DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN No. 51 Honderd en tiende jaargang 1908 ZATERDAG 29 FEBRUARI. ENGELSCHE BRIEVEN. FEUILLETON. H ERFSTSTO Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. VERORDENING op het heffen van op centen op deJ';hoofdsom4 der personeele belasting; STAM- en LANDGENOOTEN IN LONDEN. Het weer was boven verwachting mooi, te meer daar men reeds den laatsten October had. De herfst deed als had hij nooit met zijnen najaarsstormen deze aarde mishandeld, maar altijd slechts vriendelijk lachend op haar nederzien, gelijk een man van ervaring, die weet dat men het met vriendelijke kalmte het verste brengt in dit leven. De zon scheen, er woei geen windje en in het bosch lag op den bodem een koperkleurig tapijt van lichtbrui ne door en door natte bladeren, in de schoonste scha keeringen. Op het crème-kleurig strand was het be zaaid met glinsterende stippen, alsof er in plaats van de stukjes kiezel Tirillant.splinters tusschen het zand la 8en, terwijl de zeespiegel glinsterde als een buitenge woon groote plaat van blauw glas, waarop een beetje schuimend eiwit golvend op en meer ging. Het mooie weor en de verwachting, welke men koes terde brachten de menschen uit hun gewone doen. En VOOR DE DAMES. Kijkj'es in de 'Modewereld. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat in het gemeente blad van Alkmaar, Nr. 252, is opgenomen het besluit van den Raad dier gemeente van 18 December 1.1., waarbij is vastgesteld eene welke verordening, heden afgekondigd, gedurende drie maanden ter gemeente-secretarie ter lezing is neder- gelegd en aldaar tegen betaling van f 0.05 in afdruk is verkrijgbaar gesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 25 Februari 1908. DONATH, Secretaris. (Van onzenLondenschm medewerker). LONDEN, 24 Februari 1908. Het was noodweer, verleden Zaterdag in Londen en nog erger was het daarbuiten over geheel Engeland, Schotland en Ierland. Niet alleen stortregende het af en toe, niet alleen zwiepte de orkaan de venijnige hagel- steenen in het gelaat, doch ernstige ongelukken hadden overal plaats. Mensclien kwamen om en gebouwen en stellingen werden omgeblazen. Een man die achter een schutting schuilde, kreeg dat geheele ding op het lijf gewaaid en werd er later dood onder uitgehaald. Menschen die naar een voetbal-wedstrijd gingen kij ken, werden met tribune en al weggewaaid en verschil lenden liepen ernstige kwetsuren op. Een heele spoor trein werd van de rails gewaaid, gelukkig tegen een hoogen berm, zoodat de wagens niet omvielen en de menschen met den schrik vrij kwamen. Kinderen, die hoewel het Zaterdag was, naar school waren gegaan, om wat gymnastiek te doen, vluchtten op het hooren van hevig kraken het gebouw uit en waren nauwelijks buiten of het dak viel in en op den grond van de zaal waar ze pas geweest waren. Een theater en een paar denspel in welke een kindervoorstelling werd gegeven, werden stuk gewaaid, gelukkig zonder dat de kleinen gekwetst werden, al liepen ze lichte kneuzingen op en kregen allen een ontzettenden schrik beet. En in dat noodweer zou dan de zuster van Louis Botha trouwen, in de oude Hollandsche kerk, in het midden der City, met eenen Engelschen advocaat. Het zal wel niet noodig wezen de huwelijksvoltrek king tebeschrijven, die in verschillende Nederlandsche couranten reeds breedvoerig behandeld is. Doch met een enkel woord mag er wel op gewezen worden, dat de ze vereeniging van eene afstammeling der Boeren, met een warmen Engelschen Boerenvriend, een verblijdend teeken des tijds moet geacht worden. Als wij vertrou wen in de kracht van onzen stam en niets toont dat dit vertrouwen misplaatst is, dan zal in Z.