DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Een Arabisch bad.
„Penkala" Yulpotlooden
de Natuur-Wollen
Ondergoederen
No. 75
Honderd en tiende jaargang
1908
ZATERDAG
28 MAART.
ONDERWHJZER,
K iezerslijsf -
Gemeentescholen.
Woningwet.
ENGELSCHE BRIEYEN.
ADVERTENTIE N.
cc •-
I1WHULSEN"HOIJER,
BOEKHANDEL.
N. Y. v.h.
HERM. COSTER Zoon.
a 60 cent.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ToelatFng svan leerlingen.
De gelegenheid bestaat daartoe aan de school
lokalen op" Dinsdag 7 en (Donderdag 9 April
a. s.'van des namiddags 4—5" uur en'Woensdag
8 April a.s."van des middags 12—1 uur.
Vestiging van een bouwverbod.
Het „corps" zelf was 's morgens in Cannon Street
Station aangekomen, een deel reed op weldoorvoede,
mets Arabischlijkende circuspaarden naar het Hippe-
drome, doch de meerderheid kroop dood-tam en pro
se isch-Europeesch in vigilantesDe straatjongens be
groetten ze natuurlijk met den gewonen uitroep
,,What ho!" dien ik niet vertalen kan, doch die door
ieder die Londensch kent begrepen wordt, daar hij
eigenlijk niemendal beteekent.
SPROKKELINGEN.
Over het gebruik van servetten.
CC
LAAT 67.
Gewondheids srordels, Rokken Kon sen.
Voordam C 9 Telef. No 3.
VOORHANDEN:
ALRMAARSCHE COURANT.
iSjAVll
Aan de VIERDE GEMEENTESCHOOL, (Hoofd
de heer C. J. REIZIGER) wordt gevraagd een
bevoegd tot het geven van onderwijs in vak j. De
jaarwedde bedraagt f 700 met vier 5-jaarl. verhoo-
giDgen van f 50 voor dienstjaren in de gemeente
Voor hoofdakte f 100 meer. Eventueele vergoeding
huishuur f 100.
Stukken in te zenden aan het Gemeentebestuur
vóór 6 April a.s.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
biengen, overeenkomstig art. 28 der Kieswet, ter al-
gemeene kennis, dat de Kiezerslijst en de alpha-
betische lijsten van de namen en voornamen
van hen, die van de Kiezerslijst zjjn afgevoerd
en van hen, die daarop^zijn gebracht, door hun
college zijn vastgesteld en van heden af tot en met
den 21 April e.k. ter secretarie voor een ieder ter in
zage zijn nedergelegd en tegen betaling der kosten in
afschrift of afdruk verkrijgbaar gesteld.
Verbetering der kiezerslijst kan tot en met den 15
April door"*ieder worden gevraagd, die meent dat hij
zelf of een ander in strijd met de wet daarop voorkomt
niet^ voor komt of niet behoorlijk voorkomt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
23 Maart 1908. DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Al k-
maar noodigen belanghebbenden, die met 1 Mei a.s.
kinderen op eene der vijf gemeentescholen toegelaten
wenschen te zien, uit, daarvan vóór r15 April 1908
aangifte te doen bij de hoofden dier scholen, onder
overlegging van het geboortebriefje en het inëntings-
oewijs der kinderen, waarvan'de toelating'gevraagd
wordt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
24 Maart 1908. DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeen
te Alkmaar,
Gelet op artikel 27 der Woningwet,
Brengen ter algemeone kennis, dat op de secretarie
der gemeente, van heden af tot en met den 22
April a.s. voor een ieder ter inzage zijn nedergelegd
het ontwerp van een raadsbesluit met uitvoerige kaarten
en 'grondteekeningen, betreffende"het vestigen van
een verbod tot aanbouw of herbouw op gronden,
die In de naaste toekomst voor den aanleg van
straten bestemd :rzijn, voor zooverre deze gronden
gelegen zijn in het gedeeltelijk plan van uitbreiding
dezer gemeente, begrensd door de Kennemersingel-
gracbt, de Hoevervaart, den Westerweg en de Linden-
laan, en welk plan is vastgesteld bij Raadsbesluit van
3 September 1907, No. 2, goedgekeurd door de Gede
puteerde Staten"!bij"° besluit van 18"September d.a.v.
