DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 125
Honderd en tiende jaargang.
1908
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
V R IJ D A G
29 MEI.
Plaatselijke Belastingen.
primitief kohier Yan den hoofdeliiken omslag,
Militie.
Hinderwet.
FEUILLETON.
DE ALPENKONINGIN,
Morgengoud.
BINNENLAND.
Telefoonnummer 3.
Tweede Kamer.
De heer De Klerk (U. L. Rotterdam II)
juichte op zich zeil de instelling van de staats
commissie toe, maar had gewenscht dat de Reg.
met de instelling had gewacht tot na afloop
dezer discussie. Een staatscommissie is er tei'
voorlichting van Reg. en Kamer. De Kamer is
er niet tot voorlichting van eene staatscommissie.
De Minister had anders kunnen handelen. Over
de samenstelling der commissie wilde spr. weinig
zeggen.
Zeker ware het gewenscht geweest eenige
voormannen van de rijksinrichtingen in de com
missie te benoemen. Had de Regeering niet beter
gedaan de vier Kamerleden, die speciaal de zaak
onderzocht hebben, in de commissie te benoe
men? Dan hadden zij rechtstreeks hun mede-
deelingen kunnen doen. Spr. voor zich geeft er
de voorkeur aan nu maar het rapport der staats
commissie at te wachten.
De Min. van Landbouw meende dat de
Reg. haar plicht heelt gedaan. De Kamer kan
de hare doen door hier besprekingen te houdeil
waar de Reg. bij tegenwoordig is. Maar daar
naast staat de taak der Reg. om op waardige
wijze haar positie tegenover de rijkswerklieden
af te bakenen. De algemeene beginselen voor de
arbeidsregeling voor de rijkswerklieden dienen
vastgesteld voor alle takken van dienst. Dat is
het doel der instelling van de staatscommissie.
De redevoeringen hier nu kunnen materieel zijn
voor de staatscommissie. De instelling der staats
commissie staat aan die besprekingen niet in
den weg. Integendeel kan men thans met meer
blijmoedigheid spreken.
Wat de samenstelling der commissie aangaat,
voor vaststelling van de algemeene beginselen
der arbeidsregeling waren deskundige ambte
naren noodig, maar onderzocht moet ook worden
of het mogelijk is voor de toekomst een com
missie te benoemen die zal hebben te adviseeren
over wijzigingen en toezicht. De samenstelling
van zulk een commissie zal gansch anders moeten
zijn. Haar doel is geheel anders dan dat waar
voor de staatscommissie is benoemd. De Reg.
kon op de discussies hier niet wachten. Het is
ÉL JU 61:
MAARSCHE COURANT.
\LIC-
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van A
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat het
dienst 1908, door den gemeenteraad vastgesteld den
6en Mei 1.1. en door de Gedeputeerde Staten goedge
kcurd den 20en Mei d. a. v., heden aan den gemeente
ontvanger ter invordering is uitgereikt en gedurende
vijf maanden op de secretarie in afschrift voor een
ieder ter lezing is nedergelegd.
Bezwaren tegen den aanslag kunnen op ongezegeld
papier worden ingediend binnen drie maanden na den
dag der uitreiking van de aanslagbiljetten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JAN DE WIT Dz., Voorz., loB.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 25 Mei 1908.
De BURGEMEESTER der gemeente Alkmaar gelaat,
krachtens bekomen aanschrijying, de onderstaande
hier wonende verlofgangers, om zich, voorzien van
hunne militaire kleeding- en uitrustingstukken, zak
boekje en verlofpas, ter bijwoning der herhalings
oefeningen, 's namiddags vóór 4 ure, bij hun korps
te vervoegen als volgt:
10e Regiment Infanterie, lichting 1901, garnizoen
Helder,
15 Juni 1908, JACOB BAKKER.
2e Regiment Vesting-Artillerie, lichting 19 3, gar
nizoen Naarden,
15 Juni 1908, JOHANNES ADRIANUS CRAMER.
2e Regiment Veld-Artillerie, lichting 1903, garnizoen
's-Gravenhage,
15 Juni 1908, PETRUS JOHANNES BROUWER
le Regiment Veld-Artillerie, lichting 1903, garni
zoen Utrecht,
22 Juni 1908, GOSSE VAN DER WOUDE.
2e Regiment Vesting-Artillerie, lichting 1905, gar
nizoen Amsterdam,
29 Juni 1908, JAN LAAN, HENDRIK ZAAD-
NOORDIJK.
