DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. i ut? No. 137. Honderd en tiende jaargang 1908. ZATERDAG 13 JUNI. Uit School en Huis. FEUILLETON. DJARLEEP SINGH. mm WÊ W ÉyÉ lllf M mm i Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. VOOR DE DAMES. Kijkjes in de Modewereld. Probleem No. 128. m w/JM Wsm. HP mm Probleem No. 129. ALKMAARSCHE VII. Ruzie in de school 1. iii den loop der tijden is met de uitbreiding van het onderwijs, de toename van het aantal leerlingen en leervakken, ook de behoefte aan leerkrachten gestegen. Toen de meester het werk niet meer af kon, bediende hij zich van een helperuit den ouderen scholier groei de de kweekeling, uit dezen de ondermeester en de laatste werd de onderwijzer, dien wij kennen. Was het bestaan van den meester niet lucratief, dat van zijn helper kon heel geen bestaan worden genoemd. Maar al te vaak niet uit beroepskeuze en gebrekkig onder leid, nam hij plaats voor de klas en, wilde hij bij het onderwijs blijven, dan kon alleen noeste vlijt volgens de destijds heerschende begrippen over naarstigheid en nederigheid een licht (hoe zwak dan ook) voor hem doen opgaan. Was het nu zoo'n wonder, dat hij opzag tot den man, die het reeds tot meester had gebracht? Dat hij zich klein gevoelde in diens nabijheid en zich beijverde, ja vaak verlaagde om zijn vriend te worden en op zijn vi opspraak en bescherming te kunnen rekenen Nog grootèr werd de behoefte aan leerkrachten en kweek-, normaal-, vorm- en opleidingsscholen werden opge richt. Gelukkig verschijnsel! De behoefte aan ontwik keling uitte zich alom en niet te vergeefs. Maar ongelukkig, dat men hierbij iets Voorbij zag. Hadden niet alle helpers van ouds het tot meester kunnen brengen, groot er was de kans, dat niet alle ondermees ters bovenmeesters zouden worden. Had de helper zich bijtijds uit de school kunnen maken, de ondermeester kwam op lateren leeftijd in de school; voor hem bracht verandering van beroepskeuze wichtige bezwaren mee. Werd bij de opname van kweekelingen wel heel zorg vuldig" gelet op lichaam en geest, was de opleiding voor allen gelijk en voor allen volmaakt, was die opleiding in vele gevallen meer dan het leggen van een ezels bruggetje en zouden allen na inspanning en vlijt, na rijp- en volheid eerste plaatsen kunnen innemen? Hoe jammer, dat het vraagstukje: „Gesteld, in ons land zijn 100 scholen, aan elke school één boven- en drie ondermeesters; elk jaar komen er 100 ondermees ters hij, worden tien nieuwe scholen gebouwd en ster ven 10 boven- en 15 ondermeesters. Ha hoeveel jaren zullen alle ondermeesters bovenmeesters zijn?" zoo weinig onder de aandacht gebracht en dan nog voor kennisgeving aangenomen werd. Wat men voorbij zag of niet wilde zien? Dat er ëen nieuwe stand zou worden geboren. Dat naast de, noem het betrekking, stand, ambt, waardig heid of iets anders van hoofdonderwijzer die van on derwijzer niet kon uitblijven. Zeker -heilig was het vuur, waarmee de laatsten we.rden aangespoord, om het tot eersten te brengen, maar humaan was het niet, de minder gelukkigen af te schepen met een, „ja, waarom heb je niet meer je best gedaan; je wist vooruit, als onderwijzer heb je geen toekomst en dat zal vooreerst wel zoo blijven; want men spreekt wel van den onderwijzersstand, maar die zal als stand nooit worden geduld." Was het wonder dat dezen zich aangordden tot den strijd om een redelijk bestaan Kon de worsteling uit blijven tusschen nu eenmaal in het leven geroepen stand en hen, die het recht daarvan wilden ontkennen? Was de zucht naar vrijheid en zelfstandigheid, zoo hoog geroemd door heel onze historie en zoo echt ken merkend voor den tijd, waarvan wij spreken, alleen voor onderwijzers verboden vrucht? De onderwijzers, gehoor gevend aan de roepstem van Roman naar het Duitse h van C. CROME-SCHWIENING. 