DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 45.
Honderd en tiende jaargang.
ZATERDAG
22 FEBRUARI.
Voor en achter de coulissen van
het staatstooneel.
Oorspronkelijke Schetsen
OUDE HUIS.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiëm
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3,
VOOR DE DAMES.
Kijkjes in de Modewereld.
ALKMAARSCHE COURANT.
De staat er is daarop herhaaldelijk en terecht in
den laatsten tijd gewezen heeft niet de vrijheid de
gebouwen, voor den openbaren dienst bestemd, leelijk
te maken of die achteraf te zetten, indien zij ook door
het publiek zelf gebruikt moeten worden. In de eerste
plaats omdat de staat niet het recht heeft een zeker
gedeelte van een gegeven gemeente leelijk te komen
maken. Dan omdat op den staat de plicht rust van
bij het bouwen aan particulieren een goed voorbeeld te
geven, wat de staat te eerder kan, omdat hij niet in
zoodanige mate als die particulieren met financiëele
zorgen heeft te kampen. En eindelijk moet men van
den staat verlangen, dat hij in de mooie en groote so
liditeit van de staatsgebouwen de machtige staatsidee
verzinnelijkt, dat hü een monument zet voor het staats
gezag en bij een volk als het onze, uitteraard geneigd
tot een tot ongebondenheid overslaande vrijheid, steeds
levendig houdt het besef van de beteekenis van dien
siaatsband.
Hoezeer dit alles klemt zal wel niet nader betoogd
behoeven te worden. In vroeger euwen hebben de
tigenaardige staatkundige toestanden van ons land,
particularisme en openbare zuinigheid verhinderd, dat
groote staatsgebouwen in ons land werden opgericht.
Wel vinden wij in groote stadhuizen hier en daar mo
numenten, gewijd aan het aanzien van het stadsbestuur,
wel ook hebben gewestelijke besturen een enkele maal
fc'oote gebouwen opgericht, doch groote landsgebouwen
zijn zeldzaam.
Aan het begin der 19de eeuw stonden wij hier dus
voor een beslist te kort, dat slechts fceer aarzelend en
zeer gedeeltelijk werd aangevuld. Het strikt noodige
werd gedaan, doch slechts zelden kunnen wij daarbij
denken aan een bewust streven om den staat in heel
het land beter en waardiger te huisvesten. Daarbij
komt, dat de bouwkunst niet in een bloeitijdperk ver
keerde en dat men herhaaldelijk met financieele moei
lijkheden had te kampen. Indrukwekkende staatsge
bouwen kwamen dus niet vaak tot stand.
In deze zaak is eerst in den laatsten tijd eenige ver
betering gekomen. En die verbetering kwam, doordat
de nood drong. Het in den laatsten tijd zich zeer sterk
uitbreidend verkeer stelde veel hooger eischen aan de
capaciteit van de tot den verkeersdienst behoorende
staatsgebouwen. En zoo geschiedde het, dat men wel
gedwongen was op verschillende plaatsen nieuwe post
en telegraafkantoren te bouwen.
Hier had men een dienst, die ook „opbracht," hier
kon dus de Nederlandsche zuinigheid niet in die mate
een hinderpaal zijn. Hier moest men bovendien waken
voor te kleine opzet van de nieuwe gebouwen, zou de
zuinigheid de wijsheid niet bedriegen.
Dat men er overigens toch niet in geslaagd is om de
ze moeielijkheden te ontgaan, hebben betrekkelijk re
cente voorbeelden ten duidelijkste aangetoond. Daar
is b. v. de Kamper ui met het Auisterdamsche postkan
toor, dat afgezien nu van de vraag of het gebouw in
zijn conceptie inderdaad de hooge idee verzinnelijkt, die
het zou moeten verzinnelijken al te klein bleek toen
het voltooid was. Daar zijn op dit gebied meer voor
beelden van een zuinigheid, die de wijsheid bedroog.
De vraag is dan ook heuscli niet overbodig of zij, die
deze gebouwen hebben doen oprichten en hebben ge
bouwd, zich wel rekenschap hebben gegeven van de
plicht van den staat in dezen en van het groote tekort,
waarop wij hierboven wezen.