Regiment Genietroepen, lichting 1903, garnizoen
Utrecht,
29 Juni 1908, JAN HENDRIK BOUMAN.
AlkmaarDe Burgemeester voornoemd
25 Mei 1908.JAN DE WIT Dz., 10. B.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alk
maar brengen ter algemeene kennis, dat heden op
de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen
ingediende verzoek met bijlagen van
Th. VAN SPALL, in zijne hoedanigheid van directeur
der Alkmaarsche Ijzer- en Metaalgieterij, om ver
gunning tot het uitbreiden van genoemde fabriek
door het plaatsen van een horizontale Gasmotor van 17
H.P.K., dienende tot het drijven van een bestaande
ventilateur voor de gietovens, in het perceel Voormeer,
kadastraal bekend in Sectie B. Ne. 3491.
Bezwaren tegen deze uitbreiding kunnen worden in
gediend ten raadhuize dezer gemeente, mondeling op
Woensdag 10 Juni e.k., 's voormiddags te elf uur en
schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie dagen
vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij, die be
zwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer ge
meente van de ter zake ingekomen schrifturen kennis
nemen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, JAN DE WIT Dz, Voorzitter, lo. B.
27 Mei 1908.DONATH, Secretaris.
Naar het Duitsch
van
FRANZ ROSEN.
56)
„Wilt gij het weten? Goed, dan zult ge het hooren.
Luister!" En met verschrikkelijke, eentonige, doffe
stem begon hij„Toen ik een jongmensch was, was ik
verloofd met Margrete Burgner. Toen ontstal Uttdör-
ter mij hare liefde, met voorbedachten rade, geniepig;
om zeker te zijn dat ik aan haar zondige hartstopht
geen hinderpaal in den weg zou leggen, verleidde hij
mijne verloofde in nietswaardige zinnelijkheid en ver
vloekte lafheid! Welnu hij had goed gerekend: ik
liet haar hem; ik zou haar voor geen geld van de we
reld meer genomen hebben. Toen was ik een jong
mensch en heb er mij overheen weten te zetten, al
meende ik ook, dat het hart mij breken zou van toorn
en smart. Maar heden maar nu hij wist niet
meer wat te zeggen.
Zij hoorde hem aan, door afschuw aangegrepen. De
eene huivering na de andere overviel haar. „Waarom
hebt ge hem destijds niet doodgeslagen!" zeide zij
heesch.
„Waarom?" Hij lachte toornig'. „Omdat zij er mij
om smeekte, de arme, verleide meid en omdat ik haar
niet nog ellendiger wilde maken. Want, hoewel ik
haar nog liefhad genomen had ik haar toch niet
meer, ook al zou ik het Uttdörfer met den dood heb
ben doen boeten.
Langzaam zonken hare handen van hem af; zij ver
viel in dof nadenken. Zijn blik gleed in onrust langs
haar heen. „Waarover denkt gij?" vroeg hij.
„Het is mij," antwoordde zij, „als had ik het altijd
geweten. Als had ik daarom een tegenzin tegen hem
gehad, nog eer hij Uli tot zich trok. En ook ten opzich-
KENNISGEVING.
Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALK
MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van
22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der inge
zetenen, dat bij hem ingekomen en aan den ontvanger
der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente
ter invordering is overgegeven
het kohier der Personecle belasting No. 8, voor het
dienstjaar 1908,
executoir verklaard door den Directeur der directe
belastingen in Noordholland te Amsterdam, den 26
Mei 1908; dat ieder verplicht is zijn aanslag
op den hij de Wet bepaalden voet, te voldoen en dat
heden ingaat de termijn van zes weken binnen welken
daartegen bezwaarschriften kunnen worden ingediend
Het Hoofd van het plaatselijk bestuur voorn.
JAN DE WIT, Dz., 1°. Burgemeester.
Alkmaar, den 27 Mei 1908.
Alle dwang, alle voogdij, alle inperking van onze
persoonlijke vrijheid komt over ons uit het Oosten
aldus een vrij algemeen verspreid begrip. Het is niet
te ontkennen, dat de staatsvoogdij eerder ten Oosten
dan ten Westen van ons land haar hoogtij viert
Doch men overdrijft en is dientengevolge onbillijk als
men meent, dat de overstelpende vloed wetsartikelen,
verordeningen enz. enz. altijd in Oost Westelijke rich
ting loopt. Wel degelijk is er een vloed uit het Wes
ten ook en de merischen, die niet willen verdrinken in
wetsartikelen behoeven wel degelijk ook te zorgen, dat
die Westervloed hen niet van de been brengt. Zij be
lmoren, vooral wat ons land aangaat, te overwegen, dat
liet uitstekend is dat wij de literatuur en de kunst en
de wetenschap van drie groote volken volgen doch dat
het minder uitstekend is, ja dat het hoogst onge
wenscht kan worden, dat wij al te veel vreemde wetten
kennen en overnemen. Zijn wij reeds in literairen zin
het meest-belezen volk van Europa, wij zouden het dan
ook in wettelijken zin worden. En daarvoor mogen wij
bewaard blijven wij worden toch al genoeg „belezen."
