DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 75
Honderd en tiende jaargang.
1908
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ZATERDAG
28 MAART.
Alktnaar's belang bij de droog
legging van de Zuiderzee.
FEUILLETON.
DE ALPENKONINGIN,
COURANT
laiAVü
Telefoonnummer 3.
Het is ongeveer vier jaar geleden, dat ondergetee
kende de gastvrijheid van dit blad inriep om eenige
laat men zeggen nieuwere denkbeelden te ontvou
wen omtrent den waterstaatkundigen toestand van
Hollands Noorderkwartier.
In dien tijd is deze toestand niet uitermate veran
derd, hij is heden ten dage nog dezelfde als voor ruim
200 jaren. Dit feit op zich zelf zou al meer dan vol
doende zijn om eens te onderzoeken, wat er aan die al
oude inrichting te veranderen valt.
Wat ruim 200 jaar geleden goed en nuttig was, be
hoeft het daarom nu niet meer te zijn en waar vooral
het verkeer te water en te land zich in zoo velerlei op
zicht heeft gewijzigd, daar kan het niet anders of de
eeuwenoude inrichting onzer Noordhollandsehe afwa
teringen en waterwegen voldoet niet meer aan de ver-
keersbehoeften van den tegenwoordigen tijd.
Overigens baart bet wel eenige verwondering, dat de
bevolking van het Noorderkwartier, die toch door toe
passing en gebruikmaking van uitvindingen en ont
dekkingen op allerlei gebied, bewijzen te over heeft ge
geven volstrekt niet afkeerig te zijn van nieuwighe
den, op het stuk harer waterwegen zoo vasthoudend is
gebleken.
Voor een groot gedeelte ligt de schuld hiervan zeer
zeker bij de ingewikkelde toestanden en verhoudingen,
zoodat een kleine verbetering voor den één, noodzake
lijk een wijziging over een uitgestrekt gebied tengevol
ge moet hebben, terwijl omgekeerd dit groote gebied
niet voldoende van die verandering kan profiteeren.
Dengene, die per schaats in den winter of in den zo
mer per rijwiel, zich heeft gewaagd aan een bezoek
aan het Noord-Oostelijk gedeelte der provincie, moet
toch wel zijn waterrijkdom zijn opgevallen; zijn groote,
breede slooten en vaarten, zich soms tot kleine meren
verwijdend, die zich naar allerlei richtingen uitstrek
ken maar tevens moet het hem dan hebben bevreemd,
dat op die wateren van scheepvaart hoegenaamd geen
sprake is.
Rustig en wel liggen ze daar al meer dan 200 jaar
lang; hun oppervlak wordt niet doorkliefd door snel
varende booten of vlugge zeilers, het zijn „doode ein
den" gelijk de binnenschipperij ze noemt.
Maar toch, die binnenschipperij zelve is niet dood.
Het varen op Holland's binnenwateren en het vervoe
ren van goederen zal zoolang ons land bestaat en zoo
lang ons land handelt, verkoopt, den landbouw of de
nijverheid uitoefent een winstgevend en natuurlijk be
drijf zijn, dat zijn reden van bestaan daarin vindt, dat
er altijd plaatsen zijn, waar spoorwegen en trams niet
kunnen komen en omdat de schipper zoo noodig zijn
schip in een drijvend pakhuis kan veranderen en dan
overligdagen vergoed krijgt.
Aan de binnenschipperij ligt het dus niet, ook niet
aan de binnenwaterwegen, maar tot nog toe uitslui
tend en alleen aan den toegang tot die wegen en wel
aan den eenig bestaanden toegang.
Het huis, de kamers, gangen en portalen zijn ruim
genoeg maar de deur is te nauw, die hangt in te oude,
men zou bijna zeggen, verroeste scharnieren, die een
wijdere openzetting zeer moeielijk, zoo niet onmogelijk
maken.
Immers al die vaarten, slooten en plassen liggen in
een gebied, dat omringd is door cén zwaren dijk, die
loopt van de schutsluis bij de Zes-Wielen bij Alkmaar
naar het Noordwesten onder den naam van Zuider- en
Noorder Rekerdijk langs het Noordhollandsch kanaal
over Schoorldam tot aan het gehucht Krabbedam; van
Naar het Duitsch
van
FRANZ ROSEN.
