DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
No. 51
Honderd en tiende jaargang
1908
ZATERDAG
29 FEBRUARI.
ENGELSCHE BRIEVEN.
FEUILLETON.
H ERFSTSTO
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
VERORDENING op het heffen van op
centen op deJ';hoofdsom4 der personeele
belasting;
STAM- en LANDGENOOTEN IN LONDEN.
Het weer was boven verwachting mooi, te meer daar
men reeds den laatsten October had. De herfst deed
als had hij nooit met zijnen najaarsstormen deze aarde
mishandeld, maar altijd slechts vriendelijk lachend op
haar nederzien, gelijk een man van ervaring, die weet
dat men het met vriendelijke kalmte het verste brengt
in dit leven.
De zon scheen, er woei geen windje en in het bosch
lag op den bodem een koperkleurig tapijt van lichtbrui
ne door en door natte bladeren, in de schoonste scha
keeringen. Op het crème-kleurig strand was het be
zaaid met glinsterende stippen, alsof er in plaats van
de stukjes kiezel Tirillant.splinters tusschen het zand la
8en, terwijl de zeespiegel glinsterde als een buitenge
woon groote plaat van blauw glas, waarop een beetje
schuimend eiwit golvend op en meer ging.
Het mooie weor en de verwachting, welke men koes
terde brachten de menschen uit hun gewone doen. En
VOOR DE DAMES.
Kijkj'es in de 'Modewereld.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen ter algemeene kennis, dat in het gemeente
blad van Alkmaar, Nr. 252, is opgenomen het besluit
van den Raad dier gemeente van 18 December 1.1.,
waarbij is vastgesteld eene
welke verordening, heden afgekondigd, gedurende drie
maanden ter gemeente-secretarie ter lezing is neder-
gelegd en aldaar tegen betaling van f 0.05 in afdruk
is verkrijgbaar gesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
25 Februari 1908. DONATH, Secretaris.
(Van onzenLondenschm medewerker).
LONDEN, 24 Februari 1908.
Het was noodweer, verleden Zaterdag in Londen en
nog erger was het daarbuiten over geheel Engeland,
Schotland en Ierland. Niet alleen stortregende het af
en toe, niet alleen zwiepte de orkaan de venijnige hagel-
steenen in het gelaat, doch ernstige ongelukken hadden
overal plaats. Mensclien kwamen om en gebouwen
en stellingen werden omgeblazen. Een man die achter
een schutting schuilde, kreeg dat geheele ding op het
lijf gewaaid en werd er later dood onder uitgehaald.
Menschen die naar een voetbal-wedstrijd gingen kij
ken, werden met tribune en al weggewaaid en verschil
lenden liepen ernstige kwetsuren op. Een heele spoor
trein werd van de rails gewaaid, gelukkig tegen een
hoogen berm, zoodat de wagens niet omvielen en de
menschen met den schrik vrij kwamen. Kinderen, die
hoewel het Zaterdag was, naar school waren gegaan,
om wat gymnastiek te doen, vluchtten op het hooren
van hevig kraken het gebouw uit en waren nauwelijks
buiten of het dak viel in en op den grond van de zaal
waar ze pas geweest waren. Een theater en een paar
denspel in welke een kindervoorstelling werd gegeven,
werden stuk gewaaid, gelukkig zonder dat de kleinen
gekwetst werden, al liepen ze lichte kneuzingen op en
kregen allen een ontzettenden schrik beet.
En in dat noodweer zou dan de zuster van Louis
Botha trouwen, in de oude Hollandsche kerk, in het
midden der City, met eenen Engelschen advocaat.
Het zal wel niet noodig wezen de huwelijksvoltrek
king tebeschrijven, die in verschillende Nederlandsche
couranten reeds breedvoerig behandeld is. Doch met
een enkel woord mag er wel op gewezen worden, dat de
ze vereeniging van eene afstammeling der Boeren, met
een warmen Engelschen Boerenvriend, een verblijdend
teeken des tijds moet geacht worden. Als wij vertrou
wen in de kracht van onzen stam en niets toont dat
dit vertrouwen misplaatst is, dan zal in Z.-Afrika,
de wijze politiek van Botha, in wier kader dit huwelijk
volkomen past, tot resultaat hebben, dat daarginds die
stam, zij het ook in eenigszins gewijzigden vorm tot
verdere ontwikkeling komt. Daarom wekte dit huwe
lijk in Nederlandschen kring belangstelling, daarom
zijn we niet van zins den ontzettenden storm van Za
terdag te beschouwen als een voorteeken van booze tij
den, doch als eene herinnering, dat de nieuwe lente
van een nieuw jaar, van eene nieuwe toekomst haar in
tocht houdt, met al den ruwen overmoed der jeugd,
doch met pittige kracht en frisschen levenslust ook.
