DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
No. 103
Honderd en tiende jaargang.
1908
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
ZATERDAG
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
2 MEI,
Uit den Baad-
BINNENLAND.
Telefoonnummer 3.
Tweede Kamer.
Atjeh.
Flores.
ALKMAARSCHE COURANT,
r®
RIA.V1
Bestonden de belangstellenden en belanghebbenden
die èen deel der vootlaatste raadsvergadering bijwoon
den uit vertegenwoordigers van den onderwijzenden
middenstand, Woensdag verscheen de neringdoende
middenstand op de publieke tribune. Natuurlijk wa
ren deze heeren gekomen naar aanleiding van het
adres van de B. C. Middenstandsvereeniging „de Han
ze," de Alkmaarsche winkeliersvereeniging en de hor-
logemakersvereeniging, welk adres het verzoek behels
de om het marktgeld voor de Zaterdagsche markt te
willen verhoogen Nu had men hen te voren wel kun
nen inlichten dat dit adres zou worden gesteld in han
den van B. en W. om bericht en raad, zoodat een be
spreking van het onderwerp, dat hun de hooge trap
van het stadhuis deed beklimmen, in deze zitting niet
zou plaats hebben. De heeren zijn evenwel verschenen
en zij hebben dan toch nog het genoegen gesmaakt
hun communalen woordvoerder in het strijdperk te
zien en te hooren, daartoe uitgelokt door den heer
Uitenbosch, die, naar hij zeide, tot meerdere eere en
glorie van de zaak, welke zooveel pennen en gemoede
ren in. beweging had gebracht, als informatie aan B.
en W. mededeelde, dat de leden der 3 organisaties zóó
weinig belangstelling hadden getoond, dat nog geen
tiende deel op de vergadering, waarin het punt werd
behandeld, tegenwoordig was en dat nog niet eens met
algemeene stemmen tot het indienen van het adres
was besloten. Dit liet de heer Fortuin niet op den
middenstand en niet op zich zelf zitten. Hij sprak
maar dadelijk van „verdachtmaking" en wanneer de
heer Uitenbosch zeide dat die geringe opkomst een be
wijs was van geringe belangstelling, dan verklaarde
hij, dat zij een blijk van vertrouwen was in het bestuur
en dan stond hij, de heer Fortuin, veel sterker.
Wij kunnen ons begrijpen, dat de voorzitter van een
debat, dat op zulk een wijze werd ingezet, liever niet
wilde weten. Ook ware het ongetwijfeld beter geweest,
dat de heer Uitenbosch zijn inlichting -voorloopig maar
voor zich had gehouden. Doch nu zij was gegeven,
was het voor den heer Fortuin toch niet noodzakelijk
om het groote woord „verdachtmaking" uit te spreken.
Waarom plaatst dit lid geen wachter voor den mond,
zoodat niet dadelijk over zijn lippen komt, wat het
oogenblik hem ingeeft?
Wat zijn verklaring betreft, wij hebben haar vrij
sceptisch aangehoord. Doch daarover valt niet te twis
ten. Of de heer Fortuin gelijk had, zou alleen kunnen
worden uitgemaakt door een stemming onder al de le
den der betrokken organisaties. En nu gelooven we
wel dat de horlogemakers in overgroote meerderheid
er voor zullen zijn om dien eenen man op de Zaterdag
sche markt te treffen, maar dat de meerderheid van de
A. W. V. en de It. O. M. V. vóór een dergelijken maat
regel zou wezen als door adressanten wordt ge
vraagd, dat wil er bij ons niet in.
Wij hebben dan ook te veel vertrouwen in het gezon
de verstand en de billijkheidszin van het college van B.
en W. en van den Baad, dan dat wij zouden durven
veronderstellen dat zij verder zouden gaan, dan tot het
nemen van een fiscalen maatregel, die billijk en ge-
wenscht is. Over het adres zullen wij derhalve maar
niet veel meer zeggen. Slechts moet ons de opmerking
uit de pen dat er wel veel woorden in staan, doch dat
waardevolle gegevens, n. 1. cijfers ontbreken. Het
eenige getal dat genoemd wordt is 1 per M2. staan
geld met een minimum van 1.50 per week. Maar
waarop is dit cijfer gebaseerd? We mogen er naar ra
den en ook blijven we in het onzekere verkeeren om
trent de verdiensten van de marktverkoopers, want dat
aan de cijfers, een vorige maal door den heer Fortuin
genoemd, niet de minste waarde valt toe te kennen,
staat bij ons vast, nu we verschillende malen die markt
hebben bezocht en hier en daar eens hebben geïnfor
meerd.