No. 126.
Burgemeester en Wethouders van Alkmaar,
PAlkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
24 Mrt. 1908. DONATH, Secretaris.
(Van onzen Londenschm medewerker).
SEN PRAATJE OVER MENSCHENEN ANDEREN.
LONDEN, 23 Maart 1908.
Waarom men hier een straatjongen een „Street
Arab" noemt, zullen we maar niet gaan onderzoeken.
Wel geloof ik, dat de meeste Nederlanders, vooral die
in Amsterdam niet erg bedroefd zouden wezen, als de
Sultan van Marokko of een dier buitenplaatsen, dat
goedje als zijne onderdanen kwam opeischen en op uit
levering aandrong. Als evenwel de heusche Arabier
moet beschouwd worden als des straatjongens volma
king, dan heeft de Londensche dito meer bereikt dan
menig menschenkind beschoren werd: hij heeft zijn
ideaal door Londen's straten zien rijden. Ter eere van
de ruzies van Raisuli, is namelijk een ondernemer van
publieke vermakelijkheden op het schoone denkbeeld
gekomen Raisuli zelf hier te halen en in een théatre-
de-variètés té vertoonen. De Arabische generaal heeft
evenwel voor de eer bedankt. Doch daarom niet ge
treurd dacht onze vriend en hij heeft nu wat levens
groots woestijnridders (of roovers) naar Londen ger-
haald en een dezer reed op een fier Arabisch ros door
4e stad. Stel u voor, Ab-del-Kader als advertentierui-
ter!
De avondbladen waren bet onbeleefdst in hunne be
groeting der Arabieren en drukten op de biljetten: „de
gevangen Moorsche roovers zijn aangekomen."
Onze straat- en andere jongens zullen weldra ande
re gevangenen te zien krijgen, en wel de wilde dieren
in den zoölogischen tuin. Deze had tot uitbreiding een
hectare noodig van Regent's Park, waarin hij, naar
men weet, gelegen is. De minister van openbare wer
ken die daarover te zeggen heeft, heeft dat stuk afge
staan, onder voorwaarde dat kinderen in dat deel van
den tuin kosteloos moeten worden toegelaten. Dit is
een zeer wijze bepaling. Ten noordoosten van het park
ligt immers een volkrijke, doch vrij arme buurt, vol
kleine winkels en burgerwoningen. Yoor die men
sehen is een toegangsprijs van 6 stuivers natuurlijk
niet te betalen, als ze wat veel kinderen hebben vooral.
Nu zullen ze ten minste een deel der dieren in leven
zien, die zij alleen van de schoolplaten kennen.
De sprong is wellicht groot, doch dezelfde minister
is dezer dagen ook verzocht, voortaan, andere men-
schen dan gevangen roovers en volstrekt geen wilde
dieren niet meer achter de tralies te zetten. Ik bedoel
de dames die de debatten in het Lagerhuis komen bij
wonen.
Terwijl de bezoeksters van bet Hoogerhuis vrij en
blij op de tribune mogen zitten en door de Lords be
wonderd worden, worden hare zusters in het Lagerhuis
achter een zwaar ijzeren roosterwerk weggestopt en
men krijgt alleen een impressionistische impressie van
kleeren en kleuren, zonder iets duidelijks van al die
schoonen te zien. Dat malle gebruik wilde men al lang
afschaffen, doch nooit is een minister er toe te bewe
gen geweest. Men heeft nu meer hoop op den tegen-
woordigen titularis, den jongen Harcourt, die niet te
gen veranderingen opziet en nog al durft. Het is
evenwel zeer de vraag, of bij dit zal durven, nu niet
lang geleden een aantal „suffragettes" die tribune zijn
binnengesmokkeld en daar haar gewoon schandaal ge
maakt hebben. We zullen dus zien of we ze zien zul
len.
