DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en tiende jaargang
ZATERDAG
6 JUNI.
Uit School en Huis.
FEUILLETON.
No. 132.
1908.
DE ALPENKONINGIN,
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
U|ïaV1<
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
VOOR DE DAMES.
Kijkjes in de Modewereld.
Probleem No. 127.
c a" g k
Mat in 2 zetten.
JLLKMAARSCHE COURANT.
VI.
Averechts 2.
Uit het artikel „Handenarbeid als opvoedingsmiddel
hailen wij nog dit aan:
„Geschiedt dit (te groote en te vroege herseninspan
ning) nu in de jeugd, dan worden de hersenen vroeg
tijdig al te spoedig ontwikkeld, maar daar dit een on
natuurlijke ontwikkeling is, blijft de straf niet uit.
Wat is dan het gevolg? Kinderen, voor wie een tijd
lang niets te moeilijk was, staan opeens stil in ontwik
keling, worden traag en maken de groote verwachtin
gen van de ouders beschaamd. Hunne hersenen heb
ben keer op keer de gewone arbeidsgrens overschreden,
en zoodoende ontstond, wat men overspanning noemt.
Maar dit is niet alles. Men weet, dat de hersenen en
het zenuwstelsel een groot-en invloed hebben op het ge
heele lichaam. Vele ouders hebben zeker de ervaring
opgedaan, dat de eetlust van het kind verminderde,
zoodra het school ging."
„De algemeene kwaal onzer dagen: zenuwachtig
heid, is overbekend. Deze kwaal heeft een algemeene
en sociale beteeken is door het groot aantal van geeste
lijke inyaliden, die zij maakt."
Wij willen het artikel niet verder uitputten. Voor
hen, die willen weten, hoe Luther, Zwingli, Pestalozzi
e. a. over geestelijke overlading der jeugd dachten,
hebben wij er slechts naar te verwijzen.
Een en ander mag den lezer hebben overtuigd, dat
wij onze bewering, „Gewaarschuwd zijn wij," maar niet
zoo uit den duim zogen. Gewaarschuwd zijn wij en
worden wij nog eiken dag. En toch gaan wij voort met
het kind onderwijs te verstrekken, waartegen het als
van nature in opstand komt. Dat dit laatste wordt ge
voeld, bewijst de school. Alles wordt in het werk ge
steld om het kind met zijn lot te verzoenen, lekker te
maken. Het onderwijs voert het kind liefst zoo ver
mogelijk van huis. De Indische palmen zijn beter be
leend dan de iep of de esch bij huis of school. Het is
ons meermalen gebleken, dat de vader van Karei V.
beter bekend was dan de vader van Koningin Wilhel
inina. De weg naar Tndië zit er beter in dan de weg
naar Castficum. Aardrijkskunde en geschiedenis
brengen tal van platen in de school, die het kind ver
trouwd willen maken met het buitenland. Een 12-jari-
gc scholier wist ons precies te vertellen, dat een plekje
op 274/b graad Z. B. 556 uren ten zuiden van de linie
ligt, maar wist niet, hoeveel hoogescholen ons land
telt. Dergelijke voorbeelden zijn met talrijke te ver
meerderen en stijven ons in de overtuiging, dat de on
derwijzer het onderwijs zoo aantrekkelijk mogelijk
maakt.
Hoe en waarom daarbij een averechtsche richting
wordt ingeslagen is ons niet onverklaarbaar.
De lagere school heeft reeds veel ballast over boord
geworpen; repeteerende breuken, vreemde talstelsels,
onmogelijke klokkensommen over minuutwijzers, die
uurwijzers inhalen of na zeker aantal minuten een ze
keren hoek maken, valwetten, graven van Holland, re
sidentie^ yan Java, tusschenwerpsels, die uitboezemin-
gen van het gemoed of nabootsingen van geluiden der na
tuur zouden zijn, groote tertsen en reine quarten, enz.