Dit neemt niet weg, dat we niet kalm moeten neer
zitten, doeh wel degelijk voor oogen houden, dat wij
ROMAN
door
IDA BOY-ED.
vertaling van S. S.
ook in Zuid-Afrika van uit Europa onzen invloed moe
ten doen gelden, door zelve in allerlei opzicht het voor
beeld te geven, dat we er waarde aan hechten Neder
landers te zijn en dat in hart en nieren willen blijven
ook.
Daarom was het jammer toen we Zaterdag hoorden
van iets dat op het tegendeel schijnt te wijzen. Het ge
beurde aan het jaardiner der Hollandsche Club in Lon
den, waar de voorzitter de heer F. C. Stoop moest mee-
deelen, dat er niet zooveel nieuwe leden zijn bijgeko
men, als mocht gewenscht worden. Ik zal ook dat di
ner maar niet beschrijven, daar dit reeds uitvoerig is
geschied. Doch het mag zeker wel eens herhaald wor
den, dat algemeener toetreding wenschelijk is. Ik weet
wel, er geschieden zekere onhebbelijkheden, sommige
leden vormen een kliekje, dat smakeloos genoeg is an
dere landgenooten stroef en zélfs uit- de hoogte te be
handelen, zoodat men telkens en telkens weer hoort
van jongelui die het „vervelend" vinden daar te komen.
Doch men verbetert den toestand niet, door te moppe
ren, wel door de club te helpen zich in redelijker en
erstandiger richting te ontwikkelen, dan waartoe een
stuk of wat, meer of min bekrompen lui de geschikt
heid bezitten. Als een tien- of twintigtal jongelui die
overtuigd zijn dat het leven ook belangen heeft buiten
de klets-, kaart- of biljarttafel eener sociëteit, als die
zich aaneensluiten, dan kunnen ze het~ er gezellig ma
ken. Laat ze in 's hemels naam niet gaan probeeren
de anderen te gaan hervormen, dat geeft niets, doch
aat ze met bestuursleden, welke meer van hunne rich
ting zijn, voeling houden, dan zal de eenzijdige toon die
r nu voorzit, niet meer de eenige wezen.
Op datzelfde diner gaf ons de heer Roosegaarde Bis
schop, haar secretaris een en ander te hooren over de
Kamer van Koophandel. In dit verband is het niet
overbodig iets te zeggen tot de Nederlanders in Ne
derland. Als men de ledenlijst doorziet, valt het op,
dat zoovelen buiten Nederland lid zijn, terwijl de han
del in Nederland degene is, die het grootste en het
meeste voordeel van deze Kamer kan trekken, wijl een
harer voornaamste werkzaamheden is, het verschaffen
van inlichtingen, raad en voorlichting, aan al degenen
onzer landgenooten, welke hunne zaken in Engeland
wenschen uit te breiden, met dat land handelsbetrek
kingen aan te knoopen. Dat is van te meer waarde,
wijl men hier van zekere zijde bijna nooit anderen raad
krijgt, dan om het maar niet te probeeren, omdat het
toch niets geeft.
Wat doet nu evenwel menig Nederlandsch man van
zaken? llij vindt zich zelf al ondernemend, als hij er
12Y2 cent aan durft te wagen en aan iemand, wiens
adres hij toevallig heeft te pakken gekregen een briefje
schrijft: „Och, mijnheer bezorgt u me eens even een
goede, ruim betaalde betrekking," of wel „Ik fabriceer
dit of dat, bezorgt u me eens even wat adressen van
soliede afnemers." Als men de staaltjes op dat gebied
hoort, schaamt men zich over zijn landgenooten. Zij
die wat van Londen afweten, geven onveranderlijk den
raadwordt lid van de Kamer van Koophandel, hier,
dan krijgt gij alle inlichtingen die gij kunt wenschen,
van mannen die der zake kundig zijn. Doch, die onder
nemende vaderlanders durven niet boven hun 121/2 cent
te gaan, aan 12.60 contributie kunnen ze niet den
ken, wie waagt nu maar op eens zoo'n kapitale som!