Op zich zelf steekt er anders niets schandelijks in,
die combinatie van Lagerhuis en achter tralies zitten,
want nog deze week zag ik een minister en drie of vier
parlementsleden mot elkaar staan praten, die alle vier
achter de tralies hebben gezeten en hun ervaringen
als gevangenen vertelden. De minister was John
Burns, die in zijn jonge jaren zijn mond wel eens voor
bij gepraat heeft en daarvoor boette. Een der leden was
een Ier en ik geloof dat de 100 Iersche leden ieder op
hun beurt wel „gezeten" hebben.
Van ministers gesproken, weet gij dat onze Eerste
Minister, Sir Henry Campbell Bannerman zoo ziek is,
dat zijn dokter een heelen nacht bij hem gewaakt beeft
en deze week geregeld in zijn huis, 10 Downing Street
logeert? De benauwdheden die zijne „Angina pectoris"
hem soms plotseling op het lijf jaagt, moeten zeer erg
wezen en daar zijn hart zwak is, vooral na den laatsten
aanval van influenza, is men algemeen bevreesd, dat
de minister plotseling dood kan blijven. Zijn energie
en geestkracht blijven overigens bewonderenswaardig
en dit geeft hoop, dat hij er op den duur weer boven
op kan komen.
Ik ben nu zoo dicht bij de politiek gekomen, dat ik
de verleiding niet kan weerstaan een curieus postje uit
de Staatsbegrooting te bespreken, dat elk jaar weer
voorkomt. Het is 't sommetje van 29 p. st. dat als jaar
geld wordt uitbetaald aan den zoon van een Spanjaard
v/elke in dienst van het Britsche leger stond, toen dat
in Spanje onder Wellington tegen Napoleon vocht.
ITet is een belachelijk klein bedrag en hoe de man
van die 350 gulden in het jaar moet rondkomen, is elk
parlementslid een raadsel. Daar evenwel niemand pre
cies weet waarom het betaald wordt en niemand bet
der moeite waard vindt dit historisch te onderzoeken,
neemt men er maar geen notitie van. Zoo krijgen ook
de universiteiten van Oxford en Cambridge nog gere
geld ieder jaar 500 p.st. ter vergoeding voor bet hen ont
nemen privilege om almanakken te drukken en te ver-
koopen. Zij zullen wel de eenige uitgevers van alma
nakken zijn, die 6000 gulden per jaar aan zoo'n uitga
ve verdiend hebben.
Ik zei daareven dat de jonge minister Harcourt nog
al durft. Dit blijkt ook weer nu hij den noordoost-boek
van Hyde Park laat veranderen, zoodft men daar een
ruim plein krijgt, waarop al de drukke straten in die
buurt zullen uitloopen. Ze spreken bier van den „Are
de Triomphe," doch daarvan krijgt de geschiedenis niet
veel. Het mooie van den Arc is, dat die op een heuvel
staat en men er zoo prachtig doorheen kan zien. De
Marble Arch, die nu nog als toegangspoort tot het
park dient, biedt daartoe geen gelegenheid, want de
straten loopen er met draaien op uit, men heeft er
geen vergezicht doorheen en in dat opzicht zal de ver
andering dus niet voldoen. Doch het flinke plein en
het ontzettend verkeer daarop zullen toch wel een bij
zonder Londensch gezicht bezorgen, dat bij de reuzen-
stad past.
Tegenover het heugelijk bericht dier verbetering
staat de treurige tijding', dat het mooie, ruime gras
veld, midden in Londen, naast de gerechtsgebouwen
aan het strand, gaat verdwijnen. Het wordt bebouwd,
want de gerechtshoven hebben meer ruimte noodig.
