DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No 109.
Honderd en tiende jaargang.
1908.
ZATERDAG
9 MEI.
ENGEISCHE BRIEVEN.
FEUILLETON.
DE ALPENKONINGIN.
IJit School en Huis.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
„Hel, 't Was In de Mei, zoo blij."
LONDEN, 4 Mei 1908.
ALKMAARSCHE
(Vcm onzen Londmschen medewerker).
Als niet dag op dag de couranten ons treurig stem
den met de verhalen van de ontzettende ohgelukken,
die te zee en te land gedurende de laatste dagen zoo
veel menschen levens kostten, zouden we onbezorgder
genieten van het heerlijke lenteweer, dat, als met een
tooverslag, alle herinnering aan den winter heeft uit-
gewischt. Zondag voor acht dagen nog ^zag ik eenen
kennis, dicht bij het vuur gekropen, bitter klagend over
de pijn welke hem zijn wintervoeten deden en gisteren
liep dezelfde man als een kievit zoo vlug langs Lon-
dens straten. Overal schittert het frissche, jonge groen
u tegen; de grasperken in Hyde-park bij den Temple,
in Kew Gardens, overal in een woord zijn zoo prachtig,
als ze ooit geweest zijn en toen de eerste Meimorgen
aanbrak, badend in zonneschijn, maakten de bloèmen
en kransen, waarmee oudergewoonte onze karrevoer-
ders op dien dag hunne paarden opsieren, een volkomen
passenden indruk. Bij zulk schitterend warm weer be
hoorden de vroolijke, bonte kleuren. Natuurlijk miste
Londen zijne Mei-betooging niet, doch de kindertjes
van de sociaal-democratische Zondagsscholen, die in
groote Jan-pleiziers in den stoet meereden, gaven ook
aan den ernst van dien optocht, door hun glundere ge
zichtjes een opgewekter toon en toen ze met hunne
vaandels en muziek langs de kaden de stad in en naar
Hyde Park trokken, dacht elk veel minder aan den
toekomst-staat, dan aan het oude volksfeest, dat in
Engeland al sedert eeuwen op den eersten Mei is ge
vierd. Het dansen om den Meiboom, „the Maypole,"
geschiedt nog in tal van plattelands gemeenten, door
meiskes in het wit gekleed; en het wat sentimenteele
gedicht van Tennyson „the May Queen," is ook nog
bekend, behalve op Nederlandsche H. B. S. voor meis
jes enz. De tijden dat zoo'n maypole werd omdanst op
'de plaats waar nu het drukke Strand doorloopt, zijn
natuurlijk lang voorbij. Doch wel is de herinnering
aan het Meifeest in Londen mede bewaard, door den
naam van „Mayfair," vroeger gegeten aan het ruime
veld waar destijds de Meifeesten en de Meikermis wer
den gevierd, vlak ten oosten van Ilyde Park en nu de
wijk waar de rijksten en voornaamsten van Engeland
hunne paleizen en woonhuizen hebben.
Wie, evenals de socialisten verleden Vrijdag, JEyde
Park aan de zuidoostzij, dus hij Hyde Park Corner bin
nengaat, merkt al licht aan zijn rechterhand een groot
grijs, wat somber gebouw op. Het is het groote Saint.
George's Hospitaal. Dit en het bekende Charing Cross
Hospitaal zijn de twee eenige in het Zuidwestelijk deel
van Londen en daar ze beiden in de buurt van zeer
drukke punten liggen, is dat wel geriefelijk bij onge
lukken. Nu wordt St. George's Hpsp. evenwel te klein
en, daar alle hospitalen hier grootendeels zoo niet ge
heel van giften leven, is het niet al te rijk en kan zich
niet altijd de nieuwste toestellen en inrichtingen aan
schaffen.
Nu is het plan in voorbereiding om het hospitaal
daar weg te nemen en op een vrij terrein in het bui
tengedeelte van Londen een nieuw te bouwen. Men
kan er op rekenen voor het terrein bij Hyde Park bijna
8 millioen gulden te krijgen. Het nieuwe gebouw, zou
met terrein en al zoowat 4 a 41/2 millioen kosten en de
regenten houden dus bijna 4 millioen in kas voor ver
dere uitbreiding en verbetering. Het groote bezwaar
is, zooals ik boven reeds liet doorschemeren, dat men
nu in die buurt geen hospitaal heeft, doch men zegt,
dat de Graafschapsraad of eenig ander overheidsli-
Naar het Duitsch
van
FRANZ ROSEN.
chaam daarin wel zal voorzien, door eene gelegenheid
te stichten waar „eerste hulp" kan verleend worden.
