DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
binnenland:
Honderd en tiende jaargang.
1908
WOENSDAG
10 JUNI.
Stedelijk Museum.
FEUILLETON.
BE ALPENKONINGIN,
No. 134
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Blieven iianco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COS I ER ZOON, Voordam C 9.
Tweede Kamer.
Christelijke onderwijzers en onderwijzeressen.
ALKMAARSCIE COURANT.
iavis
Telefoonnummer 3.
Het Stedelijk Museum is Zondag, 14 juni a.s.,'s na
middags van 1—3 uur te bezichtigen, tegen betaling
van 10 ets. per persoon.
ALKMAAR, 10 Juni.
De eerste berichten over de ontmoeting- tusschen
Tsaar Nioolaas en Koning Eduard. zijn gekoiiien. De
Keizerlijke, familie is niet per jacht, zooals het plan
was, maar per trein en later dan opgegeven was te Re
val verschenen. De onstuimige zee krijgt de schuld
maar het spreekt haast vanzelf dat het programma
zooveel mogelijk gewijzigd werd, immers hoe meer wij
zigingen, hoe grooter de veiligheid van de Keizerlijke
reizigers, die aan zoovele gevaren blootgesteld zijn. De
geheele spoorweg was met troepen bezet en alle brug"-
gen en overwegen waren streng bewaakt.
Reval was versierd met de vlaggen van Engeland en
Rusland, aan de haven en aan den ingang van de
■stad waren triumfbogen opgericht. Om elf uur gister
ochtend had de ontmoeting op decreed©, van Reval
plaats. Er waren duizenden Russen, die uit de verte
de samenkomst wilden gadeslaan, want zoowel van
Russische als van Engelsche zijde werd een groote di
plomatieke en militaire macht ontplooid en was er een
schitterend gezelschap bijeengebracht. De Tsaar was
vergezeld van zijn echtgenoote, zijn dochtertjes, zijn
zoontje, zijn moeder, zijn zuster, de Koningin van
Griekenland, grootvorstin Olga Alexandrowa, groot
vorst Michael Alexandrowitsj, den Russischen gezant
te Londen graaf Benckendorff, den minister van bui
tenlandsche zaken Iswolski, den minister-president
Stolypin, den hofminister baron Fredericks. Tot bet ge
volg van Koning Eduard behoorden de geslepen diplo
maat, vader van eenige belangrijke verdrogen. Sir
Charles Hardinge, Sir John Fisher, eerste lord dei-
admiraliteit, Sir John French, bekend militair autori
t-eit, en de beer Nicholson, Engelsch gezant te St. Pe
tersburg. Er waren oorlogsschepen op de reede en er
waren veel politieagenten en veel militairen op het
land zoodat een correspondent zich beklaagde, dat
men bij eiken stap wantrouwende oogen op zich gericht
zag.
Aan boord van de „Poolster," het Russische Keizer
lijke jacht, werd ten twee ure het ontbijt gebruikt,
waaraan alle vorstelijke personen deelnamen, behalve de
Tsaritsa, die zich vermoeid gevoelde. Na het ontbijt
voerde koning Eduard een langdurig gesprek met mi-
nister-president Stolypin. De Russische minister van
buitenlandsche zaken Tswolski en de Engelsche onder
staatssecretaris Hardinge hielden een bespreking, die
een uur duurde, aan boord van de „Almas." Gister
avond zou er een serenade gebracht worden door de
zangverenigingen van de stad, die liederen in de Rus
sische, Esthlandsehe en Duitsche talen ten gehoore
zouden brengen.
