DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Bezichtiging Gemeente-slachthuis. It-MIÉ. No. 73 Honderd en tiende jaargang 1908 D;0 NfD e r d a g 26 MAART. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Zij, die zich met 1 April op ons blad abonneerenont vangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. De Uitgevers. Tweede Kamer. Blijvend gedeelte. Bedrijfsbelasting en coöperatieve zuivel fabrieken. ALKMAARSCHE COURANT ^iavi£2 Telefoonnummer 3. BURGEMEESTER enWETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat het Gemeente- slachthuis te bezichtigen zal zijn op Vrijdag 27 Maart 1908 van 1—5 uur tegen betaling van f 0.25 op Zaterdag 28 Maart 1908 van 10—5 uur tegen betaling van f 0.10 op Zondag 29 Maart 1908 van 10—5 uur kos teloos. De op Vrijdag en Zaterdag te ontvangen entrée- gelden zullen strekken ten behoeve van de vereeniging „Liefdadigheid naar Vermogen" alhier. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar G. RIPPING, Voorzitter. 23 Maart 1908. DONATH, Secretaris. Heeren Slagers-patroons worden uitgenoodigd tegenwoordig te zijn bij de officieele opening van het Gemeente-Slachthuis, welke zal plaats hebben op Vrijdag 27 Maart a.s., des voormiddags ten 11 uur. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. ALKMAAR, 26 Maart. De Duitsche Keizer, de Keizerin, prins August Wil helm en prinses Victoria Luise bevinden zich thans in Venetië. Het was zeer druk in deze oude stad toen de Keizerlijke familie er aan kwam en begroet werd door den Koning van Italië. Gisteravond zijn er schit terende gondelfeesten gehouden en tijdens een maal tijd werden er hartelijke tafelredevoeringen uitgespro ken Italië is immers de bondgenoot van Duitsch- land en al is de band de laatste jaren wat losser ge knoopt, zij bestaat toch nog wel. Van Venetië gaat de Keizerlijke familie naar Kor- foe en de Duitsche bladen zeggen dat het een zeer ro mantische reis zal worden, deze Middellandsche zee tocht. Zij hopen daarom intusschen, dat de Keizer door die romantiek de politiek maar zal vergeten. De vorige tocht in de Middellandsche zee ligt nog versch in het geheugen: de reis naar Tanger, het Marokko-in cident en de Algeciras-conferentie. Men is altijd een beetje bang voor het plotselinge dikwijls ondoordachte optreden van den Duitschen Keizer, wiens daden door het buitenland steeds zoo scherp worden beoordeeld-. Daar is bijv. het geval met den brief aan lord Tweed- mouth, waarover de Times zich zoo druk heeft ge maakt. In een overigens vrij kleurlooze rede over de buitenlandsehe politiek heeft de Rijkskanselier, de heer von Bülow Woensdag in den Rijksdag zijn Kei zerlijken meester verdedigd. „Naar vorm en inhoud, zeide hij, was de brief een particulier schrijven. Een brief van een souverein wordt, omdat er politieke kwesties in worden behan deld, daardoor nog niet tot een regeeringsdaad. Ieder souverein eischt voor zich het recht, zijn meening uit te spreken en men kan dat recht van den Keizer niet beperken." Doch waar het dikwijls niet gemakkelijk is te onder scheiden of het optreden des Keizers een regeerings daad is, zouden velen in Duitschland graag zien, dat de heer von Bülow, de verantwoordelijke man, eens een beetje nauwlettender het doen van den Keizer gade sloeg, waardoor wellicht verschillende onaangenaamhe den. voor Duitschland en de Duitschers zouden kun nen worden vermeden. Dezer dagen, heeft de Keizer weer een staaltje van zijn persoonlijk optreden gegeven, dat niet zal nalaten een onaangenamen indruk te maken, vooral in het land, dat er in is betrokken, de vereenigde staten van Amerika. Ter vervanging van den heer Charlemagne Tower was tot gezant der Vereen. St. te Berlijn benoemd, de heer David «T. Hill, buitengewoon gezant en gevol maehtigd minister van de Vereenigde Staten te 's Gr a venhage. In den „almanach de Gotha" van 1908 vonden we zelfs den heer Hill reeds opgegeven als Amerikaansch gezant te Berlijn, met de toevoeging, dat zijn geloofs brieven in 1907 werden overhandigd. Nu seinde Reuter hedenochtend uit Washington: „Duitschland heeft zich