6)
„De huiselijke kost is altijd de beste," zeide hij en
begon flink toe te tasten. Zij ging met opgestroopte
armen, die tot aan de ellebogen .door de witte geste
ven mouwen bedekt waren, tegenover hem zitten, en
keek kalm en onverschillig toe. Daarbij liet zij zich
ondervragen, hoe het hun in die zeven jaar was
gaan.
„Hoe gaat het met Uli? Hoe ziet hij er uit?"
„Verbrand, krachtig, zeer gezond."
„En is hij nog altijd zoo vroolijk, als toen wij nog
als jongelui bij elkaar waren?"
„O ja. Voor zooverre daartoe aanleiding bestaat."
„Welnu, aanleiding is er toch genoeg voor! Ik denk,
dat het jelui goed gaat?"
„O ja."
„En wat heb je voor kinderen? Waar zijn ze?"
„Zij spelen ergens op het bleekveld. Wij hebben er
drie."
„Twee jongens en een meisje, als ik mij wel herin
ner
„Ja, Alois is zes, Christen is vijf en Mareili is eerst
drie jaar."
„En zijn ze alle drie gezond? Beleef je er pleizier
van?"
„O ja, zeker pleizier!" Barbara's beweginglooze
oogen bliksemden plotseling eenigszins op.
„En op de boerderij, is bet daar altijd goedgegaan V
Over Barbara's gezicht gleed weer een donkere scha
duw.
„Zooals de tijden dat meebrachten. Op de hofstede
is alles goed in orde, zooals dat reeds tijdens het leven
hier zet hij zich onder den naam van West-Erieschen
zeedijk in Noordoostelijke richting voort langs Sint-
Maarten, buigt benoorden Schagen om naar het Oos
ten langs de buurtschappen Keins en Kreil tot aan
Kolhorn, om van hier voorbij Winkel de Zuiderzee te
bereiken; loopt verder onder den naam van Noorder
Koggendijk langs Aartswöud en de Zuiderzee om Me-
demblik naar Enkhuizen en ten slotte onder den
naam van Drechterlandschen zeedijk langs Hoorn tot
aan Schardam.
Hier wordt aansluiting verkregen met het andere
deel van den dijk, die van meergemelde schutsluis
eerst onder den naam van omloopsdijk den polder Ou-
dorp omsluitend, later onder den naam van Huigen-
dijk Oostwaarts loopt, om langs Ursem, Avenhorn en
Oudendijk bij Schardam de Zuiderzee te bereiken. (l).
En nu is de eenige voor schepen geschikte doorgang
door dezen Chineeschen muur het schutsluisje aan
de Zes-Wielen tegenover Alkmaar; dit is het poortje,
waardoor alles moet passeeren, wat te water het
vruchtbare en welvarende West-Friesland wil bereiken
en dat bovendien door zijn kleine afmetingen nog een
groote belemmering vormt voor de moderne binnen
schipperij met haar motorbooten en flinke stalen sche
pen.
Maar heeft de koene schipper zich met zijn vaartuig
eenmaal ontworsteld aan de nauwe insluiting, dan ligt
voor hem open een breed en alleszins bruikbaar vaar
water, dat hem langs de ringvaart van de Heer-Hugo-
waard en langs de Langereis brengen kan ver het
Noord-Oosten in van het ingesloten gebied, tot waar
hij bij Aartswoud tegen den Zuiderzeedijk stuit.
Een ruim scheepvaart-kanaal van Alkmaar in
Noordoostelijke richting tot aan de Zuiderzee is der
halve volstrekt geen onbereikbaar ideaal, integendeel,
het bestaat reeds, het behoeft slechts te worden open
gebroken door middel van de vergrooting van de schut
sluis en door eenige verzwaringen van sommige dijks-
gedeelten.
