DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No 109. Honderd en tiende jaargang. 1908. ZATERDAG 9 MEI. ENGEISCHE BRIEVEN. FEUILLETON. DE ALPENKONINGIN. IJit School en Huis. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. „Hel, 't Was In de Mei, zoo blij." LONDEN, 4 Mei 1908. ALKMAARSCHE (Vcm onzen Londmschen medewerker). Als niet dag op dag de couranten ons treurig stem den met de verhalen van de ontzettende ohgelukken, die te zee en te land gedurende de laatste dagen zoo veel menschen levens kostten, zouden we onbezorgder genieten van het heerlijke lenteweer, dat, als met een tooverslag, alle herinnering aan den winter heeft uit- gewischt. Zondag voor acht dagen nog ^zag ik eenen kennis, dicht bij het vuur gekropen, bitter klagend over de pijn welke hem zijn wintervoeten deden en gisteren liep dezelfde man als een kievit zoo vlug langs Lon- dens straten. Overal schittert het frissche, jonge groen u tegen; de grasperken in Hyde-park bij den Temple, in Kew Gardens, overal in een woord zijn zoo prachtig, als ze ooit geweest zijn en toen de eerste Meimorgen aanbrak, badend in zonneschijn, maakten de bloèmen en kransen, waarmee oudergewoonte onze karrevoer- ders op dien dag hunne paarden opsieren, een volkomen passenden indruk. Bij zulk schitterend warm weer be hoorden de vroolijke, bonte kleuren. Natuurlijk miste Londen zijne Mei-betooging niet, doch de kindertjes van de sociaal-democratische Zondagsscholen, die in groote Jan-pleiziers in den stoet meereden, gaven ook aan den ernst van dien optocht, door hun glundere ge zichtjes een opgewekter toon en toen ze met hunne vaandels en muziek langs de kaden de stad in en naar Hyde Park trokken, dacht elk veel minder aan den toekomst-staat, dan aan het oude volksfeest, dat in Engeland al sedert eeuwen op den eersten Mei is ge vierd. Het dansen om den Meiboom, „the Maypole," geschiedt nog in tal van plattelands gemeenten, door meiskes in het wit gekleed; en het wat sentimenteele gedicht van Tennyson „the May Queen," is ook nog bekend, behalve op Nederlandsche H. B. S. voor meis jes enz. De tijden dat zoo'n maypole werd omdanst op 'de plaats waar nu het drukke Strand doorloopt, zijn natuurlijk lang voorbij. Doch wel is de herinnering aan het Meifeest in Londen mede bewaard, door den naam van „Mayfair," vroeger gegeten aan het ruime veld waar destijds de Meifeesten en de Meikermis wer den gevierd, vlak ten oosten van Ilyde Park en nu de wijk waar de rijksten en voornaamsten van Engeland hunne paleizen en woonhuizen hebben. Wie, evenals de socialisten verleden Vrijdag, JEyde Park aan de zuidoostzij, dus hij Hyde Park Corner bin nengaat, merkt al licht aan zijn rechterhand een groot grijs, wat somber gebouw op. Het is het groote Saint. George's Hospitaal. Dit en het bekende Charing Cross Hospitaal zijn de twee eenige in het Zuidwestelijk deel van Londen en daar ze beiden in de buurt van zeer drukke punten liggen, is dat wel geriefelijk bij onge lukken. Nu wordt St. George's Hpsp. evenwel te klein en, daar alle hospitalen hier grootendeels zoo niet ge heel van giften leven, is het niet al te rijk en kan zich niet altijd de nieuwste toestellen en inrichtingen aan schaffen. Nu is het plan in voorbereiding om het hospitaal daar weg te nemen en op een vrij terrein in het bui tengedeelte van Londen een nieuw te bouwen. Men kan er op rekenen voor het terrein bij Hyde Park bijna 8 millioen gulden te krijgen. Het nieuwe gebouw, zou met terrein en al zoowat 4 a 41/2 millioen kosten en de regenten houden dus bijna 4 millioen in kas voor ver dere uitbreiding en verbetering. Het