Terwijl op deze wijze de buurt van ILyde- Park Cor
ner belooft er fraaier en vriendelijker te gaan uitzien
het hospitaal is waarlijk zeer leelijk is de toe
gang aan de overzij van het park, bij Marble Arch,
reeds zoover gekomen. Zooals men weet is het punt
bij Maïble Arch het allerdrukste van Londen, veel
drukker dan Piccadilly Circus of het pleintje bij de
Bank. Het lijkt op die twee plaatsen alleen drukker,
omdat het er door de benepen ruimte altijd veel voller
is, doch het grootste verkeer heeft plaats^ bij Marble
Arch. Nu zijn de rijwegen er omheen gelegd, door een
stuk van het park heen, de Boog staat vrij te midden
van-, een plein, dat door verkeerswegen wordt gevormd,
die elk wel 400 voet breed zijn en het gevaar en tijd
verlies zijn nu veel minder. Tk heb eene berekening ge
zien, dat het den Londenaars per jaar 21/2 ton gouds
bespaart, nu de karren, wagens, omnibussen en derge-
lijken niet meer telkens door de politie behoeven te
worden „stop gezet," oon elkaar voorhij te laten.
„Time is money" is wel een Amerikaansch en zeker
geen Londensch handelsbeginsel, doch heelemaal on
verschillig is men toch ook hier niet voor tijdverlies.
Daar de weg des konings van zijn paleis naar Pad-
dington station vanwaar hij naar Windsor reist
door dit deel van Hyde Park ligt, heeft men natuur
lijk een mooi hek gezet, waar de koninklijke familie
dan het Park kan in- of uitrijden. Het is 16 voet
breed, 18 voet hoog en versierd met het koninklijk wa
pen, de insignes van de Kouseband-orde, met de be
roemde Tudor-rose, de witte, die zoolang als oorlogs-
symbool gold tegen de roode van het Huis van Lan
caster, zoodat dit hek op zich zelf niet van belang ont
bloot is.
Toen ik dezer dagen daar bij Marble Arch stond to
kijken, kwam het me voor dat ik meer equipages met
paardefl bespannen zag, dan men sedert een paar jaar
gewoon was. De paarden waren wel niet verdwenen,
vérre van dat, doch men kon een duidelijke voorliefde
voor auto's waarnemen. Ik deed, wat ieder doet, die ia
Londen twijfelt en vroeg een wachthebbend diender,
wat die er vair vond. Deze verzekerde mij dat ik goed
had gezien, er worden veel meer paarden gebruikt, dan
het geval is geweest en deze goede man wist zelfs fa
milies te noemen, welke hun equipages al afgeschaft
hadden en ze nu weer aanschaften. De automanie
'schijnt aan het verdwijnen te zijn. Tn Londen kan men
er niet veel vlugger uit den voet, dan met paarden, al
leen zeer groote auto's zijn bruikbaar voor gala- en
avondtoiletten en alleen voor uitstapjes naar buiten
bieden zij een groot vcK>rdeel, daar men dan zeer vlug
kan rijden. Goedkooper dan paard en rijtuig zijn ze
ook al niet en men voelt zich veel eerder genoopt een
nieuw en verbeterd systeem aan te schaffen, nu de uit
vinders op het punt van auto's wel heel veel woorden,
doch neg lang niet het laatste woord hebben gesproken.
Men vertelt liier dat voorname jongelui, die wel wat
„elü kenden gebruiken, als auto-agenten, krachtig heb
ben geholpen het debiet onder hunne rijke kennissen
en vrienden te bevorderen. Een dezer heertjes moet
zich zelf op eenen fraaien morgen door eene firma tot
agent hebben laten aanstellen, om 's middags met zijn
eigen mama een auto te komen koopen.
Men moet maar durven.
