DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 123 Honderd en tiende jaargang. 1908 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden VOOS' Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. DINSDAG Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 26 MEI. Plaatselijke Belastingen. primitief kohier van den hoofdeliiken omslag, Nationale Militie. FEUILLETON. DE ALPENKONINGIN. BINNENLAND. Telefoonnummer 3. HINDERWET. Tweede Kamer. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat zij bij besluit van den 23 Mei 1.1. onder voorwaarden ver gunning hebben verleend aan J. C. MüLLER, aldaar, tot het oprichten van een herstelplaats van rijwielen met veldsmidse, in het perceel Nieuwpoortslaan. wijk E. No. 58. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, J. DE WIT Dz., Voorzitter, lo. B. 25 Mei 1908. DONATH, Secretaiis. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat het dienst 1908, door den gemeenteraad vastgesteld den 6en Mei 1.1. en door de Gedeputeerde Staten goedge keurd den 20en Mei d. a. v., heden aan den gemeente ontvanger ter invordering is uitgereikt en gedurende vijf maanden op de secretarie in afschrift voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Bezwaren tegen den aanslag kunnen op ongezegeld papier worden ingediend binnen drie maanden na den dag der uitreiking van de aanslagbiljetten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, JAN DE WIT Dz., Voorz., loB. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 25 Mei 1908. De BURGEMEESTER der gemeente Alkmaar, gelast, krachtens bekomen aanschrijving, de onderstaande hier wonende verlofgangers, om zich, voorzien van hunne militaire kleeding- en uitrustingstukken, zak boekje en verlofpas, ter bijwoning der herhalings oefeningen, 's namiddags vóór 4 ure, bij hun korps te vervoegen als volgt: 10e Regiment Infanterie, lichting 1901, garnizoen Helder, 15 Juni 1908, JACOB BAKKER. 2e Regiment Vesting-Artillerie, lichting 19 3, gar nizoen Naarden, 15 Juni 1908, JOHANNES ADR1ANUS CRAMER. 2e Regiment Veld-Artillerie, lichting 1903, garnizoen 's-Gravenhage, 15 Juni 1908, PETRUS JOHANNES BROUWER. Ie Regiment Veld-Artillerie, lichting 1903, garni zoen Utrecht, 22 Juni 1908, GOSSE VAN DER WOUDE. 2e Regiment Vesting-Artillerie, lichting 1905, gar nizoen Amsterdam, 29 Juni 1908, JAN LAAN, HENDRIK ZAAD- NOORDIJK. Regiment Genietroepen, lichting 1903, garnizoen Utrecht, 29 Juni 1908, JAN HENDRIK BOUMAN. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, 25 Mei 1908. JAN DE WIT Dz., R B. ALKMAAR, 26 Mei. President Fallières bevindt zich op bet oogenblik te Londen. Hij schijnt overigens geen reislustig man te zijn. Alle vroolijkheid en bewegelijkheid van zijn land- genooten, de Gascogners wel bekend uit Cyrano zijn hem vreemd. Voortgesproten uit de kleine burge rij, is de president een eenvoudig man gebleven, die niet houdt van de wereld, waarin men zich volgens een j tooneelschrijver, die beweert het te kunnen weten, ver veelt. De heer Fallières is alles behalve# een represen tatief man. Zijn voorganger, de heer Loubet, was een genoeglijk burgermannetje, die meer geschikt was voor rentenier wat hij dan ook nu is dan voor president. Maar de heer Fallières overtreft hem op dit punt: een van de aardigste woordspelingen én iro nische gezegden, welke er bij zijn verkiezing tot pre sident werden gehoord, was wel dat bij was „un Lou bet sans bretelles," dus nog een beetje ongegeneerde!