DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Voorbereidend Militair onderricht.
No 107
Honderd en tiende jaargang
1908.
DONDERDAG
7 MEI.
UITBETALING
vergoeding Landweerplichtigen.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
der gemeente ALKMAAR brengen ter ken
nis van belanghebbenden, dat de uitbetaling
der vergoedingen, toegekend ingevolge art.
15 bis der Landweerwet zal geschieden ter
gemeente-secretarie en noodigen belang
hebbende landweerplichtigen uit, zich
VERGEZELD VAN HUNNE ECHTGE-
HOOTENZOO SPOEDIG MOGELIJK
daartoe aan te melden.
Tweede Kamer.
Spoorlijn door de Haarlemmermeer.
Vereenvoudiging gemeenteadministratie.
t IA VA
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, Mei 1908.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
met de uitreiking der beschrijvingsbiljetten voor de be
drijfsbelasting over het dienstjaar 1908/9 een aanvang
ral worden gemaakt den eersten Mei a en dat de
aanslagregeling ten einde moet zijn gebracht op 1
October a.s.
Zij vestigen daarbij de aandacht der belastingplich
tigen op de volgende bepalingen der wet:
Art. IS 2. Ieder die optreedt als bestuurder of be-
lieerend vennoot van eene hier te lande gevestigde ven
nootschap, onderlinge verzekeringmaatschappij, coöpe
ratieve vereeniging, of van eene vereeniging of stich
ting die een bedrijf of beroep uitoefent, of als boekhou
der eener hier te lande gevestigde reederij, is gehouden
daarvan schriftelijk binnen één maand kennis te ge
ven bij het bestuur der gemeente waar hij woont.
Art. 16. Hier te lande wonende beheerende vennoo-
ten van Nederlandsche vennootschappen en maat
schappijen en van commanditaire vennootschappen op
aandeelen, bestuurders van hier te lande gevestigde
naamlooze vennootschappen, coöperatieve en andere
vereenigingen en onderlinge verzekeringmaatschappü-
en, alsook boekhouders van hier te lande gevestigde
reederijen mogen niet tot het doen van uitdeelingen of
uitkeeringen overgaan, alvorens daarvan aangifte ge
daan en de over vroegere uitdeelingen of uitkeeringen
verschuldigde belasting betaald te hebben.
Bij liquidatie mogen de hier bedoelde uitdeelingen
of uitkeeringen niet geschieden, alvorens de daarover
verschuldigde belasting is voldaan.
Art. 45. Bestuurders van naamlooze vennootschap
pen, coöperatieve vereenigingen, andere vereenigingen
en stichtingen, die een bedrijf of beroep uitoefenen,
onderlinge verzekeringmaatschappijen en sociëteiten,
alsook beheerende vennooten van hier te lande geves
tigde commanditaire vennootschappen op aandeelen
en boekhouders van hier te lande gevestigde reederijen,
zijn gehouden binnen veertien dagen na de vaststelling
van balans of rekening een zoodanig uittreksel als
noodig is tot toelichting der winst, uitkeeringen of uit
deelingen te doen toekomen aan den voorzitter der
commissie van aanslag, die dezen moet regelen.
Art. 47, 5 en 6. Hij, die daartoe gehouden, nalaat
de verplichtingen na te komen bedoeld bij artikel 15
2 der wet, wordt gestraft met eene geldboete van ten
hoogste 25. Gelijke straf wordt opgelegd ingeval van
overtreding van artikel 45. Overtreding van artikel
16 wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste
400.
Art. 34, le lid. Handelsreizigers, kramers en alle
verdere personen, die hun bedrijf of beroep rondtrek
kende uitoefenen, zijn gehouden zich ter plaatse bin
nen het Rijk, waar zij zich na het begin van het belas
tingjaar het eerst bevinden, bij het gemeentebestuur
schriftelijk aan te melden met opgaaf van hun naam,
hunne woonplaats en bedrijf of beroep. Ten blijke dat
zij hieraan voldaan hebben, ontvangen zij kosteloos een
door of vanwege het hoofd van dat bestuur ondertee
kend bewijs, dat zij gehouden zijn mede te onderteeke
nen en op aanvraag aan ambtenaren der directe belas
tingen te vertoonen.
Art. 47, 7. Personen, die van een bewijs voorzien
moeten zijn als bedoeld in art. 34 en die in gebreke
blijven dit bewijs op aanvrage aan bevoegde ambtena
ren te vertoonen, worden gestraft met een geldboete
van ten hoogste 25. Geven zij ter bekoming van dat
bewijs aan het bevoegd gezag een valschen naam,
woonplaats, bedrijf of beroep op, of maken zij gebruik
van het aan een ander afgegeven bewijs, dan worden
zij gestraft met eene geldboete van ten hoogste 150.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
ALKMAAR, 30 April 1908.
