister Kraus aan de Tweede Kamer over ten kwestie m?t het gemeentebestuur van Meppel naar aanleiding van het post- en telegraafkantoor aldaar. De kwestie staat geheel op zichzelf. Moeielijkheden met gemeentebesturen doen zich niet altijd en niet steeds op deze wijze voor. Ja niet lang geleden beeft zich naar men weet te Groningen zelfs iets van geheel anderen aard voorgedaan. Waar de gemeente het rijk een huis ten geschenke heeft gegeven, eenig en alleen om het rijk dat huis te doen afbreken, dit ter rein te voegen bij het rijksterrein en zoo te verkrijgen, dat het postkantoor, dat anders alleen in een zeer wei nig indrukwekkende, bochtige straat zou komen, al thans aan een hoek op een beter gelegen plein uitkomt. Toch mag men wel aannemen dat moeielijkheden als de Meppelsche zich niet zelden voordoen en dat zij wel een zuiver staaltje zijn van de bezwaren, die de staat in dezen heeft te overwinnen. Tn het kort en uitslui tend aan de hand van de ministerieele nota kunnen wij dit als de quintesence der Meppelsche kwestie geven. Het rijk had sedert '74 van de gemeente Meppel een gebouw voor den post en telegraafdienst in huur. De huurtermijn was telkens 10 jaar. Tegen het einde van den derden termijn in 1904 werd de huur opgezegd met dien verstande dat het huis ontruimd zou worden als eén nieuw te bouwen gebouw betrokken werd. De gemeente wilde toen schadevergoeding, omdat het gebouw aanvankelijk aan de behoefte van den oienst had voldaan en nu niet zonder groote kosten voor iets anders zou zijn in te richten. Waterstaat weigerde. Wel wilde men het gemeente gebouw met een ander perceel daarnaast (dit van een particulier) koopen en daar dan een geheel nieuw postkantoor maken. De gemeente vroeg echter 70 per M2. voor dit bouwterrein, terwijl de straat nog be ter gelegen bouwterrein voor 2-1 kon krijgen. De gemeente bleef te veel vragen en voortdurend spreken van schadeloosstelling. Het rijk stelde schatting door drie deskundigen voor. Deze stelden als prijs 25.1 per M2. De gemeente wei gerde. Het rijk bood toen als uiterste concessie 3700 meer voor het geheel of 33.3 per M2. Intusschen de gemeente weigert ook dit bod.' Het Rijk deelt mee, dat het nu zelfstandig zal voortgaan. De gemeente •vraagt uitstel en zendt een uitvoerige memorie, door den minister schamper een boekdeel genoemd. Nu wenscht de minister een commissie, door gemeen te en rijk te benoemen, om voor te lichten over de vraag of en zoo ja welke schadeloosstelling aan de gemeente Meppel toekwam. De commissie zegtneen. Er is noch een grond van billijkheid, noch een grond van recht waarop het ver zoek tot schadevergoeding steunt. Maar toch is er o.a. cp grond van wat de minister van waterstaat in de Kamer gezegd heeft aanleiding om te overwegen of het Rijk de gemeente als schadevergoeding wil uitbeta len de bovenbedoelde 3700, zijnde het verschil tus- schen de deskundigen schatting en het uiterste bod van het Rijk. De minister volgt dit laatste advies van de commis- ie niet. Dat het Rijk toen 3700 meer heeft geboden had zijn grond in de overweging, dat het gebouw voor het Rijk hooger waarde kon hebben dan voor particu lieren, dat dus het Rijk met deze 3700 de gemeente kon tegemoetkomen zonder zichzelf te benadeelen. Doch dit bod is gewezen van de hand en in die 3700 was geen cent voor de schadevergoeding, waarop de ge meente aanspraak maakt. Die schadevergoeding wenscht de minister dan ook niet tot dit of een ander bedrag te geven, ook en vooral, omdat een dergelijke ongemotiveerde tegemoetkoming tegenover Meppel het Kijk ertoe zou moeten brengen om tegenover „onder scheidene gemeenten" die in hetzelfde geval verkeeren dezelfde gedragslijn toe te passen. Nadat dit alles geschied was, heeft de gemeente Meppel zich per adres tot de kamer gericht om alsnog een billijke tegemoetkoming te ontvangen en heeft op nieuw een wethouder dier gemeente een nota ingediend. Zoo staat thans de zaak. Het is niet onwaarschijn lijk dat wij er straks in de kamer meer van hooren. Doch in elk geval heeft zij ook nu reeds een helder in zicht in de vele moeilijkheden, welke het rijk heeft te overwinnen bij de voorbereiding van de stichting van nieuwe staatsgebouwen. VAN LEO FAUST. Op den buitenweg van het stil provinciestadje had den de boomen hun bontsten