Intusschen de billijkheid eischt, dat men de zaak
cok van den anderen kant beschouwt en zichzelf de
vraag stelt, of de autoriteiten hier niet dikwijls voor
moeielijkheden komen te staan, die soms haast onover
komelijk zijn. In de eerste plaats mag men wel aanne
men, dat de tegenwoordige inrichting van den post
dienst, het gemis aan zelfstandigheid van het postbe-
stuur, in den weg staat aan een commercieel en zuinig
bestuur. Gesteld de post wil in een of andere plaats
een nieuw kantoor bouwen, dan zou zeer zeker de beste
methode zijn, dat zij niets vanhaar plan bekend maakte
en in het geheim pogingen deed om flink wat terrein
te koopen. Hoe minder menschen van die pogingen
weten, hoe minder autoriteiten daarmede gemoeid zijn,
des te beter. Zoodoende zou de staat ongeveer even
goedkoop kunnen koopen als particulieren.
Doch deze methode kan niet dan bij uitzondering ge
volgd worden. Men kan niet buiten de volksvertegen
woordiging om, men heeft de handen niet vrij, mag niet
praejudicieeren en staat dus maar al te dikwijls voor
do bekende neiging van particulieren om er van te ha
len wat er van te halen is, zoodra de staat in het ge
ding is.
Een tweede moeilijkheid, die de onderhandelingen
met de gemeentebesturen soms opleveren, wordt geïl
lustreerd in een brief, d.d. 29 Januari 1908, van den
afgetreden minister Kraus aan de Tweede Kamer over
ten kwestie m?t het gemeentebestuur van Meppel naar
aanleiding van het post- en telegraafkantoor aldaar.
De kwestie staat geheel op zichzelf. Moeielijkheden
met gemeentebesturen doen zich niet altijd en niet
steeds op deze wijze voor. Ja niet lang geleden
beeft zich naar men weet te Groningen zelfs iets van
geheel anderen aard voorgedaan. Waar de gemeente
het rijk een huis ten geschenke heeft gegeven, eenig
en alleen om het rijk dat huis te doen afbreken, dit ter
rein te voegen bij het rijksterrein en zoo te verkrijgen,
dat het postkantoor, dat anders alleen in een zeer wei
nig indrukwekkende, bochtige straat zou komen, al
thans aan een hoek op een beter gelegen plein uitkomt.
Toch mag men wel aannemen dat moeielijkheden als
de Meppelsche zich niet zelden voordoen en dat zij wel
een zuiver staaltje zijn van de bezwaren, die de staat
in dezen heeft te overwinnen. Tn het kort en uitslui
tend aan de hand van de ministerieele nota kunnen wij
dit als de quintesence der Meppelsche kwestie geven.
Het rijk had sedert '74 van de gemeente Meppel een
gebouw voor den post en telegraafdienst in huur. De
huurtermijn was telkens 10 jaar. Tegen het einde van
den derden termijn in 1904 werd de huur opgezegd met
dien verstande dat het huis ontruimd zou worden als
eén nieuw te bouwen gebouw betrokken werd.
De gemeente wilde toen schadevergoeding, omdat
het gebouw aanvankelijk aan de behoefte van den
oienst had voldaan en nu niet zonder groote kosten
voor iets anders zou zijn in te richten.
Waterstaat weigerde. Wel wilde men het gemeente
gebouw met een ander perceel daarnaast (dit van een
particulier) koopen en daar dan een geheel nieuw
postkantoor maken. De gemeente vroeg echter 70
per M2. voor dit bouwterrein, terwijl de straat nog be
ter gelegen bouwterrein voor 2-1 kon krijgen.
De gemeente bleef te veel vragen en voortdurend
spreken van schadeloosstelling.
Het rijk stelde schatting door drie deskundigen voor.
Deze stelden als prijs 25.1 per M2. De gemeente wei
gerde. Het rijk bood toen als uiterste concessie 3700
meer voor het geheel of 33.3 per M2. Intusschen de
gemeente weigert ook dit bod.' Het Rijk deelt mee,
dat het nu zelfstandig zal voortgaan. De gemeente
•vraagt uitstel en zendt een uitvoerige memorie, door
den minister schamper een boekdeel genoemd.
Nu wenscht de minister een commissie, door gemeen
te en rijk te benoemen, om voor te lichten over de
vraag of en zoo ja welke schadeloosstelling aan
de gemeente Meppel toekwam.
