DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 49 Honderd en tiende jaargang 1908 DONDERDAG 27 FEBRUARI. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. VERORDENING op het heffen van op centen op de hoofdsom der personeele belasting; Het koninklijk rijtuig aangereden. Candldatuur Eerste Kamer. De vacature Tietjerksteradeel. Vacature Sliedrecht. De „zoek-geraakte" f 96,000 van Oorlog. Hollandsche Maatschappij van Landbouw. Landbouwvergadering. ^RTaTvT BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat in het gemeente blad van Alkmaar, Nr. 252, is opgenomen het besluit van den Raad dier gemeente van 18 December 1.1. waarbij is vastgesteld eene welke verordening, heden afgekondigd, gedurende drie maanden ter gemeente-secretarie ter lezing is neder- gelegd en aldaar tegen betaling van f 0.05 in afdruk is verkrijgbaar gesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 25 Februari 1908. DONATH, Secretaris. «.BEVOLKING. Onderstaande persoon wordt verzocht zich ten spoe digste ter secreterie dezer 'gemeente aan te melden (Afdeeling Bevolking) GEERTRUIDA SNEEKES, gekomen uit de gemeente Zjjpe. ALKMAAR, 27 Februari. Het Pruisische Heerenhuis, het meest conservatieve regeeringslichaam in West-Europa, heeft thans een be langrijk onderwerp in behandeling: de „Ostmarken- vorlage." Om die „Polenwet" er door te drijven waren alle hens op het Pruisische schip van staat gisteren aan dek. Allereerst sprak de minister van landbouw, vervolgens de minister-president en eindelijk de minis ter van financiën. Zij allen moesten goed praten wat niet goed te praten is: onteigening van Poolschen grond door de Pruisische regeering ten bate van Prui sische onderdanen. De minister van landbouw, de heer von Amim, erkende dat deze maatregel buitengewoon scherp was en dat het hard is haar uit te voeren, voor namelijk omdat, zeide hij, men toch een zekeren eer bied moet koesteren voor het Poolsche nationale ge voel. Dit „zekere" is maar zeer betrekkelijk. Men her innert zich uit zijn schooljaren waarschijnlijk nog wel, wellicht is het geen aangename herinnering dat er van 17721795 eenige verdeelingen plaats hadden van Polen, dat zich uitstrekte van Pommeren en Hongarije tot ver over den Dnjepr en 12 millioen inwo ners telde. Rusland, Oostenrijk en Pruisen verdeelden het samen en alle drie landen ondervinden ten huidige dage nog steeds veel last van hun destijds geroofde be zittingen. Polen mag uit de rij der natiën zijn ver dwenen, het Poolsche volk bestaat nog en dat laat zich niet zoo gemakkelijk opnemen in een ander volk. Prui sen om ons Jaarbij te bepalen begon al heel gauw aan de Poolsche nationale instellingen te tornen. In 1793 had koning Frederik Willem II besloten, dat het grondbezit in den vorm van geestelijke goederen en heerlijkheden zou blijven bestaan. Maar het volgende jaar reeds werden sommigen geestelijken en adellijken, die grooten invloed hadden op het volk, de* bezittingen ontnomen. Als schadeloosstelling kregen zij een be lachelijk klein pensioentje of een som ineens. Minister v. Hoym zorgde voor de verdeeling van de honderddui zenden hectaren, die bijv. in 1794-1798 werden ge sehonken aan eén stalmeester, zes majoors, een hande laar in galanterieën, twee ministers, een kapitein, een burgemeester enz. Zij kregen de landerijen „als een bewijs Onzer genadigste tevredenheid met de Ons en Ons Koninklijk Huis bewezen, langjarige trouwe en rechtschapen diensten." De verdeeling ging volmaakt willekeurig. En ook later heerschte er willekeur, toen bewoners van de Pfalz en Wurtemberg als kolonisten optreden en willekeur is er blijven heerschen tot op eten dag van heden, waarop zeer waarschijnlijk zal wor den besloten tot onteigening van 70.000 H. A. Een der sprekers, graaf Mirbach, wees er gisteren op, welk ee nkreet van verontwaardiging er in Pruisen zou opgaan, wanneer de Russische regeering eens de goederen van de Duitschers en de Duitsche baronnen aan de Oostzee zou willen onteigenen. De minister-president von Bülow hield