Dit is alles wat de eerste berichten zeggen. Wij we
ten dus niets van hetgeen de monarchen en de staats
lieden met elkaar hebben besproken. Wij hebben zelfs
SËÏSH
nog niet eens den tekst van de schitterende redevoerin
gen, welke er ongetwijfeld zijn gehouden bij den fonke
lenden wijn. En. meer zal er voörloopig ook wel niet be
kend worden. De groote politiek wordt binnenskamers
■emaakt en eerst wanneer haar doel reeds is bereikt,
hoort de buitenwereld er iets van. Wanneer we ech
ter mogen afgaan op de beschouwingen en andere arti
kelen welke de buitenlandsche pers aan deze ontmoe
ting wijdt, dan is zij van zeer groot belang. De Russi
sehe bladen bevatten over het geheel warm gestelde ar
tikelen en verslagen van interviews met invloedrijke
persoonlijkheden, van wie sommigen spreken over het
aanbreken van een nieuw tijdperk, dat rijk aan gevol
gen zal zijn, maar van wie anderen ook een andere
meening zijn toegedaan. De laatsten vreezen een
avontuurlijke politiek, een strijd zelfs tusschen Rus
land en Duitschland, een nederlaag van het eerste en
een verzwakking van het tweede rijk, tot Engelands
vreugde. En weer anderen zien in de samenkomst
een eersten stap van tegenweer tegenover het gele ge
vaar alsof de kleine gele Japs niet de bondgenooten
van de Engelschen waren! Nog- weer anderen achten
juist door het Engelsch-Japansch verbond een Rus
sisch-Engelsche toenadering een waarborg voor den
vrede, vooral in het verre Oosten. Dan is er een cate
gorie van Russische beoordeelaars, die de grootste om
en voorzichtigheid aanraden, die gaarne bevriend wil
len blijven mat Engeland zoowel als met Duitschland
A\ at •zegt men in dit laatste 'land? Aanvankelijk
hebben de Duitsche bladen gezwegerf, maar langzamer
hand zijn de pennen in beweging gekomen en wat er
uit gevloeid is, bewijst dat velen het Engelsche bezoeT
aan Rusland niet aangenaam vinden. De „Matin"
heeft- zich tot verschillende Duitsche persoonlijkheden
gewend om hun oordeel, bijv. tot generaal Keim, den
veelbesproken president van de vloot-liga, tot dr. Erz
berger, een der leden van het centrum in den Rijks
dag. De eerste vond de toestand zóó, dat Duitschland
verplicht is zijn bewapening te land en te zee te ver
meerderen. De tweede achtte den toestand ernstig,
zelfs al was er geen aanleiding aan onmiddellijk oor
logsgevaar te gelooven. „De algemeene internationale
toestand zeide hij, is zoo, dat de steen, die de lawine
aan het rollen brengt, gemakkelijk in beweging kan
komen; misschien zal dit de Turksch-Macedonische
kwestie zijn. In sommige Europeesche kabinetten ver
langt men krachtig, aan de Balkan-verwikkelingen een
eind te maken. Het schijnt, dat koning Eduards reis
naar Rusland ten doel heeft op dit punt een overeen
stemming te bereiken met uitsluiting van Duitsch
land."
Een bevestiging van deze verklaring vinden we in
een Reutertelegram van hedenochtend. Het nieuws
agentschap vernam n.l. dat Ruslands antwoord op de
laatste nota van Sir Edward Grey nog niet ontvangen
is, maar dat men het waarschijnlijk acht, dat het blijl-
zal geven van een overeenkomst tusschen de beide re
geeringen betreffende Macedonië. De volgende stap
zal vermoedelijk zijn het houden van een conferentie te
Ivonstantinopel van de vertegenwoordigers der mo
gendheden, met het doel een nota voor de Porte op te
stellen over hervormingen in Macedonië. Maar Ko
ning Edward en de Tsaar hebben wellicht gisteren af
gesproken, wat ze. op die bijeenkomst zullen bereiken.
Als Duitschland zich nu daartegen eens verzet?
Dan krijgen we een Europeesche herhaling van het
Marokko-eonflict. En dan kan inderdaad de toestand
meer dan ernstig worden.
Gisting in Indië.
De correspondent te Batavia van de N. R. Ct. meldt
De aanslag in de belasting is voor de Padangsche
Bovenlanden ultimo Mei afgeloopen. In de Padangsche
Benedenlanden is men gevorderd toi de vaststelling
van het kohier, voor de afdeelingen Painan en Ajer
Bangis.
