DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Lijst fan Kiesgerechtigden roor Leden van de Kamer ran Koophandel en Fabrieken. No. 129. Honderd en tiende jaargang. 1908. WOENSDAG 3 JUNI. FEUILLETON, BINNENLAND. ALPENKONINGIN, Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nutnmers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. •Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Wester-afdeeling van Borneo. Oud-katholiek Ondersteuningsfonds. BEVOLKING. Onderstaande personen worden verzocht zich ten spoe digste ter secretarie dezer gemeente aan te melden (afdeeling bevolking) GERTRUDE PERRIN, gekomen van de gemeente Texel. WILLEM HES, gekomen uit de gemeente Bloe- mendaal. De BURGEMEESTER van Alkmaar, Gelet op het Koninklijk Besluit van 4 Mei 1896 (St.bl. No 76) tot vaststelling van een Algemeen Regle ment voor de Kamers van Koophandel en Fabrieken, Noodigt hen, die niet op de in het jaar 1906 vast gestelde kiezerslijst voorkomen, maar aanspraak kunnen maken om op de kiezerslijst te worden geplaatst, uit, daarvan vóór 1 Juli a.S. ter gemeente-secretarie aan gifte te doen volgens het daarvoor vastgestelde for mulier, waarvan aldaar exemplaren kosteloos verkrijg baar zijn. Art. 6 van het Reglement bepaalt, dat men om kiezer van leden eener Kamer te zijn, moet voldoen aan de beide volgende voorwaarden: A. Kiezer zijn van leden van den Raad der gemeente waar de Kamer is gevestigd B. Aldaar bestuurder of mede-bestuurder zijn, en gedurende twaalf achtereenvolgende maanden zijn ge weest, van een bedrijf van handel of nijverheid. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, 1 Juni 1908. JAN DE WIT Dz., lo. Burg. ALKMAAR, 3 Juni. De vorige week hadden wij geen gelegenheid om te spreken over de beschouwingen, welke er ten beste werden gegeven over een nieuwe indeeling van de kaart van Europa. Het, heette, dat er een nieuw Drievoudig Verbond was ontstaan, naast heit oude. Dit oude, gesloten tusschen Duitschland, Oostenrijk en Italië, heette eens den dam te vormen, die zich van Kiel tot Messina tusschen Frankrijk en Rusland uit strekt. Maar de dam was er in den laatsten tijd niet steviger op geworden. Door allerlei oorzaken waren er zeer bedenkelijke scheuren in gekomen. De vrees is herhaaldelijk uitgesproken dat hij inelkaar zou vallen, fk>pjt hij is nog telkens weer opgeknapt. Hij'staat nog voor hoe lang? En daar kwam het bericht, dat er een nieuw drievoudig verbond was opgericht. De reis van president Fallières naar Londen, van den presi dent en van koning Eduard naar St. Petersburg, de tcenadering van Ruslands bondgenoot, Frankrijk, tot Engeland, dat immers volgens het woord van lord Balfour gaarne een „degen" op het vaste land zou willen hebben.... de Fransche bladen juichten en de Duitsche pers weeklaagde. Men begon in Duitschland al te rekenen: Frankrijk plus Rusland is 2.500.000 man infanterie plus 250.000 man cavalerie plus 9000 stuks veldgeschut; Duitschland plus Oostenrijk plus Italië is 2.225.000 inf. plus 150.000 m. cav. plus 6500 st. y. gesch. Gijfers bewijzen niet alles, maar de boven staande waren yoqr Duitschland niet slecht. Te land It Naar het Duitsch van FRANZ ROSEN. 