DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
V R IJ D A G
12 JUNI.
Stedelijk Museum.
Menschen en Boeken.
BINNENLAND.
No.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
Koningin Emma.
UIT DE PERS.
Mr. Treub en de Nieuwe Courant.
Het „Trio".
COURANT.
ilAVlj
Het Stedelijk Museum is Zondag, 14 Juni a.s., 's na
middags van 13 uur te bezichtigen, tegen betaling
van 10 ets. per persoon.
Er wordt thans in Duitschland een belangwekkend
debat gevoerd over het toegankelijk maken van de
betere romans en de betere letterkundige kunstwerken
voor de groote massa.
De bespreking is, ook voor Nederland, niet nieuw
Toch krijgt zij nieuw belang, doordat een bekend,
energiek Duitsch uitgever begonnen is het plan te
verwezenlijken om het groote publiek geleidelijk belang
te doen stellen in wat beter letterkundig werk door
een lange serie werken uit te geven, die uit steeds
beter wordende nummers bestaat.
Er wordt daarbij uitgegaan van de stelling dat in
dezen de zeer geleidelijke weg de beste is M. a. w.
de uitgever begint met werk uit te geven, dat in den
grond maar heel weinig beter is dan de sentimenteele
sensatie-literatuur, die bestreden moet worden, komt
maar heel langzaam in zijn serie uit te geven oude
en nieuwe werken verder, en stelt zich voor maar
heel langzaam op te klimmen tot beter werk.
Geen wonder, dat in dezen tijd van groote woorden
als: „ook het beste is voor het volk niet goed genoeg",
„de natuurlijke goede smaak van het volk," in een
tijd bovendien van letterkundige verfijning, deze
methode grooten tegenstand ondervonden heeft. Waarbij
nog komt, dat men den uitgever, die een handig man
van zaken is en ook in andere opzichten veel succes
heeft gehad, vaak niet vertrouwt en niet gelooft aan
zijn ethische bedoelingen.
Intusschen met de Duitsche uitvoering noch met
den persoon van den uitgever hebben wij iets te
maken. De vraag is maar of het beginsel goed is en
ook voor ons land goed zou zijn, of m. a. w. voor
ons land een lijst van boeken zou zijn samen te stel
len en uit te geven, zoodanig, dat zij een geleidelijke
ontwikkeling in letterkundig opzicht aan de groote
menigte zou verschaffen en dat de min beschaafde,
die de boeken geregeld las, langzamerhand van let
terkundige onmondigheid zou komen tot een beteren
smaak.
Zien wij wel, dan woedt in ons land het euvel van
de goedkoope sensatie-literatuur niet zoo als b.v. in
Duitschland. Dank zij de groote verbreiding der taal
heeft men daar een romansoort zien opkomen, de ach
tertrappen-romans, waarmee ijverig gecolporteerd wordt,
die heel veel geplaatst worden en die niets dan een
speculatie zijn op den lust om van schandaaltjes te
hooren en prikkelende scènes te lezen. Heif is dus een
lange weg, welke de Duitsche lezer heeft af te leggen,
wil hij van dit soort romans komen tot goede letter
kundige.
In ons land is die weg niet zóó lang. Doch ook bij
ons moet hij worden afgelegd, ook hier worden massa's
prulromans verslonden, die beter plaats maakten voor
wat degelijker werk van oudere en jongere schrijvers.
Intusschen vreezen wij, dat een dergelijke onder
neming als de Duitsche in ons land op nog grooter
tegenkanting zal afstuiten, eensdeels omdat de klove
tusschen letterkunde en gewonen lezer hier wijder
gaapt dan elders, speciaal in Duitschland, anderdeels
omdat de meening, dat men „het volk" dadelijk het
beste moet voorzetten, hier zeer algemeen verbreid is.
De letterkunde is bij ons buitengemeen uitsluitend.