Het belang van het gewest op zich zelf zou de tot
stand koming van een dergelijken waterweg al recht
vaardigen, maar hoe meer nog zal de beteekenis van
dezen toekomstigen waterweg toenemen wanneer een
maal het wetsontwerp tot gedeeltelijke drooglegging
van de Zuiderzee tot wet zal zijn verheven, m. a. w.
wanneer men eenmaal beginnen zal met de droogleg
ging van de Wieringermeer, van de Zuiderzee ten Zui
den van Wieringen tot Medemblik; dan eerst wordt
dit vaarwater niet uitsluitend meer een zaak van ge
westelijk of provinciaal belang, dan wordt het eene
van algemeen rijksbelang, in zooverre de drooglegging
der Zuiderzee een nationale zaak behoort te zijn.
Het wordt dan de eenige toegangsweg te water tot
in het hart van den nieuwen 21.700 H. A. grooten
polder, eerst zijn diensten verleenend voor den opvoer
van materialen, zal het later de nieuwe Zuider-zeebe-
woners snel in verbinding brengen met het Noordhol
landsch kanaal en vandaar uit naar de zuidelijke dee-
len en plaatsen der provincie.
(x). Voor een juistere en meer nauwkeurige om
schrijving wordt verwezen naar de werken van P.
Schuitemaker Jz.„Hollands Noorderkwartier met be
trekking tot zijn Waterstaat," met een voorwoord ter
aanbeveling van Jhr. Mr. J. W. M. Schorer en „De
West-friesche Dijk en zijn onderhoud van de vroegste
tijden tot heden." Voor hen, die belang stellen in den
waterstaatkundigen toestand van het Noordhollandsch
polderland en van de administratief-rechtelijke licha
men, die daaraan hun ontstaan hebben te danken, kan
de lezing dezer beide belangrijke werkjes ten zeerste
worden aanbevolen.
van 'je vader het geval was." Het verheugde hem, dat
zij daarvoor oog scheen te hebben en hij zag haar
vriendelijk aan.
„En jij hoe heb jij je terecht kunnen vinden met
het werk van den boerenstand? Je hadt er niet veel
verstand van."
„O, voor mij was het of ik in den hemel kwam,
na het armoedige leven, dat ik -gewoon was te lijden
En de arbeid heeft mij gezond en sterk gemaakt."
„En ge houdt nog altijd veel van elkaar, jij en Uli?"
Zij zag hem met groote oogen aan, een hoogmoedige
blik tref hem. Hij bemerkte dat.
„Je moet er niet verwonderd over zijn, dat ik dat
alles zoo vraag," zeide hij goedmoedig. „Men hoort in
de wereld zooveel van echtgenooten, die in het begin
in de'grootste liefde naast elkaar leven, ja, alsof ze
anders zouden moeten sterven en na een paar jaar
denken zij aan niets anders dan aan de beste manier
om elkaar maar kwijt te raken, vooral bij lieden nu,
je weet het immers, hoe men er zich over verwonderd
heeft, hoe twee menschen aan elkaar zijn gekomen die
zoo weinig bij elkaar schenen te passen."
„Ja, ik weet het," antwoordde zij haastig. Men meen
de, dat de arme kantwerkster alles behalve een sieraad
was voor de rijke hofstede en in jelui boerenkliek
„Ik niet," viel hij haar plotseling levendig in de re
de en keek haar daarbij met zijn eerlijke oogen aan.
„Ik zeker niet. Ik heb er alleen aan getwijfeld of gij
het gedaan zoudt krijgen je in dat leven in te leven."
„Nu, daaromtrent kunt ge gerust zijn," zeide zij
koel.
„En het overige kun je immers aan Ulrich vragen."
Toen bracht zij het gesprek op hem zelf en zijn leven
in de wijde wereld.
Rainer was Amberger's eenige broeder en sltechts
weinig jonger dan bij. Beiden hadden hun vader ge
holpen bij het boerenbedrijf, totdat hij gestorven was
en de moeder met de zuster naar familie in het Haski-
dal verhuisd was en het beheer van de hofstede aan
hen alleen had overgelaten. Samen hadden zij ze be
stuurd en bewerkt in broederlijke eendracht, twee ja
ren lang. Ten tijde dat Ulrich om Barbara ging, nam
Bijna onnoodig is het hier te wijzen op het groote
belang van Alkmaar, liggend aan het knooppunt, bij
de totstandkoming van dezen nieuwen waterweg.