59) En hij hief het gebogen hoofd op en keek rond als wijde hij de starre hoogten dwingen met zijn blik. De vlakke Schneefluh eindigde weder bij een glet- scherval. Want niet op eenmaal bereikten de bevro ren wateren uit den oertijd de diepten. Gelijk de berg beek in bruisenden val over de rotsen stort en aan zijn voet den ononderbroken weg gladvloeiend voortzet, zoo ook stort de verstijfde ijsstroom naar de diepten lier bergen omjaag, om zich beneden een nieuw, bed te zoeken, waarin hij bedaard voortvloeit en waar hij af gebroken werd, rijzen de vreeselijke puinhoopen met blauwe afgronden en druipende wanden. En als de zon op die spitsen en tanden schijnt en aan hunne koen omhoogrijzende hardheid lachend en langzaam knaagt, dan ontstaat er een knallen en bersten, een klirren en dreunen, dan springen de ijsblokken. Er wa ren hier geen rotsen, die veroorloofden den gletscher- yal te kunnen vermijden. Midden er doorheen moesten zij naar boven. Het touw verbond hen met elkaar. Christen Almer ging vooruit en sloep trappen waarin de anderen den voet konden zetten. Rainer hadden zij in hun midden genomen; hij deed zijn best, om de mannen niet op te houden. Hunne bemoedigende toe roepen waren de eenige woorden, die bij deze bezwaar lijke en gevaarlijke bestijging gesproken werden. Rainer dacht er niet meer aan, dat een sprong, ja slechts een onvoorzichtige schrede, de gedachten kon waarmaken, die zijn ziel in misdadige versaagdheid wenschemd gekoesterd hadden. Met de noodzakelijkheid om alle levenskrachten in te spannen om het voorge stelde doel te bereiken en om met zijn eigen leven niet zou het gaan, doch ter zee! Engelands vloot was de ij/jeren magneet, die Frankrijk en Rusland aantrok. De eind-conclusie was, dat het in geval van een re vanche oorlog' het was alsof deze onmiddellijk zou uitbrekener voor Duitschland zeer slecht uit zou zien. Men is echter de laatste dagen in Duitschland kal mer geworden. De dingen hebben aan weerszijden van het Kanaal een eigenaardig' verloop genomen. Nu er niet meer met lof gesproken werd over vredelievende bedoelingen Engeland vocht intusschen aan de In disch-Afghanische grens, Frankrijk in Marokko en Rusland stond gereed om het aan de Perzische grens te doen werd er ook niet meer geschreven over een verbond. Men vond in Frankrijk, dat koning Eduard plotseling merkwaardig koel geworden was en dat de Engelsehe pers heelemaal geen geestdrift toonde voor de alliance. En tegelijkertijd viel het op, dat Duitsche geestelijken zoo hartelijk te Londen werden ontvangen, ook door den koning, ook door de Engelsehe pers. Een enkel Duitsch blad gaat zeker te ver, wanneer het hierin een bewijs van in Engeland wenschlijk-ge- achte toenadering tot Duitschland meent te mogen zien. Maar wellicht mag men uit deze veranderde houding van Engeland wel opmaken, dat men aan de Theems niet zoo bijzonder erop gesteld is, de revanche kastanjes voor Marianne uit het ..Duitsche vuur ite ha len. Daarbij komt nog iets. Men liet tot heden in En geland koning Eduard reizen, naar Nederland, Italië, Spanje, Portugal, Frankrijk, Denemarken, Grieken land. Evenwel dat hij nu naar Rusland wil gaan vindt men minder goed, ja ,dit wordt ronduit een fout genoemd. Nu heeft die toch wel* iets te beteekenen'het is een omstandigheid waarop men Frankrijk kan wij zen, indien het nieuwe Drievoudig Verbond niet tot stand komt. En dat de Fransche pers wat al te vroeg gejuicht heeft over het bondgenootschap, en dat de Duitschers wat al te spoedig in zak en assche hebben gezeten, lijdt haast geen twijfel. Da correspondent van de N R. Ct. te Batavia seint het volgende officieele bericht De waarnemende controleur van Tajan, de hoer Horsting, is bij de arrestatie van een ontvluchten dwangarbeider door diens familieleden zwaar verwond. Te Egmond aan Zee is gister, naar de N. R. Ct. meldt, de jaarlijksche algemeene vergadering gehouden van de vereeniging Oud-katholiek Ondersteuningsfonds, gevestigd te Utrecht. Een honderdtal afgevaardigden en bestuursleden waren aanwezig. Onder hen was ook de aarts-bisschop van Haarlem, mgr. Gul. Alle af- deelingen (19) hadden hun afgevaardigden g, zonden, vertegenwoordigende meer dan 1000 leden. Voorzitter was prof. T. van Santen, pres. O.