DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. V R IJ D A G 12 JUNI. Stedelijk Museum. Menschen en Boeken. BINNENLAND. No. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. Koningin Emma. UIT DE PERS. Mr. Treub en de Nieuwe Courant. Het „Trio". COURANT. ilAVlj Het Stedelijk Museum is Zondag, 14 Juni a.s., 's na middags van 13 uur te bezichtigen, tegen betaling van 10 ets. per persoon. Er wordt thans in Duitschland een belangwekkend debat gevoerd over het toegankelijk maken van de betere romans en de betere letterkundige kunstwerken voor de groote massa. De bespreking is, ook voor Nederland, niet nieuw Toch krijgt zij nieuw belang, doordat een bekend, energiek Duitsch uitgever begonnen is het plan te verwezenlijken om het groote publiek geleidelijk belang te doen stellen in wat beter letterkundig werk door een lange serie werken uit te geven, die uit steeds beter wordende nummers bestaat. Er wordt daarbij uitgegaan van de stelling dat in dezen de zeer geleidelijke weg de beste is M. a. w. de uitgever begint met werk uit te geven, dat in den grond maar heel weinig beter is dan de sentimenteele sensatie-literatuur, die bestreden moet worden, komt maar heel langzaam in zijn serie uit te geven oude en nieuwe werken verder, en stelt zich voor maar heel langzaam op te klimmen tot beter werk. Geen wonder, dat in dezen tijd van groote woorden als: „ook het beste is voor het volk niet goed genoeg", „de natuurlijke goede smaak van het volk," in een tijd bovendien van letterkundige verfijning, deze methode grooten tegenstand ondervonden heeft. Waarbij nog komt, dat men den uitgever, die een handig man van zaken is en ook in andere opzichten veel succes heeft gehad, vaak niet vertrouwt en niet gelooft aan zijn ethische bedoelingen. Intusschen met de Duitsche uitvoering noch met den persoon van den uitgever hebben wij iets te maken. De vraag is maar of het beginsel goed is en ook voor ons land goed zou zijn, of m. a. w. voor ons land een lijst van boeken zou zijn samen te stel len en uit te geven, zoodanig, dat zij een geleidelijke ontwikkeling in letterkundig opzicht aan de groote menigte zou verschaffen en dat de min beschaafde, die de boeken geregeld las, langzamerhand van let terkundige onmondigheid zou komen tot een beteren smaak. Zien wij wel, dan woedt in ons land het euvel van de goedkoope sensatie-literatuur niet zoo als b.v. in Duitschland. Dank zij de groote verbreiding der taal heeft men daar een romansoort zien opkomen, de ach tertrappen-romans, waarmee ijverig gecolporteerd wordt, die heel veel geplaatst worden en die niets dan een speculatie zijn op den lust om van schandaaltjes te hooren en prikkelende scènes te lezen. Heif is dus een lange weg, welke de Duitsche lezer heeft af te leggen, wil hij van dit soort romans komen tot goede letter kundige. In ons land is die weg niet zóó lang. Doch ook bij ons moet hij worden afgelegd, ook hier worden massa's prulromans verslonden, die beter plaats maakten voor wat degelijker werk van oudere en jongere schrijvers. Intusschen vreezen wij, dat een dergelijke onder neming als de Duitsche in ons land op nog grooter tegenkanting zal afstuiten, eensdeels omdat de klove tusschen letterkunde en gewonen lezer hier wijder gaapt dan elders, speciaal in Duitschland, anderdeels omdat de meening, dat men „het volk" dadelijk het beste moet voorzetten, hier zeer algemeen verbreid is. De letterkunde is bij ons buitengemeen uitsluitend. Men vindt bij haar dezelfde aristocratische neigingen, dezelfde verketteiing van wie niet de hoogepriesters aanhangt en navolgt als in vele andere kringen in ons kleine land. Zij kent geen tusschending, zij