groote bezwaar is, zooals ik boven reeds liet doorschemeren, dat men nu in die buurt geen hospitaal heeft, doch men zegt, dat de Graafschapsraad of eenig ander overheidsli- Naar het Duitsch van FRANZ ROSEN. chaam daarin wel zal voorzien, door eene gelegenheid te stichten waar „eerste hulp" kan verleend worden. Terwijl op deze wijze de buurt van ILyde- Park Cor ner belooft er fraaier en vriendelijker te gaan uitzien het hospitaal is waarlijk zeer leelijk is de toe gang aan de overzij van het park, bij Marble Arch, reeds zoover gekomen. Zooals men weet is het punt bij Maïble Arch het allerdrukste van Londen, veel drukker dan Piccadilly Circus of het pleintje bij de Bank. Het lijkt op die twee plaatsen alleen drukker, omdat het er door de benepen ruimte altijd veel voller is, doch het grootste verkeer heeft plaats^ bij Marble Arch. Nu zijn de rijwegen er omheen gelegd, door een stuk van het park heen, de Boog staat vrij te midden van-, een plein, dat door verkeerswegen wordt gevormd, die elk wel 400 voet breed zijn en het gevaar en tijd verlies zijn nu veel minder. Tk heb eene berekening ge zien, dat het den Londenaars per jaar 21/2 ton gouds bespaart, nu de karren, wagens, omnibussen en derge- lijken niet meer telkens door de politie behoeven te worden „stop gezet," oon elkaar voorhij te laten. „Time is money" is wel een Amerikaansch en zeker geen Londensch handelsbeginsel, doch heelemaal on verschillig is men toch ook hier niet voor tijdverlies. Daar de weg des konings van zijn paleis naar Pad- dington station vanwaar hij naar Windsor reist door dit deel van Hyde Park ligt, heeft men natuur lijk een mooi hek gezet, waar de koninklijke familie dan het Park kan in- of uitrijden. Het is 16 voet breed, 18 voet hoog en versierd met het koninklijk wa pen, de insignes van de Kouseband-orde, met de be roemde Tudor-rose, de witte, die zoolang als oorlogs- symbool gold tegen de roode van het Huis van Lan caster, zoodat dit hek op zich zelf niet van belang ont bloot is. Toen ik dezer dagen daar bij Marble Arch stond to kijken, kwam het me voor dat ik meer equipages met paardefl bespannen zag, dan men sedert een paar jaar gewoon was. De paarden waren wel niet verdwenen, vérre van dat, doch men kon een duidelijke voorliefde voor auto's waarnemen. Ik deed, wat ieder doet, die ia Londen twijfelt en vroeg een wachthebbend diender, wat die er vair vond. Deze verzekerde mij dat ik goed had gezien, er worden veel meer paarden gebruikt, dan het geval is geweest en deze goede man wist zelfs fa milies te noemen, welke hun equipages al afgeschaft hadden en ze nu weer aanschaften. De automanie 'schijnt aan het verdwijnen te zijn. Tn Londen kan men er niet veel vlugger uit den voet, dan met paarden, al leen zeer groote auto's zijn bruikbaar voor gala- en avondtoiletten en alleen voor uitstapjes naar buiten bieden zij een groot vcK>rdeel, daar men dan zeer vlug kan rijden. Goedkooper dan paard en rijtuig zijn ze ook al niet en men voelt zich veel eerder genoopt een nieuw en verbeterd systeem aan te schaffen, nu de uit vinders op het punt van auto's wel heel veel woorden, doch neg lang niet het laatste woord hebben gesproken. Men vertelt liier dat voorname jongelui, die wel wat „elü kenden gebruiken, als auto-agenten, krachtig heb ben geholpen het debiet onder hunne rijke kennissen en vrienden te bevorderen. Een dezer heertjes moet zich zelf op eenen fraaien morgen door eene firma tot agent hebben laten aanstellen, om 's middags met zijn eigen mama een auto te komen koopen. Men moet maar durven. Ook voor het jagen blijft men