Meer dan één kennis heeft me verzekerd, dat hij niet
alleen nooit zoo'n durf-al lid heeft zien worden, doch
niet eens een bedankje kreeg voor de moeite, laat staan
vergoeding van het port. Dat zou immers het budget
voor de vestiging van een filiaal te Londen met nog
121/2 cent overschrijden!
Een andere kwhal van sommige Nederlanders is, dat
ze zoo verbazend „slim" zijn. Telkens weer hoort men
50)
Daarna kwam het phrk, dat niet zeer groot was,
waarin zich achter en ter zijde van het kasteel op de
wijze van een schiereiland, de verschillende bijbehooren-
de gebouwen en erven inschoven, wier middelpunt het
mooie heerenhuis vormde, waar nu een pachter in
woonde.
De maatschappij was dus tot stand gekomen, en op
den dag, waarop de grondwerken begonnen ze be
stonden bij den buitengewoon gunstige gesteldheid van
den bodem heel eenvoudig daarin, dat de grond voor de
kelders volgens het bouwplan uitgegraven werd op
dien dag bleef er in heel Wachow geen sterveling op
zijn stoel.
de stemming van de menschen, die aan het strand ver
zameld waren werd hoe langer hoe opgewekter.
Velen maakten een kleinen omweg langs „Roode
Heide." Menigeen veroorloofde zich zelfs de vrijheid
om door den tuin voor het kasteel of over de boerderij
achterom het huis te gaan.
De burgemeester ging de vestibule binnen, welke
zich bevond in het op de wijze van een toren uitgevoer
de bijgebouw. Hij liet -zich aandienen en werd dadelijk
aangenomen. Dat men hem aandiende, beschouwde hij
eenigszins als een slecht teeken. Want het was nog
voormiddag waarop Hagen zich niet in zijn werkzaam
heden liet storen. Met de noodige drukte, zooals altijd,
ging hij de studeerkamer van Hagen binnen.
Hendrick Hagen had klaarblijkelijk in zijn kamer op
e:i neer gewandeld. Want hij stond als iemand, die
juist zijn pas inhoudt, en keek den burgemeester vra
gend en alles behalve vriendelijk aan.
„Zoo, ouwe jongen ik kan me dien toornigen blil
op je koninklijk gelaat best verklaren. Je hebt reden
0111 toornig te zijn. Maar denk toch in 's hemels naam
niet, dat het plebs iederen dag door je voortuin zal defi-
leeren. Aan de nieuwsgierigheid komt zoo ontzettend
gauw een einde. Ik geef je den raad een bordje te
plaatsen met verboden ingang," en wie het dan toch
nog doet, krijgt een daalder boete. Je begrijpt, het is
maar een grap. Ik breng je hierbij mijn condoleantie
visite. Neem er, als het je belieft, nota van. Man
het is tevens een felicitatie-bezoek. Want ik zie best
dat „Roode Heide" in waarde verdubbelen zal. Je bent
een belezen man. Herinner je het woord des dichters
„Denk an das Ganze, denk nicht an den Theil,
Es bliiht von selbst, hat erst das Ganze Heil
„Ik denk aan heel iets anders," zei Hendrick Ha
gen:
„Es kann der Frömmste nicht in Frieden leben,
Wenn es dem bösen Nachbav nicht geföllt."
„Uit Teil, zooals je weet."
van menschen, die hier een agent aanstellen, dezen een
paar jaar laten werken tegen provisie, met andere
woorden hem de risico van al of niet slagen laten dra
gen en dan, wanneer ze denken, dat ze „er in" zijn,
achter den rug van den man om hun klanten gaan be
werken, ten einde de paar procent provisie te sparen.