Ook voor het jagen blijft men natuurlijk paarden
liouden, want de groote wereld geeft dien vorm van
sport evenmin o-p als eenige andere. De leden onzer
koninklijke familie gaan trouwens daarin voor en le
ven zooveel mogelijk buiten. De Prins van Wales is
al niet veel meer in Londen dan de Koning, die er
haast nooit is en nu wel voor den „season" komt, doch
alweer met het plan ook in die weken de „week ends"
van Vrijdagmiddag tot Dinsdagmorgen buiten te zijn.
De Prins is nog zoekende naar een buitenverblijf.
Sandringham is in 's Konings bezit gebleven en wordt
later eigendom van de Koningin, als deze hem over
leeft. De Prins heeft dus niets, dat groot genoeg
voor hem en zijn gezin is. Hij is er bovendien op ge
steld een landgoed te hebben, dat goed gelegenheid
geeft tot visschen, waarvan hij hijzonder veel houdt.
En zoo hoort men van tijd tot tijd, dat het prinselijk
echtpaar nog steeds aan het huizen-zien is.
Ik zei dat de auto-manie wat verdwijnt, doch de
luchtschipper ij schijnt aan het toenemen te zijn. Tegen
het laatst van Mei zullen we hier een ballon-wedstrijd
te zien krijgen. Die gaat uit van de Sportclub in
Hurlingham, in Z. W. Londen, aan de Theems, de
voenraamste buitenclub. De International Aeronau
tical Federation heeft de leiding. De heer O. S. Rolls
zal met een klein bestuurbaar balonnetje vooruitgaan
en de anderen zullen moeten trachten hem te pakken.
Hoe dit zal geschieden weet ik niet. Moet hij op
eene hoogte blijven, of mag hij. near verkiezing rijzen
en dalen? In elk geval zal het een merkwaardig ge
zicht zijn, want niet minder dan 35 luchtschepen zijn
reeds ingeschreven.
Minder smaakvol komt het mij voor dat de Engel-
sche meisjes gaan wedstrijden in schoonheid. Een blad
heeft zich fotografieën laten sturen en de mooiste juf
frouw is nu uitgeschilderd en hangt op de pas geopen
de voorjaarstentoonstelling der Royal Academy. Niet
tevreden met een dergelijke advertentie harer bekoor
lijkheden heeft ze nu ook een artikel geschreven om te
vertellen wat een mensch al zoo kan doen om mooi te
worden on te blijven. Zij erkent gelukkig te zijn ge
weest in de keus barer ouders. Verder geeft ze allen-
lei raad, die men ook zoo wel weet: niet in ruw weer,
of feilen zonneschijn uitgaan, zich niet te veel ver
moeien en ook niet te weinig beweging nemen, enz.
Maar is het niet een ziekelijk, wansmakelijk gedoe van
o'n kind'
39 i
Op den ochtend der begrafenis was Alois verdwe
nen en nergens te vinden. Toen Barbara over de
plaats ging om in den stal naar hem te zoeken, hoorde
zij uit den hoek, waar het hondenhok stond, een onder
drukt gesteun. Zij ging er heen.
Het kind was in het hok gekropen, had den hals van
zijn harigen vriend omvat en snikte in den bruinen
pels. En het dier hield zich zeer stil en keek op he
stuiptrekkende kinderlichaampje neder, als wilde hij
zeggen- Ja, ge hebt gelijk, ween jij maar! Barbara ge
voelde, hoe een ban van hare .ziel werd genomen.
„Alois kom hier!" zeide zij met gesmoorde stem
Aarzelend, altijd nog hevig snikkend, kroop het kind
uit het hok.- Zij hief het op en drukte het hartstochte
lijk in hare, armen.
„Wat doe je toch hier wat is er dan?" vroeg Bar
bara.
„Ik heb gezien," stamelde de knaap in afgebroken
zinnen, „hoe zij vader in de zware kist hebben geslo
ten! Vader moet hierblijven, moeder! Tk wil naar va
der
„Vader kan niet hierblijven, mijn kind. De goede
God Barbara brak af. Zij knielde neder, omdat
het kind haar al te zwaar aan den hals hing. Vast om
sloten, dicht tegen elkaar aangedrukt, in sneeuw en
winterkoude weenden zij zich aan eikaars harten uit
Het waren de eerste tranen van de vrouw. Het kind
had zo bij haar te voorschijn geroepen.
Het geheele dorp vulde den hof toen de plechtigheid
begon en volgde Amberger naar zijn laatste rustplaats.