Maar er moet nogmaals groote schoonmaak worden
gehouden. En de resultaten zijn nu al zoo gering?
Louter bewijs, dat ons onderwijs niet deugt. Ho! Laat
ons liever zeggen, niet past voor alle kinderen. Moet
het nogmaals worden gezegd, dat dezelfde kinderen,
die nu in het oog hunner onderwijzers zulke stumpers
zijn, zich in een heel ander daglicht zouden toonen,
werden ze anders aangepakt, aan ander werk gezet?
Naar het Duitsch
van
FRANZ ROSEN.
611
Aimer onderzocht allereerst de sneeuw aan den rand
van den. wand, ter plaatse waar men naar beneden
moest en stiet ze af zoover ze los zat. Daarop bond hij
Rainer aan het tonw vast. Toen zocht hij op eenigen
afstand van den rand een plaats, waar hij zich flink
kon vastklemmen; een uitsteeksel, waaromheen hij het
andere einde van het touw zon hebben kunnen been
slaan was er niet bij was uitsluitend op zijn eigen
kracht aangewezen.
„Ik zal je niet allebeide tegelijk naarboven kunnen
hijsehen," zeide hij bedenkelijk. „Ik had het touw le
dig naar beneden willen laten maar Peter zal het
niet kunnen vastbinden met de verwonde hand. Gij
moet het- hem brengen en hem in uwe plaats vastbin
den en dan wachten, tot ik ook u ophalen kan. Zou
het gaan?"
«Het moet!" riep Amberger moedig. En reeds liet
hij zich voorzichtig over den rand zakken. Almer hield
tnet al zijn kracht tegen. Door den zwaren last ge
trokken, daalde het touw in de diepte. Menigmaal, als
Amberger de voeten op een vooruitstekende punt zet
ten kon, hing het slapmaar steeds weer na enkele se
conden stond het langzamerhand weder strak.
„De hemel mag- weten, waar de man het verstand
van daan heeft,' dacht Christen Almer en werd meer
en meer gerustgesteld. Het was hem toch liever den
ongeoefende op den gevaarlijken weg in zijn geoefende
hand te houden, dan zich zelf, tusschen leven en dood
zwevend, van onbeproefde armen afhankelijk te wezen.
„Haltklonk het van beneden. Een goede poos ver
streek. Almer luisterde met ingehouden adem, zonder
Hemel en aarde worden bewogen om de kinderhoof
den toch maar vol te stoppen met kost, die ze niet wil
len, niet kunnen verorberen. En als de kinderen naar
School zijn gezonden om, (het woord is van onzen groo-
ten denker en dichter Nieolaas Beets)
Om eerst te worden volgepompt,
En dan weer leeggevraagd,
dan is Holland in last en de Hollandsche onderwijzer
in discrediet, als er wordt geklaagd over de geringe re
sultaten van ons dure volksonderwijs.
Mijn hemel, moeten dan al die kinderen specialitei
ten worden in zooveel vakken? Moet onze zeven- ii
achtjarige kleuter al werken -met kilometers en centi
eren, terwijl zijn vader (de gedachte is niet oorspron
kelijk) een centimeter van den spijker afslaat, waaraan
hij schilderij of spiegel wil hangen. Moeten en kun
nen al die kinderen dat?
Maar de jeugd meet toch worden beziggehouden?
Zeker. En veel meeir dan tot heden bezig zijn. En
niet alleen beziggehouden, maar ook onderwezen.