- dan zijn voorganger. Deze laatste echter heeft er tij dens zijn presidentschap naar gestreefd de betrekkin gen tusèchen Frankrijk en het buitenland te verbete ren en om die goede betrekkingen te handhaven, moet president Fallières, hoe weinig zin hij overigens ook aan officiëele reizen mag hebben, op reis, eerst naar Engeland en dan naar de Scandinavische havens, terwijl hij ook den Tsaar zal ontmoeten, die eveneens bezocht zal worden door Koning Eduard, waarover de Russische, Fransehe en Engelsche bladen met veel geestdrift schrijven. Gisteren is de President in Engeland aangekomen. In de Fransehe zeestad Boulogne heeft de burgemees ter hem eerst nog toegesproken en hem er aan herin nerd, dat die stad eens liet tooneel was geweest van worstelingen, waarbijde dapperheid en de vaderlands liefde van Frankrijk en van de „toen vijandige Engel sche natie" aan het licht traden. Frankrijk en Enge land hebben heel veel moeten vergeven en vergeten, voordat ze vrienden konden worden. Dit heeft de lieer Fallières ook te Boulogne erkend: hij herinnerde er aan, dat men er vroeger aan beide zijden van het Nauw van Calais niet aan dacht, aan wal te gaan, ten zij om elkaar te bestrijden. Thans evenwel grijpt men elke gelegenheid aan om elkaar hartelijk de hand te drukken, zedde de President, En inderdaad: Koning Eduard en President Fal lières zijn „dikke" vrienden en de Engelsche en I ran- sche volkeren houden verbroederingstentoonstellingen en vieren verbroederingsfeesten. De ontvangst was zeer hartelijk. De President ging onder betoogingen van groote geestdrift en onder donderende saluutscho ten van de Britsche oorlogsschepen te Dover aan wal. Een eerewacht stond op 't havenhoofd geschaard en 5000 schoolkinderen zongen de Marseillaise, terwijl de burgemeester en 't gemeentebestuur een adres aanbo den op een zilveren schaal met de letters „R. 1- en 't wapen der stad versierd enz. enz. Omstreeks kwart over 4 uur kwam de heer lières aan 't Victoriast-ation te Londen aan. Toen de stoet het station uitkwam om naar liet St,- James-paleis te gaan speelde het muziekcorps de Mar- seillaisse en het Britsche Volkslied. Onderweg stond een groote menigte die den stoet luide toejuichte. Fransehe toeschouwers riepen: „Leve koning Eduard! Leve de President." Engelschen beantwoordden dit met: „Leve Fallières! Leve Frankrijk!" Het is niet te hopen, dat de Engelschen hun gast m het Eransch toegeroepen hebben misschien echter Naar het Duitsch van FRANZ ROSEN. 53) Ach Godach Godriep het in Barbara's binnenste zij keek hem maar steeds aan, blikte hem in de lachen de oogen en was niet in staat een vin te verroeren. „Hoe is het er mee? Zijt gij allen met elkaar ver steend?" riep hij vroolijk. „Denkt gij dat ik de water man ben?" vroeg hij de kinderen. „Kom eens gauw hier, Alois, neem mijn pet eens aan en breng hem in de keuken om te drogenHoe Ben je bang Schaam je! Een jongen die een goed geweten heeft is niet bang als onze lieve. Heer van de berg-en predikt! Nu kreeg Alois moed en ging. Moeder Martha was thans geheel en al uit haar hoekje te voorschijn gekomen. „Het lijkt wel alsof gij het verstand verloren hebt, om bij zulk weer rond te loopenwaarschuwde zij. „Heerlijk is het!" riep hij. „Gesnakt heb ik er naar die opfrissching was noodig. En in de kamer ben ik niet veiliger dan buiten. De hemel welft zich boven al les." Hoofdschuddend keek de oude naar zijn van water drijvende kleeren. „Hebt ge dan geen droog goed voor je zwager?" wendde zij zich tot Barbara. „Hij kan toch niet in die natte kleeren hier zittenEr zal toch nog wel een jas zijn van Ulrich of is alles weg gegeven voor de afgebranden Zwijgend stond Barbara op en ging naar het neven- vertrek. Een nieuwe bliksemstraal, een kraken en versplinteren werd gezien en gehoord. Angstig luister de de vrouw een genotvol beven doorvoer den man „Wat heeft je hierheen gevoerd, Rainer?'' vroeg zij Hij keek haar aan, keek weer naar het onweder daarbuiten en zeide: hebben zij de taal beter leeren spreken. Vroeger meen de ieder Engelschman dat hij met het Engelsch de we reld rond kon komen. Voor de vriendschap met Frankrijk moet men ook langzamerhand wel een beetje Eransch leeren. Trouwens gisteren bevatten En gelsche bladen hoofdartikelen in het Engelsch, met de Fransehe vertalingen ernaast. En een der bladen ver zekerde: „Wanneer