Op de kwestie van het al-of'-niet-voorlezen van het
adres dat heusch niet zoo fijn was geschreven als de
voorzitter zeide zullen we maar niet ingaan. Even
moeten we echter stilstaan bij een opmerking van den
heer Van den Bosch, die met stemverheffing sprak
over dubbelzinnigheden, welke sommige personen bij
het aanprijzen hunner marktwaar debiteeren en welke
de ergernis opwekken van groote menschen en kinde
ren. Wij hebben echter, zoo vaak wij de markt bezoch
ten, nooit iets gemerkt van zich ergerende groote men
schen en kinderen, noch van dubbelzinnigheden. Zeer
acLrem merkte de voorzitter dan ook op, dat wanneer
het werkelijk zoo ergerlijk was, als de heer Van den
Bosch zeide, het jammer was dat deze heer het hem,
qua hoofd van politie, niet veel eerder had medege
deeld. De heer Van den Bosch antwoordde dat hij het
eerst kort geleden had „ontdekt," doch hij hoopte,
dat nu in het publiek de aandacht er op was gevestigd,
het door hem gesproken woord de kwaal zal doen ver
minderen. Maar wanneer dergelijke onkiesche dubbel
zinnigheden 's Zaterdags op het Hof niet worden ge
hoord, is daarmede nog niet gezegd, dat dit in de laat
ste weken wèl het geval is geweest! Dit willen we
maar even opmerken.
Er is Woensdag een tweede adres bij den Baad inge
komen, dat de aandacht verdient. Verschillende inwo
ners van Bergen hebben zich tot onzen gemeenteraad
gewend. Zij noemen zich „belangstellenden, zoowel di
rect als indirect bij een vlug verkeer per tram tusschen
Bergen en het spoorwegstation te Alkmaan"
„Is voorshands zeggen zij een betere directe
verbinding met het spoorwegstation te Allernaar, zooals
Egmond die bezit, onmogelijk, dan hopen zij dat ten
minste meerdere belemmeringen van het verkeer met
dat spoorwegstation zullen worden voorkomen." Zij
vreezen die belemmering in een wijziging welke de H.
IJ. S. M. wil aanbrengen, door verlegging van het
eindpunt van de Berger tram van „Kinheim" naar de
Korte Nieuwesloot en daarom verzoeken zij onzen
Baad medewerking voor verandering in den bestaan-
den toestand niet te willen verleenen.
Hadden de dames en heeren zich eerst eens op de
hoogte gesteld van de zaak, waarover zij meenden te
moeten adresseeren, dan zouden zij ongetwijfeld hun
adres niet in dier voege hebben verzonden, dan zouden
de „belanghebbenden, zoowel direct als indirect bij een
vlug verkeer per tram tusschen Bergen èn het spoor
wegstation te Alkmaar" zich wellicht tot den Baad ge
wend hebben met het verzoek, een zoo krachtig moge
lijke medewerking te willen verleenen, opdat de dooi
de H. IJ. S. M. voorgenomen verandering in den be-
staanden toestand spoedig tot stanc] kome, omdat
daardoor voor Bergen een directe verbinding met
het spoorwegstation te Alkmaar, zooals Egmond die
bezit, tot stand zal komen. Het ligt immers in de be
doeling van de H. IJ. S. M. om de tram van het stati
on Alkmaar te doen afrijden en daarook te doen aan
komen zonder rangeeren bij de abri. Wat de dames en
heeren dus wenschen, wil de H. IJ. S. M. ook. En
wanneer zij te Alkmaar komen, moeten ze eens letten
op de roode paaltjes, aan dgzen kant van den over
weg welke den, as aangeven van de bocht, die de rails
daar zullen moeten maken, opdat de tram dadelijk van
den Heldersehen weg naar het station kan rijden.