Men vindt bij haar dezelfde aristocratische neigingen,
dezelfde verketteiing van wie niet de hoogepriesters
aanhangt en navolgt als in vele andere kringen in
ons kleine land. Zij kent geen tusschending, zij kent
geen geleidelijke overgangen tot „niet-letterkunde", zij
verdeelt het bedrukte boekpapier in „kunst" en vleesch-
pakmiddel voor tweederangsslagers." En waar de
„kunst" zich sterk heeft gespecialiseerd in een richting
die slechts door weinigen kan worden gevolgd, waar
maar een heel enkele van de literatuur-makers zich
als Hejjermans en van Deyssel (in een vermommii g)
onder het groote publiek heeft gewaagd, daar staan
wij voor het merkwaardige feit, dat in Nederland de
letterkunde maar voor zeer weinigen is en dat de
„anderen" het moeten doen met „leesgezelschap-ro
mans" en vertalingen, die dikwijls niet tot meerdere
eere van onze moedertaal strekken.
Er zijn hier dus twee bezwaren: eerst de klaar
blijkelijke afke r van onze letterkundigen van alles
wat populair is, ook in den aljerbesten zin, en dan
het bezwaar, dat de weg van de laagst" tot de no >gste
letterkunde in Nederland gedeeltelijk met bmtenlandsch
materiaal zou moeten worden gebouwd en d»t die
weg niet zou zijn te maken zonder groote bruggen te
slaan over diepe kloven en gapende ravijnen.
Maar werd die methode dan ook gevolgd en had
men daarmee succes, dan Zou zij ten gevolge kunnen
hebben dat meerderen aan den arbeid gingen om de
letterkundige gaarde meer uitbreiding te geven in de
richting van de plaats, waar de lezers wonen, en dat
meerdere lezers zouden komen in de oude, tot nu toe
voor de meesten ontoegankelijke gaarde. En meerder
bezoek leidt tot meerdere ontvangsten en tot ver
grooting van den (met het oog op ons kleine taal
gebied) beperkten afzet an letterkundige producten.
Het is nu niet onmogelijk om een ljjst van lang
zame literatuuropklimming zorgvuldig samen te stellen
en om die boeken dan achtereenvolgens uit te geven
voor de kleinst deukbare prijzen. (Een abonnement
op 26 van zulke romans per jaar zou dus niet veel
meer dan 10 of 20 cent per 14 dagen moeten kosten.)
Eerst zouden dan sensatie-romans zonder al te krasse
speculatie op sentimentaliteit en op zinneprikkeluig
en zonder al te veel letterkundige zonden moeten
worden uitgegeven.
Langzamerhand en geleidel ijk weg zou men de dosis
sentimentaliteit moeten verminderen en daarvoor betere
taal en beteren stijl in de plaats moeten geven. Na
eenigen tijd zou men zoodoende gekomen zijn tot den
zuiver verhalenden roman, zonder eenige literaire
pretensie maar ook zonder sensatie, prikkeling enz.
En nu zou het er op aan komen langzamerhand den
smaak te oefenen voor meer literaire en psychologische
romans enz. enz.
Materiaal voor dit alles is er genoeg, vooral wanneer
men de Nederlandsche gapingen aanvult met onder
scherp toezicht werkelijk goed vertaalde buitenlandsche
werken. De vraag is maar of de methode op zich
zelf doeltreffend is, of niet die andere methode de
voorkeur verdient, welke van een geleidelijke ont
wikkeling niets wil weten en den lezers direct het
allerbeste wil aanbieden voor den kleinst mogelijken prijs.
Nu is er van dat allerbeste in ons land maar heel
weinig, dat zuiver letterkundig werk is en voor een-
voudigen van geest met de grootst mogelijke inspan
ning toegankelijk is.
Gesteld intusschen er ware heel veel van dit werk,
dan zouden wij nog de geleidelijke methode de voor
keur geveu boven de andere, die over het hoofd ziet,
dat smaak een ding is, dat ontwikkeld moet worden.
Evenals men van plaatjes en illustraties kijken via
Schwartze, Josselin de Jong, Neuhuys, Breitner, Israëls,
Maris, Bosboom tol Van Gogh en Rembrandt komt,
evenals men niet ineens na het aanhooren van de
„Schóne, blaue Donau" geschikt is om Parsifal of de
Meistersinger, de symphonieën of de laatste kwartetten
van Beethoven te genieten, zoo behoort men ook in
de letterkunde zijn smaak geleidelijk te ontwikkelen
en neemt men niet na Xavier de Montépin Potgieter,
Emerson, Van Deyssel of Maeterlinck ter hand. Al
verkoopt men de vier laatsten ook voor een dubbeltje,
de lezer laat ze liggen indien zijn smaak niet lang
zaam en geleidelijk, voor hemzelf nauw waarneembaar,
tot deze hoogten is opgeheven En de smaak zal
alleen op deze wijze geleidelijk kunnen worden ont
wikkeld, indien de lezer een vasten maatstaf heeft in
een reeks geleidelijk opklimmende, zeer goedkoop uit
gegeven werken, waarbij de opklimming zóó geleidelijk
moet geschieden, dat het volgende boek den lezer nooit
mag afstooten door zijn te groote geleerdheid.