verzet tegen de benoeming „van den heer Hill, gezant der Vereenigde Staten te „'s-Gravenhage, tot ambassadeur te Berlijn, als opvol „ger van den heer Charlemagne Tower. Dit verzet van zuiver persoonlijken aard is uitgegaan van den Kei- ,zer, die te kennen heeft gegeven, dat de heer Hill .persona non grata was." Het is geen gewoonte, dat een staat een gezant wei gert. Regel is, dat vóór de benoeming door een staat wordt medegedeeld aan den betrokken staat, dat hij een met name genoemd persoon wenscht aan te wijzen tot zijn vertegenwoordiger in dien anderen staat. Deze handelwijze wordt gevolgd om onaangenaamheden voor de beide staten en den persoon-in-kwestie te voorko men. Wordt er geen bezwaar tegen de toelating van den candidaat-gezant gemaakt, dan wordt hij benoemd, wordt evenwel tegen hem geprotesteerd, dan zoekt men een ander uit. Er is geen enkele reden om aan te ne men, dat Amerika van deze gedragslijn is afgeweken. Bovendien getuigt het feit, dat de naam van den heer Hill reeds in bovengenoemden almanak is opge nomen, dat Duitschland aanvankelijk niets tegen deze benoeming had in te brengen. En ziedaar plotseling de Duitsche Keizer verschijnen en zeggen: „die Hill valt niet in mijn smaak, in mijn persoonlijker, smaak, derhalve verzet Duitschland zich tegen zijn benoe ming." Heeft de heer Hill zich bijzonder vijandig jegens den Duitschen Keizer gedragen? Tast zijn zending het recht of de eer van den Duitschen staat aan? Wij weten het niet. Het telegram zegt slechts, dat de heer Hill eerste adjunct-minister van het departe ment van buitenlandsehe zaken te Washington was tijdens het bezoek van Prins Heinrich aan de Veree nigde Staten; hij is toen met den broeder des Keizers in persoonlijke aanraking geweest en dit heeft waar schijnlijk aanleiding gegeven tot deze afwijzing. Men moet nadere verklaring afwachten. Maar het besluit van den Keizer lijkt zeer zonderling en het zal ongetwijfeld onaangename gevolgen hebben. Ook voor ons land, waar de heer Hill sedert 1905 als vertegen woordiger optrad is deze brute afwijzing door den Duitschen Keizer minder prettig. De Kamer jheeft gisteren voortgezet het debat over het noodwetje betrekkelijk het blijvend.'gedeelte. De heer Nolens (Venlo, K.) betoogde, dat hetgeen het tegenwoordige Ministerie wil doen door art. 4 van het ontwerp, dus het desnoods noodzaken tot opkomst, eigenlijk nietSj anders is dan ook door Minister Van Rappard, blijkens diens uitlatingen op 21 December mogelijk en billijk werd beschouwd. De heer Van Karnebeek (Utrecht I, L.) behan delde allereerst*de rechtskwestie en zette uiteen, dat daaromtrent infgeen van de vroegerpngediende moties iets^werd gezegd. Gisteren echter hebben alle sprekers, op den heer Lohman na, geklaagd, dat aan de rechten der miliciens werd getornd. In een uitvoerig betoog bestrijdt spr. deze meening; loting en nummerver wisseling ^stellen eenvoudig de volgorde vast, waarin de miliciens worden of kunnen worden opgeroepen Nimmer kan loting of nummerwisseling echter tot gevolg ihebben,|dat de betrokken miliciens vrij zouden zijn van een latere eventueele oproeping. Daarom kan het niet juist 'zijn, dat thans aan de rechten van de miliciens wordt getornd. Bovendien heeft die rechts kwestie veel van haar waarde verloren, nu zich reeds zooveel miliciens vrijwillig hebben aangemeld. Als spr. goed is ingelicht, zijn er bij de 2300 miliciens, die zich reeds beschikbaar stelden, ongeveer 1600 van andere lichtingen dan die van 1907. In deze heele kwestie is van protest of verzei der belanghebbenden weinig gebleken. Alleen heeft een deel/) der pers, uit politieke overwegingen, agitatie verwekt. Door dit wetsontwerp wordt de kwestie teruggebracht tot 't stadium, waarin ze in het voor jaar van 1907 was en dat juicht spr. toe. Tegenover den heer Patijn, die voorstelde, de mili ciens op te roepen, maar onmiddellijk met klein verlof naar huis te zenden, opdat de Minister ze kan op roepen, wanneer hij dat noodig acht, merkt spr. op, dat het juist aankomt op dat begrip noodig zijn Wanneer het voorstel-Platijn werd aangenomen, zou