-K. Seminarie te Amersfoort. Rekening en verantwoording over 1907 werd goed gekeurd tot een bedrag van f 3850, alsmede de kapitaalrekening ad f 55,924. Tot bestuursleden werden gekozenprof. J. H. Berend, pastoor te Den Hsag, tegelijk dat zijner tochtgenooten op het spel te zetten, kwam onweerstaanbaar, onophoudelijk als een rui- schende golf, het levensgenot over hem. Worstelen met het gevaar, dat elke yaste stap een schop tegen den happig opgestoken kop geeft; worstelen met den dood, wiens koude adem uit de afgronden huiverend opwaait; worstelen met de Schepping, als'wier lieer de miensch werd ingezet, niet tot ontkrachtigden hoon, maar tot hooggedreven spoorslag; worstelen met de eigen kracht, tot men zegevierend tevoorschijn treedt uit de strijdende ziel, uit de afgespannen spieren, uit het warme bloed en de kloppende ingewanden. Rai ner dacht dat alles niet; hij was veel te veel ingespan nen om samenhangend te denken; hij was een te een voudig man, om onder zulken vorm te brengen, wat in hem stormde en weerklonk. Maar hij voelde dat alles, met zijn sidderende zenuwen, zijn trotsch kloppend hart, met zijn gansehen, vrolijken, moedigen, zonnigen mensch. Toen zij boven aangekomen waren en op vlakke ijs massa's gemakkelijk en zonder gevaar staan konden, stiet Rainer den stok met de scherpe punt in den klin kenden grond en riep met een stem, die als een triomf klonk: „Mannen dat was schoonZoo zou ik het altijd willen hebbenSchlegel wischte zich de zweetdrup pels, die door de inspanning op het voorhoofd parelden, af en keek Rainer welwillend aan. Almer stak hem de hand toe en zeide, terwijl een eigenaardige glans zijne goede oogen vochtig maakte„Sla toe, Amberger - Gij zijt de onze!" De zon was verbleekt. Over de toppen zweefde een roze damp; hooger en hooger kropen de blauwgetinte schaduwen. De mannen drongen op spoed aan. Over het ijsveld, boven hetwelk daar in verre hoogte de ijsmassa's van het Vieseher sneeuwveld omlaag han gen, zaoht zich verheffend uit den bleek blauwen avondhemel, liep de weg op een rotsrif toe, dat naakt en steil uit de ijsmassa's oprees als een klip uit de zwijgende zee. Op dit rif stond de hut, waarin zij wilden overnachten Zij legden den weg langzamer at dan anders, omdat zij steeds weder alle zinnen in- en de heer P. H. de Wilde te Delft. Onder de punten van behandeling kwamen voor 1. Het uitspreken der wenschelijkheid van reorga nisatie der kerkbesturen en het geven van meer invloed der leeken op den gang der kerkelijke zaken. 