Tot het einde van 't zesde levensjaar wenschen wij
het kind te laten onder moeders wakend oog. 't Is al
weer een averechtsche richting in onze maatschappij
die het kind aan dat wakend oog onttrekt. Yan het
zesde tot het zevende jaar zouden wij het kind willen
zenden naar een inrichting, herinnerend aan onze te
genwoordige bewaarschool en fröbel-onderwijs. Het
eigenlijke schoolonderwijs wenschten wij eerst aan te
vangen voor het achtjarige kind en dan zoo opgewekt,
zoo frisch, zoo'echt kinderlijk als maar eenigszins mo
gelijk ware en hoofdzakelijk gericht op lezen, schrijven
en rekenen, afgewisseld, neen, aangevuld door vertel
len, voorlezen, tekenen (waarover nog nader), spelen
°P_ oen heerlijke plek bij de schoof een heuschen speel
tuin), zingen en handenarbeid. Hoe wij over dfe in
voering van den laatste denken, is reeds gezegd. Zoo
lang de algemeene invoering bezwaren met zich
brengt, zouden wij de hulp willen inroepen van deskun
digen (en die telt ons land genoeg) om uit het mime
arbeidsveld, dat de slöjd biedt, een geschikte keuze te
doen. En het zou ons niet verwonderen, als de keuze
op papierslöjd (meten, teekenen, knippen, vouwen,
plakken) en kleiarbeid viel. Qf die nu het onderwijs
zooveel duurder zouden makeïi, betwijfelen wij.
Over de schifting der leerlingen, het verlaten der
school en het doorstudeeren hebben wij onze meening
gezegd.
W. W.
Op de Eransch-Engelsche tentoonstelling te Londen
is weer veel^ iqoois op het gebied van mode te zien.
Een wedstrijd wordt daar gehouden tusschen de beide
landen op het gebied van kunst en elegantie. De
1 ransche modisten zijn de laatste weken druk bezig
geweest om haar tentoonstellingsjaponnen klaar te
maken en tevens hare klanten naar genoegen te bedie
nen, want het voorjaar is een van de drukste jaargetij
den voor de Fransehe modisten, het jaargetijde, waar
in de geheele wereld uitziet naar hetgeen zij brengen
zullen en waarin hare klanten per post of telegraaf
hare bestellingen doen en allen tegelijk bediend willen
worden. In de groote huizen van de Parijsche snij- en
knipkunst wordt de laatste hand gelegd aan wat het
genie van de modisten heeft uitgedacht. En nu kwam
er nog bij, dat er een strijd gevoerd moest worden om
de Engelsche ladies en misses te overtuigen, dat zij
baar costumes aan gene zijde van het Kanaal, aan de
Seine moeten laten maken. De buitenlandsche dames,
die naar Parijs komen, bezoeken de modehuizen, die
ook maar een oogenblik het touw te laten schieten.
Een plotselinge ruk, en het zou aan zijn hand kunnen
ontglippen en die twee daar beneden zouden verloren
zijn.
„Opklonk Ambergers heldere stem.
Almer trok aan langzaam en voorzichtig. Meestal
hing de last zwaar en bewegingloos, slechte zelden
scheen het den aangebondene te gelukken met hand
of voet mede te helpen. Eindelijk Almer dreigden
van inspanning de aderen te barsten dook Peter
Schlegel s hoofd over den rand op. Een laatste, krach
tige ruk, hij was boven. Steunend liet Almer zich in
de sneeuw vallen.
De afgestortte had een gescheurd buis, een geschaaf
de wang en de hand was gekneusd en bloedde hevig;
overigens was hem niets geschied. Hij was ook opge
wekt niettegenstaande zijne brommerigheid van daar
straks.
„Haast je, haal Amberger op!" riep bij, eer hij ver
der over richzelf sprak. „Die zit als ejen muis in de
val in mijn spleet -naar omlaag is zij open en als hij
zich niet meer houden kan, valt hij er doorheen. Hij
is een goede portie smaller dan ik!"
It-ii weder daalde het tonw in de diepte. Almer boog
zich, plat op den buik liggend over den rand heen, om
te zien of hij zijn doel bereikte.