Voor hen, die zoo gaarne zien, dat Alkmaar vormen
zal het middenpunt van een uitgebreid net van goede
verkeerswegen naar alle richtingen heen, moet dit een
aansporing zijn om aan deze zaak hunne medewerking
te verleenen.
Want betrekkelijk-velen zullen de bezwaren zijn aan
de uitvoering van dit plan verbonden, zij laten zich
splitsen in bezwaren van admiriistratief-rechtelijken en
natuurlijk in die van geldelijken aard.
Bij de samengestelde verhouding tusschen de bestu
ren der waterschappen en polders onderling spelen de
administratiefrechtelijke bezwaren een niet minder ge
wichtige rol dan de geldelijke; ja, het wil ondergetee-
kende toeschijnen, in dit bijzonder geval zelfs een over
wegende.
Want hoe menig weldoordacht plan is nooit tot uit
voering kunnen komen tengevolge van het ontbreken
van de noodige overeenstemming der besturen, eerder
dan door gemis aan geld?
Ook tot volvoering van het hierboven aangegeven
plan is overeenstemming van gevoelen der verschillen
de colleges een eerste vereischte en ondergeteekende
ontveinst zich geenszins de groote moeielijkheden hier
aan verbonden; doch waar er is een wil, daar is ook
een weg, en de overtuiging dat het tot stand komen
van het bier geschetste plan in het waarachtig belang
zal zijn van de geheele provincie en van het nieuw te
vormen gebied, zal naar ondergeteekende hoopt en ver
wacht, ten slotte de overwinning behalen en eenheid
brengen in de beslissingen der talrijke colleges, van
wie de uitvoering geheel afhankelijk is.
Want niet gering in aantal zijn deze waterschappen
cn polderbesturen, op wier samenwerking en steun het
in deze aankomt.
Beschouwt meu eerst het corpus delecti zelve, dan
is het van algemeene bekendheid, dat de schutsluis
aan de Zes-Wielen in eigendom en onderhoud behoort
aan de gemeente Alkmaar, die door verpachting der
sluis gelden ook de inkomsten geniet.
Verder is zij gelegen in het gebied der naburige ge
meente Oudorp, waarvan het bestuur door het uitvaar
digen van politieverordeningen op het bevaren der toe
gangswegen de gemeente Alkmaar ter hulp moet ko
men bij de bescherming van haar wettig eigendom.
De sluis ligt iu den hierboven genoemden West-frie-
schen omringdijk, die geheel onder toezicht staat van
een college, dat den naam draagt van: Hoofdingelan
den van West-Friesland; terwijl het dijksgedeelte,
waarin de sluis zich bevindt, in onderhoud is bij het
West-friesche ambacht, genaamd Geestmerambacht.
Zij keert het water van den Schermerboezem, staan
de onder toezicht van een wetgevend en besturend col
lege: Het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende
Sluizen van Kënnemerland en West-friesland;
en verleent toegang tot den z. g. Raaksmaatboezem,
den boezem van Geestmerambacht bovengenoemd,
staande onder hetzelfde bestuur als het ambacht.
Boven al deze colleges staan dan nog Gedeputeerde
en Provinciale Staten van Noord-Holland ter controle
en ter beslissing van geschillen.
Men vrage zich dus eens af, hoeveel er zal moeten
worden geadviseerd, geconfereerd, gedebatteerd en ge
concludeerd eenvoudig om een te nauw schutsluisje te
verruimen. Wat het vaarwater dan zelf betreft, hier
kan men nog van een meevaller spreken, daar het in
zijn geheele lengte vanaf de sluis tot aan het eindpunt
onder beheer staat van het reeds genoemde bestuur
van Geestmerambacht, dat ook het toezicht heeft over
den westelijken dijk van den aanstaanden waterweg,
Rainer het besluit naar het buitenland te gaan
naar men zeide om een ongelukkige liefde, hoewel nie
mand er het rechte van wist. Om der wille van zijn
broeder bleef hij nog, totdat deze met zijn jonge vrouw
was getrouwd. Den volgenden dag verliet hij het
ouderlijk huis. Hij ging in de leer bij een architect in
Baden en leerde daar flink, trouwens al wat hij aan
pakte deed hij met ernst. Hij kreeg weldra een vaste
aanstelling, werd vaak op reis gezonden, leerde landen
en menschen kennen en bleef toch steeds in zijn hart
en met eiken droppel bloed een kind van de bergen.