Wij zijn dus van moening, dat het Duitsche voor
beeld in elk opzicht navolging verdient en dat op
deze wijze een middel van beschaving zou worden
verkregen, dat niet alleen den algemeenen smaak
maar de goheele algemeene ontwikkeling van ons volk
in den ruimaten zin ten goede zou komen.
Tweede Kamer.
De bespreking van de belangen der Rijkswerklieden
werd gisteren voortgezet.
De heer Passtoors (K. Beverwijk) repliceerde.
In den korten tijd tusschen gisteren en vandaag heeft
spr. de door den Minister van Oorlog aangevoerde cij
fers niet kunnen nagaan maar toch kan hij betwisten,
dat de loonen der militaire bakkers hooger zijn dan die
in de particuliere industrie en dat de arbeiderswonin
gen in Den Haag goedkooper zijn dan te Amsterdam.
Aan goede arbeiderswoningen bestaat veeleer gebrek
in Den Haag. De Minister mag geen gebruik maken
van de heerschende werkloosheid om aan goedkoope
arbeidskrachten te komen. Spr. hoopte dat de Staats
commissie naar het door hem aangevoerde een deugde
lijk onderzoek zal instellen.
De lieer Helsdingen (S. D. Franeker) repliceerend,
maakte eenige kantteekeningen op het door den Minis
ter gesprokene. De instelling der Staatscommissie
heeft het voor de Kamerleden, die hier gesproken heb
ben, onmogelijk gemaakt een slot aan deze besprekin
gen te geven. Wat de samenstelling der permanente
commissie betreft, heeft het spr. teleurgesteld dat
vooiynannen uit de Rijkswerklieden daarin geen zit
ting zullen hebben. Spr. vreest dat thans de vakorga
nisatie bij de besprekingen dier commissie een tijdelij
ke rol zal vervullen. Met de vakorganisatie wordt in
derdaad ook thans niet voldoende rekening gehouden.
De vakorganisatie behoort in dezen een goede rol te
kunnen spelen. Spr. hoopt dat er spoedig overeen
stemming zal komen tusschen de verschillende departe
menten omtrent den duur van het verlof opdat alle
Rijkswerklieden 8 dagen verlof zullen kunnen krijgen.
Wat speciaal de artillerie-inrichtingen betreft betwist
te spr. dat de belangen der werklieden bij die inrichtin
gen in zoo goede handen waren.
Spr. zette voorts nader uiteen de toedracht van ver
schillende door hem vermelde feiten ten betooge dat de
groepsvertegenwoordiging door de directie is tegenge
werkt.
Spr. handhaafde de juistheid der door hem aange
voerde cijfers. Als zij niet juist waren, dan zouden
trouwens s Ministers ambtenaren niet in gebreke zijn
gebleven daarop te wijzen. In het belang der werklie
den wenschte spr. voorts dat aan de Staatscommissie
etn termijn zal worden gesteld waarbinnen zij met
haar arbeid zal moeten gereed zijn. Spr. sloot zich aan
bij dén wonsoh van den heer Passtoors dat het pensi
oen niet zal bedragen de helft van het loon, doch 2/...
Hij drong nader aan op een fonds tot bestrijding der
tuberculose onder de Rijkswerklieden, te vormen uit de
boeten.
Ilij hield vol dat vaak onrechtvaardig zwaar wordt
gestraft om een vooi'beeld te stellen, hetgeen spr. doet
denken aan het geval der Ilogerhuizen. Haj drong
aan op een scheidsgerecht en betoogd© voorts dat vele
jongmaatjes wel is waar op verzoek ontslag krijgen,
doch dit ontslag alleen aanvragen omdat zij weten dat
zij anders toch zullen worden weggestuurd.
