DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Bezichtiging Gemeente-slachthuis. Honderd en tiende jaargang. 1908 y R IJ D A G 27 MAART. Woningwet. Een lucht-industrie. FEUILLETON. BINNENLAND. No. 74 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden V00i' Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, F Wonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. DE ALPENKONINGIN. Telefoonnummer 3. Zij, die zich met 1 April op ons blad abonneerenont vangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. De Uitgevers. Vestiging van een bouw verbod. Tweede Kamer. ALKMAARSC COURANT. ft IA. VI BURGEMEESTER enWETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat het Gemeente- plachthuis te bezichtigen zal zijn f 'op Zaterdag 28 Maart 19Ó8 van 10—5 uur tegen betaling van f 0.10 op: Zondag 29 Maart 1908 van 10—5 uur kos teloos. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar G. RIPPING, Voorzitter. 23 Maart 1908. DONATH, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeen te Alkmaar, Gelet op artikel 27 der Woningwet, Brengen ter algemeene kennis, dat op de secretarie der (gemeente, van heden af tot en met den 22 April a.S.^voor een ieder ter inzage zijn nedergelegd het ontwerp van een raadsbesluit met uitvoerige kaarten en grondteekeningen, betreffende het vestigen van een verbod tot aanbouw of herbouw op gronden, die in de naaste toekomst voor den aanleg van straten bestemd 'zijn, voor zooverre deze gronden gelegen zijn in het gedeeltelijk plan van uitbreiding dezer gemeente, begrensd door de Kennemersingel- gracht, de Hoevervaart, den Westerweg en de Linden- laan, "en^welk plan is vastgesteld bij Raadsbesluit van 3 September 1907, No. 2, goedgekeurd door de Gede puteerde Staten bij besluit'van 18 September d.a.v. No. 126. fBurgemeester en Wethouders van"Alkmaar, ^Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 24 Mrt. 1908. DONATH, Secretaris. Het is een harde tijd voor ons zoo bedachtzaam volk. Want: bedachtzaamheid, in veel gevallen een mooi woord voor langzaamheid en zin tot teuten en uitstellen wordt op de wereldmarkt'hoe langer hoe minder gevraagd. Wat het eene jaai nog koene, dolzinnige projecten waren isr'het volgende al iets'vrij natuurlijks en het daaropvolgende al iets doodgewoons. ^Zoo is het met veel geruchtmakende uitvindingen van*; den laatsten tijd gegaan, zoo gaat het nu weer met de luchtvaart. Wij zien al de verbaasde ge zichten onzer landgenooten, indien een minister van oorlog*" eens zou durven" komen met "een voorstel tot instelling van een compagnie bestuurbare luchtbal- lonners. En de man die met het plan voor een fabriek van luchtballons en vliegmachines voor den dag zou durven komen, zou een hevig lachsucces hebben. Wij willen eerst eens de kat uit den boom kijken. Wij lezen, half ongeloovig, half verbaasd, de berichten over wat men in het buitenland op dit ge bied doet en gelooven, dat hetfnog altijd tijds genoeg zal zijn. j En tóch is dit onwaar." En töch zou hier wie gauw Naar het Duitsch van FRANZ ROSEN. 5) „Daar wij er nu toch over spreken, Ulrich ik wil de je er maar aan herinneren, dat ik geld noodig heb. De rekening hij den kruidenier is sedert nieuwejaar niet betaald en het goed van de kinderen en ©enige noodige dingen voor de huishoudingik ben mis schien niet zuinig genoeg geweest; ik heb mij sedert ik je vrouw ben, te zeer aangewend om niet elk stuk geld driemaal om te moeten keeren eer ik het uitgaf. De zuinige -tijd was bij ons voorheen niet in de mode. Nu heb je sedert maanden niets voor het huishouden gegeven. Ik herinner er niet graag aan, geloof mij Ul rich, want ik kan me denken, dat je niet hebt te ge ven. Maar op de een of andere manier zal je toch moeten zien het te krijgen." De man stond nog altijd als verstomd en luisterde met gebogen hoofd naar de woorden zijner vrouw. Hij voelde zich slecht en erbarmelijk en de beteekenis van zijn slechte leven kwam hem als een schrikbeeld voor de oogen. De beste jaarsontvangst, waarvan hij an ders in de behoeften van het dagelijksche leven had kunnen voorzien, was ditmaal verloren -natuurlijk deed zich nu het gebrek gevoelen en hij