En wat nu de verlenging van de lijn betreft, deze
geschiedt enkel en alleen voor het goederenvervoer van
de H. IJ.S. M. Nu adressanten dit alles weten, zul
len ze zeker gaarne zoo spoedig mogelijk aan den Alk-
maarschen Baad melden, dat hun adres op een vergis
sing berust. Nu, ze hebben gelegenheid hun fout vlug
te herstellen Woensdag is er weer raadsvergade
ring
Nu wij toch over de tram spreken, kunnen we ook
direct wel even de opmerking van den heer Uitenbosch
bij de rondvraag ter sprake brengen. Waar de gemeen
te zooveel voor de hygiëne doet, mag men, zeide dit
raadslid, ook wel de puinplaats, welke de niet altijd
even goed overdekte vleeschwagens moeten passeeren,
opruimen. Het is ongetwijfeld niet opzettelijk, dat de
voorzitter deze opmerking geheel onbeantwoord liet.
Zijn bedoeling zal geweest zijn, overweging van dit
denkbeeld in het college van B. en W. toe te zeggen.
En het is ten zeerste te hopen, dat daar aan dien on-
ooglijken toestand een einde komt. Daarvoor pleit
niet alleen een hygiënisch motief, maar ook een
aesthetisch en wij weten dat ook hiermede in deze net
te stad rekening gehouden wordt. Zou het niet op den
weg van onze vereeniging tot bevordering van het
vreemdelingenverkeer liggen, op verbetering van der
gelijke ongewenschte toestanden aan te dringen?
De heer Uitenbosch, sprekende over het vervoer van
het vleeseh, had wel wat beter kunnen doen uitkomen,
dat dit soms veel te wenschen overlaat, meer dan
eigenlijk geoorloofd moest zijn. Herhaaldelijk komt
men karren tegen, met stukken vleeseh van onder het
dekkleed uit. Zelfs hebben we zulke karren onbeheerd
op den openbaren weg zien staan. Zouden de slagers
hierin zelf geen verandering willen brengen, door het
coöperatief aanschaffen van vleeschwagens, zooals
men die in andere steden ziet? Of zou anders de ge
meente zelf een dergelijk vervoer niet kunnen ter hand
nemen, tegen tarieven, die erop zijn berekend, dat deze
exploitatie „uit" kan, dus zonder winst op te leveren?
Abusievelijk, zeide de voorzitter, was op de agenda
geplaatst het punt; voorloopige vaststelling van het
uitbreidingsplan der gemeente. Dit punt was afgedaan
in een voorvergadering. Hebben wij wel, dan had de
ze voorloopige vaststelling geen ander doel, dan
's raads goedkeuring te verkrijgen op de wijzigingen,
welke de geraadpleegde deskundigen, de heeren Sprin
ger uit Haarlem en Mulock Houwer uit Gronjngen
noodig hebben geoordeeld in het ontwerpplan van on
zen directeur van gemeentewerken. Daar die goedkeu
ring verkregen is, kan men het plan „in het net" bren
gen, en zullen dus de kaarten en grondteekeningen
binnen niet te langen tijd voor een ieder op de ge
meentesecretarie ter inzage worden gelegd. Waar on
ze voorvaderen lang niet altijd voldoende gezorgd heb
ben voor regelmatigen uitleg en goede bebouwing, daar
doet het goed te mogen vernemen, dat hij ons stadsbe
stuur het streven voorzit, om niet alleen in de toe
komst te voldoen aan de eischen van verkeer, gezond
heid en schoonheid, maar ook om zooveel mogelijk de
vroeger begane fouten te herstellen. Wij juichen dit
"streven van harte toe en als waar is, wat wij gehoord
hebben en waaroj) wij thans niet nader zullen in
gaan dan vertrouwen wij dat B. en W. èn den Baad
èn de burg-erij achter zich hebben, als zij straks komen
met ingrijpende plannen, die onze stad ongetwijfeld
ten goede zullen komen, en waarvan de rijkswetgever
de vervulling mogelijk maakt op een niet te kostbare
wijze.
s
Wat vroeger niet mogelijk was, is dit thans wel. Te
genwoordig gaat het algemeene belang boven het parti
culiere. De heer P. Bijl zal dit en al klinkt het
hard, toch zeer terecht moeten ondervinden. Hij
heeft aan den Bergerweg achter zijn woning een smal
stukje g-rond, waarop thans een reeks hokken voor de
Egmondzeesche honden staan. Hij wilde daarop een
paar woningen zetten, die dan echter onmiddellijk aan
den weg zouden komen te staan. Het college van B.
en W. weigerde de vereischte vergunning tot het bou
wen te geven. Daarop heeft de beer Bijl zich tot den
Baad gewend met het verzoek „zijne belangen wel in
ernstige overweging te willen nemen."