natuurlijk paarden liouden, want de groote wereld geeft dien vorm van sport evenmin o-p als eenige andere. De leden onzer koninklijke familie gaan trouwens daarin voor en le ven zooveel mogelijk buiten. De Prins van Wales is al niet veel meer in Londen dan de Koning, die er haast nooit is en nu wel voor den „season" komt, doch alweer met het plan ook in die weken de „week ends" van Vrijdagmiddag tot Dinsdagmorgen buiten te zijn. De Prins is nog zoekende naar een buitenverblijf. Sandringham is in 's Konings bezit gebleven en wordt later eigendom van de Koningin, als deze hem over leeft. De Prins heeft dus niets, dat groot genoeg voor hem en zijn gezin is. Hij is er bovendien op ge steld een landgoed te hebben, dat goed gelegenheid geeft tot visschen, waarvan hij hijzonder veel houdt. En zoo hoort men van tijd tot tijd, dat het prinselijk echtpaar nog steeds aan het huizen-zien is. Ik zei dat de auto-manie wat verdwijnt, doch de luchtschipper ij schijnt aan het toenemen te zijn. Tegen het laatst van Mei zullen we hier een ballon-wedstrijd te zien krijgen. Die gaat uit van de Sportclub in Hurlingham, in Z. W. Londen, aan de Theems, de voenraamste buitenclub. De International Aeronau tical Federation heeft de leiding. De heer O. S. Rolls zal met een klein bestuurbaar balonnetje vooruitgaan en de anderen zullen moeten trachten hem te pakken. Hoe dit zal geschieden weet ik niet. Moet hij op eene hoogte blijven, of mag hij. near verkiezing rijzen en dalen? In elk geval zal het een merkwaardig ge zicht zijn, want niet minder dan 35 luchtschepen zijn reeds ingeschreven. Minder smaakvol komt het mij voor dat de Engel- sche meisjes gaan wedstrijden in schoonheid. Een blad heeft zich fotografieën laten sturen en de mooiste juf frouw is nu uitgeschilderd en hangt op de pas geopen de voorjaarstentoonstelling der Royal Academy. Niet tevreden met een dergelijke advertentie harer bekoor lijkheden heeft ze nu ook een artikel geschreven om te vertellen wat een mensch al zoo kan doen om mooi te worden on te blijven. Zij erkent gelukkig te zijn ge weest in de keus barer ouders. Verder geeft ze allen- lei raad, die men ook zoo wel weet: niet in ruw weer, of feilen zonneschijn uitgaan, zich niet te veel ver moeien en ook niet te weinig beweging nemen, enz. Maar is het niet een ziekelijk, wansmakelijk gedoe van o'n kind' 39 i Op den ochtend der begrafenis was Alois verdwe nen en nergens te vinden. Toen Barbara over de plaats ging om in den stal naar hem te zoeken, hoorde zij uit den hoek, waar het hondenhok stond, een onder drukt gesteun. Zij ging er heen. Het kind was in het hok gekropen, had den hals van zijn harigen vriend omvat en snikte in den bruinen pels. En het dier hield zich zeer stil en keek op he stuiptrekkende kinderlichaampje neder, als wilde hij zeggen- Ja, ge hebt gelijk, ween jij maar! Barbara ge voelde, hoe een ban van hare .ziel werd genomen. „Alois kom hier!" zeide zij met gesmoorde stem Aarzelend, altijd nog hevig snikkend, kroop het kind uit het hok.- Zij hief het op en drukte het hartstochte lijk in hare, armen. „Wat doe je toch hier wat is er dan?" vroeg Bar bara. „Ik heb gezien," stamelde de knaap in afgebroken zinnen, „hoe zij vader in de zware kist hebben geslo ten! Vader moet hierblijven, moeder! Tk wil naar va der „Vader kan niet hierblijven, mijn kind. De goede God Barbara brak af. Zij knielde neder, omdat het kind haar al te zwaar aan den hals hing. Vast om sloten, dicht tegen elkaar aangedrukt, in sneeuw en winterkoude weenden zij zich aan eikaars harten uit Het waren de eerste tranen van de vrouw. Het