Daar zij nu reeds een groote grijze steenmassa vor
men, deed die plek groen zoo prettig aan. Nu wordt
het geheel nog drukkender en overweldigender, terwijl
het frissche groen verdwijnt. Het plan tot dezen bouw
was reeds in 1874 gemaakt, overhaasting is er dus nijt
bij, al is het jammer dat de menschen zooveel strijdlus
tiger of slechter worden.
De verhalen over die menschelijke slechtheid zijn
soms niet onvermakelijk waar het zakkenrollers geldt.
Advocaten en politieagenten, rechters en gevangenbe
wakers die in het Rechtsgebouw bestolen worden, door
die vlugvingerige heeren, kan ieder u opnoemen,
't Lijkt soms of die menschen met de eene hand hun
eed afleggen als getuige om met de andere een horloge
of beurs te rollen. Het malste verhaal is evenwel dat
van een bekend strafrechter, wien een hond .ontstolen
werd, welke hem altijd ten hove vergezelde. Hij was
zeer aan. het dier gehecht en wist niet beter te doen
dan een anderen hondendief in dienst te nemen, die
zijnen collega het dier weer afstal en het hem terug
bezorgde.
Dat zijn zoo van die voorvallen die den geest van
Dickens ademen. Zoo ook dat winkeltje in die buurt,
in Gray's Inn Road, waar de eigenaar met zich zelf
den draak steekt, door een lijst voor zijn raam te han
gen van slechte betalers, met den raad aan het publiek
nooit crediet te geven of geld te leenen. „Leen ieder
uw oor, maar niemand uw geld," zegt deze wijsgeer.
Hij verzekert u verder, dat hij „netjes" in zijn zaken
is„anderen hebben de Portugeesche postzegels opge
slagen," vertelt bij, „maar ik niet, ik wil geen geld aan
een moord verdienen."
Zulke leuke opmerkingen en opschriften kan men
nog al eens in de minder voorname buurten van Lon
den vinden, doch, helaas, is er geen Dickens meer, die
ze bewaart, door ons de personen mee te beschrijven
welke ze uitdachten of wie ze invielen.
De Egyptenaar, wien over het algemeen in zijn hui
selijk leven zelfs de eenvoudigste begrippen van rein
heid vreemd zijn, wiens woning letterlijk met jaren-oud
vuil bedekt is, kent geen grooter genoegen dan bet
bad. In de Arabische wijken van Kaïro, waar het het
allervieste is, zijn meer openbare badhuizen dan in
drie groote steden van Europa samen. Het bad is daar
meer een genotmiddel dan een bestrijding der onrein
heid. Voor een Europeaan is de in een Arabisch bad
doorgebrachte tijd niet onder de gelukkigste uren van
zijn leven te rekenen, gelijk moge blijken uit de volgen
de beschrijving.
De vreemdeling, die doordrongen is van het nut van
de lichaamsverzorging en door den roem van het
Turksch bad aangelokt wordt den drempel van een
Arabisch badhuis in Kaïro te overschrijden, is niet on
aangenaam verrast, wanneer hij inplaats van zich in
een warmen, saaien gang te bevinden, zich in een met
bontgekleurd glas overdekten koepel ziet verplaatst,
waar in bet middeneen fontein lustig hare stralen
verspreidt.