De commissie zegtneen. Er is noch een grond van
billijkheid, noch een grond van recht waarop het ver
zoek tot schadevergoeding steunt. Maar toch is er o.a.
cp grond van wat de minister van waterstaat in de
Kamer gezegd heeft aanleiding om te overwegen of
het Rijk de gemeente als schadevergoeding wil uitbeta
len de bovenbedoelde 3700, zijnde het verschil tus-
schen de deskundigen schatting en het uiterste bod van
het Rijk.
De minister volgt dit laatste advies van de commis-
ie niet. Dat het Rijk toen 3700 meer heeft geboden
had zijn grond in de overweging, dat het gebouw voor
het Rijk hooger waarde kon hebben dan voor particu
lieren, dat dus het Rijk met deze 3700 de gemeente
kon tegemoetkomen zonder zichzelf te benadeelen.
Doch dit bod is gewezen van de hand en in die 3700
was geen cent voor de schadevergoeding, waarop de ge
meente aanspraak maakt. Die schadevergoeding
wenscht de minister dan ook niet tot dit of een ander
bedrag te geven, ook en vooral, omdat een dergelijke
ongemotiveerde tegemoetkoming tegenover Meppel het
Kijk ertoe zou moeten brengen om tegenover „onder
scheidene gemeenten" die in hetzelfde geval verkeeren
dezelfde gedragslijn toe te passen.
Nadat dit alles geschied was, heeft de gemeente
Meppel zich per adres tot de kamer gericht om alsnog
een billijke tegemoetkoming te ontvangen en heeft op
nieuw een wethouder dier gemeente een nota ingediend.
Zoo staat thans de zaak. Het is niet onwaarschijn
lijk dat wij er straks in de kamer meer van hooren.
Doch in elk geval heeft zij ook nu reeds een helder in
zicht in de vele moeilijkheden, welke het rijk heeft te
overwinnen bij de voorbereiding van de stichting van
nieuwe staatsgebouwen.
VAN
LEO FAUST.
Op den buitenweg van het stil provinciestadje had
den de boomen hun bontsten tooi. Gele lindeblaren
prjjkten er als ritselende munten naast met groene
harten goud-omrande kastanje-handen, bruinrood
beukenblad warde er door vleeschkleurig eikenloof, en
de wingerd tegen het landhuis lekte over den muur op
els met de vlammen van een brand. Het regende. De
conkere, oneindig-trieste Octobermorgen zette in met
wind- en regenvlagen en bladervluchten als de ophuive-
ïingen van een grooten hartstocht.
Het was een caprice van de oude mevrouw nu twee
uur te willen rijden in de vroegte naar een klein, verla
ten huis, ergens in een dorp verloren in de doorweekte
Mftnr oude menschen worden vaak sentimenteel.
De oude mevrouw stapte in de wachtende coupé, de
«vart kanten fichu stijver drukkend om het grijze
hoofd. Haar schoondochter vergezelde haar. De
Knecht sloeg het beregend portier dicht, terwijl hij de
treeplank naar binnen vouwde, en de twee dampende
baardjes trokken het rijtuig over het knitterend grint
van het park, het hek uit en den landweg op, die zich
eindeloos slingert tusschen de sparrebossen en de hei.
De oude mevrouw dacht na, terwijl haar schoondoch
ter naast haar mokkend voor zich uit zat te staren. Zij
beproefde zich weer in te leven in het verleden. Zij ging
-laar het huis waar ze de twee gelukkigste jaren had
i oorgebracht. Ze had het in bijna veertig jaar niet
gezien, maar stukje voor stukje riep ze het heelemaal
weer voor haar geest. Het was oen klein huis. Verge-
e en bij het buiten van haar zoon, bij wien ze nu
woonde, was het een armoedig hutje. Hier was het
oor tuintje met een perkje van acht rozenstammetjes
n klimop langs deur en vensters. Rechts van de gang
as de salon, links de slaapkamer en achter een keu
kentje en de huiskamer. Ze zag weer de meubeltjes
de voorkamer, de figuren van het kleed achtöï-. Ach-
i was nog een moestuintje, vol frischgroene slakrop-
j s, een aardappelveldje, een paar rijen boonenstaken.
aar achter het afgebrande huisje van Oornelissen,
jarenlang zoo gestaan had omdat hij procedeerde
met de brandyerzekeringsmaatschappij. Zou het al op-
- l,IU zlJn? En daarachter de hei, de onafzienbare
i, doorsneden van de spoorbaan. De in de verte voor-
ratelende treinen, deden haar de uren tellen,
oven was nog een kleine kamer, welke haar man,
e*6tï 8, bhan» kaar zoon, dokt*- was, #ebroikio
'•or iwidaerkauiai'.