moest er wat op verzinnen. Misschien kon hij tegen den herfst een goeden slag met zijn vee slaan en zoo het gat stoppen; en eer het zoover was „Ja, ja, Biirbeli," zeide hij verstrooid. „Zeker ik zal er voor zorgen. Je zult geen gebrek lijden." „Het is^ niet voor mij, het is voor de hofstede en het gaat om je goeden naam." Zij hield plotseling stil, als kwam haar iets ver schrikkelijks in de gedachte. Zij keek verschrikt op, hielp dubbel helpen. En töch zou het wellicht mogelijk zijn een industrie als deze, die zeker een groote toekomst heeft en waarvoor de grondstoffen hier even gemakkelijk zijn te krijgen als elders, in ons vaderland te vestigen. Men denke maar eens aan de automobiel-industrie Wat heeft die niet in Frankrijk een hooge vlucht genomen. En waarom Omdat in dit land de eersten woonden, die durfden, die geloof hadden in de toe komst der auto. Moet men nu weer hetzelfde be leven ten aanzien van de luchtvaartuigen Reeds is men in Parijs druk bezig. Verscheiden vliegmachines staan op stapel. Men moedigt de proefnemingen aan met het zeer nuchtere maar volkomen eerlijke doel om zelf in de industrie zoo spoedig mogelijk profijt te trekken van de resultaten dier proeven. Te Berlijn gebeurt in mindere mate iets dergelijks. Waarom zou men- in Nederland niet ook in die richting werkzaam zijn Het is waar, een vereeniging is opgericht, en het schijnt dat men de aangewezen menschen gevonden heeft om die vereeniging te leiden. Doch nu streve men dan ook voorwaarts en houde men in het oog, dat het mogelijk moet, zijn vrij spoedig te komen tot de inrichting van een industrie, die zich het vervaar digen van luchf ballons ten doel stelt. Het is waar wij werken 1 ier onder minder gunsrige omstandig heden dan elders. In Parijs. Londen, Berlijn en Was hington houdt de regeering mede een zeer scherp oog in het zeil, omdat uren daar de nieuwe luchtschepen 5oo gauw mogelijk voor de verdediging des lands moet gebruiken. Van zelf steunt daar dus de regeering het particuli r initb tief en is zij bereid goede bestuur bare ballons duur te betalen. Hier is de regeering op dit punt minder vooruit strevend. Wij hebben hier een nadeelig gevolg van de omstandig id, dat onze regeering niet in de eerste plaats militair denkt, niet in de eerste plaats er op uit is om de defensie d( s lands zoo hoog mogelijk op te voeren. Doch dit nadeel behoeft nu toch niet zóó zwaar te wegen, dat het ons land zou verhinedren op dit nieuwe gebied een der eersten te worden. En nu verlieze men toch niet uit het oog, dat het een uiterst belangrijke zaak is, waarom het hier gaat den voorrang in een industrie met onbegrensde moge lijkheid van ontwikkeling. Dien voo rang kunnen wij nog krijgen, als wij direct alle hens aan e brengen en er in slag n gauw flink wat™ geld bijeen te bieng(n voor studie en voorberei ding. En waf hel hebben van zoo'n voor ang betee k nt, is wel niet onder cijfers te brengen, maar moet toch ieder duidelijk worden die eens agaa', hoe de in het begin verkregen voorsprong later niet dan uiterst moeielijk weer is in te halen. Dat hebben wij gezien bij de locomotieven-fabr cage, b ij den aanmaak v n stoomschepen, van rijwielen en van automobielen. Wat de eerste en laatste branche aangaat mag wat onze vaderlandsche industrie doet niet veel naam heb ben. Jaarlijks besteden wij vele duizenden om onze behoefte aan die zaken in het buitenland te bevredigen, wat toch zeker niet noodig zou 5ijn als men indertijd van den beginne af aan deze werktuigen ook in ons land 'was gaan aanmaken. Met den scheepsbouw en de rijwielen staat he iets beter. Het geldt hier niet vooral de nationale eer, van no. 1 te zijn in den wedstrijd om het nieuwe, het is hier niet te doen om den naam van de eerste te zijn het komt hier aan op de daad, het komt er op aan om de5 eerste te zijn in ervaring, om het eerst de goede werkkrachten voor het meer intellectu9ele werk zoowel als voor den handenarbeid te hebben, om het eerst stond op, en vatte den boer, die weg wilde gaan, bij den arm. „Man," zeide zij, „beloof me één ding, ga geen geld leenenAan het trekken van zijn gezicht zag zij, dat hij juist zooiets doen wilde