president Fallières ons dns geest driftig hoort roepen: Vive la France! moge hij weten, dat, hoe slecht onze uitspraak ook zij, onze oprechtheid geen twijfel lijdt." De feestweek belooft zeer luisterrijk te worden. Het programma begon gisteren met een eerebanket in het Buckingham-palace. De Koning had daarbij de prin ses van Wales aan zijn linker-, president Fallieres aan zijn rechterzijde. De Koningin zat naast den presi dent. Natuurlijk zullen er tijdens dien maaltijd hartelijke toespraken zijn gewisseld, maar de tekst daarvan is ons op dit oogenblik nog niet bekend. Vandaag zal de Fransch-Engelsche tentoonstelling worden bezocht, morgen de Gildenhal van de vele maaltijden zullen we maar niet spreken. In het Operagebouw van Oovent-Garden zal het Hof met zijn hoogen gast een voorstelling bijwonen. Die schouwburg wordt geheel en al versierd met rozen en orchideeën; een kwart millioen rozen zijn daarvoor noodig, en men is nu reeds met de versiering begon nen. Plaatsen worden er verkocht voor 80 en 100 gul den en loges voor 400 en 500 gulden. In het Alhambra-theater zal men een zinnebeeldige voorstelling geven van de Fransch-Engelsche vriend schap, getiteld: „de twee vlaggen." Vrijdag keert de President weer naar Parijs terug. Dan heeft hij een buitenlandsche plicht volbracht. Heeft hij niet bij de aanvaarding van zijn president schap gezegd, dat hij eenvoudig zijn plicht zou doen als goed citoyen? En zoo zal hij zijn plicht ook doen, als hij naar Rus land gaat, om te toonen, dat het bondgenootschap nog even stevig is als voorheen en niets van zijn kracht en ;ijn waarde heeft verloren. Fal- De beraadslagingen over de motie-Bos c.s. werden gisteren voortgezet. Ofschoon thans, nadat de Regeering gesproken heeft de replieken aan de orde zijo, werd ip dezen (weeden termijn nog het woord gevoerd door den nieuwen spreker, den heer Nolens (K. Venlo); deze meende, I dat uit de gevoerde discussiën voldoende gebleken is, welk gevaar de motie loopt. De beide betrokken ministers zijn voor de motie niet gunstig gestemd, al verklaarde de minister van Financiën, dat haar aan neming of verwerping hem koud zal laten. De Kamer is echter volkomen vrij in haar oordeel. Er zijn drie groepen in de Kamer. Zoowel degenen die in beginsel vóór als zij die in beginsel tegen de motie zijn, verkeeren in benijdenswaardige positie. Zij hebben de zaak kalm overwogenzij kunnen rustig hun stem vóór de motie uitbrengen. De derde groep is echter in de moeilijkste positie. Zij zijn vóór staatsexploitatie, wanneer vaststaat, dat daarvan betere toestanden te verwachten zijn dan de bestaande. Zij stellen zich op zuiver practisch standpunt. Voor hen is 't moeilijk hun stem uit te brengen. Meer licht achten sommigen hunner en ook spr. wonschelijk. Voldoende ir gelicht zijn zij nog niet. Wordt de motie aangenomen, dan wordt niets be reikt. De Regeering kan ze naast zich neerleggen. Doch wordt ze verworpen, dan geschiedt er evenmin iets. Dan komen er ook geen verbeteringen van ons spoorwegwezen welke velen wenschelijk achten. Noch omtrent de financieele quaestie, noch omtrent de verhoudingen tusschen Staat, Maatschappij en per soneel achtte spr. voldoende klaarheid aanwezig. Nu wil de minister van Financiën een onderzoek instellen, doch hoezeer dat ook toejuiching verdient, dit onder zoek zal alleen loopen over de financieele uitkomsten der overeenkomsten. Spr. wenschte daarom een bree der onderzoek, dat de quae9tie in haar vollen omvang omvat. Met dat doel wenschte spr. de volgende motie voor te stellen, die voor alle groepen in de Kamer aan nemelijk is: „De Kamer, van oordeel, dat de vraag of voortzet ting van het thans gevolg-de beleid betreffende de spoorwegen, wenschelijk is, dringend overweging ver dient, noodigt de Regeering uit door een in te stellen Staatscommissie te doen onderzoeken of en zoo ja, op welke wijze in dat beleid verandering ware aan te