B. en W. adviseerden evenwel den Baad zich te hou
den aan hetgeen zij hadden besloten. Werd den heer
Bijl toegestaan op dat terrein de twee woningen te
bouwen, dan zou er strijd ontstaan met artikel 29 der
Bouw- en Woningverordening. Het derde lid van dat
artikel zegt: „Is voor eenige bestaande straat door
den Baad geen rooi- of bouwlijn vastgesteld, dan wordt
als zoodanig beschouwd, de lijn, waarin de wederzijds
belendende gebouwen of afscheidingen staan. Liggen
deze in verschillende rooi- of bouwlijn, dan geldt 'tver-
lengde van de rooi- of bouwlijn van het meest achter
waarts gelegen gebouw of afscheiding."
Nu werd Woensdag in de eerste plaats o. i. ten
onrechte in den Baad betwist dat deze bepaling
hier van kracht zou zijn, omdat in het onderhavige ge
val geeirisprake is van aangrenzende perceelen. En ten
tweede werd door verschillende sprekers de nadruk ge
legd op de omstandigheid dat de heer Bijl door de ver
ordening in een onaangename positie is gebracht, daar
zijn terrein zoo goed als waardeloos wordt, wanneer hij
daarop niet mag bouwen. Tegenover deze meeningen
werd gesteld de opvatting, die wij deelen, dat de ver
ordening hier wel van toepassing is en dat het parti
culiere belang hier moet zwichten voor 'het algemeene,
dat een goeden verkeersweg eischt. Men had er aan
kunnen toevoegen, dat de eigenaar in de gelegenheid
is geweest zijn terrein te verkoopen.
Het voorstel van B. -en W. werd verworpen met ze
ven tegen zes stemmen. Hoor dit votum verklaarde de
Baad dus dat ze niet meeging met de weigering van
B. en W. De logische gevolgtrekking hieruit ié dat
de Baad de door B. en W. geweigerde vergunning tot
het bouwen der twee woningen verstrekte. Wij kun
nen ons voorstellen dat de heer Bijl, 's avonds de cou
rant lezende, verheugd is geweest over het besluit.
Maar dan is ?ijn vreugde van korten duur geweest.
Immers denzelfden avond ontvingen we te laat om
nog op te nemen, weshalve wij haar Donderdag plaats
ten van de secretarie de verrassende mededeeling,
dat na de behandeling van het kohier van den Iloofde-
lijken Omslag in geheime zitting, de vergadering is
heropend en dat de voorzitter toen heeft medegedeeld,
dat het Dagelijkscli Bestuur in liet besluit niet ziet de
vergunning aan den heer Bijl om de thans aldaar
door hem voorgenomen bouwplannen ten uitvoer te
brengen. In verband hiermede stelde het Dagelijksch
Bestuur voor in een volgende vergadering een voorstel
te doen tot vaststelling van een rooilijn te bedoelder
plaatse, met welk voorstel de Baad zich zonder hoofde
lijke stemming vereenigde. Die beslissing schijnt zon
derlinger dan zij in werkelijkheid zal zijn. Wij twijfe
len geen oogenblik aan de goede trouw van den
Baad. Maar waar het hier geldt een beperking van het
eigendomsrecht, daar meenen we te mogen aandringen
op de meest mogelijke openbaarheid. We hopen dan
ook in de volgende vergadering, hetzij van af den voor-
zitters^etel, het zij van af een raadszetel een nadere
verklaring van het nadere raadsbesluit te zullen hoo
ren, opdat den betrokkene gesteld dat hij dit wilde
de gelegenheid wordt ontnomen te zeggen, dat de
Baad hem onbillijk heeft behandeld.
De ontwerpverordening tot het vestigen van een
bouwverbod die toevallig op bet bovenstaande volg
de ging er gelukkig met vlag en wimpel door.
Artikel 27 der Woningwet geeft den gemeenteraad
de bevoegdheid in het belang van stelselmatige bebou
wing te verbieden, dat gebouwen worden gebouwd of
herbouwd op grond, welke ingevolge een voorafgaand
raadsbesluit in de naaste toekomst voor den aanleg-
van een straat, eene gracht of een plein is bestemd.