Het is dan ook onze bedoeling te waarschuwen te
gen twee nieuwe wetten in wording, die ons van uit
Engeland bedreigen en die oils t' avond of morgen
zeker zullen worden aanbevolen als zoo bizonder heil
zaam en zoo precies passend bij ons volkskarakter; de
nieuwe uren-wet en de wet tegen het rooken van kin
deren.
De eerste wet zal zoo vreezen wij in ons land
geen bizonder goede pers hebben. Het debat over onze
tijdrekening is heuseh langdurig en veelzijdig genoeg
geweest dan dat wij er niet naar zouden haken om
aan die kwestie op de een of andere wijze een eind te
zien gemaakt. En daar komt men nu in Engeland
heusch met een middel, dat den strijd weer veel inge
wikkelder zal doen zijn. Ook daar zijn veel voorstan
ders van de invoering van den Middel Europeeschen
tijd, die van de invoering vervroeging van het leven
en dus vermeerdering van het genot van zonlicht ver
wachten. Ja, er zijn zelfs strijders, die wenschen
dat zomers de Midden Europeesche tijdregeling en
's winters de West-Europeesche zal worden inge
voerd.
Een van dezen is nu op een op het eerste gezicht
avontuurlijk idee gekomen. Hij wil tegen den zomer
den tijd een kleine voorgift op het leven geven, het
welk het leven de tijd dan tegen den winter weer af
neemt. Daartoe neemt hij een uur dat weinigen op
zijn van twee tot drie uur 's nachts en laat dat
uur op de vier Zondagen in de maand April slechts 40
minuten duren. Feitelijk zou de toestand dus deze
to van Margrete heb ik altijd een ge/oel gehad, als
bestond er iets tusschen ons, dat zich niet liet verwij
deren. En nu nu ik haat haar!" riep zij uit en
hare oogen ontstond een booze blik. Nu legde hij
do hand weer op haar schouder.
„Gij moogt haar niet haten. Als zij gezondigd heeft,
dan heeft zij er voor geboet. Zij was een zwak schep
sel en de duivel had gemakkelijk spel met haar."
Dat was weer zijn oude stem en zijn waar wezen. Zij
vergat alles, behalve dit eene, dat dit het afscheid was.
Zij zonk aan zijne borst en weende als een kind.
„Raini, Raini dat ik je dat moet aandoen ik
wou, dat gij mij kondt haten Hij streelde haar don
ker haar.
„Wees maar bedaard, Barbeli. Wij moeten dat
doormaken. Ik weet weliswaar nog niet, hoe ik het
verdragen zal, zoo in je nabijheid.
„Gij_ zult toch niet weggaankreet zij. „O, Rai
ni, Raini, doe mij dat niet aanIk kan niet verder le
ven, wanneer gij gaat; eer gij om mijnentwille vader
landsloos wordt, eer ga ik liever heen, daarheen waar
mij niemand meer zoekt noch vindt."
Uit liefde tot haar, om haar gerust te stellen, beloof
de hij, wat hem onmogelijk scheen. „Wij zullen het
probeeren.' Uit liefde tot haar, zoo dacht hij, zou hij
ten slotte het onmogelijke mogelijk maken.
Zij richtte zich op en droogde hare tranen. „Wij
zullen het probeeren," herhaalde zij. „Wij zullen met
elkaar deelen, wat ons gebleven is, en rein en trouw
blijven!"
„Ja, rein en trouw!" In stille vertwijfeling dwaalde
z:jn blik over haar heen. Toen vroeg zij hem bedeesd
„Raini wilt gij nog wat bij mij komen zitten, hier op
de steenen. Gij hebt mij gezegd, dat het helder tus
schen ons worden moet maar ik heb je nog zooveel
te vertellen, waarom ik zoo veranderlijk tegen je was.