De BURGEMEESTER der gemeente Alkmaau brengt
ter kennis van belanghebbendendat de aangifte
tot deelneming aan bovengenoemd onderricht ter ge
meente-secretarie moet geschieden vóór I Juni a.s.,
op welken datum de lijst onherroepelijk wordt ge
sloten.
Inlichtingen omtrent de regeling van het bedoelde
onderricht worden ter gemeente-secretarie verstrekt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar G. RIPPING, Voorzitter.
1 Mei 1908. DONATH, Secretaris.
ALKMAAR, 7 Mei.
Gisteren is in he:t Lagerhuis gevraagd, of de Engel-
sche regeering, alvorens militaire operaties in Af
ghanistan aan te vangen, het Huis mededeeling zou
doen van den emir en of deze soms oneenigheid had
met de Engelsch-Indische regeering. Namens de re
geering werd verklaard, dat onder de huidige omstan
digheden niet in het openbaar kon worden geantwoord
op dergelijke vragen. Dit bewijst reeds, dat de toe
stand niet zoo gunstig is, als sommige bladen ons wel
willen doen gelooven. Trouwens, dat er 31 bataljons,
15 eskadrons en 64 veldstukken aan de Noord West
grens van Indië mobiel gemaakt zijn, geeft ook reeds
te denken.
Ook werd er namens de regeering verklaard, dat zij
geen tijding had ontvangen, dat de emir een procla
matie* bad uitgevaardigd, de Afghanen verbiedende vij
andig tegen de Britsche strijdmacht op te treden; maar
de regeering geloofde dat de emir poogde te voorko
men dat zijn onderdanen aan den opstand in Britseh
Indië deelnamen.
Dit alles klinkt niet erg stellig en wanneer men
hoort dat Engeland den emir eenige malen redenen
tot ongenoegen heeft gegeven, dan wordt men in de
juistheid daarvan versterkt door een slappe regeerings-
verklaring als de bovenstaande. De Londensche cor
respondent van het Tageblatt schreef, aan zijn blad een
artikel waarin over minder aangename handelingen
van Engeland jegens den emir wordt gesproken. In de
eerste plaats is ITabib Oellah khan (die in 1872 werd
geboren en 1 October 1901 zijn vader opvolgde) veront
waardigd over het feit, dat over zijn hoofd heen het be
kende Engelsch-Russische verdrag werd gesloten. Hij
moet zelfs kort en bondig verklaard hebben, dat hij
deze overeenkomst, voor zoover zij Afghanistan be
treft-, niet wil goedkeuren. Van Engelsche zijde wordt
beweerd, dat de emir vroeger verklaarde in buiten-
landsche zaken Engelands adviezen te zullen opvolgen
en dat men meende -het in dit geval wel te kunnen
doen zonder zijn toestemming, daar zijn antwoord al
licht een half jaar zou uitblijven en een dergelijke ver
traging met het oog op de houding van de Russische
grootvorsten niet gewenscht was. Daarbij komt dat
de emir verleden jaar tijdens zijn reis in Indië over
het paard getild is, hij heeft zich van zijn eigen betee-
kenis een overdreven voorstelling gemaakt en zelfs de
geringste teleurstelling moest dezen Oosterschen po
tentaat onaangenaam treffen.
Het blad spreekt vervolgens over de wijze waarop de
in 1881 met den vroegeren emir gesloten overeenkomst
21 Maart 1905 werd herzien. Dit nieuwe verdrag, dat
door Sir Louis Dane te Kaboel werd gesloten, was vol
strekt niet, golijk men algemeen aanneemt, geheel in
overeenstemming met de eischen, welke in het Engel
sche ontwerp waren gesteld.
Toen sir Louis het ontwerp den emir voorlegde, wei
gerde Habib Oellah khan dit te teekenen. Hij ver
klaarde zijn eigen voorstellen te zullen indienen en
deed dit. Nadat de missie tot groote verbazing der
wereld maandenlang te Kaboel doorgebracht had, zag
zij zich genoodzaakt aan te nemen wat de emir vrijwil
lig wilde geven. De missie werd behandeld met bedek
te geringschatting en opzettelijke onachtzaamheid en
de Afghanen kregen hierdoor den indruk, dat de En-
gelschen in indië hen vreesden. Het verdrag van
1905 verleende voor de eerste maal aan den,- emir den
ti;el „Majesteit.'' Kort daarop ontdekte men echter,
dat de voornaamste vorsten in Indië door het verlee-
nen van een koninklijken titel en van het koninklijk
saluut aan een vorst, die, volgens hunne meening, geen
hoogeren rang had dan zijzelven, zich gekrenkt gevoel
den. Toen werd van de „Majesteit" plotseling weder
„Hoogheid" gemaakt en ook het saluut afgeschaft.