-Afrika, de wijze politiek van Botha, in wier kader dit huwelijk volkomen past, tot resultaat hebben, dat daarginds die stam, zij het ook in eenigszins gewijzigden vorm tot verdere ontwikkeling komt. Daarom wekte dit huwe lijk in Nederlandschen kring belangstelling, daarom zijn we niet van zins den ontzettenden storm van Za terdag te beschouwen als een voorteeken van booze tij den, doch als eene herinnering, dat de nieuwe lente van een nieuw jaar, van eene nieuwe toekomst haar in tocht houdt, met al den ruwen overmoed der jeugd, doch met pittige kracht en frisschen levenslust ook. Dit neemt niet weg, dat we niet kalm moeten neer zitten, doeh wel degelijk voor oogen houden, dat wij ROMAN door IDA BOY-ED. vertaling van S. S. ook in Zuid-Afrika van uit Europa onzen invloed moe ten doen gelden, door zelve in allerlei opzicht het voor beeld te geven, dat we er waarde aan hechten Neder landers te zijn en dat in hart en nieren willen blijven ook. Daarom was het jammer toen we Zaterdag hoorden van iets dat op het tegendeel schijnt te wijzen. Het ge beurde aan het jaardiner der Hollandsche Club in Lon den, waar de voorzitter de heer F. C. Stoop moest mee- deelen, dat er niet zooveel nieuwe leden zijn bijgeko men, als mocht gewenscht worden. Ik zal ook dat di ner maar niet beschrijven, daar dit reeds uitvoerig is geschied. Doch het mag zeker wel eens herhaald wor den, dat algemeener toetreding wenschelijk is. Ik weet wel, er geschieden zekere onhebbelijkheden, sommige leden vormen een kliekje, dat smakeloos genoeg is an dere landgenooten stroef en zélfs uit- de hoogte te be handelen, zoodat men telkens en telkens weer hoort van jongelui die het „vervelend" vinden daar te komen. Doch men verbetert den toestand niet, door te moppe ren, wel door de club te helpen zich in redelijker en erstandiger richting te ontwikkelen, dan waartoe een stuk of wat, meer of min bekrompen lui de geschikt heid bezitten. Als een tien- of twintigtal jongelui die overtuigd zijn dat het leven ook belangen heeft buiten de klets-, kaart- of biljarttafel eener sociëteit, als die zich aaneensluiten, dan kunnen ze het~ er gezellig ma ken. Laat ze in 's hemels naam niet gaan probeeren de anderen te gaan hervormen, dat geeft niets, doch aat ze met bestuursleden, welke meer van hunne rich ting zijn, voeling houden, dan zal de eenzijdige toon die r nu voorzit, niet meer de eenige wezen. Op datzelfde diner gaf ons de heer Roosegaarde Bis schop, haar secretaris een en ander te hooren over de Kamer van Koophandel. In dit verband is het niet overbodig iets te zeggen tot de Nederlanders in Ne derland. Als men de ledenlijst doorziet, valt het op, dat zoovelen buiten Nederland lid zijn, terwijl de han del in Nederland degene is, die het grootste en het meeste voordeel van deze Kamer kan trekken, wijl een harer voornaamste werkzaamheden is, het verschaffen van inlichtingen, raad en voorlichting, aan al degenen onzer landgenooten, welke hunne zaken in Engeland wenschen uit te breiden, met dat land handelsbetrek kingen aan te knoopen. Dat is van te meer waarde, wijl men hier van zekere zijde bijna nooit anderen raad krijgt, dan om het maar niet te probeeren, omdat het toch niets geeft. Wat doet nu evenwel menig Nederlandsch man van zaken? llij vindt zich zelf al ondernemend, als hij er 12Y2 cent aan durft te wagen en aan iemand, wiens adres hij toevallig heeft te pakken gekregen een briefje schrijft: „Och, mijnheer bezorgt u me eens even een goede, ruim betaalde betrekking," of wel „Ik fabriceer dit of dat, bezorgt u me eens even wat