De heer Van Vliet (a.-r. Doetinchem), oordeelende
dat de positie der Rijkswerklieden niet gelijk staat met
die van particuliere werklieden, achtte groepsvertegen
woordiging noodig, want al draagt hij der vakorgani
satie een goed hart toe, wil hij haar actie niet over
brengen op een terrein, waar zij niet thuis behoort.
De heer Schokking (chr.-hist.) Ilarlingen verdedig
de het instituut der groepsvertegenwoordiging aan
welke de regeering z. i. zoo groot mogelijke vrijheid
van handelen moet toekennen, aangezien hierin een
waarborg is gelegen, dat de grieven der werklieden
haar werkelijk ter oore komen. Spreker juichte de in
stelling eener Staatscommissie toe.
Na nog eenige discussie, waarbij de heer Passtoors
de wensehelijkheid betoogde van eene reglementswijzi
ging van de groepsvertegenwoordiging in den zin van
evenredige vertegenwoordiging, werden de besprekin
gen gesloten.
Aangevangen werd daarna de behandeling van het
wetsontwerp betreffende de verzekering van den goe
den staat der voorname rivieren en stroomen des Rijks.
De heer van Nispen (Nijmegen, kath.) opper
de bezwaren tegen de voorgestelde herziening van het
rivierrecht als geen rekening houdende met tegenwoor
dige opvattingen en als toekennende een te groote
macht aan de administratie, aangezien iedere beslis
sing der administratie een finale beslissing is.
Er zijn geen waarborgen, dat de rechthebbenden niet
gestoord zullen worden in het bezit van hunne eigen
dommen en bij opruiming van werken schadeloos zul
len worden gesteld.
De heer Van Dedem (chr.-hist. Zwolle) was
minder pessimistisch gestemd en juichte toe, dat de
rivieren beter onder toezicht worden gesteld en keur
de goed, dat in zake rivierrecht aan het waterstaatsbe
stuur en niet aan den rechter beslissing wordt gelaten.
Aan willekeur der administratie kan door bepalin
gen paal en perk worden gesteld.
De heer Van Doorn (lib. Gouda) zich hierbij
aansluitende, oordeelde, dat de heer van Nispen één
groote zaak uit het oog verliest, n.l. dat het hier geldt
een rijksbelang van millioenen waarde. Men denke
slechts aan de normaliseering der rivieren tot tegen
gaan van ijsgang enz.
De heer Reg out (kath. Helmond) daarentegen
ondersteunde des heeren van Nispen's betoog. Van
de beslissing der administratie moet beroep openstaan
op den Raad van State.
Op initiatief van de commissie te 's-Gravenhage,
welke in 1904 aan H. M. de Koningin-Moeder hulde
bracht bij gelegenheid van Ilare 25-jarige inwoning in
de Residentie, is thans aldaar een comité gevormd tot
het brengen van eene bijzondere hulde op Hr. Ms. in
.augustus van dit jaar te vieren 50sten geboortedag.
De bedoeling is het brengen van een feestgroet met
zang en muziek door Haagsche vereenigingen.
H. M. heeft zich bereid verklaard op een nader te
bepalen dag in Augustus daartoe uit Soestdijk naar
Den Haag over te komen.
De cantate zal worden gecomponeerd door den heer
M. T. van 't Kruys, die de uitvoering door 2000 zan
gers ook zal dirigeeren.
Atjeh.
Het bestuur der vereeniging Moederland en Kolo
niën heeft tot den minister van koloniën een adres
gericht, waarin wordt gezegd, dat de gebeurtenissen
op Noord-Sumatra in de laatste jaren en de wijze,
waarop daarover in de pers van het moederland en
in Indië, ja zelfs in die van het buitenland werd ge
schreven, het bestuur reeds sedert langen tijd met
groote bekommering heeft vervuld.
Dat het bestuur er ten laatste toe gkomen is zijn
indrukken en gedachten neder te leggen in een een
voudige, korte nota, welke hij het adres is gevoegd.