Intusschen hing Rainer Amberger, vastgeklemd in
den ijzeren breuk. Zoolang hij met den verwonde te
doen had gehad, waren al zijne zinnen in beslag geno
men door den moeilijken arbeid in de smalle klooi,
waarin nauwelijks de een den ander passeeren kon, om
het touw van zijn lichaam los te maken en er den an-
aer aan vast te binden. Nu was de andere naar boven
en hij zweefde alleen tusschen hemel en aarde, zonder
eenig ander houvast als zijn zich vastdrukkende leden.
Boven hem, tusschen besneeuwde ijsranden het ether-
blauw; beneden hem in blauwachtige diepte het harde
ijsveld.
Als hij thans de armen en knieën, waarmede hij zich
vastklemde losliet, maar heel even dan stortte hij
over de seherpkantige kloven en uitsteeksels omlaag;
dan kwain hij beneden aan, dood of met verpletterde
den roep hebben de mooiste toiletten te vervaardigen
en zij zien daar talrijke modellen, waaruit zij naar
hartelust kunnen kiezen, daar zij tegelijkertijd denprijs
vernemen. Behalve de millionnaires, bij wie het op
een paar honderd francs meer of minder per japon niet
aankomt, wagen zij, die met de Parijsche modehuizen
niet zoo op de hoogte zijn, zich niet in de mode-salons
van de Rue de la Paix of de Rue Royale, waar het zeer
feestelijk toegaat en waar men een bestelling moet
doen, als men er eenmaal Ls ingegaan en de verkoop
sters en de pasdames aan het werk heeft gezet en waar
de vaste klanten, voor wie jaarlijks minstens een do
zijn toiletten worden vervaardigd met veel meer nauw
keurigheid worden behandeld dan de dame, die er één
keer een costuum laat aanmeten.
Behalve aan japonnen is er een gedeelte der tentoon
stelling aan ondergoed gewijd. De luxe, die daar op
dit gebied heerscht, is overweldigend, met zijde en
kant is er kwistig gewerkt en er komt zulk fijn hand
borduursel aan voor, dat we de arme naaistertjes moe
ten beklagen, die hare oogen daarbij gepijnigd hebben
Er is een ititzet bij voor een milliardaire, waarvan
r om maar eens een staaltje te noemen één panta
Ion 1000 kost, één hemd 700.
Reeds Ovidius, de groote minnaar, de om een vrouw
verbannene, wist de haardracht van de vrouw naar
waarde te schatten en zeide daarom tegen de dames:
„Laat nooit uw haar in wanorde zijn, want vóór alles
is het uw netheid, welke ons bekoort. Uwe liefelijk
heid ligt in uwe handen en kan zich in verschillend
vormen uiten. Ieder van u neme den spiegel te raad."
Het is opmerkelijk, hoe weinig vrouwen er zich be
wust van zijn welk een punt van gewicht de haardracht
uitmaakt, niet alleen als een omlijsting van het ge
laat, maar evenzoo in betrekking tot den totaal-indruk.
Het opmaken, verzorgen en versieren van het haar
wordt zelfs door haar, die veel werk van haar toilet
maakt, gewoonlijk als quantité négligeable betracht.
Veel fijngevoeliger of misschien beter gezegd
veel coquetter dan de vrouwen in de Noordelijke stre
ken zijn, ten dezen opzichte de vrouwen uit het Zuiden.
De Italiaansclien en Spaanschen, zelfs van 4e lagere
volksklasse maakten peeds door alle eeuwen heen veel
werk van hare coiffure; door een enkele bloem, een
kam, een scheef gestoken haarspeld weten zij iets ka
rakteristieks aan het hoofd te geven. Vóór alles geven
zij haar verschijning een zekere charme door haar ma
nier van haaropmaken, hoe Zuidelijker men komt, lioe
opvallender dit is. Reeds in Frankrijk is de vrouw uit
het volk zorgvuldig gefriseerd, geonduleerd en gekapt
naar het voorbeeld van de toonaangevende dames. En
als het noodig is om voor een of andere coiffure val-
sehe lokken of krullen te dragen, zoo doen zij dit allen.