Dit „voorafgaande raadsbesluit" werd genomen 3 Sep
tember 1907, waarbij werd vastgesteld een plan van
uitbreiding, omvattende de gronden tusschen de Ken-
nemersingelgracht, de Iloevervaart, den Westerweg en
de Lindenlaan (dus ook het land van Holtz). Het ver
bod tot aanbouw en herbouw wordt noodzakelijk geacht
in verband met de openbare wegen, die op deze gron
den zijn ontworpen. Wijl het verbo3*fneer dan één
derde gedeelte van de gronden, in het plan begrepen,
betreft, moeten de redenen worden medegedeeld, waar
om niet tot aankoop of onteigening wordt overgegaan.
Die reden is, dat het zeer lang kan duren alvorens het
verbod toepassing vindep zal. Er is dus een besluit
genomen voor de toekomst, dat vooral beoogt het bren
gen van een beteren toestand in de omgeving van de
Korenlaan. Ook dit besluit verdient ten volle goed
keuring en ongetwijfeld zal het gevolgd worden door
meerdere van denzelfden aard.
Toen deze beslissing zonder discussie werd genomen,
moesten wjs even terugdenken aan een vroegere verga
dering, waarin lang en breed werd gedebatteerd over
de vraag of men op de Korenlaan en omgeving wel een
bouwverbod zou kunnen leggen.
Naïef al te naïef haast vroeg de hr. Van Buij-
sen, of bij overtreding van deze verordening, na beta
ling der boete, met den begonnen bouw mocht worden
voortgegaan.
De voorzitter zeide van nief en de secretaris over
handigde den heer van Buijsen de Gemeentewet, naar
alle waarschijnlijkheid opengeslagen bij artikel 180,
luidende„Onder de uitvoering der verordeningen
van den Baad behoort de bevoegdheid tot het desnoods
ten koste der overtreders, doen wegnemen, beletten of
verrichten van hetgeen in strijd met die verordeningen,
wordt daargesteld, ondernomen of nagelaten."
De benoeming van een onderwijzer aan de vierde ge
meenteschool gaf een verrassing: no. 3 werd benoemd
met 7 stemmen, terwijl er 5 stemmen waren uitge
bracht op den heer J. Ott alhier. De heer Ott stelde
blijkbaar prijs op de overplaatsing- van de 2e naar de 4e
gemeenteschool. Hij werd door B. en W. als nummer-
een geplaatst op de voordracht, opgemaakt in overleg
met den arrondiss-ements-schoolopziener na' ingewon
nen bericht van het hoofd der betrokken school. Wat
reden had den Baad nu om hem niet te benoemen?
Meent de meerderheid beter over de bekwaamheid en
de geschiktheid van dezen onderwijzer te kunnen oor-
deelen dan de autoriteiten? Wilde zij een nieuwe va
cature in deze gemeente vermijden? Of trof zij den
ambtenaar, die in zijn vakvereeniging op den voor
grond treedt?
Ware dit laatste het geval, we zouden, zonder daar
door een oordeel uit te spreken over den „Bond" en
zijn optreden, de houding van de meerderheid dei-
raadsleden zeer klein noemen. De eerste verklaring
lijkt ons ook minder waarschijnlijk en daarom hopen
we voor dit geval dat de middenste de juiste is, al zou
den we het in het algemeen betreuren, dat de Baad
zich bij een dergelijke overplaatsing steeds op dusda
nige wijze uitsprak.
Voortgezet werd gisteren het debat over het voorstel
Duymaer van Twist om het visschen met kuilnetten
in de Zuiderzee te verbieden en over het sub-amen-
dement-Beijne, om dit verbod over twee jaar te doen
ingaan.
De heer B e ij n e (U. L. Kampen) betreurde 's mi
nisters afwachtende houding, waardoor aan de Zui
derzee groote onzekerheid blijft bestaan. Spreker maakte
van zijn voorstel een zelfstandig amendement.
Da heer F e r f (U. L. Hoorn) bestreed nader het
kuilnetverbond, ook in de toekomst.
De heer Boodhuyzen (U. L. Brielle) was over
tuigd, dat door den kuil vee] nadeel wordt aangericht;
maar toch is verbod zonder schadeloosstelling onbillijk.