deze Minister de manschappen weer binnen 24 uur kunnen oproepen, want hij meent, dat ze noodig zijn. Voorts betoogt spr., dat plotseling oorlogsgevaar volstrekt niet is buitengesloten. De heer T y d e m a n (Tiel, L.) heeft tegeu 't ont werp bezwaren van verschillenden aard. Allereerst de geldkwestie. Het is niet pleizierig zoo onverwachts 41/2 ton voor oorlogsuitgaven te moeten voteeren Vervolgens heeft sp.een afkeer van alle noodwetten en in de derde plaats had hij de proefneming met het beperkte blijvend gedeelte nog wel wat langer willen doorzetten dan het geval zal zijn geweest, wanneer dit ontwerp wordt aangenomen. Spreker's vierde en grootste bezwaar is gelegen in art. 4, waar door de miliciens van 1907 zouden kunnen worden opgeroepen. Hierin ligt een immoreele dwang, al ver dwijnt dit bezwaar practisch, grootendeels, nu zich zooveel vrijwilligers hebben aangemeld. Spr. heeft indertijd gemeend en meent nog, dat de miliciens rechten kunnen laten gelden na de loting en de nummerver wisseling en de aanschrijving van het vorig jaar. Zij hebben recht op groot verlof. Het formeel recht van den wetgever, om de miliciens op te roepen, staat vastimmers de wetgever is tot alles bevoegd, maar hij mag van die bevoegdheden geen misbruik maken. Dit alles is echter grootendeels theorie geworden, nu zich reeds te veel miliciens hebben aangemeld. Art heeft zijn kracht nu verloren. Blijft over de vraag, of de uitgave van die 41/2 ton noodig is. Er is gezegd, dat men met die 2200 man de Duitschers niet zal kunnen tegenhouden Men had ook kunnen zeggen, dat men er de Duitschers niet mee zal kunnen verslaan. (Gelach). Spr. geeft een en ander toe, (geroepwelnu), maar men dient niet te vergeten, dat die 2200 man de landweer zullen steunen. Spr. heeft zich verwonderd, dat de heer Marchant niets ivan een comité-generaal wil hebben, vroeger heeft hij "er zelf op aangedrongen. De heer Roodhuyzen (lib. Brielle) bestreed het ontwerp. Hij vond het een bedenkelijken maatre gel, waardoor, zijns inziens, juist de laatste kans op het brengen van rust en vertrouwen in en buiten het leger verloren gaat, want welke vastheid van lijn kan verwacht worden van een man als minister Wentholt, die geen politieke maar eene technische reputatie te verliezen heeft, die in vier maanden tijds geheel van inzichten is veranderd. De minister van oorlog, de heer Sa- bron, betoogde dat de Regeering tot de indiening van het ontwerp verplicht was, al kon zij voorzien, dat er bij velen niet veel sympathie voor zou bestaan. Na gaande de geschiedenis van het vraagstuk van het blij vend gedeelte, deed de minister uitkomen, dat een zui vere beslissing nooit is gevallen. Verkeerd was hst deze quaestie ten principale uit te stellen tot de be handeling der Oorlogsbegrooting. Er is echter geen quaestie van vooropschuiven van het militaire vraagstuk. De Regeering vraagt slechts middelen voor een normaal verloop der mobilisatie en wenscht de quaestie slechts terug te brengen in den toestand van het vorig jaar. Zorg voor mobilisatie heeft de Regeering genoopt tot spoedige indiening van het ontwerp. De minister stelde in het licht, dat de door den in specteur der infanterie voorspelde nadeelen van inper king van het blijvend gedeelte in den winter van 1906 op 1907 ten volle zijn uitgekomen. Die inspecteur was over de inperking van het blijvend gedeelte niet ge hoord. Minister Staal had in deze een gevestigde opi nie. Nadeelen van de inperking van het blijvend ge deelte waren o. a. schade voor de tucht en voor het prestige van het kader en voor de kadervorming. Vervolgens betoogde de minister, waarom de Regee ring het blijvend gedeelte noodig acht voor dekking der mobilisatie. Te half drie ging de Kamer hierover in comité-gene raal. 