Het gebruik om liet hoofd met een pruik te bedekken
is meer en meer op den achtergrond geraakt. De eer
ste pruik werd gedragen door den abbé la Rivière in
1620. Zij woog het bagatel van 4 kilogram. Het krul
len van de haren, die voor de pruiken gebruikt worden,
is pas in 1680 uitgevonden en van toen af werden zij
ook lichter.
Indertijd verwisselde men twee- of driemaal per dag
van pruik en versierde ze met fladderende linten en
lokken.
ledematen. De gemakkelijk bereikbare mogelijkheid,
zijne gedachten van gisteren waar te maken, vervulde
hem met een huivering; met verbazing over zichzelf.
Naar leven riep alles in hem; naar leven en arbeid;
naar leven met zijn warm bloed, zijne jonge oogen, zijn
frisch hart; naar leven in een wereld als deze
Sterker spanden zich zijne spieren; hij hief het hoofd
op en. gluurde naar boven. Het touw kwam. Dikwijls
bleef het steken tusschen uitsteeksels en trapvormige
voorsprongen. Dan moest het strak getrokken en op
nieuw neergelaten worden. Maar het kwam nader
mei en zeker. Nu was het er. Voorzichtig den eenen
ann van den ijswand losmakend, greep de man het.
gebruikte hij ook den anderen arm. Slechts met de
knieën en genagelde zolen tegen den gladden wand ge
kiemd, bond hij het touw om en strikte he-t vast, met
verscheidene tusschenpoozen, omdat ondertusschen de
armen de afgematte beenen steunen moesten. Nu
hield de knoop.
„Op!" jubelde bet uit de diepte.
Christen Almer trok; ditmaal bad hij gemakkelijker
werk dan straks; want de man, dien hij thans optrok
hielp krachtig mede. Het touw scheen hem slechts tot
steun te dienen, hem. droeg de eigen kracht. Met een
kienen zwaai was hij over den rand en boven. Hij was
zeer bleek en zijn knieën beefden eenigszins. Maar zijn
oogen schitterden.
Christen Almer zeide in het geheel niets; de een of
andere gemoedsbeweging toekende zich af op het be
haarde gelaat. Met aandoening wond hij het touw op.
Peter Schlegel, die zich het gezicht en de ernstig ge
kwetste hand met sneeuw gewasschen en gekoeld had
en zich een verband had aangelegd, ging op Amberger
toe, bood hem de ongekwetste hand en zeideGij moest
naar de gidsenschool gaan en in ons gild treden; man
nen als gij er een zijt, kunnen wij gebruiken!"
Rainer keek den man getroffen aan. Dat was een
voorstel.
„Ja gaat dat dan nog? Op mijn leeftijd?"
„Uwe jaren zijn de beste!" aldus mengde Almer zich
in het gesprek. „Peter heeft gelijk. En als het om
niets anders was, dan dat gij de menschen die wij als
K. Traxler.
4de prijs „Western Daily Mercury" 1908.
Oplossing van Probleem No. 124 (A. Charluk).
1 P d5 f4 enz.
1 P d5 c3 faalt op p al X c2
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren
P. C. Bakker Czn., P. J. Boom, F. Böttger, O. Bra-
mer, C. Brouwer, G. van Dort, G. Imhülsen, G,
Nobel, Mr. J. Verdam en C. Visser, allen te Alkmaar
Ds. H. Groeneveld te Vlijmen, Mr. Ch. Enschedé te
Ragatz, C. C. J. de Ridder te Ede, P. Bakker en
H. Weenink te Amsterdam, P. Ooijkaas te Limmen,
„Schaaklust" te Koedijk, G. Fijth Jr. en C. L.
Strick van Linschoten te Bunnik.