Dit wordt natuurlijk in Nederlandsche kringen bekend
en het resultaat is, dat tal van goede agenten liever
met de chicaneerende Duitschers of met de achtelooze
Franschen en Belgen te doen hebben, dan met hun lie-
e, slimme landgenooten. Ik weet wel dat die menschen
uitzonderingen zijn, doch ook die uitzonderingen moes
ten verdwijnen. Als onze voorvaderen, toen ze met En
geland begonnen zaken te doen er diezelfde kleinzielige
en verachtelijke middelen op na hadden gehouden, had
den ze nooit de kerk in Austin Friars ten geschenke ge
kregen. En hier moeten de goeden het met de kwaden
ontgelden, zij moeten dubbel hun best doen om achtjng
voor den Nederlandschen stam in te boezemen.
Een ander onderwerp in ditzelfde verband is de vraag,
waar men zijn kinderen heen moet sturen, als men ze
in Londen wat wil laten zien en tevens vlot Engelsch
leeren spreken. Yele ouders beklaagden zich, dat het
verblijf in zuiver Engelsche gezinnen hen niet beviel.
Op verpleging en voedsel wordt weinig gelet, of, zijn
die voldoende, dan komen er gauw veel Hollanders bij
een, die met elkaar Hollandsch spreken. Dan weten de
Engelschen weinig, hun scholen onderwijzen heel an
ders dan de onze en ze kunnen dus niet voortbouwen.
Ze beschouwen heel dikwijls andere volken als minder-
soortig, weten natuurlijk niet te waarschuwen tegen
Batavismen en vinden het niet de moeite waard op
verschillen in etiquette, manieren enz. te wijzen Ze ne
men maar aan, dat zij met onopgevoede „foreingers"
te doen hebben. Over het algemeen hebben ze geen
tijd de rijke musea hier grondig met hunne bezoekers
te bestudeeren en „doen" in éénen achtermiddag het
heele Britsch Museum, of de heele Wallace Collectie af.
Ze sturen ze naar allerlei traditioneele dingen, als Crys
tal Palace of Tower en weten volstrekt niet wat voor
Nederlanders belang heeft. Er zijn uitzonderingen,
doch die zijn weinig en zelfs die sluiten zich nog maar
zelden inniger aan bij de jongelui of maken dat die
zich thuis voelen. Voor zoover ik het kan beoordeelen
uit wat ik zoo hier en daar hoor, schijnt het 't beste
een beschaafd Nederlandsch gezin in Londen te zoeken,
dat in staat is met jongelui die van H. B. S., Gymnasi
um of Handelsschool afkomen op te slaan, weten wat
die interesseert, plichtbesef genoeg hebben om te zor
gen dat ze geregeld Engelsch spreken, ook met elkaar
en dat ze ook lichamelijk in dezelfde sfeer blijven, als
ze thuis waren. Men zal zeggen: het accent? Voor
eerst spreekt een beschaafd Nederlander beter, dan de
gewone „boarding house" menschen, ten tweede, als
men op school een goed accent heeft geleerd, leert men
dat in enkele maanden niet af en heeft men het niet,
dan leert men het in enkele maanden ook niet aan,
vooral niet bij menschen, die ér zelve maar weinig van
weten en tusschen de verschillende accenten in Enge
land zelf geen onderscheid weten.
Nu we het voorjaar naderen doen de nieuwe stoffen
en modellen haren intrede, overal zien we reeds mooie,
nieuwmodische stoffen geëtaleerd en we hebben daar
bij opgemerkt, dat ruit- en streeppatronen overheer-
sohend zijn, gewoonlijk zijn deze stoffen in het voor
jaar zeer gezocht, daar ze, zonder nu direct onder de
lichte stoffen te behooren, toch aanmerkelijk lichter
van kleur zijn dan de stoffen, die in den afgeloopen
winter zijn gedragen en die we gaarne willen verwis
„Geloof me toch, dat de lui uit Wachow er spoedig
genoeg van zullen hebben om zulk een weg te loopen
enkel en alleen maar om te zien of het badhuis ook
opschiet."
„Zoo Maar ik hoor van Berthold, dat er een automo
biel-omnibus komt tusschen het badhuis en de stad,"
zei Hagen.