's Middags werd de Kamer niet meer heropend, 's Avonds om 8 uur was aan de orde het wetsontwerp tot goedkeuring van het protocol, den 19en December 1907 te Brussel gesloten tusschen Nederland, Duitsch- Ihnd, Oostenrijk en Hongarije, België, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Luxemburg, Peru, Zweden en Zwitserland eenerzijds en Rusland anderzijds, nopens de toetreding van Rusland tot de op 5 Maart 1902 te Brussel gesloten overeenkomst betreffende de suiker- belasting. De algemeene beraadslagingen werden geopend. De heer Tydemaa (L. Tiel) bracht rapport uit over de op dit ontwerp ingekomen adressen der Ver eeniging van Nederlandsche Beetwortelsuikerfabrikan ten en van de Westersuikerraffinaderij te Amsterdam. De heer Van den Berch van Heemste- d e (K. Oosterhout) zei, dat voor de tweede maal in dit jaar ter goedkeuring wordt aangeboden een wetsontwerp in verband met de Suikerconventie. Als niet-deskundige wenschte spr. zich tot feiten te bepa len. In deze zaak is veel duister. We kunnen slechts gis sen en ons verdiepen in de vraag welke motieven En geland en Duitschland er toe hebben gebracht zoovele en zoo belangrijke concessies aan Rusland te doen. We staan hier echter voor een voldongen feit. Afwachten is de boodschap. Spr. hoopte, dat zoodra het noodig is de minister van Financiën niet dralen zal, maatregelen te nemen in het belang van onze sui kerindustrie, door accijnsverlaging. De heer Van Bylandt (O. H. Apeldoorn) zei, dat de Brusselsche Conventie tot stand is gekomen om op dezelfde wijze de binnenlandsche industrie te be schermen. Het eerste land dat is afgeweken van de bedoeling der conventie is Nederland. Want de facul tatieve surtaxe is door ons niet aanvaard. Nederland was het eerste land, dat die surtaxe niet heeft gehe ven. De tweede afwijking heeft hierin bestaan, dat men Engeland toeliet, suiker straffeloos binnen te brengen. En nu krijgen we de derde afwijking. Het komt hem voor, dat de zaak al is beslist in Ja nuari. Want toen wist men reeds, dat Rusland zou toetreden. En we zouden een dwaas figuur maken tegenover alle mogendheden door nu dit ontwerp af te stemmen. Spr. vermoedt ook dat menige vreemde Staat in de Conventie blijft uit vrees voor de gevol gen. Met den heer Van den Berch van Heemstede be pleit spr. ook aecijnsverlaging. Suiker is een volks- voedsel en maakt het volk krachtig. Door accijnsverla ging wordt dus een profijt voor de schatkist verkre gen. De heer Van Vuuren (K. Zevenbergen) zei, dat we in 1902 niet geheel vrij stonden tegenover de Conventie. Ook al hadden we ons er niet geheel mede vereenigd dan hadden we toch moeten toetreden om de Londensehe markt niet te zien gesloten. Thans, na de toetreding van Rusland staat de zaak heel an ders. Spr. is vooral ongerust, als hij let op hetgeen er ge beurd is. Zijn oordeel is dat ons vertrouwen in Duitschland en Rusland door het voorgevallene is ge schonden. Maar in de tweede plaats wordt de contin- genteering door ons te duur betaald. Spr. gaat dan ook alleen met dit ontwerp mede, in vertrouwen op deze verklaring der Regeering Want de vrees voor verwerping der Conventie deelt spr. in gee- nen deele. De heer Plate (L. Rotterdam IV) herinnerde aan de ontstemming die hier heerschte toen in Decem ber de Kamer, overladen met werkzaamheden, de sui kerconventie moest behandelen. En nu wordt ons weer een nieuwe conventie ter be handeling op korten termijn toegezonden. Dit wekte opnieuw ontstemming. Maar spr. meende in de minis- terieele crisis verzachtende omstandigheden te moeten pleiten. Spr. gelooft dat een verantwoordelijke Minister zich wel tweemaal zal bedenken eer hij een surtaxe in voert. De heer Tydeman achtte het zonderling dat twee landen die deel uitmaken van een Conventie te zamen een afzonderlijke overeenkomst aangaan die ge heel in strijd is met de Conventie. En dit is het geval met de overeenkomst tusschen Duitschland en Rus land. Een tweede punt van belang voor Nederland is dat Duitschland nu geheel is gesloten als afzetgebied voor de Russische suiker. Hij sluit zich aan bij hen die meenen dat men vooral ten aanzien der surtaxe voorzichtig moet zijn, nu de suikerindustrie in bloeieu- den toestand verkeert. De Minister van Financiën, de heer Kolkman, betuigde zijn leedwezen naar aanleiding van de klacht van den heer Plate. Het is geenszins de bedoeling geweest, den leden het noodige licht te ont