kent geen geleidelijke overgangen tot „niet-letterkunde", zij verdeelt het bedrukte boekpapier in „kunst" en vleesch- pakmiddel voor tweederangsslagers." En waar de „kunst" zich sterk heeft gespecialiseerd in een richting die slechts door weinigen kan worden gevolgd, waar maar een heel enkele van de literatuur-makers zich als Hejjermans en van Deyssel (in een vermommii g) onder het groote publiek heeft gewaagd, daar staan wij voor het merkwaardige feit, dat in Nederland de letterkunde maar voor zeer weinigen is en dat de „anderen" het moeten doen met „leesgezelschap-ro mans" en vertalingen, die dikwijls niet tot meerdere eere van onze moedertaal strekken. Er zijn hier dus twee bezwaren: eerst de klaar blijkelijke afke r van onze letterkundigen van alles wat populair is, ook in den aljerbesten zin, en dan het bezwaar, dat de weg van de laagst" tot de no >gste letterkunde in Nederland gedeeltelijk met bmtenlandsch materiaal zou moeten worden gebouwd en d»t die weg niet zou zijn te maken zonder groote bruggen te slaan over diepe kloven en gapende ravijnen. Maar werd die methode dan ook gevolgd en had men daarmee succes, dan Zou zij ten gevolge kunnen hebben dat meerderen aan den arbeid gingen om de letterkundige gaarde meer uitbreiding te geven in de richting van de plaats, waar de lezers wonen, en dat meerdere lezers zouden komen in de oude, tot nu toe voor de meesten ontoegankelijke gaarde. En meerder bezoek leidt tot meerdere ontvangsten en tot ver grooting van den (met het oog op ons kleine taal gebied) beperkten afzet an letterkundige producten. Het is nu niet onmogelijk om een ljjst van lang zame literatuuropklimming zorgvuldig samen te stellen en om die boeken dan achtereenvolgens uit te geven voor de kleinst deukbare prijzen. (Een abonnement op 26 van zulke romans per jaar zou dus niet veel meer dan 10 of 20 cent per 14 dagen moeten kosten.) Eerst zouden dan sensatie-romans zonder al te krasse speculatie op sentimentaliteit en op zinneprikkeluig en zonder al te veel letterkundige zonden moeten worden uitgegeven. Langzamerhand en geleidel ijk weg zou men de dosis sentimentaliteit moeten verminderen en daarvoor betere taal en beteren stijl in de plaats moeten geven. Na eenigen tijd zou men zoodoende gekomen zijn tot den zuiver verhalenden roman, zonder eenige literaire pretensie maar ook zonder sensatie, prikkeling enz. En nu zou het er op aan komen langzamerhand den smaak te oefenen voor meer literaire en psychologische romans enz. enz. Materiaal voor dit alles is er genoeg, vooral wanneer men de Nederlandsche gapingen aanvult met onder scherp toezicht werkelijk goed vertaalde buitenlandsche werken. De vraag is maar of de methode op zich zelf doeltreffend is, of niet die andere methode de voorkeur verdient, welke van een geleidelijke ont wikkeling niets wil weten en den lezers direct het allerbeste wil aanbieden voor den kleinst mogelijken prijs. Nu is er van dat allerbeste in ons land maar heel weinig, dat zuiver letterkundig werk is en voor een- voudigen van geest met de grootst mogelijke inspan ning toegankelijk is. Gesteld intusschen er ware heel veel van dit werk, dan zouden wij nog de geleidelijke methode de voor keur geveu boven de andere, die over het hoofd ziet, dat smaak een ding is, dat ontwikkeld moet worden. Evenals men van plaatjes en illustraties kijken via Schwartze, Josselin de Jong, Neuhuys, Breitner, Israëls, Maris, Bosboom tol Van Gogh en Rembrandt komt, evenals men niet ineens na het aanhooren van de „Schóne, blaue Donau" geschikt is om Parsifal of de Meistersinger, de symphonieën of de laatste kwartetten van Beethoven te genieten, zoo behoort men ook