Berichten waren er zelden van hem gekomen. Wat
zou hij ook anders schrijven, als dat hij leefde en ge
zond en tevreden was? Van zijn vak begrepen ze thuis
toch weinig of in het geheel niets; de landstreken die
hij bezocht kenden zij zelf niet bij name. Hij zou im
mers bij gelegenheid wel eens thuis komen en dan kon
hij mondeling zijn schade inhalen.
En nu was het zoover gekomen. Nu zat hij in het
ouderlijk huis, at van de zelf gewonnen spijzen en
ademde den geur in der bergweiden, die hij gedurende
zeven jaren had moeten ontberen.
Toen Ulrich Amberger zonder erg thuis kwam en
zijn broeder aan zijn tafel zag zitten, barstte hij in een
waren, verkwikkenden jubel los. Verdwenen was de
laatste rest van de gedrukte morgenstemming. H'
sloot den lang ontbeerden broeder in ie armen en keek
hem trotseh en teeder aan.
„Wat ben je een L'linke kerel geworden, Rainer, en
je was zoo'n smal ventje toen je wegging." En toen be
gon het vragen en vertellen en dra waren zij weder op
den ouden vertrouwelijken voet met elkaar, niet als
waren zij zeven jaren, maar slechts even zoovele dagen
van elkaar gescheiden geweest.
In tusschen ging Barbara de kleine opkamer voor
Railier in orde maken, ook voegde zij bij het eenvoudi
ge middagmaal nog een bijzondere lekkernij. Zij wa.
daarbij zeer vroolijk. Haar zwager had een gunstigen
indruk op haar gemaakt; wie weet, zou van hem niet
een gunstige invloed op haar man uitgaan. Nu riep
ze de kinderen binnen, waschte hen, stak hen in hun
zondagsche plunje en zond hen naar de veranda, om
den z. g. Oosterdijk; alleen wat den oostelijken dijk be
treft, gevormd door den ringdijk van de Heer-Hugo-
waard, zal het bestuur van dien polder ook een woordje
hebben mede te spreken.
Als tweede meevaller kon dan nog worden geboekt
het feit, dat de dijken langs het afwateringskanaal de
Langereis reeds voldoende zijn verzwaard.
Overigens zou er kome dan een nieuwe waterweg
of niet verhooging en verzwaring van den Ooster
dijk en van den ringdijk van de Heer-Hugowaard, bij
den tegenwoordigen stand van zaken, volstrekt geen
overbodige weelde zijn.
Zal het mogelijk zijn, dat al deze colleges tot over
eenstemming geraken, zal het gelukken lien te doen
inzien van hoe groot belang voor het geheele gewest
dit toekomstige vaarwater zijn zal en zal het gelukken
den krachtigen steun der Rijksregeering te verwerven;
van het rijk, dat niet minder belang heeft bij een goe
de verbinding te water met het eerste gedeelte zijner
grootsche onderneming
Want indien het plan tot het aanleggen van een
nieuwen waterweg dwars door West-friesland eenmaal
genade vinden kan in de oogen der regeering des
lands, dan wordt de oplossing van het vraagstuk der
kosten heel wat gemakkelijker, immers zij verzinken in
het niet bij die der geheele drooglegging. Zonder een
behoorlijke verbinding zal ook het Rijk het niet kun
nen stellen; spoorwegen naar het nieuw te veroveren
gebied bestaan er niet; wel is concessie verleend voor
den aanleg van een locaal-spoor van Schagen naar de
van Ewijcksluis, doch volgens de in de couranten ge
publiceerde kaart, valt deze sluis voorloopig buiten den
dam, die Wieringen verbinden moet met den vasten
wal en vrij ver ook valt zij daarbuiten; om dezelfde re
den is dan de verbinding te water langs liet Groot-
noordliollandsch kanaal door de Zijpe langs de Groote-
Sloot en Oude-Sluis naar de van Ewijck-Sluis van nul
en geener waarde.