In Alahan Pandjang, district der residentie Padang
sche Bovenlanden, waar bij den aanslag geen verzet
werd ondervonden, weigert de bevolking de aanslag
biljetten in ontvangst te nemen.
De Tweede Kamer hernieuwde gisteren de afdeelingen.
Dezen kozen tot voorzitters de hoeren mr. J. A. Loeff,
F. Lieftinck, P. B. J. Ferf, K. Eland, mr. W. H. de
Beaufort.
Gisterennamiddag half twee en Donderdag elf uur
afdeeliugsonderzoekhedenmiddag ook het opmaken
eener nominatie ter voorziening in de vacature in de
rekenkamer.
Hervat werd de bespreking over den toestand der
RijksWerklieden.
De lieer Nolting (v.-d. Amsterdam VIII) criti
seerde den toestand der werklieden bij de Rijksmari-
fyetor is, dat de gro- psvertegenwoordiging alle werk
lieden omvat. Rekening dient gehouden te worden
met de wenschen van de werklieden-organisatie.
Bovendien moet de aamenstelling van de in uitzicht
gestalde permanente commissie een open oog en ooi-
hebben voor de wenschen der werklieden.
newerven,
Spreker klaagde er over, dat autoriteiten geen
notitie nemen van de wenschen en grieven van de
groepsvertegenwoordiging. Wanneer de groepsvertegen
woordiging impopulair is geworden, is dit niet de
schuld van de werklieden. Dat de groepsvertegen
woordiging heeft afgedaan, betreurt spr. niet. Hij
juicht toe, dat de werklieden er genoeg van hebben
gekregen om met hun commissies te laten sollen.
Spr. stelde in het licht, dat aan de werf te Amsterdam
van 931 werklieden slechts 218 het maximum-loon
genieten. Te Willemsoord hebben van 314 werklieden
boven 35 jaar slechts 175 het hoogste loon. Te
Hellevoetsluis is de toestand nog ongunstiger. Geen
wonder dat er ontevredenheid heerscht aan de werven
hij dergelijke loonregelingen, die veel ongunstiger zijn
dan die der gemeente Amsterdam. Hiermede wilde
spreker echter niet gezegd hebben, dat de toestand
der gemeentewerklieden te Amsterdam zoo gunstig is.
Spr. drong aan op verhooging van het maximum
loonbedrag en op toekenning van het maximum op
35-jarigen leeftijd.
Spr. drong er ook bij de Regeering op aan om meer
zorg te besteden aan de opleiding van leerlingen bij
de werven en tevens bepleitte hij betere ziekenver
zorging. Ten slotte betoogde hij de wenschelij heid
van inkrimping van het losse personeel en uitbreiding
van het vaste personeel. Bij de Rijksmunt ook ont
breekt aan de muntfabriek een goede loon- en
pensioenregeling.
De lieer Roodhuyzen (lib. Brielle) zette uiteen,
dat hij van een onderzoek der staatscommissie niets
verwacht, indien zij haar voorlichting zoekt bij een
mislukte groepsvertegenwoordiging. Een onhoudbare
Naar het Duitsch
van
FRANZ ROSEN.
62-
„Ik hief mijne oogen op tot de bergen en zie, mij is
hulpe gekomen. Gij liet mijn voet niet glijden en hebt
mijne schreden behoed. Leid mij verder aan Uwe
hand opdat ik Ti we heilige plaats aanschouwe.
Achter zijn rug, ergens in de lucht, weerklonk een
kraken en bersten. Dit eenige geluid in de niet aard-
sche stilte herinnerde hem aan het aardsche leven.
Omlaag nu, met nieuwe kracht en nieuwen moed.