in de letterkunde zijn smaak geleidelijk te ontwikkelen en neemt men niet na Xavier de Montépin Potgieter, Emerson, Van Deyssel of Maeterlinck ter hand. Al verkoopt men de vier laatsten ook voor een dubbeltje, de lezer laat ze liggen indien zijn smaak niet lang zaam en geleidelijk, voor hemzelf nauw waarneembaar, tot deze hoogten is opgeheven En de smaak zal alleen op deze wijze geleidelijk kunnen worden ont wikkeld, indien de lezer een vasten maatstaf heeft in een reeks geleidelijk opklimmende, zeer goedkoop uit gegeven werken, waarbij de opklimming zóó geleidelijk moet geschieden, dat het volgende boek den lezer nooit mag afstooten door zijn te groote geleerdheid. Wij zijn dus van moening, dat het Duitsche voor beeld in elk opzicht navolging verdient en dat op deze wijze een middel van beschaving zou worden verkregen, dat niet alleen den algemeenen smaak maar de goheele algemeene ontwikkeling van ons volk in den ruimaten zin ten goede zou komen. Tweede Kamer. De bespreking van de belangen der Rijkswerklieden werd gisteren voortgezet. De heer Passtoors (K. Beverwijk) repliceerde. In den korten tijd tusschen gisteren en vandaag heeft spr. de door den Minister van Oorlog aangevoerde cij fers niet kunnen nagaan maar toch kan hij betwisten, dat de loonen der militaire bakkers hooger zijn dan die in de particuliere industrie en dat de arbeiderswonin gen in Den Haag goedkooper zijn dan te Amsterdam. Aan goede arbeiderswoningen bestaat veeleer gebrek in Den Haag. De Minister mag geen gebruik maken van de heerschende werkloosheid om aan goedkoope arbeidskrachten te komen. Spr. hoopte dat de Staats commissie naar het door hem aangevoerde een deugde lijk onderzoek zal instellen. De lieer Helsdingen (S. D. Franeker) repliceerend, maakte eenige kantteekeningen op het door den Minis ter gesprokene. De instelling der Staatscommissie heeft het voor de Kamerleden, die hier gesproken heb ben, onmogelijk gemaakt een slot aan deze besprekin gen te geven. Wat de samenstelling der permanente commissie betreft, heeft het spr. teleurgesteld dat vooiynannen uit de Rijkswerklieden daarin geen zit ting zullen hebben. Spr. vreest dat thans de vakorga nisatie bij de besprekingen dier commissie een tijdelij ke rol zal vervullen. Met de vakorganisatie wordt in derdaad ook thans niet voldoende rekening gehouden. De vakorganisatie behoort in dezen een goede rol te kunnen spelen. Spr. hoopt dat er spoedig overeen stemming zal komen tusschen de verschillende departe menten omtrent den duur van het verlof opdat alle Rijkswerklieden 8 dagen verlof zullen kunnen krijgen. Wat speciaal de artillerie-inrichtingen betreft betwist te spr. dat de belangen der werklieden bij die inrichtin gen in zoo goede handen waren. Spr. zette voorts nader uiteen de toedracht van ver schillende door hem vermelde feiten ten betooge dat de groepsvertegenwoordiging door de directie is tegenge werkt. Spr. handhaafde de juistheid der door hem aange voerde cijfers. Als zij niet juist waren, dan zouden trouwens s Ministers ambtenaren niet in gebreke zijn gebleven daarop te wijzen. In het belang der werklie den wenschte spr. voorts dat aan de Staatscommissie etn termijn zal worden gesteld waarbinnen zij met haar arbeid zal moeten gereed zijn. Spr. sloot zich aan bij dén wonsoh van den heer Passtoors dat het pensi oen niet zal bedragen de helft van het loon, doch 2/... Hij drong nader aan op een fonds tot bestrijding der tuberculose onder de Rijkswerklieden, te vormen uit de boeten. Ilij hield vol dat vaak onrechtvaardig zwaar wordt gestraft om een vooi'beeld te stellen, hetgeen spr. doet denken aan het geval der Ilogerhuizen. Haj drong aan op een scheidsgerecht en betoogd© voorts dat vele jongmaatjes wel is waar op verzoek ontslag krijgen, doch dit ontslag alleen aanvragen omdat zij weten dat zij anders toch zullen worden weggestuurd. De heer Van Vliet (a.