De eerste twee jaren van haar huwelijk had zij daar
gesleten. Toen was haar man gestorven, binnen vier
en twintig uren weggeweest aan een bloedvergiftiging
cpgeloopen bij een onbeteekende operatie. En zij was
met haar kind van nog geen half jaar weer ingetrokken
bij haar ouders.
Dat was allemaal zóó lang geleden, dat het haar
thans leek of ze het ergens gelezen had of dat het ge
beurd was met een van haar kennissen. Doch dacht
ze dan weer aan het kleine huisje op de hei dan stond
dat haar toch zoo duidelijk voor den geest, dat het niet
lang geleden kon zijn en dat het haar was of ze er nóg
woonde, of ze zoo straks er zou terugkeeren waar haar
man haar wachtte.
Een toeval had haar zoon, bij wien zij sedert den
dood van haar man woonde, geleid naar het provincie
stadje, enkele uren van haar dorp vandaan. Voor zoo
ver zij kon nagaan had hij er nooit aan gedacht, maar
zij was van toen af aan getrouw in het plaatselijk cou
rantje de faits et gestes van haar dorp gaan volgen.
Gretig had ze steeds de onbeduidende berichten ver
slonden, waar de naam van haar dorpje gespatieerd
voor in den eersten regel stond.
Toen had ze een advertentie gevonden, waarin het
liuis, haar huisje te koop werd aangeboden. Toen kon
ze niet langer zwijgen. Koopen dorst ze niet van te
spreken, maar op den kijkdag wilde ze het zien. Nie
mand hoefde met haar mee; als Hendrik het paard
maar wilde inspannen, dan zou zij hem wel den weg
wijzen
Het coupeetje hobbelde over de keien van den bui
i en weg. De wind gierde nu om het rijtuig heen; de
mantel van den koetsier flapte tegen den voorruit aan.
Aan beide kanten de roodbruine hei, glimmend nat, eri
schuine regenslierten als pijpestelen.
Zoo ratelde ze het dorpje binnen. De jonge me
vrouw, kleumerig, vroeg uit haar bed gehaald om vóór-
het eten weer thuis te kunnen zijn, zat met de oogen
dicht, onderdrukte nu en dan een geeuw. Haar schoon
moeder tuurde gespannen naar buiten, veegde telkens
het beslag van het portierraampje met haar geglaceer-
de hand.
Zij verbaasde zich. Zij werd onrustig en wat bang.
Want dit was het dorp niet. Zij herkende niemand en
mets. Brutaal gaapten de enkele menschen, die zij
i oorbijreden,^ naar binnen. Onbekende menschen scho-
vtn gordijntjes van onbekende huizen opzij en gaapten
-haar brutaal aan zonder te groeten. Maar dit was het
dorp niet! Hendrik moest verkeerd gereden zijn. Zou
do weg, die vroeger onvertakt zich door de hei slinger-
de, ergens langs een zijbaan haar gevoerd hebben naar
ceu verkeerd dorp? Zij verbaasde zieh; zat met oogen
van niet kunnen gelooven.
Toen herkende zij plotseling een eeuwoudec kastanje
En ook het oude boerenerf daarachter kwam haar be
kend voor. Het was geen bizondere kastanje en toch
herkende ze hem, zeker van haar zaak, aan zijn stam,
aan zijn takken. Ze voelde pijn om haar hart van
blijdschap.
Het was dan toch zoo 1 Dit was haar dorp I Doch
onmiddellijk overschaduwde dit gevoel weer een teleur
stelling wat was dan alles veranderdRn een Trees
or ze haar eigen huisje wel herkennen zou?
Nu herkende ze meer en meer. Ze besloothet dorp
was uitgebreid, het was uitgebouwd aan de uiteinden.