adressen van soliede afnemers." Als men de staaltjes op dat gebied hoort, schaamt men zich over zijn landgenooten. Zij die wat van Londen afweten, geven onveranderlijk den raadwordt lid van de Kamer van Koophandel, hier, dan krijgt gij alle inlichtingen die gij kunt wenschen, van mannen die der zake kundig zijn. Doch, die onder nemende vaderlanders durven niet boven hun 121/2 cent te gaan, aan 12.60 contributie kunnen ze niet den ken, wie waagt nu maar op eens zoo'n kapitale som! Meer dan één kennis heeft me verzekerd, dat hij niet alleen nooit zoo'n durf-al lid heeft zien worden, doch niet eens een bedankje kreeg voor de moeite, laat staan vergoeding van het port. Dat zou immers het budget voor de vestiging van een filiaal te Londen met nog 121/2 cent overschrijden! Een andere kwhal van sommige Nederlanders is, dat ze zoo verbazend „slim" zijn. Telkens weer hoort men 50) Daarna kwam het phrk, dat niet zeer groot was, waarin zich achter en ter zijde van het kasteel op de wijze van een schiereiland, de verschillende bijbehooren- de gebouwen en erven inschoven, wier middelpunt het mooie heerenhuis vormde, waar nu een pachter in woonde. De maatschappij was dus tot stand gekomen, en op den dag, waarop de grondwerken begonnen ze be stonden bij den buitengewoon gunstige gesteldheid van den bodem heel eenvoudig daarin, dat de grond voor de kelders volgens het bouwplan uitgegraven werd op dien dag bleef er in heel Wachow geen sterveling op zijn stoel. de stemming van de menschen, die aan het strand ver zameld waren werd hoe langer hoe opgewekter. Velen maakten een kleinen omweg langs „Roode Heide." Menigeen veroorloofde zich zelfs de vrijheid om door den tuin voor het kasteel of over de boerderij achterom het huis te gaan. De burgemeester ging de vestibule binnen, welke zich bevond in het op de wijze van een toren uitgevoer de bijgebouw. Hij liet -zich aandienen en werd dadelijk aangenomen. Dat men hem aandiende, beschouwde hij eenigszins als een slecht teeken. Want het was nog voormiddag waarop Hagen zich niet in zijn werkzaam heden liet storen. Met de noodige drukte, zooals altijd, ging hij de studeerkamer van Hagen binnen. Hendrick Hagen had klaarblijkelijk in zijn kamer op e:i neer gewandeld. Want hij stond als iemand, die juist zijn pas inhoudt, en keek den burgemeester vra gend en alles behalve vriendelijk aan. „Zoo, ouwe jongen ik kan me dien toornigen blil op je koninklijk gelaat best verklaren. Je hebt reden 0111 toornig te zijn. Maar denk toch in 's hemels naam niet, dat het plebs iederen dag door je voortuin zal defi- leeren. Aan de nieuwsgierigheid komt zoo ontzettend gauw een einde. Ik geef je den raad een bordje te plaatsen met verboden ingang," en wie het dan toch nog doet, krijgt een daalder boete. Je begrijpt, het is maar een grap. Ik breng je hierbij mijn condoleantie visite. Neem er, als het je belieft, nota van. Man het is tevens een felicitatie-bezoek. Want ik zie best dat „Roode Heide" in waarde verdubbelen zal. Je bent een belezen man. Herinner je het woord des dichters „Denk an das Ganze, denk nicht an den Theil, Es bliiht von selbst, hat erst das Ganze Heil „Ik denk aan heel iets anders," zei Hendrick Ha gen: „Es kann der Frömmste nicht in Frieden leben, Wenn es dem bösen Nachbav nicht geföllt." „Uit Teil, zooals je weet." van menschen, die hier een agent aanstellen, dezen een paar jaar laten werken tegen provisie, met andere woorden hem de risico van al of niet slagen laten dra gen en dan, wanneer ze denken, dat ze „er in" zijn, achter den rug van den man om hun klanten gaan be werken, ten einde de paar procent provisie