daarop een merkwaardige redevoering. „Er is zeide hij o.a. gewezen op den indruk, dien het ontwerp in het bui tenland zou maken. Ik zie niet in, dat onze binnen- Imdsche politiek op de een of andere wijze zou moeten afhangen van het buitenland. Wij willen een recht vaardige, kalme buitenlandsche politiek voeren, die ons de achting van andere volken verzekert en ons gelegen heid geeft mede te werken aan den beschavingsarbeid. Wij moeten ons er aan gewennen, grootere onverschil ligheid te betoonen tegenover lof en afkeuring." Natuurlijk zou de heer von Bülow deze woorden met hebben geuit indien hij zeker was van den lof van het buitenland. De minister van financiën von Rhein- baben liet er dan ook minder overmoedig op volgen, dat dit wetsontwerp „slechts een uitzonderingsmaatre- gel onder bijzondere omstandigheden" is. Intusschen zal heden of spoedig wel tot aanneming van hat ontwerp worden overgegaan, ondanks al het „tagan" dat er in binnen- en buitenland is gezegd en geschreven. De Pruisische regeering stelt op de aan neming hoogen prijs zou het bijv. wel louter toeval zijn, dat de Kroonprins gisteren de zitting bijwoonde? H. M. en Z. K. II. zijn gistermiddag na het ongeluk van de wandeling zeer opgewekt ten paleize terugge keerd, waaruit mag worden afgeleid, dat Zij van het gebeurde in de Parkstraat niets hebben ondervonden dan den eersten schrik. Vele autoriteiten en ingezetenen hebben zich ten blijke hunner belangstelling in den gelukkigen afloop van het ongeval, ingeschreven in het ten Paleize liggend naamboek, o.a. dezen middag de minister van buitenlandsche zaken, de gezanten of zaakgelastigden van vreemde mogendheden, de commandant van het veldleger, de commissaris der Koningin in Zuidhol land, de directeur-generaal der posterijen en telegraphie, leden der civiele en militaire huizen van H. M., enz. In verband met het ongeval ontving, naar de „N. Cf." meldt, de directeur van de Haagsche Tram weg-Maatschappij gistermiddag het volgende schrijven: WeledelGeboren Heer, Naar aanleiding van het ongeluk hedennamiddag gebeurd, waarbij het rijtuig, waarin gezeten was H. M. de Koningin en dat bestuurd werd door Z. K. H. den Prins der Nederlanden, in de Parkstraat in bot sing is gekomen met een wagen van de H. T. M., heb ik de eer UwelEdGeb., ingevolge de bevelen van Z. K. H., te berichten, dat de schuld van dit ongeluk geheel is aan de zijde van den Prins. Z. K. H. is er zeer op gesteld, dat de directie ken nis krijgt van deze verklaring, opdat de oorzaak van bedoelde botsing den wagenvoerder van het tramrijtuig niet worde aangerekend. De adjudant van dienst van H. M. de Koningin, F. Du Monceau. Gisteravond werd de liefdadigheidsvoorstelling ten bate van „Pro Juventute", de vereeniging welke zich het lot aantrekt van de verwaarloosde jeugd, in den koninklijken schouwburg te Den Haag gegeven, bij gewoond door het koninklijk echtpaar. Even voor het derde bedrijf verschenen H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins der Nederlanden in de koninklijke loge. Nauwelijks waren de Koningin en de Prins van uit de zaal zichtbaar geworden, of Hun werd door de aanwezigen, die allen waren opgerezen, een warme ovatie gebracht. Door een hartelijk gejuich en een geestdriftig driewerf „hoera" gaf het publiek, nog onder den levendigen indruk van het ongeval van gistermiddagzijn blijdschap te kennen over den ge lukkigen afloop daarvan. Het Koninklijk Paar was blijkbaar diep getroffen door dit blijk van belang stelling en sympathie en boog vriendelijk naar alle zijden om er dank voor te betuigen. De Koningin en de Prins zagen er beiden blozend en opgewekt uit en opnieuw mocht men opmerken, dat het ongeval niet den minsten nadeeligen invloed had gehad. Nadat het orkest het Wilhelmus had doen hooren, dat door de Hooge bezoekers staande werd aange hoord, ging het scherm weer op en werd de voor stelling voortgezet. Naar gemeld wordt, worden van wege de groepen der rechterzijde van de Zuid-Hollandsche Staten po gingen aangewend om, ter vervanging