houden. Had de Regeering geweten, dat men dit ver langde, dan had zij de noodige afdrukken beschikbaar gesteld. De Minister constateerde dat geen der spre kers zich tegen dit ontwerp heeft verklaard. De Regeering neemt ten aanzien van dit ontwerp hetzelfde standpunt in als haar voorgangster. Maar al is aan de koek der Conventie door velen geknabbeld, dit nieuwe protocol heeft inderdaad vele wonden, door de bepalingen der vorige additioneele Conventie te mitigeeren. De maximum-invoer der Russische gepre mieerde suiker is immers nu beperkt op 1 millioen tou in de 5 jaar. Waarom geeft de Regeering de voorkeur aan surtaxe boven compensatoir recht? Omdat zij ter stond surtaxe kan heffen krachtens de Conventie en voor compensatoir recht een nader tractaat noodig is dat we waarschijnlijk niet zullen krijgen. De contin- genteering der Russische suiker achtte de heer Van Vuuren noch noodzakelijk, noch goed. Maar de Regee ring beschouwt haar juist als een pleister op de wond, in Januari geslagen. Hoeveel premie precies wordt gegeven in de ver schillende landen is niet te zeggen. Men vergete ook niet dat de wereldconsumptie sterk toeneemt. Deze be draagt 353.000 ton per jaar of 4.8 pCt. der geheele pro ductie. Daardoor wordt de meerdere invoer van Rus sische suiker geheel gecompenseerd. De suikerfabri kanten kunnen overigens wat de surtaxe betreft ge rust zijn dat wij hun belangen niet zullen verwaarloo- zen, maar dat de Regeering op de bres zal staan als d« nood aan den man is. Na repliek van den heer Van Vuuren werd het wetsontwerp zonder stemming goedgekeurd. Aangezien uit den gang van het wetsontwerp tot versterking van het blijvend gedeelte is gebleken dat dit ontwerp niet meer tot wet zal kunnen zijn ver heven vóór 27 Maart a.s. datum waarop de Minister van Oorlog zich had voorgesteld die versterking te doen ingaan, heeft Zijne Excellentie bepaald lo. de maatregel zal 1 April a.s. in werking treden 2o. aan de miliciensdie zich hebben aangemeld en in 'aanmerking komen om* tot het vrijwillig ver blijf te worden toegelaten, zal worden medegedeeld, dat zij eerst op 1 April a.s. behooren op te komen, maar dat de'einddatum van het verblijf blijft bepaald op 25 Juli d. a. v. en dat, in weerwil van de vertra ging in--?de opkomst, het premiebedrag voor hen, die voor den vollen tijd van 1 April tot 25 Juli onder de wapenen zijn behoudens'nadere goedkeuring van de Koningin, rop f 120| blijft bepaald. Ook worden zjj onderricht, "dat//het hun" vrij staat toch op 27 dezer op te komen onder voorwaarde, dat zij alleen dan recht op de premie krijgen, zoo de Wetgevende Macht de daarvoor aangevraagde gelden toestaat 3o. aan de miliciens," die zich hebben aangemeld, maar jvan wie noggniet vaststaat, of zij wel voor be doeld vrijwillig verblijf in aanmerking komen, zal een mededeeling uitgaan waarin hun, behalve van de hiervoren bedoelde? datumverandering, tevens wordt kennis gegeven, dat van hun zoo spoedig doenlijk zal worden bericht of zijvoor het vrijwillig verblijf worden toegelaten. Door het bestuur vau den Algemeenen Nederland- schen Zuivelbond (F. N. Z.) is een belangrijk rapport uitgebracht inzake de heffing der bedrijfsbelasting bij coöperatieve zuivelfabrieken. Door de samenstelling van ditjjbelangrijk rapport heeft de secretaris, de heer F. E. Posthuma, een duidelijk overzicht gegeven van de werking/dezer zoogenaamde rijksbelasting, die echter op zeer ongelijkmatige wijze de zuivelproducenten drukt. Dit rapport is iu vier hoofdstukken verdeeld. Het eerste vermeldt de artikelen der wet dei belas ting van bedrijfs- en andere inkomsten, die voor dit rapport van belang zijn. Het tweede bevat de wor dingsgeschiedenis der artikelen, op coöperatieve ver- eenigingen betrekking hebbende. Het derde en zeker niet het minst belangrijke, behandelt de toepassing der wet bij de coöperatieve zuivelfabrieken, medege deeld aan de hand van de ontvangen inlichtingen. Het vierde geeft de gevolgtrekkingen, welke uit het voorgaande te maken zijn. In hoofdstuk drie wordt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1