„Is reeds besteldEr moet natuurlijk een goede en
vlugge verbinding zijn met het station en de post, niet
waar? En verder stel ik me voor, dat in de zomeravon
den de menschen in Wachow, die van een pretje hou
den, er gaarne een tochtje voor over zullen hebben, om
op het terras van het badhuis te soupeeren je hebt
immers gehoord, dat Brugge de restauratie gepacht
heeft Me dunkt, dit zegt genoeg."
„E11 de lui zullen bij gebrek aan andere bezienswaar
digheden een promenade door mijn park en tuin be
schouwen als behoorende bij het programma van uit
spanningen op „Nieuw-Wachow."
„Een groot man behoort niet aan zich zelf alleen,
hij behoort aan zijn volk. Men zal het ongetwijfeld
heerlijk vinden, als men u mag zien.... Waarom bel
je
V'
„Niet om den huisknecht, zooals je in je binnenste
schijnt te vreezen, en waartoe ik na je laatste uitlatin
gen wel eenig recht zou hebben. Breng een flesch
port en een paar broodjes met wat er op," zei hij tot
zijn huisknecht Bruhn, die met zijn kaal hoofd en on
verschillig gezicht, dat sprekend herinnerde aan een
militair, zoo gehoorzaam en onderdanig was het, in de
deur verscheen.
„Dat is het eerste verstandige woord, wat ik vandaag
van je hoor," zeide de burgemeester, terwijl hij zich in
Hagen's bureaustoel ging zetten.
Hagen leunde tegen den kant van het bureau. Het
scheen, dat zijne stemming iets beter werd. Hij glim
lachte tenminste.
„Dat citaat, wat je daar aanhaalde ^yan wien was
dat?.... Indien je gezegd hadt: „denk aan Goethe's
woorden, dan zou ik immers weten, dat het een van je
beroemde improvisatie's was, die je onder den naam
van Goethe laat doorgaan?"
selen voor wat vroolijkere, meer in overeenstemming
met de natuur. De ruit- en streepstoffen komen»
thans voor met een geruite randstreep, die bij het ver
vaardigen van costumes, mantels of rokken heel mooi
dienst kan doen als garneering. De nieuwe voorj aars-
stoffen hebben over het algemeen een licht fond, dat
bedekt is met ruiten in verschillende kleurcombina
ties, de nieuwste zijn welgrijs, geel en bruin, lila,
geel en bnlin, lichtblauw en grijs of rose, geel en wit.
Niet alleen de nieuwe dessins voor costuums, ook die
voor japonnen toonen het ruit-of streeppatroon, al
leen het laken niet, dit blijft nog steeds zeer souple en
komt in de mooiste, zachte effen kleuren voor. Een
voorjaarstoiletje van effen laken voldoet altijd bijzon
der, maar is gewoonlijk kostbaarder dan een costuum
van fantasie-stof. Ook bij de dunnere weefsels, da
éoliennes en marquisettes, die eerst later, als het war
mer is, gedragen zullen worden komt het ruitpatroon
voor, dat er in dezelfde kleur als het fond doorheen
geweven wordt, zoodat de stof oppervlakkig beschouwd
effen lijkt, maar nauwkeuriger bekeken een ruitpa
troon blijkt te zijn. Wit alpaca of wit cheviot is een
aVdige dracht voor jonge meisjes in het voorjaar. Ma
trozenjurken of mantelpakjes van deze wollen stoffan
zijn heel gekleed en zijn niet te koud.
Een aardige blouse-jurk voor meisjes van wit «ha-
viot is de volgendede rok bestaat uit drie banen, is
in de taille een weinig ingehaald en sluit van achte
ren. De naden der voorbaan worden bedekt met smal
le, zich naar onderen verbreedende pattes, die versierd
zijn met groen-fluweelen biesjes. De blouse-gedeelte»
hangen van voren een weinig over en worden gegar
neerd met bretels, die uit drie repen, versierd met flu-
weelen biesjes, bestaan. Van boven is de blouse laag
geschulpt en is er een pas van geplooide witte zijd»
ii-Jg
net
met staanden kraag in aangebracht. Van voren is de
blouse, evenals de manchetten van de driekwart lang»
mouwen met vergulde knoopen versierd. De mouwen
zijn nogal wijd en van boven ingehaald, zoodat ze een
aardigen indruk maken. Een smalle ceintuur van
groen fluweel omsluit de taille. Den pas kan men »r
met knoopen in bevestigen, zoodat hij met warm w»»r
eruit kan worden genomen. De uitgesneden blous»
wordt met groen fluweel afgezet.