Zoo was dat eerste gedeelte haar zoo vreemd geweest.
Opeens hield het rijtuig stilDe koetsier hield plot
ting de paarden in. Hier moest het zijn! Ze voelde
haar bloed kloppen in haar keel.
„Marie, we zijn er!"
En haastig opende ze zelf het portier, wachtte niet
lot de knecht haar kon helpen uit te stappen. De regen
had opgehouden. Ze stond voor het hek, eenige nieuws
gierige kinderen om haar heen.
Ze zag de deur van het huis wijd openstaan, een
reemde man stond op de stoep. En naast de deur een
;root wit papier op een houten bordopenbare verkoo-
ping.
Mas dit haar huis? Vreemde huizen stonden er
naast, aan weerskantenLinks was vroeger nimmer
een huis geweest: daar had die enorme den gestaan,
wiens gestrekte, naar alle kanten wijzende armen met
wijde afhangende togamouwen als van een priesterkleed
bij haar altijd de gedachte aan kerstmis hadden opge-
icepen. Eéns bad ze hem besneeuwd zien staan met de
Kerstdagen en ze had tranen in haar oogen gekregen.
\Tu voelde ze haar oogen óók vochtig worden; waar de
sprookjesachtige den had geprijkt, stond nu een kleine,
nette villa, met stijfburgerlijke vitrages en een engelsch
luintje in den aanleg. Rechts, waar vroeger een boe
renarbeiderswoning had gestaan, was nu ook een villa,
grooter en mooier dan de andere.
liet kleine, verlaten huisje stond armoedig daar tus
schen in gedrukt. De vroegere dokterswoning, die in
haar oogen een paleis was geweest en die in ieder ge-
al de beste woning was welke haar arme man had
1'unuen krijgen, was nu als in elkaar gekrompen van
schaamte in het bloeiende dorp. Toch was ook zij niet
geheel dezelfde gebleven. Het tuintje lag platgetrapt
en onherkenbaar verwaarloosd. De rozenstammetjes
waren weg en het perkje was niet meer te ontdekken in
de verwarde vegetatie van wild gras en onkruid. De
klimop had het heele huisje omgroeid.
Bevend van zenuwen en met een waas van tranen
\oor de oog-en, schreed ze, naast haar nieuwsgierig kij
kende dochter, het tuintje door. De vreemde man aan
de deur tikte onverschillig aan zijn pet en liet hen
nor»ek passeeren. M as zij dan niet de meesteres des
Tulen on kanten blouses vallen nog steeds in den
smaak. Aardige elegante modellen zijn er in; een tule
blouse met een witten rok staat zeer gekleed en maakt
dikwijls een fraaien indruk.
Een blouse van witte tulle kan b. v. vervaardigd
worden met een borststuk met s taanden kraag van ge
plooid zijde-mousseline, dat afgemaakt is met een
streep van gekleurd panne. Een klaar gekocht kanten
garnituur, dat echter ook gemaakt kan worden van
kantstof, omrand met picot-galon, is in den vorm van
een jakje aangebracht op de blousegedeelten, die met
cprijgjes versierd en afgemaakt zijn met motieven van
kant. Een ceintuur van geplooid zijden lint, moet niet
al te breed zijn.
De op voering aangebrachte blouse wordt van ach
teren gesloten.
Voor soirée's is ook zeer geschikt een toilet van
zacht-grijze zijde, gegarneerd met geborduurde ge
knoopte tulle. De van voren geplooide blousegedeelten
omsluiten een pas, welke naar links over de voorslui
ting der voering-taille heen vastgehaakt wordt. Van
boven is hij versierd met licht ingehaalde, gedeeltelijk
punten vormende geknoopte tulle, welke ook voor den
staanden kraag, den achterpas en de nauwsluitende
mouwstoffen met volant gebruikt wordt. Om den pas
is fichu-vormig geplooid, effen gaas gelegd, dat van
voren door een gesp gaat en van onderen in een strik
eindigt. Over de kanten mouwen vallen overmouwen
van de grijze zijde, waarvan het toilet vervaardigd
wordt, zij worden omrand door smal zijden lint. De
ceintuur is van geplooide zijde en haakt naar links
over. De rok, welke 5 M. wijd is, bestaat slecht uit 2
banen, rust los op een voeringrok en wordt van achte
ren gesloten.