tooi. Gele lindeblaren prjjkten er als ritselende munten naast met groene harten goud-omrande kastanje-handen, bruinrood beukenblad warde er door vleeschkleurig eikenloof, en de wingerd tegen het landhuis lekte over den muur op els met de vlammen van een brand. Het regende. De conkere, oneindig-trieste Octobermorgen zette in met wind- en regenvlagen en bladervluchten als de ophuive- ïingen van een grooten hartstocht. Het was een caprice van de oude mevrouw nu twee uur te willen rijden in de vroegte naar een klein, verla ten huis, ergens in een dorp verloren in de doorweekte Mftnr oude menschen worden vaak sentimenteel. De oude mevrouw stapte in de wachtende coupé, de «vart kanten fichu stijver drukkend om het grijze hoofd. Haar schoondochter vergezelde haar. De Knecht sloeg het beregend portier dicht, terwijl hij de treeplank naar binnen vouwde, en de twee dampende baardjes trokken het rijtuig over het knitterend grint van het park, het hek uit en den landweg op, die zich eindeloos slingert tusschen de sparrebossen en de hei. De oude mevrouw dacht na, terwijl haar schoondoch ter naast haar mokkend voor zich uit zat te staren. Zij beproefde zich weer in te leven in het verleden. Zij ging -laar het huis waar ze de twee gelukkigste jaren had i oorgebracht. Ze had het in bijna veertig jaar niet gezien, maar stukje voor stukje riep ze het heelemaal weer voor haar geest. Het was oen klein huis. Verge- e en bij het buiten van haar zoon, bij wien ze nu woonde, was het een armoedig hutje. Hier was het oor tuintje met een perkje van acht rozenstammetjes n klimop langs deur en vensters. Rechts van de gang as de salon, links de slaapkamer en achter een keu kentje en de huiskamer. Ze zag weer de meubeltjes de voorkamer, de figuren van het kleed achtöï-. Ach- i was nog een moestuintje, vol frischgroene slakrop- j s, een aardappelveldje, een paar rijen boonenstaken. aar achter het afgebrande huisje van Oornelissen, jarenlang zoo gestaan had omdat hij procedeerde met de brandyerzekeringsmaatschappij. Zou het al op- - l,IU zlJn? En daarachter de hei, de onafzienbare i, doorsneden van de spoorbaan. De in de verte voor- ratelende treinen, deden haar de uren tellen, oven was nog een kleine kamer, welke haar man, e*6tï 8, bhan» kaar zoon, dokt*- was, #ebroikio '•or iwidaerkauiai'. De eerste twee jaren van haar huwelijk had zij daar gesleten. Toen was haar man gestorven, binnen vier en twintig uren weggeweest aan een bloedvergiftiging cpgeloopen bij een onbeteekende operatie. En zij was met haar kind van nog geen half jaar weer ingetrokken bij haar ouders. Dat was allemaal zóó lang geleden, dat het haar thans leek of ze het ergens gelezen had of dat het ge beurd was met een van haar kennissen. Doch dacht ze dan weer aan het kleine huisje op de hei dan stond dat haar toch zoo duidelijk voor den geest, dat het niet lang geleden kon zijn en dat het haar was of ze er nóg woonde, of ze zoo straks er zou terugkeeren waar haar man haar wachtte. Een toeval had haar zoon, bij wien zij sedert den dood van haar man woonde, geleid naar het provincie stadje, enkele uren van haar dorp vandaan. Voor zoo ver zij kon nagaan had hij er nooit aan gedacht, maar zij was van toen af aan getrouw in het plaatselijk cou rantje de faits et gestes van haar dorp gaan volgen. Gretig had ze steeds de onbeduidende berichten ver slonden, waar de naam van haar dorpje gespatieerd voor in den eersten regel stond. Toen had ze een advertentie gevonden, waarin het liuis, haar huisje te koop werd aangeboden. Toen kon ze niet langer zwijgen. Koopen dorst ze niet van te spreken, maar op den kijkdag wilde ze het zien. Nie mand hoefde met haar mee; als Hendrik het paard maar wilde inspannen, dan zou zij hem wel den weg wijzen Het coupeetje hobbelde over de keien van den bui i en weg. De wind gierde nu om het rijtuig heen; de mantel van den koetsier flapte tegen den voorruit aan. Aan beide kanten de roodbruine hei, glimmend nat, eri schuine regenslierten als pijpestelen. Zoo ratelde ze het dorpje binnen. De jonge me vrouw, kleumerig, vroeg uit haar bed gehaald om vóór- het eten weer thuis te kunnen zijn, zat met de oogen dicht, onderdrukte nu en dan een geeuw. Haar schoon moeder tuurde gespannen naar buiten, veegde telkens het beslag van het portierraampje