kind had zo bij haar te voorschijn geroepen. Het geheele dorp vulde den hof toen de plechtigheid begon en volgde Amberger naar zijn laatste rustplaats. Achter de kist gingen Barbara en Rainer. Deze had Alois bij de hand genomen; de kleinen waren thuisge bleven. Er werd veel geweend bij de schoone en hartroerende rede, die de predikant aan het g-raf hield; zelfs be baarde mannen wischten zich de oogen. Alleen Bar bara weende niet, maar staarde met bleek gelaat voor zich uit. Toen de eerste hardbevroren aardkluiten op de kist neerploften, slaakte Alois, die met toene menden angst al die verschrikkelijke handelingen had gadegeslagen, een luide kreet en omklemde Rainer zijn gezicht in diens jaspanden verbergend. Rainer leg de don arm om hem en drukte hem vast tegen zich aan Een traan viel snel en zwaar en het dikke kinderhaar, en de man, die ze niet had kunnen weerhouden, deed in zijn hart de belofte „Gij arm weesje, ik wil een vader voor je worden in de plaats van hem, die het niet langer heeft mogen zijn. Daartoe helpe mij God!" Tusschen de geringsten en achtersten der rouwdra gende gemeente stond een zwaar gesluierde gestalte, wier oog-en zich niet konden losmaken van den man en van het kind; wier lippen de vrome liederen medezon gen, omdat de schuld van hem, met wien zij zich één gevoelde, haar op dte ziel brandde, die echter toch niet had kunnen wegblijven, omdat het medelijden en de liefde bij haar machtiger waren dan al het andere. Dat was Margrete Uttdörfer. Dézen nacht bleef Rainer nog in het sterfhuis zijns broeders. Den volgenden morgen trok hij weer naai den Holderhof en alles werd weer zooals het vroeger was geweest. Alleen, waar nnders een pijnlijke span ning zijn borst had saamgeknepen en verontrust, was het thans kalm, verlaten en eenzaam; en de lach, dien hij niettegenstaande alle zorgen en Bekommernissen nog sieeds niet had verleerd, was-verdwenen. Barbara verkocht vee, om het geld bijeen te krijgen dat zij aan Uttdörfer of, omdat deze niet te huis was, aan Margrete moest teruggeven; zij wist niet waar zij het anders vandaan zou halen, want er was niets over gebleven. Juist toen zij den koop gesloten had, kwam Rainer haar bezoeken. Zij had er hem niets van ge zegd, hij moest er niets van vernemen, opdat hij niet ii. Arglooze volwassenen. Moe is alleen thuis met de kinderen. Pa zal zoo aanstonds komen. Moe is, zooals trouwens bijna al tijd, want ze acht dit haar eerste en hoogste plicht, bezig met haar kinderen te vermanen. Zij ziet weer zooveel, dat niet past. Koosje, een negenjarige, ge zonde meid, kwam binnen met de kous op de hielen Dat past niet. Koosje moet zich aan netheid gewen nen en haar beenen niet laten zien. Jan, een elfjarige guit, zat zoo even aan tafel te fluiten, dat past niet, straatjongens fluiten, fatsoen- ijke kinderen doen zooiets niet. Hein, een 15-jarige II. B. scholier, moet dat boek oogenblikkelijk aan zijn kameraad terugbrengen en maar heel spoedig naar een anderen vriend omzien. Onzedelijke lectuur duldt-Moe niet in haar huis. Zij heeft zelf zulke boeken nooit gelezen, omdat zij er zooveel kwaad van hoorde vertellen. Marie, een meisje van achttien jaar, moet niet zoo dicht bij het raam gaan zitten. Dat doet Moe toch ook niet. De moeder heeft nog meer kinderen en nog meer noten op haar zang, doch wat wij gehoord hebben is voldoende om te weten, dat deze vrouw bezig is, haar kinderen een gareel op te leggen, dat eiken dag groo ter en zwaarder wordt en in zijn onvoltooidheid nooit pasklaar is. Zij is kortzichtig genoeg om niet te bevroeden, dat haar kroost dit lompe gareel