Zoo bleef het, totdat de emir op zijn laatste reis naar
Indië te Landi Kotal aankwam. Tot ontzetting van de
regeeringsambtenaren werd toen door Koning Eduard
aan „Zijne Majesteit Ilabib Oellah klian" een begroe-
tingstclegram gezonden. Alle gegeven officiëele beve
len moesten nu naar het voorbeeld van dit telegram
verandeid worden en de emir kreeg een saluut als de
K ïzer-Koning zelf. Thans had de emir zijn zin. Hij
weigerde op den gi-ooten durbar te Agra te verschijnen,
wanneer hem niet zekere concessies betreffende het
ceremonieel gedaan werden. De regeering gaf toe en
zoo zette hij op zijn reis eiken wensch door. Daarbij
nam natuurlijk de reeds niet geringe dunk, dien hij
van zichzelven had, niet weinig toe, zoodat hij zich als
een der machtigste potentaten der wereld beschouwde.
Men kan zich daarom zijn toom denken, toen hem de
Engelsch-Russische conventie werd overhandigd, waar
in men het nagelaten had van hem als „Majesteit" te
spreken.
Nauwelijks is dit verhaal de wereld in, of Reuter
(het nieuwsbureau, dat geheel en al Engelsch is) seint
een bericht, betreffende de houding van den emir. Dat
bericht is afkomstig van een zekere lady Winter, die
pas uit Afghanistan kwam, waar zij doctor in genees
kunde was geweest aan 't hof vandenemir. Mej. Winter
betoogde met nadruk 's emirs loyaliteit jegens Enge
land, maar prins Nazr Oellah, zijn broeder, was tegen
Britsche hervormingen gekant. Sinds eenigen tijd
was er onrust in Afghanistan. Het was den emir on
mogelijk aan de kuiperijen een einde temaken. Volgens
de openbare meening is de emir gunstig gestemd ten
opzichte van de Engelsch-Russische overeenkomst. Hij
zou die allang onderteekend hebben zoo er geen pressie
op hem uitgeoefend werd van buiten.
Het verhaal van de juffrouw zal den Engelscheu
aangenaam in de ooren klinken. Maar de buitenstaan
der blijft toch sterker onder den indruk van het wel
sprekender zwijgen in het Lagerhuis, van het nemen
van militaire maatregelen en van de geschiedenis der
laatste jaren.
Aan de orde was gisteren artikel 15 van de vissche-
rijwet bepalende, dat de binnenvisscherij verboden is,
tenzij men voorzien is van eene akte, welke geldig is
voor de visscherij, die wordt uitgeoefend. Het artikel
omschrijft verder verschillende akten, en voorts aan
wie wel en aan wie niet eene akte wordt uitgereikt.
Op dit artikel waren een aantal amendementen in
gediend.
De heer Schaper (soc. Appingedam) lichtte een
amendement toe, strekkende van het bezit van een
akte vrij te stellen hem, die met niet meer dan één
hengel vischt.
De heer Ferf (L. U. Hoorn) stelde een amende
ment voor om het verbod van visschen zonder akte
niet, té doen gelden voor het visschen met hengel of
peur.
Beide sprekers oordeelden, dat men een onschuldige
uitspanning en liefhebberij van velen in den lande niet
moet bemoeilijken.
De heer R e ij n e (L. U. Kampen) lichtte een
amendement toe, om kinderen niet tot 14-jarigen maar
tot 16-jarigen leeftijd vrij te stellen van akte-bezit om
te hengelen. Voorts een amendement om geen onder
scheid te maken tusschen het visschen met één of meer
hengels in of bij de hand, doch eenvoudig te spreken
van hengelakte.
De heer De Beaufort (L. Amsterdam VI)
had een amendement om aan onbezoldigde veld- en
boschwachters de akte alleen uit te reiken, wanneer
daartoe aanvrage is gedaan door hen op wier verzoek
zij zijn aangesteld.
De heer Van Styrum (L. Haarlem) lichtte een
amendement toe, om aan deze personen slechts na be
komen vergunning van den minister van justitie eene
vischakte uit te reiken.