Een practische, frisch-uitziende schooljurk voor jon
ge meisjes wordt gemaakt van blauwe, Engelsche ser
ge en bestaat uit een rok en een overblouse, di» heel
laag is uitgesneden en die geen mouwen heeft. Dc
blouse-gedeelten zijn van onderen geplooid, langs den
buitenkant met satijn omboord en van voren kruis
lings over elkaar gelegd. Het rechte rokje wordt ia
plooien gelegd, en wel zoo, dat van voren en van aoh-
teren een stolpplooi en telkens vier naar achteren ge
keerde plooien gevormd worden. De blouse van ge-
ruiten stof wordt vervaardigd met een kleine pa» va*
kantstof. De blousegedeelten zijn van boven in ee*
hoofdje ingehaald, zoodat de blouse in rimpels valt.
De mouwen zijn lang en hebben van boven een dof.
I'ractisch is het, dat bij een dergelijke jurk verschillend»
blouses gedragen kunnen worden; vooral, wannesr het
weer wordt om zonder mantel naar school te gaan,
staat een overblouse zeer gekleed en kunnen er lichte
flanellen blouses onder gedragen worden.
Een keurige voorjaarsblouse van souple fluweel vol
doet bijzonder. De manchetten, de staande kraag
de pas, die van voren en van achteren puntig uitloopt
zijn van zijde-mousseline, dat men van wit of van do
kleur der blouse kan nemen. Uitgepunte strepen van
zijde-mousseline, benaaid met zwart fluweelen lint,
versieren den pas, ook de mouwen van boven zoowel
als van onderen. De blouse-gedeelten slaan van vor»«
bij de ceintuur kruiselings over elkaar.
„Dus je hebt het geraden! Maar ik dacht, dat h«4
dichterwoord zoo algemeen en zoo moeilijk t» contre-
leeren was, dat het je wel verbijsteren zou. Ik geef to«,
dat ik tegenover jou vis-a-vis vader Goethe nog *ooit
iets ondergeschoven heb. Je ziet, dat ik nog ni»t va*
alle schaamtegevoel ontbloot ben."
Hagen kon een glimlach niet weerhouden.
„Kijk, zie je wel. daar is je goede humeur wedev.
Toen ik binnen kwam, dacht ik, dat mij een adder zeu
steken."
„Nou ja, jij bent ook de naaste aanleiding van dea»
onhoudbare storing. Ik heb mij sedert jaren er maar
al te zeer aan gewend in strikte afzondering te wer
ken; het bewustzijn alleen, dat zij ieder oogenblik ge
vaar loopen kan, dat daar ginds aan het strand nu
menschelijke gedaanten kunnen opduiken, hindert mij
ontzettend doet mij het land krijgen aan mijn bu
reau."
De burgemeester stond op en zeide: „hoor een», dat
ik er spijt van heb, weet je zeer goed. Maar waar de za
ken dan nu zoo staan, maakt het misschien de oplos
sing van het conflict tusschen jou en den jongen
Marschner gemakkelijker. Laat hem „Roode Heide"
houden. Kerel als ik jou wasIk had reeds lang'
een villa aan het Garda-meer of een hui» in Parijs.
Den overgang vindt je misschien moeilijk dat ka*
ik niet beoordeelen maar als men daar eerst ge
wend is, moet het toch heerlijk zijn. En jij houdt da*
jc vrede en je vrijheid, en noodigt mij elk jaar veertien
lagen uit, maar niet naar het Garda-meer, doch naar
Parijs."
Bij deze laatste woorden kon Hagen zijn lachen niet
meer inhouden. Maar hij antwoordde er niets op.
„Mag ik je eens ronduit iets vragen?"
„Natuurlijk."
„Is het waar, dat jullie weer geslagen vijanden aij»?"
„Wie zegt dat?"
„De menschen."
Hagen maakte een afkeurend gebaar.
„Ik stoor mij niet aan de man ach en, «w late* aij k*4
zich ook niet aau mij doen."
(Wordt vervolgd.)