Op een divan langs den wand liggen druk pratend,
rookend en drinkend een twaalftal Arabieren. Tegen
over den ingang wordt op een klein tafeltje de onont
beerlijke mokka geschonken. Dadelijk bij den ingang
heeft de moeallim, dat is de eigenaar van het bad, zich
naar den vreemdeling begeven om hem naar een van
de achtergelegen vertrekken te geleiden. In de eerste
kamer welke wordt binnengetreden, vertrouwt hij zijn
beschermeling aan een bediende toe die hem met de
grootste bereidvaardigheid begint te ontkleeden. Het
badcostuum bestaat uit niets anders dan een handdoek,
welke den badende om de lendenen geknoopt wordt. De
onwetende Europeaan, die gelooft nu in het water te
zullen gaan, vergist zich deerlijk. De bediende, die
hem ontkleed heeft geleidt hem naar een ander ver
trek, dat op het eerste gelijkt, met dit verschil echter,
dat hier een fontein is, die heet, dampend water tot
de zoldering spuit. De bezoeker die dacht de Afri-
kaansche hitte met een koel bad te verwisselen, is in
een oogenblik nat van bet zweet. Tot nu toe is de be
handeling evenwel uit te houden maar wat volgt, is in
één woord verschrikkelijk. Terwijl de vreemdeling bij
zich zelf overlegt, hoe hij uit deze ondragelijk heete ka
mer zal vluchten, rukt de bediende hem den handdoek
van het lichaam en legt hem zacht maar beslist op
een doek op den grond. Eer de ongelukkige aan te
genstand kan denken, voelt hij dat aan alle zijn lede
maten getrokken, geduwd, gedraaid en gewreven
wordt, zoodat zijn gewrichten kraken. Zelfs zijn ooren
en zijn neus worden niet vergeten. Naar Arabische be
grippen maakt deze bewerking de gewrichten buigzaam
en lenig. Is de Europeaan eindelijk meer dood dan
levend uit de handen van zijn kwelgeest gekomen, dan
wordt hij in een lokaal gebracht, dat hem eindelijk in
aanraking brengt met het element, dat onze Europe
anen voor baden noodzakelijk schijnt. Hier staat een
soort van trog met warm water, waarin hij vlug een
maal ondergedompeld wordt. Daarna wordt hij met
„Lif," een mengsel van palmvezels en zeep, ingewre
ven. De voetzolen worden met een ruw voorwerp
gewreven, een maatregel, die voor de Arabieren, ge
wend barrevoets te loopen, heel doelmatig mag worden
genoemd, maar voor Europeesche voetzolen buitenge
woon pijnlijk is. Na nogmaals afgespoeld en gemas
seerd te zijn wordt de afgematte weer naar de eerste
kamer gebracht, waar hij op een divan nederzinkt. Hij
wordt met koffie gelaafd, aangekleed en door den eige
naar met veel zegenwenschen na flink afgezet te zijn,
uitgelaten.
De Arabieren vinden een dergelijk bad zeer behaag
lijk; ook de haremschoonen scheppen er behagen in.
De dag, waarop er gebaad wordt, is voor de Arabische
vrouw een feestdag.
In feestgewaad, overvloedig met gouden kettingen
en armbanden behangen, begeeft zij zich, begeleid door
vriendinnen en bedienden naar het badhuis, dat dien
dag voor haar en de hare gereserveerd is. Den gehee-
len dag brengen de dames in het bad door en te oor-
deelen naar haar vroolijk lachen, dat men hoort weer
klinken, heerscht daar binnen een vroolijke stemming.
Bij deze gelegenheid zien moeders van trouwlustige
zonen uit naar een passende partij.
Ook bij de huwelijksplechtigheden behoort het bad.
Eenige dagen voor den trouwdag begeeft de bruid zich
met haar vriendinnen in feestelijken optocht naar het
bad. Vooraan loopen een paar muzikanten, dan volgt
het rijtuig van de bruid en die van de vriendinnen en
ilaarna een stoet vrouwelijke bedienden die de voorwer
pen dragen, welko bij het baden noodig zijn, als hand
doeken, kruiken en parfums. Nadat de bruid in h»t
bad is geweest en toilet heeft gemaakt, vindt er in de*
regel in de voorbal een feest plaats, waarbij zangeres
sen en danseressen de aanwezigen vermaken.