De heer D u y m a e r van T w i s t (a. r. Steen-
wijk) verklaarde zich vóór de hoofdstrekking van art.
15. Hij juichte toe de prijsverlaging van de groote ak
te van 5 op 2.50, en van de kleine akte van 1.50
op 1. Ook keurde spreker goed het instellen van
eene hengelakte als maatregel van orde; daarom be
streed hij alle amendementen tot vrijstelling van hen
gelaars, met uitzondering van dat van den heer Reijne
om kinderen tot 16-jarigen leeftijd vrij te stellen.
De beer R o o d h u ij z e n (L. U. Brielle) was te
gen de vrijstelling van peueraars en verklaarde zich
daarom tegen het amendement-Ferf,
De beer De Waal Malefijt (a. r. Breukelen)
zich hierbij aansluitende, merkte bovendien onder meer
op, dat, door de hengelakte uit de wet te schrappen, de
schijn wordt gewekt, dat hengelen in alle wateren ge
oorloofd is.
De heer van der Zwaag (soc.-dem. Schoter-
land) daarentegen beval aanneming van het amende-
ment-Ferf aan, subsidiair dat van den heer Schaper.
Spreker protesteerde tegen de bewering van den heer
Duymaer van Twist, als zou het hengelen de schrik
van het platteland zijn, en merkte bovendien op, dat de
talrijke prutszaakjes, voortvloeiende uit het hengelver-
bod, niet bevorderlijk zullen zijn aan het brengen van
verbetering in den achterstand bij de rechterlijke col
leges.
De heer Tydeman (L. Tiel) keurde goed de in
stelling van bengelakte, als een bescheiden stap voor
uit tot beperking van de vrije of wilde visscherij. Spre
ker' betoogde, dat daarbij geen onderscheid moet wor
den gemaakt tusschen beroepsvisscher, sportvisscher of
hengelaar.
De heer Duymaer van Twist stelde een amendement
voor om bij bestuursmaatregel te doen voorschrijven
wat onder bengel is te verstaan. De Minister bepaal
de nader, dat de hengelakte ook namens den burge
meester kan worden afgeteekend en ook bracht hij de
leeftijdgrens voor vrijstelling van hengelaars van 14
op 18 jaar.
De hh. De Beaufort en Van Styrum trokken hun
amendementen in, aangezien de minister art. 15 ook
in hun geest had gewijzigd.
Na cenig verder debat wordt de vergadering ver
daagd tot Donderdag 11 uur.
De Koningin naar Ischl.
De correspondent van de N. R. Ct te Weenen meldt
aan dat blad
Volgens de Bohemia zou Koningin Wilhelmina van
plan zijn als Zij dezen zomer naar Dresden komt, van
daar naar Ischl te reizen en den Keizer van Oosten
rijk met zijn jubilé te feliciteeren.
Vóór dr. Kuyper.
De antirev. kiesvereeniging „Nederland en Oranje"
te Utrecht heeft gisteren een motie aangenomen
waarin zij verklaart, dat krachtens de geschiedenis
der antirev. partij en conform de uitspraken van de
deputaten-vergaderingen, dr. A. Kuyper haar aange
wezen leider is, en derhalve de kiesvereeniging voor
noemd, met het oog op de tegenwoordige politieke
verhoudingen, zijn advies zal volgen; zij eischt mits
dien van hare te stellen candidaten voor de Tweede
Kamer, dat zij behalve de instemming met de antir.
programs, de partijleiding van dr. A. Kuyper erkennen.
De eerste werkzaamheden voor den aanleg van een
spoor door de Haarlemmermeer naar Aalsmeer e.a.,
hebben reeds een aanvang genomen. Aan den kant
der Ringvaart van de Haarlemmermeer, Z O. zijde, de
zoogenaamde Poel, loopende langs Aalsmeer, is men
reeds begonnen met de zandstorting tot demping van
dat water, waarvoor ruim 100.000 kub. M. zand moeten
aangevoerd worden.
In aansluiting op de reeds eerder door den heer
D. Kooiman, secretaris van Maarssen en Maarseveen,
geuite denkbeelden, is onlangs door burgemeesters,
wethouders en secretarissen van de gemeenten Deven
ter, Dordrecht, Maarssen en Maarsseveen, Meppel,
Sloten, (N.-H.), Tilburg en Zaandam aan het bestuur
der Nederlandsche vereenigingen voor gemeentebelan
gen verzocht, een commissie te benoemen, belast met
het instellen van eon onderzoek naar mogelijke ver*
eenvoudigingen in de gemeente-administratie,
Overtöigd, dat inderdaad in vele opzicl ten vereen
voudiging in de gemeente-administratie gewenscht en
mogelijk is, heeft thans het bestuur van gemeente,
belangen te kennen gegeven, gaarne bereid te zijn
medewerking te verleenen tot bereiking van het be
oogde doel.