Spoor- en tramwegen zijn, wanneer die moeten wer
den aangelegd, in West-friesland zeer duur tengevolge
van de vele wateren, die kostbare kunstwerken ver-
eisclien.
Hoe gunstig steekt daar dan niet tegen af de hier
besproken 25 a 26 Kilometerlange waterweg, die nog
met een paar kilometers kan verkort worden, indien
men in plaats van de Westelijke de Oostelijke ring
vaart van de Heer-IIugowaard volgt?
Een eenigszins flinke stoomboot zal den Alkmaar
der binnen twee uur kunnen brengen midden in het
nieuw te veroveren gebied en den bewoner van Scha
gen in nog korter tijd.
Laten gemeente- en polderbestuur, Rijks- en Provin
ciale Regeering de handen ineenslaan om het Noor
derkwartier te bezorgen een nieuwen belangrijken wa
terweg, waarvoor om zoo te zeggen geen spade
in den grond behoeft te worden gestoken en die daar
sinds eeuwen ligt te sluimeren, maar die om te ont
waken slechts noodig heeft het gezond verstand, den
practischen blik en den overeenstemmenden wil der par
tijen om dan te gedijen tot een baan, waarlangs wel
vaart en beschaving zich kunnen voortplanten naar
nieuw te veroveren gewesten.
Vroeger zoowel als nu is het water Holland's vij
and, moge het beleid der autoriteiten nog eenmaal te
meer bewijzen dat het water ook Holland's vriend kan
zijn.
Mr. A. STUURMAN.
Semarang. Ned. Indië. Februari '08.
Naschrift. Bovenstaande regelen waren reeds ge
deeltelijk aa.n 's schrijvers pen ontvloeid, toen de mail
hem de nadere bijzonderheden bracht omtrent de poli
tieke gebeurtenissen in Nederland. De mogelijkheid
den nieuwen oom goeden dag te zeggen.
Toen zij iets later zelf kwam, had Rainer de kleine
Mareili op de knie, de jongens drongen zich aan beide
zijden dicht tegen hem aan, hij snapte met hen en zij
antwoordden en vroegen erg vertrouwelijk. Vóór hen
op den grond lag de ruigharige wolfshond, hij keek nu
eens op naar den broeder van zijn meester, dan weer
keek liij uitdagend in het rond als wilde hij zeggen:
„Dezen hier, heb ik ook onder mijn bescherming geno
men."
Rainer had dus op de een of andere wijze het ver
trouwen van de kinderen en den hond weten te win
nen. Mannen echter, die .met kinderen en honden
vriendelijk omgaan, zijn goede mannen, dacht Barbara.
Het ging aan den middagdisch vroolijker toe dan
sedert langen tijd op de Amberger hofstede het geval
was geweest. Men zag, hoe goed deze vroolijkheid Ul
rich deed; hij groeide er bepaald in, als een boom in
de zon, terwijl Barbara terughoudend bleef, alsof zij
zich niet eerst aan een toestand wilde gewennen, die
naar liet zich liet aanzien, toch niet van langen duur
zou zijn.
Toen het warmste gedeelte van den dag voorbij was,
ging Rainer met zijn broeder naar het dorp, om zich
een boerenpak te koopen en eenige oude bekenden te
begroeten. De avond was reeds gevallen, toen zij te
rugkeerden. Barbara was al ongeduldig geworden.
Toen Rainer in de nette, flinke boeren kleeding, die
bij verheugd als hij was over zijn terugkeer in het va
derland, en geheel opgaand in de daar heerscbende ge
bruiken, dadelijk had aangetrokken, in de kamer trad,
zou zij hem haast voor haren man hebben aangespro
ken, zoo sprekend kwam de gelijkenis der beide broe
ders thans aan den dag.
Toen zaten de broeders in het donker op de bank
voor het huis ouder de ahornboomen. Zij hadden de
korte pijpen aangestoken en boden een beeld van beha-
gelijke en eendrachtige rust. Aan de overzijde glinster
de de witte sneeuw door de blauwdonkere lucht. De
rotsbergen stonden daar stom en donker. Van uit het
dal steeg het geruisch van de Liitschine als een eeuwi
ge golf omhoog. Wordt vervolgd.