Omlaag nu, niet God den Heer, dien hij hierboven we-
aergevonden had en aan Wien hij thans nooit meer
twijfelen zou, nadat hij Hem zoo grijpbaar had ge
voeld
Achter hem, in de Tucht, ontstond een klirren en ge-
bruisch. Van de ijshelling af sprong een blauwachtig
schitterend blok, sprong van punt tot punt, schitteren
de splinters verspreidend. Het sprong naar de diepte
mc-t steeds toenemende kracht.
Rainer Amberger hoorde niets. Voor het oog zijner
ziel trad Barbara. Heden nog zou hij haar wederzien.
Het kristallen blok sprong voor de laatste maal te
gen den harden wand op en vloog in groote bogen op
het sneeuwveld. Het trof den niets vermoedenden man
op den rug, zoodat hij voorover viel, het veerde weer op,
sprong vorder en rolde dicht bij de verschrikt op zijde
springende gidsen voorbij, in de rotsblokken, waar het
midden uit elkaar barstte en bleef liggen. Op het wil
ei ©geraas volgde weer onaardsche stilte. Zacht, zacht
vloeiden de wateren en de zon lachte.
Rainer Amberger lag met het gelaat op de sneeuw,
en verroerde zich niet. Schlegel en Almer bogen zich
over hem heen, hieven zijne armen, zijne voeten om
hoog hij gaf geen geluid. Zij hieven hem bij de
schouders op en keerden hem voorzichtig om. Er was
geen kneuzing te zien, geen wond. Zijn gelaat was
bruin en frisch; een g'elukkige glans van vrede speelde
om zijn mond. De blauwe oogen waren wijd geopend;
onnatuurlijk wijd; zij staarden naar den hemel; onna
tuurlijk star. Hij was dood
I
Zij droegen hem met vereende krachten door de rots
woestijn, naar beneden, naar het Rothdal. Zij spraken
niet veel. Meermalen wischten zij zich de oogen. Zij
hadden liem liefgekregen, den zonnigen gezel.
In de huiveringwekkend duistere eenzaamheid van
het aan drie kanten door hemelhooge rotswanden inge
sloten gletscherdal, welks sombere ernst door de lang
zaam naar het Westen zich neigende zon slechts wei
nig werd verlicht, bereikten zij de hut. Zij legden
hunnen doode op de steenen voor de deur en traden
binnen.
Op de tafel lag nog het opengeslagen clubboek, als
ware het expres voor hen neergelegd. Er stond in te
lezen, dat het voor drie dagen van Interlaken uit op
gebroken gezelschap, op de Oostelijke helling door het
onweer overvallen, op het sneeuwveld van de Jungfrau
b.id moeten overnachten. Den dag" na het on weder, na
vple inoeilijkhèden ondervonden te hebben, om den kor
toren weg, over den Rothdalsattel hierheen terugge
keerd, waren zij tegen den avond iii geheel uitgeputten
toestand door de tot hunne hulp uitgetrokken Laüter-
brunners gevonden en naar huis gebracht.
Nadat zij hadden gelezen, legden zij het boek uit de
hand en Spraken over het gelezene geen enkel woord.
Zij aten en dronken, omdat het noodzakelijk was;
Beter Schlegel maakte een nieuw verband voor de ge
kwetste hand. Daarop ging het verder.
Op de Stufensteinalp vervaardigden zij uit planken
en touwen een draagbaar. Een krachtige Senne bood
zich aan mede te gaan, opdat zij elkaar bij het dragen
zouden kunnen aflossen.
In Stechelberg verschaften zij zich een wagen,
maakten een leger van hooi, legden den doode er op en
bedekten hem met een kleed. Zoo reden zij in den. zon
nigen avondglans naar LauterbrunnenHelder straal
den de bergen in de plechtige omgeving. Van de rots
wanden waaiden de zilveren sluiers der Staubbeken
omlaag over de bloembezaaide, geurende weiden. Vroo-
lijke menschen kwamen voorbij. Zij zaten stom en in
zichzelf gekeerd op hun planken zitting, als geleidden
zij het ongeluk.