2. De algemeene vergadering verklaartdat het wenschelijk is, dat in onze kerk (Oud-Kath.) de bijbel in een door onze bisschoppen goedgekeurde vertaling algemeen verkrijgbaar gesteld wordt. Nog andere punten van meer of minder huishoude- lijken aard werden besproken. De eerstvolgende ver gadering zal in 1909 worden gehouden te Gouda. RECHTZAKEN. Arrondissements-Rechtbank te Alkmaar. Zitting van 2 Juni 1908. Gevolgen van fietsen zonder licht. De metselaar Ant. de Gr. te Liminen, kwam in den avond van 23 Februari, op zijn fiets van Limmen naar Egmond Binnen rijdende, door Heiloo. Het was ruim kwart oveir zes en al zoo donker dat hij met licht moest rijden. Zijn lantaarn brandde echter niet. Voorover zat hij op zijn- fiets, zoodat hij niet vooruit kon zien. Plotseling bemerkte hij dat hij op enkele meters af stand was van een ladder, die gedeeltelijk op den weg stond en waarop de lantaarnopsteker Brakenhoff bezig was een lantaarn aan te steken. Hij wilde nog uitwij ken, doch kon niet meer voorkomen dat zijn trapper met den ladder in aanraking kwam. De ladder bleef staan, doch door den schok en den schrik viel de lan taarnopsteker op den grond. Deze was wel in staat om op te staan doch klaagde terstond over een hevi ge pijn in den rug. Ook De Gr. was met zijn fiets gevallen, doch had geen letsel bekomen en vervolgde even daarna zijn weg. Den volgenden morgen kon Brakenhoff van pijn niet opstaan en liet daarom den arts Hoekstra roepen, die na onderzoek constateerde, dat een spier was uitgescheurd. Hij verbood B. het opstaan. Drie weken lang heeft deze plat te bed moe ten liggen, de vierde week kon hij weer opstaan en in de kamer wat "op en neer gaan. Eerst de vijfde week na het ongeval kon hij zijn werkzaamheden weer her vatten. In het begin was reeds proces-verbaal opge maakt. De Gr. was nog eens bij Brakenhoff geweest, doch toen hij hoorde dat proces-verbaal was opgemaakt, had hij niet aangeboden om de schade of de onkosten te vergoeden. De Gr. stond hiervoor heden terecht. Hij vertelde de toedracht der zaak en bekende geen licht opgehad te hebben. Wel had hij getracht zijn lantaarn aan te steken, doch dit was niet gelukt. Toen hij den ladder nad gezien was het te laat geweest uit te wijken. Als getuigen werden gehoord Brakenhoff, dokter Hoekstra en de timmerman Naime, allen te Heiloo, welke laatste even na het ongeval ter plaatse was ge komen. Geëischt werd tegeli. De Gr. wegens het door schuld toebrengen van letsel aan Br. 1 week hechtenis. Een moei] ij k geval. Een moeilijk geval was hetgeen daarna in behande ling kwam. Het feit waarom het ging is het volgende. In de melkfabriek te Hoorn wordt in verschillende af- deelingen gewerkt. Den 18den April, een Zaterdag, wérd op één zaal gewerkt door K. S., J. Bouwens, O. de Graaf en H- Wuister. Als naar gewoonte was 's mor gens aan de werklieden hun loon uitgedeeld. De jas sen met de portemonnaies hingen aan een kapstok in de zaal en daar was het geld na ontvangst in gedaan, terwijl daarna met werken was voortgegaan. Om twaalf uur was men naar huis gegaan door K. S. was eerst nog getrakteerd, een attentie welke hij zijn afdeeling-genooten bewees omdat hij die week bij hen spanden, iets te ontdekken, dat tijding kon brengen omtrent het.lot der vermisten; een werktuig, een klee- dingstuk, een noodteeken of een hulpgeroep. De spo ren hunner voetstappen moesten door het weer van gis teren, dat naar het scheen met regen, sileeuw en storm hierboven was losgebarsten, uitgewiseht zijn. Het begon reeds donker te worden tegen den tijd dat zij het rif beklommen, tegen welks steilste helling de hut, hing als een zwaluwennest, omdat hier de meest beschutte plaats was. In de rotsspleten en op de be schaduwde plaatsen lag versche sneeuw; waar deze ge durende den dag door de zon beschenen was en was begonnen te smelten, waren de steenmassa's met een ijskorst omgeven; want het was