van mr. Bevers, benoemd tot minister, tot lid der Eerste Kamer te verkiezen een koloniale specialiteit van haar richting. De „N. Ct." teekent hierbij aan Vermoedelijk wordt in dit bericht, mr. L. W. C. van den Berg bedoeld, oud-hoogleeraar té Delft, thans als adviseur aan het departement van koloniën werk zaam. De heer Van den Berg behoort tot de christelijk- historische partij. De heeren Staal, oud-minister van oorlog, en mr. E. Schaafsma, oud-Kamerlid, hebben voor eene even- tueele candidatuur in het district Tietjerksteradeel bedankt. Ook de heer Zelvelder heeft, volgens een ander be richt, bedankt. Blijkens eene mededeeling in De Banier, is van Friesch christelijk-historische zijde in het district Tiet jerksteradeel een circulaire uitgegaan, strekkende tot steun van den door de antirevolutionaire partij uit het aanvankelijk opgemaakte grostal te stellen candi- daat. De Banier is van meening, dat de keus zal staan tusschen de heeren J. D. de Vries en ds. Vunderink. Naar Het Volk mededeelt, hebben de vier afdee- ingen der S. D. A. P. in het district Sliedrecht de candidatuur voor de Tweede Kamer aangeboden aan den heer H. Spiekman. Onderwijzerssalarissen. Het hoofdbestuur van het Ned. Onderwijzersgenoot schap heeft aan Gedep. Staten der verschillende pro vinciën een van een memorie van toelichting vergezeld adres gezonden, waarin het te kennen geeft: dat ingevolge art. 4 der zoogenaamde Salariswet in den loop van het jaar 1908 alle gemeentelijke verorde ningen, regelende de jaarwedden van het onderwijzend personeel, in overeenstemming moeten worden gebracht met art. 26 der Wet op het L. O., zooals dit artikel van genoemde wijziging luidt; dat, naar het hoofdbestuur voornoemd vreest, niet alle gemeentebesturen genegen zullen zijn uit eigen be weging een zoodanige uitvoering te geven aan artikel 20 van bovengenoemde wet, dat die uitvoering mag ge rekend worden te zijn overeenkomstig den geest der wet en de duidelijk uitgesproken bedoeling van den wetgever. Reden waarom het hoofdbestuur voornoemd zich tot Gedep. Staten richt met het beleefd verzoek, hunne goedkeuring te willen onthouden aan alle gemeentelijke regelingen, waarbij niet voldoende rekening is gehouden met de belangen van de onderwijzers (essen). Men schrijft aan L. en V. Naar het schijnt, is men thans aan het departement van Oorlog begonnen met het onderzoek naar de ver miste f 96,000; er zijn n.l. inlichtingen gevraagd om trent de soldijen, welke thans door de sergeant-majoors instructeurs worden genoten, bevens den datum hunner aanstelling. Gisteren hield de Hollandsche Maatschappij van Landbouw haar 80e (buitengewone) algemeene verga dering, in het hotel „Krasnapolsky", te Amsterdam, onder leiding van den tijdelijken voorzitter, den heer K. Breebaart Jz. Tegenwoordig waren 62 afdeelingen. De voorzitter memoreerde het heengaan van den gewezen voorzitter, jhr. P. J. J. Repelaer, die te midden van zijn vele werkzaamheden, ook voor de maatschappij, door den dood is weggerukt. Verder herinnerde hij aan het schitterend succes van de in ternationale tentoonstelling, gehouden in September, te 's-Gravennage. Na goedkeuring der notulen, kwam aan de orde het puntMond- en klauwzeer. Ten gevolge van een bespreking in September 1.1. in Den Haag in de algemeene vergaderingover mond- en klauwzeer, zou dit punt heden aan de orde komen. Op voorstel van den voorzitter; om de ingediende motie goed te keuren, wordt door den afgevaardigde Zijp, uit Medemblik, aanmerking gemaakt op „in alle opzichten" hij wenscht deze woorden weg te laten, welk voorstel hij duidelijk motiveert. De afgevaardigden van Alkmaar, Hoorn, Over-Flakkee en Goedereede, en vele anderen brachten hun bezwaren in tegen de wet op besmettelijke ziekten en gaven hunne wenschen tot wijziging er van te kennen. De heer K. Cz. de Boer licht de motie van het hoofdbestuur nader toe, en beveelt de aanneming er van ten zeerste aan. Het amendement-Medemblik wordt niet ondersteund, en de volgende motie aangenomen: „De algemeene