brengen." De heer Bos (V. D. Winschoten) betwistte dat het hier louter een quaestie van cijfers geldt, gelijk de heer Van Gitters het voorstelde. Ware dit het geval, dan zou de zaak alleen voor schriftelijke behandeling vat baar zijn. Het betreft hier wel degelijk een vraagstuk van economische politiek. Van pressie op de Regee ring was bij de voorstellers geen sprake. Zij willen slechts een krachtigen wensch uitspreken. Tot intrek king der motie bestaat dan ook geen aanleiding, ook niet na de indiening der motie-Nolens die niet tegen over maar naast sprekers motie staat. Wordt deze motie aangenomen, dan behoeft de Re geering niet overhaast tot staatsexploitatie over te gaan, doch zal zij hebben op te stellen een plan voor de financieele organisatie en de organisatie van het bestuur. Het is thans echter niet noodig zich in. alle onderdeden een beeld voor oogen te stellen van de wij ze waarop de Staatsexploitatie zal worden uitgevoerd. Die vragen komen slechts bij een desbetreffend wets ontwerp aan de orde. Met nadruk wees hij erop, dat het nooit gelukken zal, behoorlijke exploitatiecontracten te maken, gelijk dat in geen enkel land ter wereld is gelukt. Hij ging nogmaals in 't kort de resultaten der staatsexploitatie in andere landen na, en trachtte de daartegen ingebrach te bedenkingen te weerleggen. Hij hield staande, dat- de maatschappijen door de naastingsclausule, het zwaard van Damocles, dat haar boven 't hoofd hangt, niet vrij zijn in haar ontwikkeling en daar geen ambi tie voor hebben. Een onmogelijkheid achtte spreker het, om contracten te ontwerpen, zonder een naas tingsbepaling geen enkel land zal dat meer willen en als de heer Plate het zou voorstellen, zou hij een storm van. verontwaardiging verwekken. Spreker beschouwde als de meest actieve spoorweg- politiek niet een politiek van bescherming, maar een politiek van steun. Iïij betoogde, dat een commercieel voeren van het spoorwegbedrijf zeer goed mogelijk is, vooral, wanneer men spoorwegraden instelt. „Omdat bijeenkruipt, wat bijeen behoort, in een der gelijk uur, waarvan men niet weet, of men er het le ven bij behoudt." „Gij geeft dus toe, dat er gevaar bij isriep zij be vredigd. 1 j j „Zeker, maar het is heerlijk zooals destijds de brand!" Barbara kwam terug. Zij bracht een oude buis van Illrich en Rainer ging er mee naar de keuken, om het aan te trekken en de eigen kleeren bij het vuur te han gen. „Breng- iets verwarmends voor Rainer," beval moe der Martha de dochter, die droomend aan het venster stond. „Een glas kirsch of gentiaan! Je staat daar precies als een houten beeld!" Barbara wendde zich langzaam om en deed wat de moeder wenschte. Deze maakte onder haar schort een vuist. Zij was somtijds ernstig ontevreden over hare dochter. „Zoo," zeide zij, toen Rainer in het droge buis aan do tafel zat en den kruidenwijn 'dronk, dien zij hem had ingeschonken, omdat Barbara met de flesich in de hand was blijven staan, als wist zij niet, wat zij er me de doen moest. „Zoo nu blijf je toch zeker hiel- tot. alles over is en wacht tot de zon weer schijnt E" „Zeker, moeder Martha." Het bedaarde huiten reeds, de. bliksemschichten kwa men zeldzamer en de donderslagen werden zwakker. De storm was voorbij gevlogen en had slechts een flin- keri, frisschen wind achtergelaten, die de donkere wol kenmassa's voor zich uitschoof. Boven den grooten Scheideck vertoonde zich weer een vaal, geel schijnsel. Alleen de regen viel nog in stroomen Barbara was met haar verstelwerk aan het venster gaan zitten, piekte, alsof het nog nooit zulk een haast had gehad en sprak eig-enlijk geen woord, zij nam niet aan het ge sprek deel. Want elk harer woorden zou van liefde moeten spreken, zoo dacht zij. Daar flikkerde nog eenmaal een bliksemflits zoo dichtbij als ging zij voorbij het vensrter; op hetzelfde oogenblik rolde de donder, luider en knetterendei' dan totnutoe. Het huis