Dat het bestuur op grond van de motieven, ont
vouwd in die nota, zich veroorlooft tot den minister
het verzoek te richten, het zoo mogelijk daarheen te
willen leiden, dat het rapport van het door den gou-
verneür-geDeraal van Ned.-Indië in het gouvernement
van Atjeh en Onderhoorigheden onlangs persoonlijk
ingestelde onderzoek thans zoo spoedig mogelijk open
baar worde gemaakt.
In „Land en Vólk" antwoordt mr. Treub over het
laatste artikel van de N. Courant (4 Juni.) Hij zegt,
dat de hoofdredacteur met veel omhaal van woorden
en eenige persoonlijke onbehoorlijkheden poogt te ver
bloemen dat het blad tot verantwoording niet bereid is.
„Eerst wordt, aldus schrijft de heer Treub, geïnsinu
eerd dat ik mij verschuil achter mijne parlementaire
onschendbaarheid en nu ik De Nieuwe Courant, in
antwoord daarop, uitdaag een aanklacht tegen mij in
te dienen, durft de hoofdredacteur zijn terugdeinzen
voor die uitdaging goedpraten met de voorstelling dat
ik, als hij er o-p inging, mij zou verschuilen achter al
lerlei excepties en mij op benepen manier' zou trachten
te redden door een beroep, dat ik niet de verantwoor
delijkheid had aanvaard voor alles wat ik in het parle
ment over De Nieuwe Courant sprak. Daartegenover
sta nu eens voor altijd ditniet alleen aanvaard ik de
strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor elk woord
dat ik over De Nieuwe Courant sprak, maar ieder die
meent of meenen zal reden te hebben mij tot verant
woording te roepen over woorden die ik spreek onder
dekking van openbare onschendbaarheid, zal mij steeds
bereid vinden hem de gelegenheid te verschaffen, dat
die verantwoording' niet uitblijve."
En verder: „Indien De Nieuwe Courant werkelijk
alleen hierom geen aanklacht tegen mij indient, omdat
het blad vreest dat wij op die wijze niet tot de feitelij
ke waarheid zullen komen, is er nog wel een andere en
betere weg dan de hier niets ter zake doende raad van
eer voor den heer Plemp persoonlijk. Dan zou een
"commissie van onderzoek moeten worden ingesteld,
over de vraag of De Nieuwe Courant al dan niet
rechtstreeks of indirect gesteund wordt of werd door
vereenigingen, maatschappijen of personen die gelde
lijk belang hebben bij vraagstukken van actueele poli
tiek, en dat wel op zoodanige wijze, dat het blad daar
door zedelijk belemmerd wordt in zijn vrijheid van oor
deel over die vraagstukken.
Als het blad zulk een onderzoek aandurft, ben ik be
reid een gemachtigde aan te wijzen, met wien over de
zaak nader te spreken is, maar slechts onder deze voor
waarde, dat elke poging om de kwestie te verplaatsen
en tot eene persoonlijke te maken van den aanvang af
zij afgesneden.
Waar het om gaat is dit: heeft De Nieuwe Courant
door de wijze waarop zij zich door de Vereeniging van
Ned. Werkg'evers heeft laten subsidieeren haar vrijheid
van oordeel tegenover die vereeniging prijs gegeven,
en zoo ja, was het in het algemeen belang, dat publiek
tg maken
Doch wat doet de heer Plemp? Hij roept met. fiere
verontwaardiging uit: „Wie De Nieuwe Courant aan
raakt, treft mijom daarop een geheel buiten de kwes
tie staand betoog te doen volgen over de zuiverheid zij
ner persoonlijke verhouding tot het blad aan welks
hoofd hij staat, eindigende met de sensationeele apo
theose van het beroep op een raad van eer over zijn
persoonlijk karakter als journalist."
De feiten staan thans vrijwel vast, zegt mr. Treub
verder.
„En nu vraag ik aan ieder die zich niet wil verschui
len achter formalistisch gepeuter: had met die trans
actie De Nieuwe Courant haar vrijheid van oordeel
omtrent de belangen, voorgestaan door de vereeniging
welker steun zij op die wijze aanvaardde, prijsgegeven,
prijsgegeven voor geld ja dan neen? Zoo ja, dan
was de kwalificatie dat het blad dusdoende zijn oordeel
had verpand zoo niet verkocht, hard maar verdiend."