Ik wil tot rust komen.
gingen dicht bij elkaar zitten en zij zeide hem
alles wat zij, al sedert den winter, op het hart had. Het
was een weldaad voor haar. Voor hem was het een
kwelling; want alles wat zij zeide, openbaarde hem ha
re groote, treurige liefde tot hem. Hij antwoordde niet
zijn, dat den eerste Zondagmorgen in April heel Enge
land de klok 20 minuten voor zette en deze operatie
nog drie maal op de achtereenvolgende Zondagmorgens
herhaalde. Wees de klok dus den laatsten Zondag
avond in April 8 uur 's avonds, dan zou het feitelijk
volgens de onde methode 4 maal 20 minuten vroeger,
dus 20 minuten voor zeven zijn. In dezen toestand
zou men den ganschen zomer blijven. Als men te 20
minuten over zeven opstond, zou men feitelijk van het
goud van den zesurigen morgenstond profiteeren en
omgekeerd zou men 's avonds 80 minuten korter bij
kunstlicht zitten als men zich ten minste door de
klok goedig voor den mal zou willen laten houden in
plaats van nog wat gezellig te praten „omdat het fei
telijk toch nog niet zoo laat is."
In September zou men dan de omgekeerde operatie
van April weer toepassen om met den tijd in het reine
te komen en niet gedwongen te worden ook van den
wintel-morgenstond te profiteeren, die gelijk bekend
is meer een spook van grijze mist en kille duisternis
is, dan een rozenvingerige dageraad, die van het on
smakelijke Nedarlandsche spreekwoord in plaats
van frissche, jonge schitterende natuurtanden „goud
in den mond heeft."
In September zou dus op de vier Zondagen het uur
tusschen 2 en 3 uur 's nachts 80 minuten lang zijn.
Eiken Zondag' zou de tijd op het leven weer 20 minuten
inhalen als de klok 20 minuten was achtergezet en den
laatsten Zondagavond zou het te acht uur 's avonds
weer zijn alsof men nooit deze wonderlijke operaties
met uurwerken verricht had.
Wordt het desbetreffende ontwerp dus wet, dan
wordt Engeland veel gelukkiger dan Duitschland,
wint het wel een minuut of 30, 40 daglicht in den tijd
dat er daglicht is, terwijl het 's winters niet zoo alge
meen en zoo lang bij kunstlicht zal behoeven op te
staan.
Het zou ons verbazen, indien Duitschland dit op
zich liet zitten. Dadelijk zouden er statistici opstaan
wanneer staan er in zulk geval geen statistici op?
die aantoonden, dat een nieuwe „Kaiser Wilhelm der
Grosse" een „Mauretania" nooit meer zou kunnen in
halen indien ook niet Duitschland aan het klokverzet-
ten ging. Al spoedig zouden wij het dus beleven, dat
ook Duitsche huisvaders op de Zondagen in April of
Mei een minuut of twintig vroeger dan gewoonlijk op
stonden om de klokken wat voor te zetten. Nederland
zou dan wel moeten volgen, andere landen ook, kortom
er zou een verwarring komen, waarvan het einde niet
te voorzien zou zijn. Ieder land zou zijn eigen tijd
hebben, en er zou een wedstrijd in het klokvooruitzet-
ten komen, die zeker tusschen de verschillende staten
maar waarschijnlijk ook wel tusschen de steden tot
groote concurrentie en naijver leiden zou.
En dat alleen, omdat men ons met alle geweld tot
gouddelvers in 's oehtendstond's mond wil maken.
Zou het niet beter zijn, als men die goudkoorts al
thans niet op déze wijze kunstmatig opwekte, maar
wachtte, totdat zij van zelf en geleidelijk over ons
kwam?
Morgen over een tweede poging tot heilverspreiding
van staatswege in Engeland.
Na in comité-generaal voorstellen der commissie
ter zake het analytisch Kamerverslag te hebben be
handeld, is in de openbare vergaderirg de bespreking
begonnen over de belangen van Rijkswerklieden bij
verschillende departementen van bestuur.
De heer P Rsstoors (K. Beverwijk) opende de
veel. De zon ging achter de bergen schuil); uit het dal
teeg witte nevel omhoog, een koel ruischen ging door
het schemerende woud.
„Wij moeten er een eind aan maken," zeide Rainer
Amberger. Zij bleef tegen hem aanzitten en verroerde
zich niet.
„Ik kan niet," zeide zij, mokkend en als in vertwijfe
ling. Toen stond hij op en trok haar van de steenen
omhoog.
„Wees verstandig, Biirbeli. Eenmaal moet het toch
gebeuren. Ga n^pr huis, naar je moeder." Het hart
deed haar zoo'n pijn zij had kunnen schreien.
„En gij vroeg zij bedeesd.
„Ik ja, ik heb nu niemand meer."
„Raini kom mee ik kan je hier niet verlaten!"
„Het zal overal hetzelfde zijn. Ga maar."