Achter de kist gingen Barbara en Rainer. Deze had
Alois bij de hand genomen; de kleinen waren thuisge
bleven.
Er werd veel geweend bij de schoone en hartroerende
rede, die de predikant aan het g-raf hield; zelfs be
baarde mannen wischten zich de oogen. Alleen Bar
bara weende niet, maar staarde met bleek gelaat voor
zich uit. Toen de eerste hardbevroren aardkluiten
op de kist neerploften, slaakte Alois, die met toene
menden angst al die verschrikkelijke handelingen had
gadegeslagen, een luide kreet en omklemde Rainer
zijn gezicht in diens jaspanden verbergend. Rainer leg
de don arm om hem en drukte hem vast tegen zich aan
Een traan viel snel en zwaar en het dikke kinderhaar,
en de man, die ze niet had kunnen weerhouden, deed in
zijn hart de belofte
„Gij arm weesje, ik wil een vader voor je worden in
de plaats van hem, die het niet langer heeft mogen
zijn. Daartoe helpe mij God!"
Tusschen de geringsten en achtersten der rouwdra
gende gemeente stond een zwaar gesluierde gestalte,
wier oog-en zich niet konden losmaken van den man en
van het kind; wier lippen de vrome liederen medezon
gen, omdat de schuld van hem, met wien zij zich één
gevoelde, haar op dte ziel brandde, die echter toch niet
had kunnen wegblijven, omdat het medelijden en de
liefde bij haar machtiger waren dan al het andere. Dat
was Margrete Uttdörfer.
Dézen nacht bleef Rainer nog in het sterfhuis zijns
broeders. Den volgenden morgen trok hij weer naai
den Holderhof en alles werd weer zooals het vroeger
was geweest. Alleen, waar nnders een pijnlijke span
ning zijn borst had saamgeknepen en verontrust, was
het thans kalm, verlaten en eenzaam; en de lach, dien
hij niettegenstaande alle zorgen en Bekommernissen
nog sieeds niet had verleerd, was-verdwenen.
Barbara verkocht vee, om het geld bijeen te krijgen
dat zij aan Uttdörfer of, omdat deze niet te huis was,
aan Margrete moest teruggeven; zij wist niet waar zij
het anders vandaan zou halen, want er was niets over
gebleven. Juist toen zij den koop gesloten had, kwam
Rainer haar bezoeken. Zij had er hem niets van ge
zegd, hij moest er niets van vernemen, opdat hij niet
ii.
Arglooze volwassenen.
Moe is alleen thuis met de kinderen. Pa zal zoo
aanstonds komen. Moe is, zooals trouwens bijna al
tijd, want ze acht dit haar eerste en hoogste plicht,
bezig met haar kinderen te vermanen. Zij ziet weer
zooveel, dat niet past. Koosje, een negenjarige, ge
zonde meid, kwam binnen met de kous op de hielen
Dat past niet. Koosje moet zich aan netheid gewen
nen en haar beenen niet laten zien.
Jan, een elfjarige guit, zat zoo even aan tafel te
fluiten, dat past niet, straatjongens fluiten, fatsoen-
ijke kinderen doen zooiets niet.
Hein, een 15-jarige II. B. scholier, moet dat boek
oogenblikkelijk aan zijn kameraad terugbrengen en
maar heel spoedig naar een anderen vriend omzien.
Onzedelijke lectuur duldt-Moe niet in haar huis. Zij
heeft zelf zulke boeken nooit gelezen, omdat zij er
zooveel kwaad van hoorde vertellen.
Marie, een meisje van achttien jaar, moet niet zoo
dicht bij het raam gaan zitten. Dat doet Moe toch ook
niet.
De moeder heeft nog meer kinderen en nog meer
noten op haar zang, doch wat wij gehoord hebben is
voldoende om te weten, dat deze vrouw bezig is, haar
kinderen een gareel op te leggen, dat eiken dag groo
ter en zwaarder wordt en in zijn onvoltooidheid nooit
pasklaar is.
Zij is kortzichtig genoeg om niet te bevroeden, dat
haar kroost dit lompe gareel terstond afwerpt, zoodra
het aan moeders loerend oog ontsnapt. Zij begrijpt
niet, dat een indruk na eindelooze herhaling geea in
druk meer achterlaat en zij is niet doordrongen van
het waarschuwend woord: „Bluscht den geest niet
uit."