gevoelig koud hier boven -Voor de gesloten deur was de sneeuw tot een kniehoogen schans opgewaaid. Almer stond er voor en bekeek haar nauwkeurig. „Hier is niemand geweest", zeide hij. Hadden zij vóór het onweer de hut nog kunnen bereiken, dan zou den ze hier een toevlucht hebben gezocht en het heb ben afgewacht." „Dat is een vaag teeken", zeide Schlegel, die er bij gekomen was, met bedenkelijk hoofdschudden. „Op de hut had ik mijn hoop gebouwd, dat wij daar een spoor zouden hebben gevonden! Als het weer hen boven heeft> overvallen dan moge God hen genadig zijn!" „Misschien vinden wij binnen iets", meende Rainer. „Mogelijk hadden zij de hut reeds verlaten, voor het losbarstte „Dan zouden zij verder beneden zijn verongelukt", riep Almer, „en wij zouden te vergeefs zoeken." Met handen en voeten schepten zij de sneeuw weg en traden binnen. Opgeruimd en ordelijk was alles; maar dat beteekende niets. Geen gids verlaat de hut, waarin hij met zijne menschen heeft gerust, zonder eerst alles volkomen gereinigd en in orde gebracht te hebben. „Het clubboek!" zeide Christen Almer. Van een der balken namen zij den versleten band, waarin ieder, die de gastvrijheid der hut genoten heeft, zijn naam schreef. In alle talen en handschriften waren de blad zijden, meest met potlood en dikwijls geheel onleesbaar, was gekomen. Bouwens had, thuis komende, gemerkt dat hij zijn portemonnaie, waarin 7.75, miste en la ter bleek dat S. die portemonnaie had. De vraag ia nu echter, hoe S. aan die portemonnaie was gekomen. In elk geval werd aan diefstal gedacht en is een aan klacht gevolgd. S. vertelde heden de toedracht van een en ander als volgt. Hij had de portemonnaie van Bouwens niet weggenomen, doch om goed twaalf uur dien middag thuiskomende, had hij haar evenals het pakje tabak in zijn zak gevonden, natuurlijk tot zijn groote verbazing. Een ander moest die daarin hebben gedaan mis schien voor de grap. S. deed zijn middagdutje als ge woonlijk, sprak er nog eens met zijn moeder over en ging daarna weer naar de fabriek waar hij tot zes uur werkte. Thuis gekomen, zei hij nog niet ontdekt te hebben van wie de -portemonnaie was. In elk geval zou dat wel blijken en de zaak wel weer in orde komen. Even daarna kwamen Bouwens met zijn kameraden, De Graaf en Wuister, bij de woning van S. en zijn moeder en vroegen om K. te spreken. S. kwam naar buiten, waarop Wuister zei: Karei, je moet even op het kantoor komen. S. zei: Dat is zeker om de portemon naie. En daar hij uit de beweging van Bouwens meen de te begrijpen dat deze de eigenaar was, ging hij naar binnen en haalde het voorwerp. Terugkomende gaf hij het aan Bouwens en vreezende dat er woorden zouden vallen of andere onaangenaamheden uit het geval kon den voortkomen, zei hij, met het oog opdezenuwachtig- heid van zijn moeder, die ziek was bovendien: maakt m'n moeder niet ongelukkig. Volgens de drie genoemde personen, Bouwens, De Graaf en Wuister, die in deze zaak getuigden, was een en ander echter anders gegaan. Om één uur had Bou wens zijn geld gemist en daarop 's middags weer in de fabriek komende had hij er met een enkel woord tegen De Graaf en Wuister van gesproken, er bij voegende dat hij S. verdacht. Wuister had toen onder 't werk tegen S. gezegdBouwens is z'n portemonnaie kwijt. S. had daarop niet geantwoord omdat hij door het ma- chinegeratel niet verstond wat Wuister zei. Na afloop van het werk had Bouwens met De Graaf en Wuister geraadpleegd en samen waren