De kinderen hebben reeds zoo lang blauwe matrozen-
jurkjes gedragen, dat er nu eens een variatie gemaakt
wordt en er de bruine kleur veelal voor wordt gekozen.
Het nieuwste is deze jurken te vervaardigen met een
lang, tot in de taille puntig ui tloopend chemiset, dat
van gestreepte stof, b. v. bruin met wit gekozen wordt
en waarvan de strepen dwars zijn genomen. Dit chemi
set wordt met vergulde knoopjes in de blouse geknoopt.
De plooirok blijft evenwel nog geliefd bij zoo'n pakje.
Hij staat ook altijd elegant en sierlijk; er zijn thans
verschillende modellen plooirokken en naast de platte
en rondom-plooirokken komen tokken met ingezette
en plissé-plooien voor, ook rokjes, waarvan de voor en
achterbaan in plooien wordt gelegd. Voor grootere
meisjes is meer het model geschikt, dat van boven in
plooitjes wordt gestikt en waarvan de onderrand met
oprijgsels wordt versierd.
Een practiscbe dracht voor dames is de onderrok-
volant, die op den rok vasthaakt of met drukknoopjes
aaarop bevestigd wordt. Deze gemakkelijk te verwis
selen volants maken een groot aantal onderrokken ge
heel overbodig. Men maakt een volant uit een 24 cM.
breede reep taffet, die in 7 cM. breede tusschenruimten
huizes, die thuis kwam van een lange reis. Het was of
ze haar ongelukkigen man, naast wien het korte leveu
zoo heerlijk was geweest, haar met open armen zag te
gemoetkomen in de gang. 't Was of ze hem weer hoor
de zeggen met zijn vriendelijke stem„zacht wat, niet
zoo hard loopen! als je valt!" En 't was of ze het kind
je, dat leefde in haar lichaam, weer voelde bewegen.
Snel liep ze alle kamers door, leeg en kaal, met an
dere behangselpapieren en donkerder door de klimop
die over de vensters hing. Ze herkende ze geen van al
le; ze voelde zich niet meer thuis.
Maar toen ze het laatst van al in de achterkamer
kwam, schrok ze. Dat was het verleden dat heden
werd! Deze kamer was dezelfde gebleven; het moes
tuintje met de boonenstaken en waarachtig het afge-
trande huisje van Comelissen, waarover hij procedeer
de, het was er allemaal nog precies eender. En daar
achter de hei, de onafzienbare hei, doorsneden van de
spoorbaan in de verte. Een lange goederentrein, klein
slangetje in het wijde land, ratelde voorbij.
Er stond een stoel. Een oude kapotte stoel, die de
bewoners waarschijnlijk hadden achtergelaten omdat
ze hem niet meer wilden hebben. Ze zette zich op het
wrakke meubel, terwijl haar schoondochter nieuwsgierig
i erder ging kijken.
Zij waren nu de eenigen in huis. En de oude vrouw
n den ouden stoel, staarde naar buiten en droomde
liet verleden van bijna een halve eeuw weer om zieh
heen op.
Eén voor één verschenen de oude meubels in de kale
kamer en gingen uit zichzelf elk op hun plaats staan.
Eerst het kleed, waarvan ze de bloemen nog wist, toen
Je tafels, de stoelen, de kasten, de platen aan den wand.
.-.,n tenslotte kwam haar man binnen, jong en krachtig,
en omhelsde haar vol levenslust.
Buiten rolden de treinen.
De oude vrouw zat te drooinen, starend naar de boo
nenstaken, het afgebrande huisje, de hei met de lijn
rechte horizont.
Haar dochter kwam eens om de deur kijken, aarzel
de, ging weer heen, kwam na een poosje nog eens te
rug, verveeld, het horloge in haar handen.
„Hoe heb u ooit in zóó'n krot kunnen wonen, mama
„Ik ga mee," zeide de oude vrouw met bevende stem.
Toen rolde het rijtuigje de beide dames weer langs
den keiweg huiswaarts.
I oen het stilhield, wierp de jongste een blik op het rij
ke landhuis; voldoening straalde in haar oogen.
De oude vrouw kocht het huisje in het dorp; liet
zich daarheen weer overbrengen, omdat zij er wilde le-
"cn en sterven.