en dringender vervolgde zij „Dat mag je niet doen. Dat is een stap naar den afgrond en en een nieuwe smet op de eer van ons huis. Veel liever bekrimp ik mij nog een tijd lang. Misschien als het niet meer gaat kan je een stuk vee verkoopen. Maar leen geen geld. Beloof mij dat." „Ik zou het om jou gedaan hebben." Hij trok de schouders op. „Mij is het ook liever, als ik het niet be hoef te doen!" Het hart werd haar niet lichter door deze woorden. „Kom, ik breng je het ontbijt binnen," zeide zij toon loos. „Ik heb al gegeten. En als je klaar bent, ga dan maar buiten naar het volk zien het is goed, dat zij je zien. En laat je eens doorwaaien," besloot zij bit ter. Een aangename geur is het niet die ge met je kleeren en haren meegebracht hebt." Haastig en zwijgend at de boer wat zij hem voorzet te en toen maakte hij, dat hij wegkwam. De stemming van zijn vrouw drukte hem temeer, omdat hij gevoelde dat hij er de schuld van was eu het verdiend had. Het was in den laatsten tijd ook zoo moeilijk om met Bar bara om te gaan. Zij deed zoo weerspannig en trotscll en dat maakte dat hij er geen raad op wist. Hij had nog eerst kort den landweg gekruist om aan de overzijde door velden en daar beneden over de brui sende rivier langs het smalle bergpad naar zijn almen te komen, toen juist op dezen landweg een eenzaam wandelaar met langzame schreden verscheen. Hij keek dikwijls om, met vorschenden blik, als zocht hij naar oude bekenden of vriendelijke herinneringen. Daar waar het voetpad een zijweg naar de Ambergsche hof stede voert, stond hij lang stil en keek met droomeri- bijna teedere blikken omhoog naar de bruine hou ten gebouwen. Daarop begon hij met flinken tred den bergweg te beklimmen. Zijne schreden werden steeds sneller, als werd hij gedreven door het ongeduld der vreugde. een afzetgebied, een clientèle te hebben en om dan van dien voorrang het juiste gebruik te maken. De geschiedenis der industrie toont aan dat men niet vanzelf de eerste i blijft, als men eenmaal de eerste is, doch wel dat men zoodoende een voorsprong op zijn concurrenten heeft, die met voldoende volhar ding altijd te handhaven is. Nu is voorloopig de afzet nog niet groot. Men moet dan ook natuurlijk niet te groot beginnen. Hoogstens zal men hier, als in Parijs, een paar particulieren vinden, die er wat voor over hebben om in deze sport der toekomst de eersten te zijn misschien ook zal men aan een paar regeeringen luchtschepen kunnen leveren.'Doch langzamerhand zal de belangstelling in deze sport ongetwijfeld toenemen en al heel spoedig zal men dan mogen verwachten, dat de passagiers luchtschepen, die nu nog alleen in spotbladen worden opgelaten,5 in werkelijken dienst-komen. En als het eenmaal zoover is, als wij maar eenmaal de lucht zijn gaan beschouwen als ons tweede element, dan zal er inderdaad kans zijn dat wij ruimschoots beloond worden voor een voortvarendheid,"die wij nu aan den dag zouden hebben gelegd. Dus hopen wij, dat Nederland zich de gelegenheid niet zal laten "ontgaan om met de luchtschipperij in te*halen wat het in de stoomvaart, het automobilisme enz. is achteraangekomen. En in dien zin zij de lucht scheepvaart in aller belangstelling aanbevolen. Want doordat men zich in het "algemeen voor de luchtvaart interesseert en zich daarvan "op de hoogte stelt, werkt men mede aan het in het leven roepen van een stem ming, die het tot stand komen van zulk een nieuwe industrie zeer in "de hand'zou kunnen werken. Bij het gister in de Kamer voortgezette debat over het Noodwetje in zake het blijvend gedeelte deed de Minister van Oorlog, de heer Sabron, uit b.jmen, dat de taak der Landweer bij mobilisatie naast die der detachementen staat. Zonder wetswijziging is van de Landweer bij de mobilisatie geen goed ge bruik te maken. De Minister ontkende ten stelligste, dat pressie is uitgeoefend om de opkomst van vrijwilligers te bevor deren. De aangifte voor aanvulling is ruim voldoen de, er is zelfs een overcompleet van 879 man. Yan de oudere lichtingen gaven zich 1624 op, van de eerste ploeg en van de hooge nummers 751, totaal 2375 man. (Bravo's). Met nadruk kwam de Minister er tegen op, dat Mi