Echter meende spreker, dat de minister meer waar
deering had moeten doen blijken jegens den heer
Duymaer van Twist, die drie jaren lang met het kuil
net is opgestaan en naar bed gegaan. Spreker hoopte
alsnog, dat de minister eene toezegging zal doen.
Na replieken van de heeren Hugenholtz (S. D.
Weststellingwerf), Duymaer van Twist (a. r.
Steenwijk) en minister Talma werd het debat
gesloten.
Aan de orde was daarna het algemeen debat over
de binnenvisscherij, waarbij de heer de Waal Ma
le f ij t (a.-r. Breukelen) oprichting van visscherijge-
nootschappen bepleitte.
Vragendag.
Op de desbetreffende vraag van den heer de Klerk
(lib. Botterdam II) antwoordde minister Heems
kerk, dat bij den Baad van State aanhangig is een
wetsontwerp betreffende schadeloosstelling aan hen,
die door opheffing der schutterij nadeel leden.
Op des heeren Schaper's (soc.-deru. Appingedam)
vraag, waarom de minister bezwaar heeft gemaakt
tegen de ontworpen Zaandamsche belastingverordening,
antwoordde minister Heemskerk, de geschie
denis der verordening nagaande, dat geen redenen zijn
bekend gemaakt om voor Zaandam een buitengewoon
gunstige uitzondering te maken, dat buitendien de
aanvankelijk ontworpen verordening wegens het pro
gressieve karakter van den kinderenaftrek niet billijk
was met het oog op het toenemen van het kindertal.
Intusschen is bij raadsbesluit yan 26 Maart aan de
gemaakte bedenkingen tegemoetgekomen door den af
trek te bepalen op f 500 voor noodzakelijk levens
onderhoud, te vermeeren met f 25 voor elk kind met
een maximum van f 100.
In antwoord op de vraag van den heer van Asch
van W ij k (a.-r. Amersfoort) omtrent den inhoud
der Noord zee-overeenkomst verklaarde de minister
de Mareez van Swinderen, dat de overeen
komst bedoelde een zuivering van den politieken damp
kring tusschen de Noordzee-staten. De hoofdgedachte
der Begeering was daarbij, voor de toekomst gevrij
waard te blijven voor eenige verwikkeling. Niettemin
ontsloeg de overeenkomst niet van de verplichting om
zorg te dragen voor zelfsverdediging, maar verstrekt
die veeleer.
De Begeering meende, dat Nederland zich niet moest
onthouden, doch in het Europeesch concert de nuttige
rol van klein instrument moest vervullen.
In bijzonderheden deelde de minister den inhoud
van de overeenkomst mede.
De vergadering werd daarna verdaagd tot Dinsdag
morgen 12 uur.
De correspondent van de W II. Ct. te Batavia seint
Bij een klewangaanval in Djeumpa op een groep
infanterie werden de sergeant Foiger, drie minderen
en zeven dwangarbeiders gewond.
In Peusangan werd de telefoon vernield. Het laatste
maandverslag over Atjeh luidt ongunstig.
De correspondent van de N. II. Ct. te Batavia seint
Den 12en April zijn twee bivaks te Soekoeria
(Boven-Endeh) door groote benden overvallen en in
brand gestoken. Sergeant De Kok en twee maré
chaussees sneuvelden, 4 maréchaussees en 2 dwang
arbeiders werden gewond. Luitenant Tubbers trok op
Endeh terug. Kapitein Spruijt vertrok naar Soekoeria.
GEMENGD NIEUWS.
De kindermoord te Delft.
Omtrent het afschuwelijke geval van de vrouw te
Delft, die haar kind heeft gedood, kan nog het volgende
worden medegedeeld. In het begin van December
1906 ontdekte de man der beschuldigde, dat zijn vrouw
sinds eenigen tijd de huishuur niet betaald had, waar
door hij onaangenaamheden kreeg." De vrouw vatte
toen het noodlottig besluit op, haar kind te dooden
om daardoor het geld, waarvoor het verzekerd was,
meester te worden. Zij nam het meisje van 16
maanden uit de wieg en hing op zolder het kind op;
na dit koelbloedig te hebben gedaan, werd na den dood
van het kind het lijkje afgenomen en weerindewieg
gelegd. Aan den vader en aan den geneesheer werd
kalm medegedeeld, dat het kind aan een stuip gestorven