vergadering der Hollandsche Maat schappij van Landbouw, overwegende, dat de ervaring in het afgeloopen jaar heeft geleerd, dat de wettelijke maatregelen tot het tegengaan van de verspreiding van het mond- en klauwzeer niet in alle opzichten doeltreffend zijn geblekenspreekt haar vertrouwen uit, dat de regeering zich die opgedane ervaring zal ten nutte maken, om zoo spoedig mogelijk, tot een herziening dezer wettelijke voorschriften over te gaan. Alvorens over te gaan tot het verkiezen van een secretaris-penningmeester ter vervanging van den heer S. C. Korieweg, werd dezen door den heer H. de Bie, namens de algemeene vergadering, een har telijk woord van dank toegesproken en hem 'n album overhandigd. Tot voorzitter werd gekozen met 534 stemmen en 1 blanco de heer mr. C. P. Zaayer, van Rotterdam, die zijne benoeming verklaarde te aanvaarden. Tot secretaris-penningmeester werd, met meer dan 500 stemmen, gekozen de heer A. Korteweg, oud-burge meester van Barendrecht, te 's Gravenhage. De heer De Boer deelde mede, dat een perma nent Comité is gevormd tot bestudeering van het on t werp-Land bouwonge vallen verzekering. Het comité blijft diligent, maar kan omtrent zijn werkzaamheden niet veel meedeelen, omdat het moet afwachten wkt het nieuwe ministerie doen zal. Vervolgens kwam in behandeling het Rapport van de Commissie inzake oprichting van een eigen blad, de heeren K. Cz. de Boer, J. H. van der Torren Kz. en P. Loouyt. De conclusie daarvan was dat het tegenwoordig „Nederlandsch Landbouwweekblad" zon der groote schade toe te brengen aan het organische leven onzer Maatschappij, niet kan worden gemist en dat voor het bescheiden bedrag van f 0.80 per lid niet kan worden gegeven, wat het gemis daarvoor zou kunnen vergoeden. Nadat enkele sprekers nog verbeteringen hadden aan de hand gedaan, verdedigde de heer De Boer de conclusie van het rapport. De vergadering vereenigde zich met de conclusie van het rapport der commissie. Ten slotte werd besproken de inrichting van pro gramma's voor veetentoonstellingen, in verband met de thans onderscheiden wordende verslagen. De heer Visser van de afd. Rijswijk, zette als wenschelijkheid uiteen, op de tentoonstellingen de verschillende haarsoorten te scheiden. De voorzitter deelde mee, dat het hoofdbestuur van voornemen is, bij elke volgende afdeelings-tentoonstel- ling de aandacht op deze zaak te vestigen. In vele stallen van keuterboeren zou een mensch niet gezond kunnen blijven, laat staan een beest. (Vroolijkheid). De spreker licht toe: Nu ja, een mensch kan er nog eens uitloopen, en de beesten moeten er in blijven. De heer Bos, zuivel-consulent van Zuidholland, be toogde de wenschelijkheid van het weglaten van de rubriek „weiboter" op tentoonstellingen. Bij de rondvraag vroeg de afdeeling Westland of er geen regeeringsvoorziening valt te vragen voor betere stalling van vee, met het oog op de gezondheid van den veestapel. De heer Bos stemt toe, dat aan de eischen der hygiëne veel meer moest worden voldaan. De voorzitter verzekerde, dat deze zaak de aandacht van het hoofdbestuur heeft. Waterland meende dat het voor huurboeren finan- cietl niet te doen is als ze de melk tegen denzelfden prijs moeten blijven verkoopen. De heer Löhnis, na de tentoonstelling van het vorig jaar benoemd tot lid van verdienste, sprak zijn vol doening er over uit, dat hij als ambtenaar, dank zij de meerdere bemoeiingen der regeering, in staat is geweest de Maatschappij van dienst te zijn. Al ver heugt hij zich over die meerdere belangstelling der regeering, hij waarschuwt er tegen, dat men het eigen initiatief gaat verwaarloozen door te sterk op de over heid te steunen. Na de gewone plichtplegingen werd de vergadering gesloten. (Vervolg). In het nummer van gisteren is reeds melding ge maakt van het eerste gedeelte van de groote verga dering van de Naamlooze Landbouw en Handelsver- eeniging „Langedijk en Omstreken," gisteren gehouden te Warmenhuizen in de kolfbaan van den heer C. de Geus. Na de pauze kwam in bespreking een voorstel van de afdeeling St.