met haar geglaceer- de hand. Zij verbaasde zich. Zij werd onrustig en wat bang. Want dit was het dorp niet. Zij herkende niemand en mets. Brutaal gaapten de enkele menschen, die zij i oorbijreden,^ naar binnen. Onbekende menschen scho- vtn gordijntjes van onbekende huizen opzij en gaapten -haar brutaal aan zonder te groeten. Maar dit was het dorp niet! Hendrik moest verkeerd gereden zijn. Zou do weg, die vroeger onvertakt zich door de hei slinger- de, ergens langs een zijbaan haar gevoerd hebben naar ceu verkeerd dorp? Zij verbaasde zieh; zat met oogen van niet kunnen gelooven. Toen herkende zij plotseling een eeuwoudec kastanje En ook het oude boerenerf daarachter kwam haar be kend voor. Het was geen bizondere kastanje en toch herkende ze hem, zeker van haar zaak, aan zijn stam, aan zijn takken. Ze voelde pijn om haar hart van blijdschap. Het was dan toch zoo 1 Dit was haar dorp I Doch onmiddellijk overschaduwde dit gevoel weer een teleur stelling wat was dan alles veranderdRn een Trees or ze haar eigen huisje wel herkennen zou? Nu herkende ze meer en meer. Ze besloothet dorp was uitgebreid, het was uitgebouwd aan de uiteinden. Zoo was dat eerste gedeelte haar zoo vreemd geweest. Opeens hield het rijtuig stilDe koetsier hield plot ting de paarden in. Hier moest het zijn! Ze voelde haar bloed kloppen in haar keel. „Marie, we zijn er!" En haastig opende ze zelf het portier, wachtte niet lot de knecht haar kon helpen uit te stappen. De regen had opgehouden. Ze stond voor het hek, eenige nieuws gierige kinderen om haar heen. Ze zag de deur van het huis wijd openstaan, een reemde man stond op de stoep. En naast de deur een ;root wit papier op een houten bordopenbare verkoo- ping. Mas dit haar huis? Vreemde huizen stonden er naast, aan weerskantenLinks was vroeger nimmer een huis geweest: daar had die enorme den gestaan, wiens gestrekte, naar alle kanten wijzende armen met wijde afhangende togamouwen als van een priesterkleed bij haar altijd de gedachte aan kerstmis hadden opge- icepen. Eéns bad ze hem besneeuwd zien staan met de Kerstdagen en ze had tranen in haar oogen gekregen. \Tu voelde ze haar oogen óók vochtig worden; waar de sprookjesachtige den had geprijkt, stond nu een kleine, nette villa, met stijfburgerlijke vitrages en een engelsch luintje in den aanleg. Rechts, waar vroeger een boe renarbeiderswoning had gestaan, was nu ook een villa, grooter en mooier dan de andere. liet kleine, verlaten huisje stond armoedig daar tus schen in gedrukt. De vroegere dokterswoning, die in haar oogen een paleis was geweest en die in ieder ge- al de beste woning was welke haar arme man had 1'unuen krijgen, was nu als in elkaar gekrompen van schaamte in het bloeiende dorp. Toch was ook zij niet geheel dezelfde gebleven. Het tuintje lag platgetrapt en onherkenbaar verwaarloosd. De rozenstammetjes waren weg en het perkje was niet meer te ontdekken in de verwarde vegetatie van wild gras en onkruid. De klimop had het heele huisje omgroeid. Bevend van zenuwen en met een waas van tranen \oor de oog-en, schreed ze, naast haar nieuwsgierig kij kende dochter, het tuintje door. De vreemde man aan de deur tikte onverschillig aan zijn pet en liet hen nor»ek passeeren. M as zij dan niet de meesteres des Tulen on kanten blouses vallen nog steeds in den smaak. Aardige elegante modellen zijn er in; een tule blouse met een witten rok staat zeer gekleed en maakt dikwijls een fraaien indruk. Een blouse van witte tulle kan b. v. vervaardigd worden met een borststuk met s taanden kraag van ge plooid zijde-mousseline, dat afgemaakt is met een streep van gekleurd panne. Een klaar gekocht kanten garnituur, dat echter ook gemaakt kan worden van kantstof, omrand met picot-galon, is in den vorm van een jakje aangebracht op de blousegedeelten, die met cprijgjes versierd en afgemaakt zijn met motieven van kant. Een ceintuur van geplooid zijden lint, moet niet al te breed zijn. De op voering aangebrachte blouse wordt van ach teren gesloten. Voor soirée's is ook zeer geschikt een toilet van zacht-grijze zijde, gegarneerd met geborduurde ge knoopte tulle. De van voren geplooide blousegedeelten omsluiten een pas, welke naar links over de voorslui ting der voering-taille heen vastgehaakt wordt. Van boven is hij versierd met licht