schudde, de grond waarop het stond bewoog zich. In de kronen der pude hoornen sid derde het; een der grootste takken neigde zich, brak lang-zóam af en viel ter aarde; lange scherpe splinters vertoonden zich op de plaats waar de bliksem was in geslagen en langs den stam liep een witte streep tot aan de wortels. Barbara was van het venster teruggeweken. Haar gelaat was bleek van ontsteltenis. Moeder Martha ver borg het hoofd in de handen en jammerde zacht. Rai ner was midden in zijn woorden verstomd en zeer ern stig geworden. „Ik hef mijne oogen op tot de hergen, vanwaar mijne hulpe komt!" bad de oude. De man en de vrouw zagen elkaar aan. Rainers -oogen schitterden; Barbara sloeg de liare neder, als schaamde zij zich. En wederom flikkerde een licht door de kamer. Dit maal echter was het een zonnestraal, die overwinnend de stroomende wolken vaneenreet, de natte aarde deed glinsteren en breed en goudkleurig, gesluierd door een lichten nevel, langs den houten vloer gleed. Zich op dringende wolken sloten den spleet weer, waardoor do hemelglans vluchtig was heengedrongen; maar ander zijds moesten zij weer ruim baan maken, opdat het licht werd op de aarde. De stroomen des hemels ver droogden en met de beken der bergen stroomde de vreugde dalwaarts. Barbara en Rainer stonden in de geopende huisdeur, ademden de gezuiverde lucht in en betrachtten de schade door den bliksem aan den ouden boom toege bracht. Het had geheel opgehouden met regenen. Op de bergen straalde een sneeuwwitte helderheid en de zwarte wolken drongen zich ijl door het nauwe Lüt- schinedal. Het druppelde van de daken en van de boomen, en op de steenen van den geplaveiden hof ver dampte de vochtigheid. Het kabbelde en ruischtc langs wegen en paden en klokte in de waterleidingen der weiden. Geur ontstroomde aan de glanzende bla deren der hoornen en uit de zwaar neergebogen plan ten en bloemen in het huistuintje. „Barbara," zeide hij, „kom, ga wat met mij wande len." Zij keek vluchtig op, boog het hoofd en fronste het voorhoofd. „Tk heb geen tijd," zeide zij. „Barbara," zqjde hij met bitteren ern9t, „wanneer gij mijn verzoek afslaat, dan is het uit tusschen u en mij." Zij sidderde van schrik. Uit heel en al uit! Neen - slechts dat niet; zoo niet. Dan liever de geheele waarheid gezegd alles. Wellicht kon zij uitstel vin den, het tegenhouden. Maar uit geheel en al uit neenIets moest er toch nog voor haar te redden zijn. „Ik zal meegaan," zeide zij. „Maar ik wil toch een paar flinke schoenen aantrekken, tegen het water." Binnen zeide zij haar moeder, dat zij met Rainer uitging; deze knikte tevreden. „Ga maar. Ik zal in- tusschen voor het avondeten zorgen." De weg was juist breed genoeg voor beiden. Zij gin gen achter het huis om den berg op, door de weiden aan den Hertenbiihl, tot zij het zoompad betraden, dat achter den Diirrenberg om, naar den Faulhorn voert; op den steenachtigen bergweg stegen zij verder, in de richting van het bosch. Rondom lachte de wereld. De vogels jubelden, de zon schitterde in miiïioenenp-egendruppels en op de hergen troonde de hemelsche vrede Af en toe bleef Rainer staan en keek in het rond. Dan bleef ook Bar bara staan. Haar adem ging sneller van het flinke klimmen, haar borst welfde zich hoog en snel; in haar verbleekt gelaat steeg het rood op van het jeugdige levenmaar hare oogen bleven treurig en haar hart werd ter neer gedrukt door een onbestemden angst. Af en toe spraken zij ook; hij vroolijk, bijna overmoedig; zij kort, met onduidelijke stem en woorden zonder sa menhang. Toen zij de laatste hooggebouwde hofsteden achter zich hadden gelaten, werd Rainer stil. Barbara'-s angst ging in een kwellende onrust over. „Zouden wij niet terugkeeren," zeide hij, terwijl zij bleef staan. „Neen kom nog mee tot in het bosch," verzocht hij. Zwij gend stemde zij toe. „Ik wilde je iets zeggen." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1