Het gebruiken van servetten en tafellakens is tu
betrekkelijk ouden datum; het laat zich begrijpen, dat
oorspronkelijk de tafel onbedekt werd gebruikt; men
at en dronk aan de houten tafels, waarvan men de
modellen terugvindt in de oud-Duitsche bierkneipen.
Een overgang naar het gebruik van tafellakens vorm
de het bestrooien van den disch met bloemen en groen;
al spoedig daarna kwamen de tafellakens van kostba
re stoffen, zelfs van goud- en zilverlaken. Het idéé dat
oorspronkelijk dus had voorgezeten was dat van tafel
versiering. Ten tijde van Karei VII, Koning van
Frankrijk (15e eeuw) begon men servetten, van damast
te vervaardigen; een eeuw later waren ze algemeen in
gebruik. In deze servetten waren allerlei figuren, die
ren, bloemen, wapen», jachten, ja zelfs geschiedenissen
uit den Bijbel en de Mythologie kunstig geweven. Zo»
leest men op een inventaris uit de 17e eeuw, van ,,«e»
tiendubbelstel (240) servetten van de star," van
„twaalfstel (144) van Jonas," „driestel met Rebeeoa,"
verder stellen met de Grieksche Venus, de anemoon,
de zonnebloem etc. Bij elk stel behoorde een tafellaken
van hetzelfde patroon.
Koningen en vorsten werd, voor zij aan tafel gin
gen, het servet door een edelman aangeboden, terwijl
een ander de zilveren, soms gouden lampetkan vast
hield, en het was een teeken van schande zoo men een
gescheurd servet voor zich had.
Voor gastmalen werden de servetten kunstig gevou
wen, zoodat ze allerlei figuren, b. v. duiven, pauwen,
hoenders, visschen, draken, en andere gedrochten, ster
ren, bloemvazen, bloemen, piramiden, kerken, toren»
etc. voorstelden. Het servet-vouwen behoorde tot het
onderwijs aan jonge dames gegeven. Zoo la» m»n op
een uithangbord te Amsterdam:
Escole Frangoise.
„Hier leert men ook servetten vouwen
Tot cier van de tafel en lof der juffrouwen."
„Waarschijnlijk zijn deze „Escoles Frangoise*" do
oer-typen der hedendaagsche kook- en huishoudscholen.
BURGERLIJKE SjT AND.
Harenkarspel. (Febr.)
GETROUWD: Simon de Geus en Bertha de Vrie*.
Willem Strooper, weduwnaar van Guurtje Baas en
Grietje Schilder weduwe van Jan Stoop. Corneli»
Spaansen, weduwnaar van Koosje Pronk en Catbarin*
Jonker.
GEBOREN: Jacobus Gerardus zoon van Johann»*
Jongkind en Elizabeth Briefjes. Pieter zoon van Dirk
Hoogland en Geertje Kroon. Anna dochter van Bar-
tliolomeus van Duin en Trijntje Boots. Johannes P*--
trus zoon van Nicolaas Nolten en Jansje Groen. Ann*
Maria dochter van Jakob Molenaar en Alida Bes. Cor
nelia Elisabeth dochter van Adrianus Sneekes en Ali
da Jaspers, Adrianus zoon van Jan Groen en Antj»
Komen. Arie zoon van Jan Kant en Hiltje Huisman.
Johannes zoon van Comelis Tijm en Maria Mol.
OVERLEDENPieter Bijwaard 58 jaar echtgen.
van Cornelia Bergen. Marijtje Visser 66 jaar, echtgen.
vnn_ Dirk lol. Maria Borst 4 jaar. Hendrik Ploeger,
60 jaar echtgen. van Guurtje van der Fluit, wonend»
te Schagen. Maria Hardenbol 80 jaren, echtgen. van
Willem Busker overleden te Oude Niedorp.
C/2
van
tyn verkrygbaar by
Steeds voorhanden
PLANELLEN, HEMDEN, BORSTROKKEN
PANTALONS SOKKEN,
TAILLES, KNIEWARMERS,