te sparen. Dit wordt natuurlijk in Nederlandsche kringen bekend en het resultaat is, dat tal van goede agenten liever met de chicaneerende Duitschers of met de achtelooze Franschen en Belgen te doen hebben, dan met hun lie- e, slimme landgenooten. Ik weet wel dat die menschen uitzonderingen zijn, doch ook die uitzonderingen moes ten verdwijnen. Als onze voorvaderen, toen ze met En geland begonnen zaken te doen er diezelfde kleinzielige en verachtelijke middelen op na hadden gehouden, had den ze nooit de kerk in Austin Friars ten geschenke ge kregen. En hier moeten de goeden het met de kwaden ontgelden, zij moeten dubbel hun best doen om achtjng voor den Nederlandschen stam in te boezemen. Een ander onderwerp in ditzelfde verband is de vraag, waar men zijn kinderen heen moet sturen, als men ze in Londen wat wil laten zien en tevens vlot Engelsch leeren spreken. Yele ouders beklaagden zich, dat het verblijf in zuiver Engelsche gezinnen hen niet beviel. Op verpleging en voedsel wordt weinig gelet, of, zijn die voldoende, dan komen er gauw veel Hollanders bij een, die met elkaar Hollandsch spreken. Dan weten de Engelschen weinig, hun scholen onderwijzen heel an ders dan de onze en ze kunnen dus niet voortbouwen. Ze beschouwen heel dikwijls andere volken als minder- soortig, weten natuurlijk niet te waarschuwen tegen Batavismen en vinden het niet de moeite waard op verschillen in etiquette, manieren enz. te wijzen Ze ne men maar aan, dat zij met onopgevoede „foreingers" te doen hebben. Over het algemeen hebben ze geen tijd de rijke musea hier grondig met hunne bezoekers te bestudeeren en „doen" in éénen achtermiddag het heele Britsch Museum, of de heele Wallace Collectie af. Ze sturen ze naar allerlei traditioneele dingen, als Crys tal Palace of Tower en weten volstrekt niet wat voor Nederlanders belang heeft. Er zijn uitzonderingen, doch die zijn weinig en zelfs die sluiten zich nog maar zelden inniger aan bij de jongelui of maken dat die zich thuis voelen. Voor zoover ik het kan beoordeelen uit wat ik zoo hier en daar hoor, schijnt het 't beste een beschaafd Nederlandsch gezin in Londen te zoeken, dat in staat is met jongelui die van H. B. S., Gymnasi um of Handelsschool afkomen op te slaan, weten wat die interesseert, plichtbesef genoeg hebben om te zor gen dat ze geregeld Engelsch spreken, ook met elkaar en dat ze ook lichamelijk in dezelfde sfeer blijven, als ze thuis waren. Men zal zeggen: het accent? Voor eerst spreekt een beschaafd Nederlander beter, dan de gewone „boarding house" menschen, ten tweede, als men op school een goed accent heeft geleerd, leert men dat in enkele maanden niet af en heeft men het niet, dan leert men het in enkele maanden ook niet aan, vooral niet bij menschen, die ér zelve maar weinig van weten en tusschen de verschillende accenten in Enge land zelf geen onderscheid weten. Nu we het voorjaar naderen doen de nieuwe stoffen en modellen haren intrede, overal zien we reeds mooie, nieuwmodische stoffen geëtaleerd en we hebben daar bij opgemerkt, dat ruit- en streeppatronen overheer- sohend zijn, gewoonlijk zijn deze stoffen in het voor jaar zeer gezocht, daar ze, zonder nu direct onder de lichte stoffen te behooren, toch aanmerkelijk lichter van kleur zijn dan de stoffen, die in den afgeloopen winter zijn gedragen en die we gaarne willen verwis „Geloof me toch, dat de lui uit Wachow er spoedig genoeg van zullen hebben om zulk een weg te loopen enkel en alleen maar om te zien of het badhuis ook opschiet." „Zoo Maar ik hoor van Berthold, dat er een automo biel-omnibus komt tusschen het badhuis en de stad," zei