Bij het nagaan van de door adressanten overgelegde
lijst van punten, waarover een onderzoek naar ver
eenvoudiging zou kunnen loopen, kwam deze het ba-
stuur zoo omvangrijk voor, dat het 't voor een te
benoemen commissie niet wel doenlijk achtte, omtrent
al de genoemde onderwerpen van advies te dienen.
Het bestuur geeft er uit dien hoofde de voorkeur-aan,
de aangegeven onderwerpen achtereenvolgens door
verschillende commissiën te doen onderzoeken.
Op deze wijze wordt niet alleen een geleidelijke
afwikkeling verkregen, doch bovendien wordt 't moge
lijk, elke te benoemen commissie te doen bestaan uit
personen, die meer speciaal een studie van het te be
handelen onderwerp hebben gemaakt.
Het eerste onderwerp, dat het bestuur aan de orde
wenscht te stellen en waarvoor het spoedig een com-
missie* hoopt te benoemen, is het bevolkingsregister.
Het vindt hiertoe aanleiding in verband met de om
standigheid, dat de heer J. Boomkamp, ambtenaar ten
secretarie te Amsterdam, een door hem ontworper
regeling aan het bestuur ter beoordeeling deed toe
komen.
GEMENGD NIEUWS.
De IJmuider kwestie.
De verslaggever van het „Hbld." meldt:
Wij zijn nog niet ten volle overtuigd, dat alle lezers
zich reeds voldoende een duidelijk beeld hebben kun
nen vormen van een gecompliceerden economische»
strijd, die momenteel in deze visschershaven wordt ge
voerd.
Niet oneigenaardig hoorden we dezer dagen dit con
flict qualificeeren als een „driehoekigen strijd" en
volkomen terecht?
Drie partijen toch houden in deze economisch#»!
strijd een positie bezet en weigeren pertinent ook maar
een duim breed gronds af te staan; ze hebben elk haar
uitkijken en zijn op haar qui-vive.
Toch is het wiskundig zeker, dat van de drie partij
en één minstens capituleeren moet, tenzij twee bijv. de
helft zouden willen afstaan.
En dat capituleeren volgt vermoedelijk reeds vrij
spoedig, want in onzen tijd is een strijd niet om lang
te kunnen duren.
Vterselie visch is ook waarlijk geen artikel dat men
kan opstapelen als bijv. slaapmutsen of pantoffels.
Daarbij is in dezen strijd nog het eigenaardige ver
schijnsel op te merken, dat bij twee van de drie partij
en valt waar te nemen een bondgenootschappelijke ten-
denz, nl. bij de beide IJmuidensche vischpartijenhan
del en reederij.
Doch de bevelhebber van de derde partij, gelegerd
in fort Den Haag, zich zijn macht volkomen bewust,
haalt waarschijnlijk figuurlijk met een trotsch gebaal
de schouders op over die tenchante bondgenootschappe
lijke toegenegenheid: wat deert in zijn geheel bomvrije
kazematten dat getik van kogeltjes uit veldgeschut,
waarmede zij hun manschappen vermoeien en hun ma
teriaal opmaken.
Ze begrijpen zeer goed, de „heeren, in Den Haag",
dat een der beide starters straks door zijn eigen par
mantig strijdvoeren van uitputting in onmacht valt!
Heeft nu het bombardement der beide kleinere for
ten op het groote topfort niet tot resultaat, dat dit.
laatste wordt bedwongen -en hoe zou dat kurmen?
Ian vreezen we nog het lugubere schouwspel, dat de
beide kleinere forten, hoewel een ieder begrijpt, dat ze
bij elkanders krachtige positie belang hebben, de mor
tieren wenden naar oost of west en elkander onder
vuur nemen: de broederkrijg neemt dan een aanvang.
Als in eiken gewelddadigen strijd zal niet gelijk krij
gen, die gelijk heeft, doch de zwakste, die feitelijk
reeds het meest hulp noodig heeft, zal het afleggen,
grondgebied moeten afstaan en als oorlogsschatting
de kosten hebben te betalen van den strijd.
Aan prognosties wagen we ons hier minder dan ooit,
al vreezen wij, dat de reederij, die het, daarover zijn
allen met den minister en het College voor de Zeevis-
seherij het eens, absoluut niet betalen kan, zeker min.