Nu komt vader thuis, een man in de volle kracht
zijns levens, blakend van gezondheid en levenslust en
met een lach op het gelaat, die terstond voor hem in
neemt. Zoodra hij de kamer binnenkomt, loopt hij op
Koosje toe, die nog altijd strijd voert met de weerbars
tige kous, knijpt haar in de bloote kuit en roept uit:
„Meid, wat ben je toch een gezonde brokEn, zich tot
zijn vrouw richtend, „Wil je wel gelooven, Marie, dat
mij een stroom door het lichaam gaat, als ik die klein a
meid zie!" Wat zijn vtouw een gefluisterd gemelijk,
„Och, vent, je bent gek!" ontlokt.
Jan lacht meesmuilend. Vader ontgaat dit niet en
hij vraagt, „Hoe zit jij daar zoo te druilen, jongen?"
,Jan is uit zijn hum," zegt Moe. „Jan heeft de on
hebbelijkheid om zuur te zien, als Moe hem oen aan
merking maakt."
„Wat heb je uitgevoerd, oude zondaar?"
„Jan is een straatjongen, die aan tafel straatliedjes
zit te fluiten."
„Maar, jongen, wat doe je in huis? Ga den tuin in,
ga de straat op!"
En Jan maakt zich ijlings uit de voeten, gevolgd
door Koosje met de kous op de hielen. Ook Marie ver
wijdert zich en laat Hein alleen in handen van het ge
recht.
Moe grijpt deze gelegenheid terstond aan om met
Hein verder af te rekenen omtrent zijn onzedelijke lec
tuur. Het boek, een werk van „Paul de Koek," moot
voor den dag en vader wordt geïnviteerd, het titel
plaatje eens te bezien en dan te beslissen, of dit een
boek is voor een 15-jarigeu jongen.
„Heb je het boek gelezen, Hein?"
„Neen, vader, een bladzijde of dertig en toen heb ik
het prul neergelegd."
„Het viel je niet mee, hè?"
„Eerlijk bekend, neen, vader. De jongens maakten
er zoo'n ophef van, d-at mij de lust bekroop het te le
zen. Maar ik had er gauw genoeg van. Moe vindt het
heel erg, als ik zoo'n boek lees. U toch zeker niet?"
,Denk eens na over wat je daar zegt, Hein. We zul
len daar samen wel eens over praten. Leg het boek
maar weg."
„Moe vindt beter, dat ik het dadelijk wegbreng, va
der."
„Nog beteï*, jongen, doe dat."
Hein af; de ouders zijn alleen.
„Heb jij wel eens een werk van Paul de Kook gele
zen, vrouw? Neen, dat heb je niet en daarom ben j#
onbevoegd tot oordeelen in deze. Ja, ja, de kinderen
groeien ons boven het hoofd en dat is maar goed ook;
want hoe zou er anders vooruitgang zijn in de wereld
Maar weet je wel, dat Hein nu zedelijk verder, hoogm
is dan jij? Ik stem je toe, dat het niet pleizierig is,
zooiete te hooren, maar je weet, ik houd van klaren
wijn. Kijk eens, LIein heeft gedacht, heel wat te zul
len lezen in dat boek. Hij komt op een leeftijd, waar
op jongens begeerig doordringen in de verborgenheden
des grooten levens. Het boek heeft hem ontnuchterd,
hem een „Is dat nu alles?" ontlokt. Juist de bedoeling
van den schrijver. Die zag bij grooten en kleinen den
trek naar de zoogenaamde verborgenheden en wou ze
van dia kwaal genezen. Wees blij dat onze Hein het
hoek in handen heeft gekregen en bekeerd is."
Wat leert ons dit huislijk tafereel tja?
op het denkbeeld zon komen, haar te helpen. Nu ver
nam hij het toch.
Zij kreeg een kleur tot achter de ooren, toen zij henj.
de waarheid zeide en wurgde de woorden als het ware
uit den mond. Rainer schudde afkeurend het hoofd.
„Ware het dan niet anders mogelijk geweest?" zei
de hij. „Tk weet, gij hebt reeds eenmaal geweigerd
iets van mij aan te nemen. .Maar nu is toch alles an
ders.