Hagen. „Is reeds besteldEr moet natuurlijk een goede en vlugge verbinding zijn met het station en de post, niet waar? En verder stel ik me voor, dat in de zomeravon den de menschen in Wachow, die van een pretje hou den, er gaarne een tochtje voor over zullen hebben, om op het terras van het badhuis te soupeeren je hebt immers gehoord, dat Brugge de restauratie gepacht heeft Me dunkt, dit zegt genoeg." „E11 de lui zullen bij gebrek aan andere bezienswaar digheden een promenade door mijn park en tuin be schouwen als behoorende bij het programma van uit spanningen op „Nieuw-Wachow." „Een groot man behoort niet aan zich zelf alleen, hij behoort aan zijn volk. Men zal het ongetwijfeld heerlijk vinden, als men u mag zien.... Waarom bel je V' „Niet om den huisknecht, zooals je in je binnenste schijnt te vreezen, en waartoe ik na je laatste uitlatin gen wel eenig recht zou hebben. Breng een flesch port en een paar broodjes met wat er op," zei hij tot zijn huisknecht Bruhn, die met zijn kaal hoofd en on verschillig gezicht, dat sprekend herinnerde aan een militair, zoo gehoorzaam en onderdanig was het, in de deur verscheen. „Dat is het eerste verstandige woord, wat ik vandaag van je hoor," zeide de burgemeester, terwijl hij zich in Hagen's bureaustoel ging zetten. Hagen leunde tegen den kant van het bureau. Het scheen, dat zijne stemming iets beter werd. Hij glim lachte tenminste. „Dat citaat, wat je daar aanhaalde ^yan wien was dat?.... Indien je gezegd hadt: „denk aan Goethe's woorden, dan zou ik immers weten, dat het een van je beroemde improvisatie's was, die je onder den naam van Goethe laat doorgaan?" selen voor wat vroolijkere, meer in overeenstemming met de natuur. De ruit- en streepstoffen komen» thans voor met een geruite randstreep, die bij het ver vaardigen van costumes, mantels of rokken heel mooi dienst kan doen als garneering. De nieuwe voorj aars- stoffen hebben over het algemeen een licht fond, dat bedekt is met ruiten in verschillende kleurcombina ties, de nieuwste zijn welgrijs, geel en bruin, lila, geel en bnlin, lichtblauw en grijs of rose, geel en wit. Niet alleen de nieuwe dessins voor costuums, ook die voor japonnen toonen het ruit-of streeppatroon, al leen het laken niet, dit blijft nog steeds zeer souple en komt in de mooiste, zachte effen kleuren voor. Een voorjaarstoiletje van effen laken voldoet altijd bijzon der, maar is gewoonlijk kostbaarder dan een costuum van fantasie-stof. Ook bij de dunnere weefsels, da éoliennes en marquisettes, die eerst later, als het war mer is, gedragen zullen worden komt het ruitpatroon voor, dat er in dezelfde kleur als het fond doorheen geweven wordt, zoodat de stof oppervlakkig beschouwd effen lijkt, maar nauwkeuriger bekeken een ruitpa troon blijkt te zijn. Wit alpaca of wit cheviot is een aVdige dracht voor jonge meisjes in het voorjaar. Ma trozenjurken of mantelpakjes van deze wollen stoffan zijn heel gekleed en zijn niet te koud. Een aardige blouse-jurk voor meisjes van wit «ha- viot is de volgendede rok bestaat uit drie banen, is in de taille een weinig ingehaald en sluit van achte ren. De naden der voorbaan worden bedekt met smal le, zich naar onderen verbreedende pattes, die versierd zijn met groen-fluweelen biesjes. De blouse-gedeelte» hangen van voren een weinig over en worden gegar neerd met bretels, die uit drie repen, versierd met flu- weelen biesjes, bestaan. Van boven is de blouse laag geschulpt en is er een pas van geplooide witte zijd» ii-Jg net met staanden kraag in aangebracht. Van voren is de blouse, evenals de manchetten van de driekwart lang» mouwen met vergulde knoopen