-Pancras luidende „De algemeene vergadering besluit, dat de aange voerde producten aan de Broeker veiling, niet anders zullen worden gelost dan in de gemeente Broek op Langedijk. „Witte kool, voor de fabriek bestemd, uit gezonderd." Het Hoofdbestuur ontraadt in een praeadvies de aanneming van dit voorstel. Verschillende afdeelingen gaven te kennen, dat veel last van de aanneming van dit voorstel is te wachten. Als het alleen de vroege kool betrof zou het nog wat anders zijn, doch de bedoeling is deze bepaling te doen gelden voor verschillende producten en dit is te be zwaarlijk. Het voorstel werd verworpen met groote meerder heidheid van stemmen. Van de afdeeling St. Maarten waren de volgende voorstellen I. Om aan het genomen besluit, van niet-leden hoo- ger percent te heffen indien zij van de betaalkantoren gebruik maken, dan van de leden (n.l. l1/2 het vol gende toe te voegen: indien blijkt dat van hen hetzelf de percentage is gekort als van de leden, het verschul digde als boete te heffen van den betaalmeester ten voordeele der kas van de betrokken vereeniging. II. Om door onderlinge samenwerking de ratten te verdelgen. Het Hoofdbestuur stelde voor het ontdoken procent niet te verhalen op de betaalmeesters, doch dergelijke personen 2 boete boven het verschuldigde 1/2 op te leggen, in te houden door de betaalmeesters, van het door den schuldige te eeniger tijd te maken te-goed. De vergadering bleek van meening te zijn dat door het eerste voorstel, zooals Sint Maarten dit stelt, de eigenlijke schuldige niet wordt getroffen. Dit wordt beter bereikt door hei voorstel van het Hoofdbestuur. Het voorstel Sint Maarten werd door die afdeeling ingetrokken en het voorstel van het Hoofdbestuur, na stemming aangenomen. Wat het tweede voorstel betreft meenden de af deelingen Warmenhuizen en Schoorldam dat die ver delging door iedere afdeeling maar afzonderlijk moet ondernomen worden. De meerderheid verklaarde zich echter voor georganiseerd optreden tegen dit kwaad. Gewenscht werd weder gevonden dat aan het polder bestuur van het Geestmerambacht een verzoek zal worden gericht om hulp bij de verdelgingscampagne. De heer Kloosterboer van Sint Pancras meende even wel, dat van een schriftelijk verzoek niets is te ver wachten. Al tweemaal is een request naar dat be stuur om hulp gehouden, doch dit heeft niets uitge werkt. Beter is dat een onderhoud wordt aangevraagd met dit bestuur. Na eenige discussie werd het volgende besloten. Gewacht zal worden met de verdelgingspogingen tot definitief bekend is wat het resultaat is van het serumonderzoek voor de verdelging te Rotterdam. Blijkt het dat dit serum ongeschikt is wegens gevaar voor besmetting, dan zal een commissie worden afge vaardigd naar het genoemde polderbestuur die om hulp zal vragen voor een andere wijze van verdelging dan door serum. De afdeeling Zuidscharwoude stelde voor I. Het Hoofdbestuur op te dragen aan de vereeni ging „Groentecultuur" te Broek op Langendijk het verzoek te richten, om bij vorst de vaart in die ge meente open te willen houden tot het doen vervoeren van groenten en anderszins naar de laadplaats in het zuiderdel. Hiervoor adhaesie te vragen aan de vereenigingen De Koophandel," „Landbouwbelang" te Noordschar woude en de „Eendracht" te Oudkarspel. II. Dat de algemeene vergadering besluite een pre mie beschikbaar te stellen, voor dengene die het middel vindt „vallers" of „draaiharten" in de kool en bloem kool te voorkomen. Het Hoofdbestuur op te dragen belanghebbende zus- tervereenigingen aan den Langedijk en omstreken ta verzoeken de eventueel uit te keeren premie proportio neel te betalen. De toelichting hierbij luidt: I. Wegens onvoldoende samenwerking in de ge meente Broek op Langedijk is het wenschelijk dat een vereeniging als „Groentecultuur" optreedt voor het al gemeen belang, dat elke tuinbouwvereeniging heeft bij den regelmatigen afvoer van groenten en dus d# vaart open houdt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1