„Neen, het is volstrekt niet anders," onderbrak zij
haastig. „Het zijn Uli's schulden en dat zijn mijne
zaken. Zooveel 'als ik kan, neeni ik alleen op mijzelf.'
Dat Uli het niet anders had gewild, zeide zij niet
zij wist, dat het hem krenken zou en dat wilde zij hem
van zijn broeder sparen. Zoo nam zij dus ook de wei
geving geheel op zich.
Rainer stond op zijn stok geleund en keek toe, hoe
de kor i en weggeleid werden. Hij dacht aan dien zo-
me-rl-ig, toen zij den stier va'n de alp weghaalden. Ho»
veie waren hem reeds gevolgd.
„Barbara," zeide hij, „ik wil er me niet mede bemoei
en, omdat gij dat niet wenscht. Maar zoo moogt gij
niet verder huishouden!" Zij liet droef het hoofd zin
ken en bekeek het geld in hare hand.
„Het ging niet anders. Maar het is de laatste maal
geweest. Van nu af zal ik zuinig zijn en sparen. Ik
zal er wel weer bovenop komen." Zij legde de blinken
de goudstukken tegen elkaar en maakte er een rolle
tje van.
.Wie zal het haar brengen?" Vroeg zij bedroefd.
„Stuur het haar met den knecht en doe er een brief
je bij. Geheim houden kunt ge het toch niet, nu het
eenmaal in de herberg is besproken."
„Neen, integendeel. Wanneer zij allen wisten, dat
Amberger aan Uttdörfer geld schuldig was, zou het
juist goed zijn, dat zij ook vernamen, dat-de schuld ge-
deigd was.
Ma het kerstfeest, dat stil en zonder feesten voorbij
was gegaan, zeide Barbara tot haren zwager:
Ik kan het niet langer uithouden, Rainer. Ik moet
weg. Ik zou wel een poosje naar moeder willen gaan."
liet was een der eerste dagen in het nieuwe jaar.
Het sneeuwtapijt daarbuiten was nog dikker, d« we
reld nog witter en eenzamer geworden. Zij waren
samen in de kerk geweest en Rainer bleef des middags
op de Amberger hofstede. Hij zat aan haar tafel té
genover haar en dacht over hare woorden na.
Ja, het zoude goed voor haar zijn. Zij verstomde en
verdroogde hier geheel in haar stillen rouw. Zij uitte
zich tegen niemand, ook tegen hem niet. Wellicht ken
zij het tegen haar moeder.
„Ja, ga rfiaar," zeide hij. „De moederliefde aal je
goed doen. Het zijn niet slechts de kleinen die ze *oe-
dig hebben, de grooten hebben er dikwijls veel meer be
hoefte aan.
„Ik heb gedacht, dat ik Christien en Mareili mee
zou kunnen nemen," ging zij na een oogenblik voort.
„Maar Alois, ja, die zou hier moeten blijven, e*i
de school. Zoudt gij den jongen niet zoolang bij je
willen nemen, Rainer?"
Get was de eerste keer in dien geheelen tijd, dat zij
een verzoek tot hem richtte, dat zij toonde vertrouwen
in hem te stellen. En zij had hem nauwelijks een aan
genamer verzoek kunnen doen. Hij hing zoo aan het
kind.
Van harte gaarne stemde hij toen en Alois jubelde;
h ,-t scheen hem in het geheel niet moeilijk te vallen
van zijn moeder te scheiden, als hij bij oom Rainer
mocht blijven.
„En dan laat gij zoo nu en dan uw oog wel eens gaan
over den hof," verzocht zij verder'. „Veel valt er niet
op te passen." Ook dat beloofde hij. En dan meende
hij, dat het misschien het beste zou zijn, als hij voor
dien tijd heelemaal zijn intrek op de hofstede nam.
Het was hier toch prettiger en beter voor het kind, en
de weg naar school was dan niet zoo ver als van den
Holderhof; het kon slecht weer worden en zachte
sneeuw. Barbara was het met alles eens.
Weinige dagen later pakte zij hetgoed voor zich eu
de kinderen en voer in een slede, die Rainer voor haar
besteld had, met vroolijken klingklang den zonnigen
winterdag in, den weg naar Interlaken tot bij Zwei-
lütschinen op en dan links door het enge woudravijn
tot Lauterbrunnen naar de arme kantwerkster.
Wordt vervolgd