versierd. De mouwen zijn nogal wijd en van boven ingehaald, zoodat ze een aardigen indruk maken. Een smalle ceintuur van groen fluweel omsluit de taille. Den pas kan men »r met knoopen in bevestigen, zoodat hij met warm w»»r eruit kan worden genomen. De uitgesneden blous» wordt met groen fluweel afgezet. Een practische, frisch-uitziende schooljurk voor jon ge meisjes wordt gemaakt van blauwe, Engelsche ser ge en bestaat uit een rok en een overblouse, di» heel laag is uitgesneden en die geen mouwen heeft. Dc blouse-gedeelten zijn van onderen geplooid, langs den buitenkant met satijn omboord en van voren kruis lings over elkaar gelegd. Het rechte rokje wordt ia plooien gelegd, en wel zoo, dat van voren en van aoh- teren een stolpplooi en telkens vier naar achteren ge keerde plooien gevormd worden. De blouse van ge- ruiten stof wordt vervaardigd met een kleine pa» va* kantstof. De blousegedeelten zijn van boven in ee* hoofdje ingehaald, zoodat de blouse in rimpels valt. De mouwen zijn lang en hebben van boven een dof. I'ractisch is het, dat bij een dergelijke jurk verschillend» blouses gedragen kunnen worden; vooral, wannesr het weer wordt om zonder mantel naar school te gaan, staat een overblouse zeer gekleed en kunnen er lichte flanellen blouses onder gedragen worden. Een keurige voorjaarsblouse van souple fluweel vol doet bijzonder. De manchetten, de staande kraag de pas, die van voren en van achteren puntig uitloopt zijn van zijde-mousseline, dat men van wit of van do kleur der blouse kan nemen. Uitgepunte strepen van zijde-mousseline, benaaid met zwart fluweelen lint, versieren den pas, ook de mouwen van boven zoowel als van onderen. De blouse-gedeelten slaan van vor»« bij de ceintuur kruiselings over elkaar. „Dus je hebt het geraden! Maar ik dacht, dat h«4 dichterwoord zoo algemeen en zoo moeilijk t» contre- leeren was, dat het je wel verbijsteren zou. Ik geef to«, dat ik tegenover jou vis-a-vis vader Goethe nog *ooit iets ondergeschoven heb. Je ziet, dat ik nog ni»t va* alle schaamtegevoel ontbloot ben." Hagen kon een glimlach niet weerhouden. „Kijk, zie je wel. daar is je goede humeur wedev. Toen ik binnen kwam, dacht ik, dat mij een adder zeu steken." „Nou ja, jij bent ook de naaste aanleiding van dea» onhoudbare storing. Ik heb mij sedert jaren er maar al te zeer aan gewend in strikte afzondering te wer ken; het bewustzijn alleen, dat zij ieder oogenblik ge vaar loopen kan, dat daar ginds aan het strand nu menschelijke gedaanten kunnen opduiken, hindert mij ontzettend doet mij het land krijgen aan mijn bu reau." De burgemeester stond op en zeide: „hoor een», dat ik er spijt van heb, weet je zeer goed. Maar waar de za ken dan nu zoo staan, maakt het misschien de oplos sing van het conflict tusschen jou en den jongen Marschner gemakkelijker. Laat hem „Roode Heide" houden. Kerel als ik jou wasIk had reeds lang' een villa aan het Garda-meer of een hui» in Parijs. Den overgang vindt je misschien moeilijk dat ka* ik niet beoordeelen maar als men daar eerst ge wend is, moet het toch heerlijk zijn. En jij houdt da* jc vrede en je vrijheid, en noodigt mij elk jaar veertien lagen uit, maar niet naar het Garda-meer, doch naar Parijs." Bij deze laatste woorden kon Hagen zijn lachen niet meer inhouden. Maar hij antwoordde er niets op. „Mag ik je eens ronduit iets vragen?" „Natuurlijk." „Is het waar, dat jullie weer geslagen vijanden aij»?" „Wie zegt dat?" „De menschen." Hagen maakte een afkeurend gebaar. „Ik stoor mij niet aan de man ach en, «w late* aij k*4 zich ook niet aau mij doen." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 5