„Raini hare vertwijfelende oogen konden zich
niet van hem afwenden. „Komt g*ij morgen eens aan
Met is maar, omdat ik
„Ja, ja," suste hij. „Ik zal naar je komen zien. Maar
ga nu. Er mocht ons weer eens iemand beluisteren,"
besloot hij bitter. Toen wendde zij zich om en ging,
met gebogen hoofd, met moede schredenhij hoorde
haar weenen en zag hoe zij steeds de oogen wischte.
Maar zij ging en keek niet meer om.
Op de Amberger-hofstede in de kamer had moeder
Martha het licht reeds opgestoken. Dat die beiden zoo
lang wegbleven, leek haar een goed teeken; zij was vol
zoete hoop en zong* zacht in zichzelf het een of andere
minnelied, dat reeds sedert lang niet meer over hare
lippen gekomen was. Daar trad Barbara binnen, bleek,
somber, met roode oogen en saamgeknepen lippen, een
beeld van stomme vertwijfeling.
„JezusWat is er gebeurd!" riep Martha.
„Niets, antwoordde Barbara.
„Waar is Rainer dan!" Zij lachtei het klonk als
hoon.
„Hij zal morgen wederkomen," zeide zij. „En ik ver
zoek u, moeder," ging zij met ruwe stem voort, „dat
gg niet zulke vragen doet. Het is allesi, zooals het al
tijd was
De nacht zonk over het woud. De vogels zwegen
bespreking, mededeelende dat de heeren Helsdingen
en Yan Vliet" meer in l.et bijzonder zullen bespreken
de toestanden aan de artillerie-inrichtingen, de heer
Nolting die aan de marino-werven. Spreker zou zich
bepale tot eenige andere inrichtingen.
Hoewel wel eenigszins verrast door de instelling
dezer dagen van de bekende staatscommissie, verwachtte
spreker van deze commissie een practisch onderzoek.
Vervolgens betoogde hij allereerst, dat voor werklieden
bij de landsgebouwen een grondslag voor goede loon
regeling ontbreekt ondanks het advies der Kamer
van Arbeid zijn de loonen op een te laag peil gebleven.
De werklieden bij de Cadettenschool te Alkmaar
zijn in alle vakken te laag bezoldigd. Voor Zondags-
arbeid wordt geen cent betaald en het boetestelsel is
veel te streng. De boeten zijn ook te hoog in verband
met de te lage loonen.
Ook klaagde hij over de regeling voor de instru
mentmakers bij de rijks-herstellingswerkplaatsen. Spre
ker wenschte aan een vakman een hooger loon toege
kend te zien dan aan een niet-vakman. Hij drong
eveneens aan op betere bevordering tot monteur.
slechts de steenuil vloog geruischloos van tak tot tak
en lachte afschuwelijk. Van uit de diepte ruischte de
gezwollen stroom. De hoornen ademden onhoorbaar en
van uit de aarde steeg de zware geur van zomersche
vruchtbaarheid.
In zijn doelloos ronddwalen was Rainer tot op de be-
boachte weiden onder aan de Bussalp gekomen. Hij
kon niet meer onder een laag dak toeven en tusschen
enge wanden, met het oproer in de ziel, na den val van
gelukkig ongeduld in koude hopeloosheid; met al de
ontboeide hartstochten, haat, smart, liefde in het klop
pende bloed en in het jagende hart. Hier boven
staakte hij' het, rustelooze loopen; het laatste eind
weegs was «teil geweest, de long dreigde het werk te.
staken.
Daar stond anu het nachtblauwe firmament de lich
te krans van besneeuwde bergen en de sterren deden
als wilden zij op Den nederdalen. Een hoon scheen den
man hunne lichte (helderheid, een caricatuur de heilige
vrede, en de goddelijke rust was voor hem slechts kou
de, ijskoude.
„Gij hebt mij bedrogen 1" knersetandde hij, wierp
zich in het gras en bedekte de oogen. Niets meer wil
de hij zien; niets.
De stilte rondom was drukkend, als ware al het ge
luk, al het leven wetggewisöht en de geheele wereld ver
vuld met de koude, «vaarin de bergen verstijfden.
Ook het liggen v<yschafte hem geen rust; hij ging
weer rechtop zitten. Daar viel zijn oog op den witten
wonderberg, die wittetr en hooger dan alle andere, in
plechtige majesteit ziiph verhief van de aarde tot in
den hemel; van uit hut tijdelijke in de eeuwigheid. De
man verzonk in nadenken en bleef maar turen.
„Jungfrau Koningin mompelde hij.
Hij was als onder een, ban, een betoovering. Steeds
stiller werd het in zijn stormende ziel. Kwartier na
kwartier verstreek. Toen de vroege zomermorgen sche
merde, ging hij naar hui'ts.
Wordt vervolgd,