terstond afwerpt, zoodra het aan moeders loerend oog ontsnapt. Zij begrijpt niet, dat een indruk na eindelooze herhaling geea in druk meer achterlaat en zij is niet doordrongen van het waarschuwend woord: „Bluscht den geest niet uit." Nu komt vader thuis, een man in de volle kracht zijns levens, blakend van gezondheid en levenslust en met een lach op het gelaat, die terstond voor hem in neemt. Zoodra hij de kamer binnenkomt, loopt hij op Koosje toe, die nog altijd strijd voert met de weerbars tige kous, knijpt haar in de bloote kuit en roept uit: „Meid, wat ben je toch een gezonde brokEn, zich tot zijn vrouw richtend, „Wil je wel gelooven, Marie, dat mij een stroom door het lichaam gaat, als ik die klein a meid zie!" Wat zijn vtouw een gefluisterd gemelijk, „Och, vent, je bent gek!" ontlokt. Jan lacht meesmuilend. Vader ontgaat dit niet en hij vraagt, „Hoe zit jij daar zoo te druilen, jongen?" ,Jan is uit zijn hum," zegt Moe. „Jan heeft de on hebbelijkheid om zuur te zien, als Moe hem oen aan merking maakt." „Wat heb je uitgevoerd, oude zondaar?" „Jan is een straatjongen, die aan tafel straatliedjes zit te fluiten." „Maar, jongen, wat doe je in huis? Ga den tuin in, ga de straat op!" En Jan maakt zich ijlings uit de voeten, gevolgd door Koosje met de kous op de hielen. Ook Marie ver wijdert zich en laat Hein alleen in handen van het ge recht. Moe grijpt deze gelegenheid terstond aan om met Hein verder af te rekenen omtrent zijn onzedelijke lec tuur. Het boek, een werk van „Paul de Koek," moot voor den dag en vader wordt geïnviteerd, het titel plaatje eens te bezien en dan te beslissen, of dit een boek is voor een 15-jarigeu jongen. „Heb je het boek gelezen, Hein?" „Neen, vader, een bladzijde of dertig en toen heb ik het prul neergelegd." „Het viel je niet mee, hè?" „Eerlijk bekend, neen, vader. De jongens maakten er zoo'n ophef van, d-at mij de lust bekroop het te le zen. Maar ik had er gauw genoeg van. Moe vindt het heel erg, als ik zoo'n boek lees. U toch zeker niet?" ,Denk eens na over wat je daar zegt, Hein. We zul len daar samen wel eens over praten. Leg het boek maar weg." „Moe vindt beter, dat ik het dadelijk wegbreng, va der." „Nog beteï*, jongen, doe dat." Hein af; de ouders zijn alleen. „Heb jij wel eens een werk van Paul de Kook gele zen, vrouw? Neen, dat heb je niet en daarom ben j# onbevoegd tot oordeelen in deze. Ja, ja, de kinderen groeien ons boven het hoofd en dat is maar goed ook; want hoe zou er anders vooruitgang zijn in de wereld Maar weet je wel, dat Hein nu zedelijk verder, hoogm is dan jij? Ik stem je toe, dat het niet pleizierig is, zooiete te hooren, maar je weet, ik houd van klaren wijn. Kijk eens, LIein heeft gedacht, heel wat te zul len lezen in dat boek. Hij komt op een leeftijd, waar op jongens begeerig doordringen in de verborgenheden des grooten levens. Het boek heeft hem ontnuchterd, hem een „Is dat nu alles?" ontlokt. Juist de bedoeling van den schrijver. Die zag bij grooten en kleinen den trek naar de zoogenaamde verborgenheden en wou ze van dia kwaal genezen. Wees blij dat onze Hein het hoek in handen heeft gekregen en bekeerd is." Wat leert ons dit huislijk tafereel tja? op het denkbeeld zon komen, haar te helpen. Nu ver nam hij het toch. Zij kreeg een kleur tot achter de ooren, toen zij henj. de waarheid zeide en wurgde de woorden als het ware uit den mond. Rainer schudde afkeurend het hoofd. „Ware het dan niet anders mogelijk geweest?" zei de hij. „Tk weet, gij hebt reeds eenmaal geweigerd iets van mij aan te nemen. .Maar nu is toch alles an ders. „Neen, het is volstrekt