-r. Doetinchem), oordeelende dat de positie der Rijkswerklieden niet gelijk staat met die van particuliere werklieden, achtte groepsvertegen woordiging noodig, want al draagt hij der vakorgani satie een goed hart toe, wil hij haar actie niet over brengen op een terrein, waar zij niet thuis behoort. De heer Schokking (chr.-hist.) Ilarlingen verdedig de het instituut der groepsvertegenwoordiging aan welke de regeering z. i. zoo groot mogelijke vrijheid van handelen moet toekennen, aangezien hierin een waarborg is gelegen, dat de grieven der werklieden haar werkelijk ter oore komen. Spreker juichte de in stelling eener Staatscommissie toe. Na nog eenige discussie, waarbij de heer Passtoors de wensehelijkheid betoogde van eene reglementswijzi ging van de groepsvertegenwoordiging in den zin van evenredige vertegenwoordiging, werden de besprekin gen gesloten. Aangevangen werd daarna de behandeling van het wetsontwerp betreffende de verzekering van den goe den staat der voorname rivieren en stroomen des Rijks. De heer van Nispen (Nijmegen, kath.) opper de bezwaren tegen de voorgestelde herziening van het rivierrecht als geen rekening houdende met tegenwoor dige opvattingen en als toekennende een te groote macht aan de administratie, aangezien iedere beslis sing der administratie een finale beslissing is. Er zijn geen waarborgen, dat de rechthebbenden niet gestoord zullen worden in het bezit van hunne eigen dommen en bij opruiming van werken schadeloos zul len worden gesteld. De heer Van Dedem (chr.-hist. Zwolle) was minder pessimistisch gestemd en juichte toe, dat de rivieren beter onder toezicht worden gesteld en keur de goed, dat in zake rivierrecht aan het waterstaatsbe stuur en niet aan den rechter beslissing wordt gelaten. Aan willekeur der administratie kan door bepalin gen paal en perk worden gesteld. De heer Van Doorn (lib. Gouda) zich hierbij aansluitende, oordeelde, dat de heer van Nispen één groote zaak uit het oog verliest, n.l. dat het hier geldt een rijksbelang van millioenen waarde. Men denke slechts aan de normaliseering der rivieren tot tegen gaan van ijsgang enz. De heer Reg out (kath. Helmond) daarentegen ondersteunde des heeren van Nispen's betoog. Van de beslissing der administratie moet beroep openstaan op den Raad van State. Op initiatief van de commissie te 's-Gravenhage, welke in 1904 aan H. M. de Koningin-Moeder hulde bracht bij gelegenheid van Ilare 25-jarige inwoning in de Residentie, is thans aldaar een comité gevormd tot het brengen van eene bijzondere hulde op Hr. Ms. in .augustus van dit jaar te vieren 50sten geboortedag. De bedoeling is het brengen van een feestgroet met zang en muziek door Haagsche vereenigingen. H. M. heeft zich bereid verklaard op een nader te bepalen dag in Augustus daartoe uit Soestdijk naar Den Haag over te komen. De cantate zal worden gecomponeerd door den heer M. T. van 't Kruys, die de uitvoering door 2000 zan gers ook zal dirigeeren. Atjeh. Het bestuur der vereeniging Moederland en Kolo niën heeft tot den minister van koloniën een adres gericht, waarin wordt gezegd, dat de gebeurtenissen op Noord-Sumatra in de laatste jaren en de wijze, waarop daarover in de pers van het moederland en in Indië, ja zelfs in die van het buitenland werd ge schreven, het bestuur reeds sedert langen tijd met groote bekommering heeft vervuld. Dat het bestuur er ten laatste toe gkomen is zijn indrukken en gedachten neder te leggen in een een voudige, korte nota, welke hij het adres is gevoegd. Dat het bestuur op grond van de motieven, ont vouwd in die nota, zich veroorlooft tot den minister het verzoek te richten, het zoo mogelijk daarheen te willen leiden, dat het rapport van het door den gou- verneür-geDeraal van Ned.