In Lauterbrunnen moesten zij halt houden en een
anderen wagen nemen. Zij vernamen nog nadere bij
zonderheden over het lot der vier menschen voor wie
zij waren uitgegaan om hen te zoeken, welke onderne
ming- nu aan het graf eindigen moest. Zij stelden er
geen belang meer in. Slechts voort voort! Naar
Zweiliitschinen omlaag en met een scherpen hoek het
Liitschinendal in, naar het Grindelwoud. Met zwij
genden angst bemerkten zij, hoe de zon daalde, hoe de
witte toppen gloeiden, hoe de blauwe nevel uit de ra
vijnen opsteeg en zich over het landschap verspreidde,
hoe het avond werd en donker. De vreeselijke inspan
ning van den dag, vooral van de laatste acht uren,
had hen uitgeput. Peter Schlegel's „hand brandde, als
hield hij ze in het vuur. Maar zij hadden onderweg
geen rust gehad, zij moesten hem thuis brengen
ihuisJa, waarheen dan? Naar de Amberger hof
stede, bij Barbara. Daar behoorde hij van Gods en
vaderswege.
Steeds donkerder werd het rondom. De sterren tra
den te voorschijn, de een na den ander; vreedzaam
glimlachten zij omlaag, zooals op eiken helderen avond.
Van het kleine leed in de aardsche diepte wisten zij
niets.
De dorpsstraat van Gydisdorp was leeg en stil,
slechts in de herbergen was nog leven. Niemand gaf
acht op den eenzamen wagen, die langzaam klappe
rend de stijgende dorpstraat oprolde. Bij de pastorie
hielden zij halt. Christen Almer sprong van den wa
gen en ging binnen.
Niettegenstaande het late uur was de predikant
■met alleen. Margrete Uttdörfer zat bij hem. In de
eenzaamheid ha ars harten kwam zij dikwijls tot hem
om raad en troost en dan praatte zij zich vast; zij hui
verde altijd, terug te keeren in haar verlaten huis.
De 53ste algemeene vergadering van de vereeniging
van christelijke onderwijzers en onderwijzeressen in
Nederland en de overzeesche bezittingen werd gister
te Dordrecht in de sociëteit „Kunstmin" geopend.
De voorzitter van het hoofdbestuur, de heer J C.
Wirtz, sprak de gebruikelijke openingrede uit, waarin
hij in herinnering bracht het heldere inzicht, dat de
voorgangers in de zaken dezer vereeniging hadden
gehad. In haar reglement hebben zij als doel vastge
steld de bevordering van een in waarheid christelijk-
nationale opvoeding in en door de school, terwijl eerst
in de derde plaats als een der middelen wordt ge
noemd behartiging van de belangen der leden en
van hun nagelaten betrekkingen.
Of nu die rangschikking een gevolg is van hun in
stinctief leven, dan wel de vrucht van ernstig nadenken
was, doet er, volgens spreker, niets toe. Alleen blijkt
duidelijk, dat het tegenwoordig geslacht van Neder-
lan 'sche onderwijzers instinctief niet meer tot hetzelfde
resultaat komt. Immers nog niet zoo heel lang ge
leden, heeft de voorzitter van een andere onderwij-
zersvereeniging (de heer Schook in het N. O. G.) de
moeite genomen eens na te gaan. wat de verschillende
onderwijzersverenigingen wel als doel in haar statuten
schreven. Deze kwam tot de slotsom, dat alle op één
na in verschillende bewoordingen als doel erkenden
De behartiging van de belangen der ondei wijzersde
eene, die een uitzondering maakte, was onze vereeni
ging, zegt spreker. Zij noemde als middel, wat de
anderen als doel stelden. Spreker erkent openlijk, dat
v >or hem dit verschil heel zijn doen en laten op het
gebied van het onderwijs beheerscht, of althans, dat
hij tracht, zich hierdoor te laten leiden.
Spreker wees op de gevolgen van dit onderscheid.
Wat staat voorop: het onderwijs of de onderwijzers?