niet anders," onderbrak zij haastig. „Het zijn Uli's schulden en dat zijn mijne zaken. Zooveel 'als ik kan, neeni ik alleen op mijzelf.' Dat Uli het niet anders had gewild, zeide zij niet zij wist, dat het hem krenken zou en dat wilde zij hem van zijn broeder sparen. Zoo nam zij dus ook de wei geving geheel op zich. Rainer stond op zijn stok geleund en keek toe, hoe de kor i en weggeleid werden. Hij dacht aan dien zo- me-rl-ig, toen zij den stier va'n de alp weghaalden. Ho» veie waren hem reeds gevolgd. „Barbara," zeide hij, „ik wil er me niet mede bemoei en, omdat gij dat niet wenscht. Maar zoo moogt gij niet verder huishouden!" Zij liet droef het hoofd zin ken en bekeek het geld in hare hand. „Het ging niet anders. Maar het is de laatste maal geweest. Van nu af zal ik zuinig zijn en sparen. Ik zal er wel weer bovenop komen." Zij legde de blinken de goudstukken tegen elkaar en maakte er een rolle tje van. .Wie zal het haar brengen?" Vroeg zij bedroefd. „Stuur het haar met den knecht en doe er een brief je bij. Geheim houden kunt ge het toch niet, nu het eenmaal in de herberg is besproken." „Neen, integendeel. Wanneer zij allen wisten, dat Amberger aan Uttdörfer geld schuldig was, zou het juist goed zijn, dat zij ook vernamen, dat-de schuld ge- deigd was. Ma het kerstfeest, dat stil en zonder feesten voorbij was gegaan, zeide Barbara tot haren zwager: Ik kan het niet langer uithouden, Rainer. Ik moet weg. Ik zou wel een poosje naar moeder willen gaan." liet was een der eerste dagen in het nieuwe jaar. Het sneeuwtapijt daarbuiten was nog dikker, d« we reld nog witter en eenzamer geworden. Zij waren samen in de kerk geweest en Rainer bleef des middags op de Amberger hofstede. Hij zat aan haar tafel té genover haar en dacht over hare woorden na. Ja, het zoude goed voor haar zijn. Zij verstomde en verdroogde hier geheel in haar stillen rouw. Zij uitte zich tegen niemand, ook tegen hem niet. Wellicht ken zij het tegen haar moeder. „Ja, ga rfiaar," zeide hij. „De moederliefde aal je goed doen. Het zijn niet slechts de kleinen die ze *oe- dig hebben, de grooten hebben er dikwijls veel meer be hoefte aan. „Ik heb gedacht, dat ik Christien en Mareili mee zou kunnen nemen," ging zij na een oogenblik voort. „Maar Alois, ja, die zou hier moeten blijven, e*i de school. Zoudt gij den jongen niet zoolang bij je willen nemen, Rainer?" Get was de eerste keer in dien geheelen tijd, dat zij een verzoek tot hem richtte, dat zij toonde vertrouwen in hem te stellen. En zij had hem nauwelijks een aan genamer verzoek kunnen doen. Hij hing zoo aan het kind. Van harte gaarne stemde hij toen en Alois jubelde; h ,-t scheen hem in het geheel niet moeilijk te vallen van zijn moeder te scheiden, als hij bij oom Rainer mocht blijven. „En dan laat gij zoo nu en dan uw oog wel eens gaan over den hof," verzocht zij verder'. „Veel valt er niet op te passen." Ook dat beloofde hij. En dan meende hij, dat het misschien het beste zou zijn, als hij voor dien tijd heelemaal zijn intrek op de hofstede nam. Het was hier toch prettiger en beter voor het kind, en de weg naar school was dan niet zoo ver als van den Holderhof; het kon slecht weer worden en zachte sneeuw. Barbara was het met alles eens. Weinige dagen later pakte zij hetgoed voor zich eu de kinderen en voer in een slede, die Rainer voor haar besteld had, met vroolijken klingklang den zonnigen winterdag in, den weg naar Interlaken tot bij Zwei- lütschinen op en dan links door het enge woudravijn tot Lauterbrunnen naar de arme kantwerkster. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 5