nister Staal zou zijn tegengewerkt. Om uitvoering te geven aan het denkbeeld van den Heer Marchant om een proef te nemen met mobilisa tie, zou een afzonderlijke wet en veel geld noodig zijn, Dat de groote aanmelding- van vrijwilligers een slechten economischen toestand bewijst, zag de Minis ter niet inmen heeft ook te bedenken dat de man schappen, behalve de premie van 120, ook zakgeld, voeding enz. ontvangen. De Minister van Binnenlandsche Zake n, de heer Heemskerk, oordeelde, datde oppo sitie tegen het ontwerp wel fel, maar niet sterk was. De oppositie kwam meer neer op onjuiste verwijten van inconsequentie tegen eenige regeeringspersonen, en op misvatting van de bedoeling der Regeering. De critiek bevatte ook geen stelsel. Spreker wees er on der meer op, dat ook Minister van Rappart zich blij kens zijne uitlatingen gerechtigd achtte om de tweede ploeg op volle sterkte te herstellen. De hofstede lag, zich als het ware badend in het zon licht, de heete lucht schitterde en werkte verblindend; geen menschelijk wezen was te zien. De man was juist van plan door de open deur in het koel beschaduwde voorhuis te treden, toen hij zich bedacht. Hij ging door den moestuin, die er heerlijk voorstond, om het huis heen, als wist hij, dat daarachter boven aan den trap, die naar de open veranda voerde, nog een tweede uitgang was. Ook hier was alles stil; toen hij echter het hoofd ophief, zag hij boven zich op het door groen beschaduwd bordes een jonge vrouw zitten, die met het hoofd diep gebogen over haar naaiwerk zat. Zij zat met den rug half naar hem toegekeerd en hoorde zijn komen niet. Hij zag slechts de lijn van haar smallen wang, die naar het rechte voorhoofd en de lichtelijk gebogen kin liep. Poen hij den voet op den trap zette, kraakte de hou ten trede en de werkende vrouw wendde zich langzaam i. „G od met u, lieve - schoonzuster," riep de man en zwaaide vroolijk met den slappen vilten hoed. Barbara Amberger stond aarzelend op en keerde zich naar hem toe, legde haar naaiwerk op de tafel en keek hem vragehd en onzeker aan. Hij kwam intusschen den trap heelemaal op en bood haar vertrouwelijk de hand. „Je kent me niet meer," zeide hij vroolijk, „en dat kan ik je niet kwalijk nemen. Het is al zeven jaar ge leden dat je samen bruiloft vierdet en dat is de laatste keer geweest, dat wij elkaar gezien hebben. „Dan ben je Rainer," zeide Barbara en nam toen zijn hand aan, altijd nog aarzelend en met de trotscfie terughoudendheid die nu eenmaal in haar aard lag. Je bent, mij dunkt, veranderd!" Over zijn gelaat voer niet zoo zeer een schaduw, maar toch kwam er een ernstige trek op. „Ik wil het graag gelooven! Destijds vertrok ik als jongeling, vandaag keer ik terug als man." „En waarom kom je terug?" vroeg Barbara. „Waarom? Omdat ik het daar niet langer meer kon uithouden ik moest mijn geboorteland en de bergen weer eens terugzien." Het was sprekers ernstige wensch, dat, op andere wijze dan door de Ministers Staal en Van Rappard was voorgestaan, de quaestie van het blijvend gedeelte zou worden opgelost. En te meer heeft hij zich dan ook verheugd over het zitting nemen van Generaal Sabron als Minister van Oorlog. Ook de bedoeling der Regeering wordt geheel ver keerd begrepen. Het dwangartikel was noodig, maar om- slechts in uiterste noodzakelijkheid daarvan ge bruik te moeten maken, heeft men het stelsel van pre- mietoekenning. Het is voor vrijwilligers ter hand ge nomen evenmin de bedoeling van de regeering om door dit ontwerp de kiem te leggen voor een staand leger. Voorts wees de Minister er op, dat bij de behande ling van de Militiewet in 1901, blijkens eene uitlating ven Minister Kool, het blijvend gedeelte wel degelijk is aangewezen tot dekking en uitvoering van de mobili satie. Na de verklaring van Minister Kool werden de bedoelde artikelen der Militiewet aangenomen met groote meerderheid en o. a. met behulp van de heereu Kerdijk, Drucker, Van Raalte en Marchant. Het Regeeringsstelsel is het blijvend gedeelte te herstellen in den toestand, waaruit het nooit had mo gen komen en waarin het zal moeten blijven, totdat men het door wettelijke regeling op een andere basis zal