ingehaalde, gedeeltelijk punten vormende geknoopte tulle, welke ook voor den staanden kraag, den achterpas en de nauwsluitende mouwstoffen met volant gebruikt wordt. Om den pas is fichu-vormig geplooid, effen gaas gelegd, dat van voren door een gesp gaat en van onderen in een strik eindigt. Over de kanten mouwen vallen overmouwen van de grijze zijde, waarvan het toilet vervaardigd wordt, zij worden omrand door smal zijden lint. De ceintuur is van geplooide zijde en haakt naar links over. De rok, welke 5 M. wijd is, bestaat slecht uit 2 banen, rust los op een voeringrok en wordt van achte ren gesloten. De kinderen hebben reeds zoo lang blauwe matrozen- jurkjes gedragen, dat er nu eens een variatie gemaakt wordt en er de bruine kleur veelal voor wordt gekozen. Het nieuwste is deze jurken te vervaardigen met een lang, tot in de taille puntig ui tloopend chemiset, dat van gestreepte stof, b. v. bruin met wit gekozen wordt en waarvan de strepen dwars zijn genomen. Dit chemi set wordt met vergulde knoopjes in de blouse geknoopt. De plooirok blijft evenwel nog geliefd bij zoo'n pakje. Hij staat ook altijd elegant en sierlijk; er zijn thans verschillende modellen plooirokken en naast de platte en rondom-plooirokken komen tokken met ingezette en plissé-plooien voor, ook rokjes, waarvan de voor en achterbaan in plooien wordt gelegd. Voor grootere meisjes is meer het model geschikt, dat van boven in plooitjes wordt gestikt en waarvan de onderrand met oprijgsels wordt versierd. Een practiscbe dracht voor dames is de onderrok- volant, die op den rok vasthaakt of met drukknoopjes aaarop bevestigd wordt. Deze gemakkelijk te verwis selen volants maken een groot aantal onderrokken ge heel overbodig. Men maakt een volant uit een 24 cM. breede reep taffet, die in 7 cM. breede tusschenruimten huizes, die thuis kwam van een lange reis. Het was of ze haar ongelukkigen man, naast wien het korte leveu zoo heerlijk was geweest, haar met open armen zag te gemoetkomen in de gang. 't Was of ze hem weer hoor de zeggen met zijn vriendelijke stem„zacht wat, niet zoo hard loopen! als je valt!" En 't was of ze het kind je, dat leefde in haar lichaam, weer voelde bewegen. Snel liep ze alle kamers door, leeg en kaal, met an dere behangselpapieren en donkerder door de klimop die over de vensters hing. Ze herkende ze geen van al le; ze voelde zich niet meer thuis. Maar toen ze het laatst van al in de achterkamer kwam, schrok ze. Dat was het verleden dat heden werd! Deze kamer was dezelfde gebleven; het moes tuintje met de boonenstaken en waarachtig het afge- trande huisje van Comelissen, waarover hij procedeer de, het was er allemaal nog precies eender. En daar achter de hei, de onafzienbare hei, doorsneden van de spoorbaan in de verte. Een lange goederentrein, klein slangetje in het wijde land, ratelde voorbij. Er stond een stoel. Een oude kapotte stoel, die de bewoners waarschijnlijk hadden achtergelaten omdat ze hem niet meer wilden hebben. Ze zette zich op het wrakke meubel, terwijl haar schoondochter nieuwsgierig i erder ging kijken. Zij waren nu de eenigen in huis. En de oude vrouw n den ouden stoel, staarde naar buiten en droomde liet verleden van bijna een halve eeuw weer om zieh heen op. Eén voor één verschenen de oude meubels in de kale kamer en gingen uit zichzelf elk op hun plaats staan. Eerst het kleed, waarvan ze de bloemen nog wist, toen Je tafels, de stoelen, de kasten, de platen aan den wand. .-.,n tenslotte kwam haar man binnen, jong en krachtig, en omhelsde haar vol levenslust. Buiten rolden de treinen. De oude vrouw zat te drooinen, starend naar de boo nenstaken, het afgebrande huisje, de hei met de lijn rechte horizont. Haar dochter kwam eens om de deur kijken, aarzel de, ging weer heen, kwam na een poosje nog eens te rug, verveeld, het horloge in haar handen. „Hoe heb u ooit in zóó'n krot kunnen wonen, mama „Ik ga mee," zeide de oude vrouw met bevende stem. Toen rolde het rijtuigje de beide dames weer langs den keiweg huiswaarts. I oen het stilhield, wierp de jongste een blik op het rij ke landhuis; voldoening straalde in haar oogen. De oude vrouw kocht het huisje in het dorp; liet zich daarheen weer overbrengen, omdat zij er wilde le- "cn en sterven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 5