-Indië in het gouvernement van Atjeh en Onderhoorigheden onlangs persoonlijk ingestelde onderzoek thans zoo spoedig mogelijk open baar worde gemaakt. In „Land en Vólk" antwoordt mr. Treub over het laatste artikel van de N. Courant (4 Juni.) Hij zegt, dat de hoofdredacteur met veel omhaal van woorden en eenige persoonlijke onbehoorlijkheden poogt te ver bloemen dat het blad tot verantwoording niet bereid is. „Eerst wordt, aldus schrijft de heer Treub, geïnsinu eerd dat ik mij verschuil achter mijne parlementaire onschendbaarheid en nu ik De Nieuwe Courant, in antwoord daarop, uitdaag een aanklacht tegen mij in te dienen, durft de hoofdredacteur zijn terugdeinzen voor die uitdaging goedpraten met de voorstelling dat ik, als hij er o-p inging, mij zou verschuilen achter al lerlei excepties en mij op benepen manier' zou trachten te redden door een beroep, dat ik niet de verantwoor delijkheid had aanvaard voor alles wat ik in het parle ment over De Nieuwe Courant sprak. Daartegenover sta nu eens voor altijd ditniet alleen aanvaard ik de strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor elk woord dat ik over De Nieuwe Courant sprak, maar ieder die meent of meenen zal reden te hebben mij tot verant woording te roepen over woorden die ik spreek onder dekking van openbare onschendbaarheid, zal mij steeds bereid vinden hem de gelegenheid te verschaffen, dat die verantwoording' niet uitblijve." En verder: „Indien De Nieuwe Courant werkelijk alleen hierom geen aanklacht tegen mij indient, omdat het blad vreest dat wij op die wijze niet tot de feitelij ke waarheid zullen komen, is er nog wel een andere en betere weg dan de hier niets ter zake doende raad van eer voor den heer Plemp persoonlijk. Dan zou een "commissie van onderzoek moeten worden ingesteld, over de vraag of De Nieuwe Courant al dan niet rechtstreeks of indirect gesteund wordt of werd door vereenigingen, maatschappijen of personen die gelde lijk belang hebben bij vraagstukken van actueele poli tiek, en dat wel op zoodanige wijze, dat het blad daar door zedelijk belemmerd wordt in zijn vrijheid van oor deel over die vraagstukken. Als het blad zulk een onderzoek aandurft, ben ik be reid een gemachtigde aan te wijzen, met wien over de zaak nader te spreken is, maar slechts onder deze voor waarde, dat elke poging om de kwestie te verplaatsen en tot eene persoonlijke te maken van den aanvang af zij afgesneden. Waar het om gaat is dit: heeft De Nieuwe Courant door de wijze waarop zij zich door de Vereeniging van Ned. Werkg'evers heeft laten subsidieeren haar vrijheid van oordeel tegenover die vereeniging prijs gegeven, en zoo ja, was het in het algemeen belang, dat publiek tg maken Doch wat doet de heer Plemp? Hij roept met. fiere verontwaardiging uit: „Wie De Nieuwe Courant aan raakt, treft mijom daarop een geheel buiten de kwes tie staand betoog te doen volgen over de zuiverheid zij ner persoonlijke verhouding tot het blad aan welks hoofd hij staat, eindigende met de sensationeele apo theose van het beroep op een raad van eer over zijn persoonlijk karakter als journalist." De feiten staan thans vrijwel vast, zegt mr. Treub verder. „En nu vraag ik aan ieder die zich niet wil verschui len achter formalistisch gepeuter: had met die trans actie De Nieuwe Courant haar vrijheid van oordeel omtrent de belangen, voorgestaan door de vereeniging