Aan het slot zegt mr. Treub
„Wat De Nieuwe Courant in het geheim tegenover
de Vereeniging van Ned. Werkgevers deed, was nog
g-een oneerlijkheid, nog geen corruptie; maar de eerste
stap, die daartoe leidt, was het wèl. Hiertegen een
dam op te werpen door het openlijk op de kaak te stel
len én daarmede tevens De Nieuwe Courant in haar
ware gestalte te doen zien, waar het blad onderwerpen
bespreekt, die de belangen van grootindustrieelen ra
ken, was een publiek belang van den eersten rang."
RECHTZAKEN.
Aan het verslag van de Tel. over deze zaak, gis
teren gedeeltelijk behandeld voor de Amsterdamsche
rechtbank en waarvan het voornaamste in ons vorig
nummer onder de telegrammen reeds is vermeld, ont-
leenon wij nog het volgende. Het meisje van beklaag
de, Japie Roos, is 'n meisje van 21 jaar, in licht fiets-
eostuum, eng-gecorsetteerd. De hoed staat schuin
naar achteren, op 't donker haar, dat schalks over 't
voorhoofd heen-gluurt, 'n Fijn-paars lint hangt los-
jes-bevallig in onverschilligen strik om 't middel. Ze
heeft met Jopie samengeleefd, wanneer weet ze niet
meer, ongeveer twaalf dagen. Den len Januari heeft-
ie 'r vijf-en-twintig gulden gegeven. Van z'n vrienden
wist ze niets.
„Ging hij niet veel om met 'n langen, zwarten jon
gen?" informeerde mr. Meinesz.
„Dat weet ik niet meer," zei ze schuw.
„U moet hier de waarheid vertellen," waarschuwde
de voorzitter.
,,'t Kan wel zijnmet 'n langen, zwarten jon
gen 't Kan wel zijn," lachte ze. En ze gluurde
©ven naar Jopie, die 'r zachtkens toeknikte.
Tja, tja, en ze wist niet meer, in welken tijd haar
liefde voor hèm was ontsproten.
Toen de moeder van de gebroeders Roos binnen
kwam, keerde ze zich even naar haar zoons. Jopie
boog z'n hoofd; hoog-rood kleurden zich even z'n wan
gen; z'n oogen schitterden, of er tranen in perelen.
Dan onverschillig schudde hij den kop en keert zich
naar de publieke tribune, waar-ie tegen 'n kameraad
lachte.
De moeder, geheel in 't zwart gekleed, 'n rouw-slui-
er wuivend aan den hoed, is 'n kalme, waardige ver
schijning, 'n lady, zooals ze daar staat.
„Willem was 'n allerliefste jonge," buide ze. „Maar
t meisje heeft 'm ontzettend-veel kwaad gedaan, ont-
zettend-veel kwaad. Die heeft 'm van z'n examen af
gehouden. Toen ik 't geld kreeg, heb ik 't in de ka-
hel willen gooien, maar m'n dochter zei, dat ik 't naar
de politie zou brengen. O, God! ik heb niet kunnen
iëiiken, dat 't van misdaad afkomstig was. M'n jong
ste zoon was ook 'n allerliefste jonge van me zes
lagen was-ie 'n allerliefste jongen, maar den zevenden
dag g'ing-ie met jongens, die nooit werk hadden, als
hij-zelf zes dagen gewerkt had."
Den zakdoek in de linkerhand geklemd, 'r stem tel
kens gesmoord door 'n plotselingen aanval van hevig-
Iringend verdriet, vertelde ze langzaam, nadrukkelijk-
intoneerend haar verhaal.
Willem, 't hoofd steeds in z'n hand, bleef roerloos,
in doffe loomheid; maar Jopie lacht, lachte tegen de
vrienden boven, met 'n gezicht van: merk je wel, hoe
ik durf?
n Jong meisje werd daarna gehoord, lang en
schraal, wat voorovergebogen, 'r Gezicht bijna één
cherpe lijn, d'r kin, d'r neus, d'r voorhoofd, als spitse
punten zoo van terzijde gezien, 't Z\^art mutsje op
't goudblond haar, waar leutig de zon in speelt.
Ze heeft al zes maanden gevangenisstraf achter don
ug. Nu kwam ze als getuige in de zaak van het Trio,
terwijl men haar verdenkt, dat ze de furie is, die de