Het eerste Dan kan spreker zich heel goed begrijpen,
dat in de kwesties, die zich soms voordeden tusschen
besturen en onderwijzers, deze vereeniging zich her
haalde malen schaarde aan de zijde der besturen, dan
verwacht hij, dat bij een referendum de leden zich
met overgroote meerderheid zouden verklaren tegen
de gehuwde onderwijzeres in de school. Doch wordt
de onderwijzer nummer één, dan brengt het belang
der vereeniging mee, dat me bij elk dreigend ontslag
partij kiest vóór den bedreigde en dat men vrjjwel
iedereen steunt, die ongevraagd ontslag als onderwijzer
of onderwijzeres ontving.
Opzettelijk heeft spreker dit punt in zijn openings
woord aan de orde gesteld, in de hoop, dat ernstig zal
worden nagedacht over de vraagwie het bij het
rechte eind hebben alle onderwijzersverenigingen die
paast deze staan, of deze vereeniging? Dat onderzoek
is van te meer beteekenis, omdat er ook onder de
leden van deze vereeniging zijn, die het blijkbaar met
haar stichters niet eens zijn en een andere onder wij-
zersvereaniging hebben gesticht, die in haar statuten
schrijftHet doel der Unie is werkzaam te zijn, om
de belangen der christelijke onderwijzers te behartigen.
Spreker hoopte dat ernstig zal worden nagedacht
„Wij komen terug met een treurige tijding", zeid*
Christen Almer, „en wilden den dominé verzoeken on»
te helpen die tijding te gaan brengen." Dan verhaalde
hij.
Margrete werd nog bleeker dan zij reeds was. Met
sidderende knieën wankelde zij achter de mannen aan
naar den wagen. Peter Schlegel had de deken van het
lijk opgeslagen. De maan bescheen het gelaat, dat
thans bleek zag en waarvan de trekken scherp waren
nfgeteekend; maar de gelukkig.e glimlach was gebleven.
„Vrouw Amberger heeft nog licht op", zeide Peter
Schlegel, en wees door de boomen naar boven. „Ik
denk wij moeten hem brengen, waar hij thuis behoort."
Zoo brachten zij hem tehuis. Christen Almer en de
predikant droegen de baar. Peter Schlegel, met zijn
verbonden hand, liep voorop. Margrete Uttdörfer volg
de als slaapwandelend. Zij kwamen niemand tegen.
Omstreeks hetzelfde middaguur, als Rainer Amber-
berger op den witten top stond, zijn blik op de groen»
weiden van de Bussalp rustte en zijn hart dacht aan
de moedelooze weerspannigheid, waarmede hij in den
jongstverloopen nacht daar in het vochtige gras gele
gen had en zich van God en het leven afgewend had,
zal op diezelfde weiden Barbara, en haar oog klemde
zich vast aan de duizelingwekkende hoogte, die hij be
stijgen wilde die hij misschien juist in dit uur he
istegen had.
/;j zagen elkaar niet; maar hunne zielen waren
bijeen.
Barbara had des nachts niet kunnen slapen en des
morgens had zij het niet kunnen uithouden in de da
gelijks zich voortspinnende eenvormigheid harer om
geving en van haar bezigheden. Als zij niets omtrent
hem ervaren kon, dan wilde zij tenminste de hoogten
zien, waarheen zijn onbedwingbaar verlangen hem ge
dreven had weg van hier. Daarom ging zij naar
boven naar hyt woud, op den weg naar de Bussalp. Op
de weide hurkte zij neder en staarde naar de Jung
frau. Zij was angstig over hem. Niet, dat zij wan
trouwen zou hebben gekoesterd ten opzichte van zijn
kiacht en behendigheidniet dat zij hem, den opge-
wekten, moedigen man, tot een laffe daad van geweld
in staat zou hebben geacht. Maar het ongeluk is goed
koop; en in een treurige stemming is men geneigd,
liet ergste te gelooven.
Wordt vervolgd.