welker steun zij op die wijze aanvaardde, prijsgegeven, prijsgegeven voor geld ja dan neen? Zoo ja, dan was de kwalificatie dat het blad dusdoende zijn oordeel had verpand zoo niet verkocht, hard maar verdiend." Aan het slot zegt mr. Treub „Wat De Nieuwe Courant in het geheim tegenover de Vereeniging van Ned. Werkgevers deed, was nog g-een oneerlijkheid, nog geen corruptie; maar de eerste stap, die daartoe leidt, was het wèl. Hiertegen een dam op te werpen door het openlijk op de kaak te stel len én daarmede tevens De Nieuwe Courant in haar ware gestalte te doen zien, waar het blad onderwerpen bespreekt, die de belangen van grootindustrieelen ra ken, was een publiek belang van den eersten rang." RECHTZAKEN. Aan het verslag van de Tel. over deze zaak, gis teren gedeeltelijk behandeld voor de Amsterdamsche rechtbank en waarvan het voornaamste in ons vorig nummer onder de telegrammen reeds is vermeld, ont- leenon wij nog het volgende. Het meisje van beklaag de, Japie Roos, is 'n meisje van 21 jaar, in licht fiets- eostuum, eng-gecorsetteerd. De hoed staat schuin naar achteren, op 't donker haar, dat schalks over 't voorhoofd heen-gluurt, 'n Fijn-paars lint hangt los- jes-bevallig in onverschilligen strik om 't middel. Ze heeft met Jopie samengeleefd, wanneer weet ze niet meer, ongeveer twaalf dagen. Den len Januari heeft- ie 'r vijf-en-twintig gulden gegeven. Van z'n vrienden wist ze niets. „Ging hij niet veel om met 'n langen, zwarten jon gen?" informeerde mr. Meinesz. „Dat weet ik niet meer," zei ze schuw. „U moet hier de waarheid vertellen," waarschuwde de voorzitter. ,,'t Kan wel zijnmet 'n langen, zwarten jon gen 't Kan wel zijn," lachte ze. En ze gluurde ©ven naar Jopie, die 'r zachtkens toeknikte. Tja, tja, en ze wist niet meer, in welken tijd haar liefde voor hèm was ontsproten. Toen de moeder van de gebroeders Roos binnen kwam, keerde ze zich even naar haar zoons. Jopie boog z'n hoofd; hoog-rood kleurden zich even z'n wan gen; z'n oogen schitterden, of er tranen in perelen. Dan onverschillig schudde hij den kop en keert zich naar de publieke tribune, waar-ie tegen 'n kameraad lachte. De moeder, geheel in 't zwart gekleed, 'n rouw-slui- er wuivend aan den hoed, is 'n kalme, waardige ver schijning, 'n lady, zooals ze daar staat. „Willem was 'n allerliefste jonge," buide ze. „Maar t meisje heeft 'm ontzettend-veel kwaad gedaan, ont- zettend-veel kwaad. Die heeft 'm van z'n examen af gehouden. Toen ik 't geld kreeg, heb ik 't in de ka- hel willen gooien, maar m'n dochter zei, dat ik 't naar de politie zou brengen. O, God! ik heb niet kunnen iëiiken, dat 't van misdaad afkomstig was. M'n jong ste zoon was ook 'n allerliefste jonge van me zes lagen was-ie 'n allerliefste jongen, maar den zevenden dag g'ing-ie met jongens, die nooit werk hadden, als hij-zelf zes dagen gewerkt had." Den zakdoek in de linkerhand geklemd, 'r stem tel kens gesmoord door 'n plotselingen aanval van hevig- Iringend verdriet, vertelde ze langzaam, nadrukkelijk- intoneerend haar verhaal. Willem, 't hoofd steeds in z'n hand, bleef roerloos, in doffe loomheid; maar Jopie lacht, lachte tegen de vrienden boven, met 'n gezicht van: merk je wel, hoe ik durf? n Jong meisje werd daarna gehoord, lang en schraal, wat voorovergebogen, 'r Gezicht bijna één cherpe lijn, d'r kin, d'r neus, d'r voorhoofd, als spitse punten zoo van terzijde gezien, 't Z\^art mutsje op 't goudblond haar, waar leutig de zon in speelt. Ze heeft al zes maanden gevangenisstraf achter don ug. Nu kwam ze als getuige in de zaak van het Trio, terwijl men haar verdenkt, dat ze de furie is, die de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1