Zooals een der overwinnaars in onzen jopgstei)
oplossiDgswedstrijd ens terecht* schreef is de mooiste
variant van no. 124 1 p cö -j- 2 P g2 voor
namelijk om de matstelling en de matvoering. In de
eerste wordt p c5 vastgehouden, bij de tweede wordt
1 hl afgesneden en tegelijker tijd de toren gedekt.
Wij kunnen hier nog bijvoegen, dat deze Australi
sche componist den probleemliefhebber schier altijd op
dergelijke verrassingen onthaalt. Natuurlijk zijn deze
veel kantiger in zijne bekroonde problemen, doch toch
komen zij in al zijne problemen in meer of mindere
mate voor waarvan wij eerlang een voorbeeld hopen te
geven.
Met No. 127 bedoelen wij eenvoudig onzen lezers eens
een ander soort probleem te geven, dan die, welke zij
in den laatsten tijd te zien kregen. Dezen 2zet kreeg
den 4den prijs in denzelfden wedstrijd, waarin No. 118
van G. LIeathcote 3 geplaatst werd.
Naar onze meening stond de jury hier weder voor d«
hoogst moeilijke vergelijking van ongelijksoortige za
ken. Wat No. 127'zelf betreft in normale omstandig
heden zouden wij geneigd zijn aan te nemen dat het
onze lezers koud liet. Doch dit lijkt ons nu niet wel
mogelijk nu wij allen tijdelijk naar „Klein Sahara"
verplaatst zijn.
Wat eindelijk ons zelf aangaat, wij zijn allerminst
geneigd ons over de betrekkelijke waarde van No. 127
warm te maken.
Waarom ons daartoe de lust ontbreekt zal den mees
ten onzer lezers, zonder naderen uitleg, wel duidelijk
zijn, vermoeden wij.
gidsen vergezellen, met je oogen aankijkt, als ze moed#
worden of angstig zijn het verdere verloor zich in
oen onverstaanbaar gemompel.
Tamelijk zwijgend hervatten zij den tocht. Rainer
gevoelde zich in de ziel ontroerd, waardoor hem de
tong verlamd werd. Het beklimmen van den top over
de afgebrokkelde sneeuw ging met eenige moeite ge
paard. Schlegel moest worden vastgebonden omdat hij
de rechterhand niet gebruiken kon. Boven aangekomen,
zeide hij tot de anderen
„Gaat het laatste eind alleen; ik houd je maar op en
breng jelui en mijzelf maar in gevaar; op de ijshelling
bij den top heeft men alle ledematen voor zich zelf
noodig. Ik wacht jelui hier."
Zij zagen in, dat hij gelijk had en nadat zij zich uit
voorzorg met het touw aan elkaar verbonden hadden,
begonnen zij de laatste stijging.
Hier was harde trappenarbeid. Het onweder had alle
sporen van menschelijke voeten, die anders bij mooi
weder dagenlang te herkennen zijn, uitgewischt. Chris
ten Almer moest al zijn scherpzinnige ervaring te hulp
roepen, om den besten weg te vinden. Onder de zonne
stralen smolt op de hooger gelegen punten de sneeuw
en droop over de spiegelgladde wanden. Hier en daar
was het ijs broos en brokkelig. Eens braken in hunne
onmiddellijke nabijheid een paar groote stukken af en
sprongen met verontrustend geraas in de diepte.
„Lang mogen wij ons boven niet ophouden," zeada
Almer. „De zon zal van daag npg wel meer afbrokke
len!"
Eindelijk was de arbeid volbracht. Door diepe
sneeuw wadend, ging het nog eenige honderd schreden,
zwak stijgend naar den nog slechts weinig boven het
plateau uitstekendon top. Rainer Ambergers hart
sloeg hoorbaar van hartstochtelijke vreugde. Hij keek
niet om in nieuwsgierig ongeduld. Hij liep met gebo
gen hoofd. Geheel plotseling wilde hij het hebben.
Wordt vervolgd.