kunnen vestigen. Alles moet ingericht zijn op zeer snelle mobilisatie. Met hetgeen de heer Patijn wil zou dit niet het geval zijn. De minister verklaarde ten slotte, dat, nu door het groot aantal vrijwilligers het dwangartikel, dat de Regeering had moeten voorstellen om er desnoods van gebruik te kunnen maken, niet meer noodig is, bedoeld artikel door de Regeering wordt ingetrokken. Onder luid gelach voegde de minister er bij dat, nu door die intrekking het ontwerp uitsluitend neerkomt op een wijziging van hoofdstuk 8, tevens de ondertee- keningen van de ministers van Marine en Binnenland sche Zaken kunnen vervallen. Hierna volgden verschillende replieken. De heer Thomson (lib. Leeuwarden) betoogde met nadrak, dat het blijvend gedeelte, dat minister Sabron wil, zelfs niet in staat is tot mobilisatiedekking voor het grens- gedeelte tusschen Dollard en Rijn. Spreker oordeelde dat de landweer uitstekend geschikt is voor die dek king te zorgen en tegen een overval te waken. De heer ter Laan (soc.-dem. Hoogezand) betoogde, dat het ontwerp slechts een inleiding is om terug te keeren naar den slechten toestand van vroeger, in plaats van door te gaan in de Staals-richting en den militiedienst te beperken tot het strikt noodige voor de landweerbaarheid. Na herhaalde woordenwisseling zwichtte spr. einde lijk voor het geweld van den voorzitter, zooals hij het noemde om niet meer te spreken over het inge trokken artikel 4, eene bespreking, welke hij noodzake lijk achtte, om den opzet van het ontwerp na te gaan en te critiseeren. De heer Patijn (lib. Zierikzec) bleef van oordeel, dat het half millioen, dat met dit ontwerp gemoeid i«, weggeworpen geld is. Met nadruk betoogde spreker, dat het ontwerp ia een daad van reactie op het terrein van het defensiebe leid. De heer van Doorn (lib. Gouda) motiveerde zijn stem tegen het ontwerp. Spreker stond op het stand punt, dat de opgeroepen manschappen geen rechten hadden en het uitgeven van een half millioen dus niet noodig was. Vervolgens bestreed de heer Marchant (vrijz.-dem. Deventer) nader het ontwerp, terwijl de heer Tydeman (lib. Tiel) verklaarde te zullen medegaan met het ont werp, waarin hij zag een noodmaatregel van het oogen- „En zullen de bergen je nog bevallen, nadat je de groote steden hebt leeren kennen?" „O, vrouw gij zijt zelf te midden der bergen op gegroeid en ge kunt zoo iets vragen!" Zijn borst zwol onder zijn geweldigen adem en zijn geheele gezicht straaide. Barbara staarde als verstrooid in dit gelaat. Hij ge leek als twee druppelen water op Ulrich en toch had hij iets dat de ander miste en dat haar juist de hoofd zaak scheen; eene geen vrees kennende oprechtheid, flinkheid en klaarheid. Zij was er zich echter nog niet ten volle van bewust. „Ik heb eenige maanden verlof genomen," ging Rai ner voort. „En om het ronduit te zeggen ik wilde je vragen of ge mij zoolang onderdak wilt verleenen?" „Nu natuurlijk," antwoordde Barbara, zonder be paalde vreugde of bereidwilligheid, als sprak zoo iets van zelf. „Het is immers uw's vaders dak, en uw's broeders huisDaarop noodigde zij hem uit plaats te nemen- en vroeg wat zij hem na de warme wandeling voor verkwikkends opdisschen mocht. Zij ging naar binnen, om het verlangde te halen, terwijl hij zich het zweet van het voorhoofd veegde. Was hij veranderd zij was het niet minder. Destijds had hij niet begrepen, wat den broeder naar de kleine kantverkoopster trok, die bijna geen woord sprak en elke grap ontweek. Heden maakte zij een heel anderen indruk op hem, hij wist nog niet of die een aangename of onaangena me was, in ieder geval was die indruk machtig en hij verwonderde er zich over, hoe Ulrich achter het zachte, destijds zoo onbeteekenende gezicht zoo juist het ka rakter had weten te erkennen. Ook toen zij terugkwam met melk, brood en kaas, was zij niet spraakzamer. Hij bemerkte dat er een don kere schaduw over haar gezicht hing. „Gij zijt aan stadskost gewoon en moet tevreden zijn met wat wij hebben," zeide zij bijna verontschuldigend toen zij de eenvoudige gerechten in kraakzindelijke schaaltjes voor hem zette. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1