zij daarop naar S. ge weest. Zij hadden afgesproken te zullen zeggen dat S. even op het kantoor moést komen om de uitwerking daarvan te zien. Wuister, die het dichtst bij de deur stond, deed het woord. Zonder iets te zeggen, ging S., die schrok, naar binnen, kwam terug met de porte monnaie, gaf die terstond aan Bouwens, zonder dat deze hem als eigenaar was aangewezen, en zeimaak mij asjeblieft niet ongelukkig; 'k heb er niets uitge nomen. Een geheel andere lezing dus, waardoor de schijn wordt gewekt dat S. de portemonnaie Weggenomen had, dus dat diefstal gepleegd was. De moeder van S., verklaarde nog dat haar zoon, even na zijn thuiskomst inderdaad, tot zijn groote, ver wondering, de portemonnaie in zijn zak had gevonden. Hij had daarop gezegd maar eens te zullen afwachten, daar 't gauw genoeg uit zou komen wie de eigenaar was. Er was heel wat volk bij de deur gekomen en er werd daar nogal wat lawaai gemaakt. Haar zoon was toen daar heen gegaan, nadat zij hem geroepen had en had omdat hij vreesde dat door die beweging en drukte zijn moeder zenuwachtig zou worden gezegd: maak mijn moeder niet ongelukkig. De O. v. J. vestigde er in zijn requisitoir de aan dacht op dat in elk geval vast staat dat S. in het bezit van het geld is gevonden. Er is bij het onderzoek wel eens gezegd dat er een tegenzin tegen bekl. bestond en dat men hem er wilde uitwerken. Als dit echter op deze wijze moest door hem verdacht te maken, zouden de drie getuigen doortrapte leugenaars zijn. Hun beschreven. Rainer sloeg vuur en stak een kaars aan. Zij bogen zich over de laatste bladzijde. Sedert vijf dagen had niemand zijn naam meer ingeschreven. „Dus tot morgen", zeiden de wakkere mannen.Toen maakten zij aanstalten om het avondeten en het nacht leger gereed te maken. Rainer hielp hen; hij was al tijd nog sti'l, maar niet meer zoo somber; hij gevoelde zich opgefrischt, niettegenstaande de vermoeidheid der leden, die zich deed gevoelen. Toen zij gegeten hadden en de anderen zich op hun strooleger uitstrekten, trad Rainer nog eens voor de deur, die hij achter zich sloot, want het was koud, leunde tegen den houten wand van de hut en keek rond in de wereld, waarnaar hij zoozeer had verlangd en die hij nu niet geheel verstaan kon. Het was nacht geworden. Aan den hoogen hemel stond de maan en haar licht zwom als vloeibaar zilver om de witte toppen. De met sterren doorweven onein digheid welfde zich boven de bergen. De sneeuw glinsterde helder. Zware schaduwen wierpen de ber gen op de wjtte ijsvlakten en rezen, scherp afg-etee- kend, in phantastische vormen met hunne hellingen omhoog. Slechts weinig rotsspitsen -en sneeuwlooze wanden braken door de witte gewaden, die, van den broeden Eigertop en de lichtende Vieschersneeuwvel- den omlaagplooiend, den blik aan drie zijden begren zen, die naar het Oosten toe, boven den afgrond, waaruit zij waren gestegen, glooiend, tegen den donker en zwart uit doorkloofde gletschermassa's omhoog rijzenden Schreckhorn een majestueuze grens vindt. Stilte vervulde de eindelooze ruimte; een zoodanige stilte, dat de man, die daarin alleen waakte er van huiverden ie t de stilte van het slapende wezen en van de rustende onrust, ook niet de stilte 'van den starren dood en het woeste niets. De stilte van de eeuwig heid, van een duizendjarige herinnering aan de wor ding der wereld, van een duizendjarig wachten op ver lossing en bevrijding. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1