1' HOOFDSTUK I. „Hallo, Mr. Barton Dézê scherp uitgesproken woorden klonken over het noordelijk deel van dén „Maidan," de bekend© mooie esplanade van Kalkutta, en waren gericht tot een jon gen, slanken Engelschman, die blijkbaar zijn schreden richtte naar het Great Eastern-Hotel, dat in de nabij heid vftn het koninklijk paleis was gelegen. Eeh lichte schok doortrilde de aangeroepene als iemand, die in gedachten verzonken plotseling in de werkelijkheid wordt terug geroepen. Zijn aardig, gebruind gelaat, waarbij de zwarte snor zoo góed j&'ste, keerde zich naar de richting, vanwaar de roep tot zijn oor was doorgedrongen. Tusschen de talrijke menschenmenigte door, die op dit uur den Mai dan bezoekt, wrong zich haastig een Europeaan met geschoren, glad gelaat en scherpuitziende, verstandige oogen. „Dus heb ik me toch niet vergist," werd op denzelf den scherpen toon gezegd. „Iemand, die in dit gewoel, omringd door het gegons van wel een twintig talen, kalm droomend voort kan gaan, kan niemand anders dan Mr. Barton zijn, de man, die is uitgegaan om de geheimzinnigheden van Tndië te leeren kennen. Ja, la ten dan Brahma, Wischnu en Sina u zelfs op zulke heerlijke dagen op Kalkutta's prachtige vlakte geen rust In den tobii der stem, waarop deze woorden werden geuit was geen zweem van spot te bekennen. „Bent u het, Mr. Forrester?" antwoordde de aange sprokene glimlachend, toen hij in den vreemdeling den inspecteur der Britsche geheime politie, mr. Forrester, herkende, een man, evenals hij, juist de dertig gepas- enkele baanbrekers, sloten zich aaneen. De Bond, zoo vurig bestreden en maar al te vaak uit een verkeerd oogpunt beschouwd, begon haar moeilijk werk. En, al had zij niets anders uitgewerkt, dan reeds zou dit eene haar bestaan rechtvaardigen, dat zij de onderwijzers fris het ware meerderjarig' heeft gemaakt, dat zij de evenredigheid: Menig onderwijzer staat tot zijn hoofd als den Javaan tot een Hollander, in het licht heeft gesteld. Later kwam naast de Bode de Volksonderwij zer; het vuur, eenmaal ontbrand, was niet meer te blusschen. Was het wonder, dat menig onderwijzer in botsing kwam met zijn hoofd, dat een stil wantrouwen de school binnensloop En daar durfden de mondig geworden onderwijzers onverwacht verklaren, het wel zonder hoofd te kunnen stellen De onderwijzer, de onderdanige dienaar van voor heen, was het hoofd boven het hoofd gegroeid. Voor heen las de eerste de courant met zijn hoofd; nu had hij zijn eigen orgaan, waarin zwart op wit werd ver klaard: „De. afstand tusschen TT en Uw hoofd is zoo groot niet als gij wel meent; het aantal lesuren (zoo Uw hoofd niet ambulant is) is voor beiden gelijk, heeft het hoofd avond- of herhalingsschool, hij wordt daar voor extra beloond; het hoofd staat in ontwikkeling niet zoo oneindig ver hoven zijn personeel. Vindt men niet op vele scholen onderwijzers met. meer akten, met hoogere bevoegdheid dan het hoofd? Zouden de hoof den vannacht rustig slapen, als zij zich morgen nog eens weer aan het examen voor de hoofdakte moesten onderwerpen? De verantwoordelijkheid, och arme! strekt zich die voor het hoofd wel zoover uit? Is ook hij niet vaak met handen en voeten gebonden aan zijn superieuren. schoolcommissie en gemeentebestuur? Meent ge, dat ge zelf onverantwoordelijk zijt? De ad ministratie? Als die werkelijk zoo veelomvattend is, waarom belast het hoofd tegen een kleine vergoeding niet een van zijn personeel ermee? Waarom moet zoo'n man dubbel zooveel verdienen als gij Als hij zooveel meer verdient, moet hij ook maar meer presteeren." En, menig onderwijzer, tuk op buit, legde zich op den loer om zijn hoofd een kop kleiner te maken. Er werd buit gemaakt. Het schandehoekje in de Volkson derwijzer was telkens bezet door een hoofd, dat zijn plicht niet deed. Deze gaf privaatles, gene schreef een boek, een ander corrigeerde of dirigeerde een krant, een vierde knapte een uiltje, een vij'fde liep een straatje om en dat alles onder schooltijd. Scherper werd de kritiek, grooter het wantrouwen, breeder de klove. De strijd tegen de ambulante hoof den deed de deur toe en spoedig werd de republikein- sche school als model voorgesteld. En de strijd werd niet altijd met eerlijke wapenen gevoerd. De hoofden werden tot karikaturen ge maakt, stelsels en personen werden verward en menig onderwijzer vergat, dat zijn hoofd evenzeer kind van zijn tijd was als hij zelve. Menig onderwijzer, vandaag zijn patroon en het hoofdschap vurig- bestrijdend, nam morgen met vreugde diens plaats in. W. W. Nu de zomer aanbreekt, de vaeanties naderen en menigeen reeds reisplannen maakt, beginnen de da mes er aan te denken haar garde-robe voor het reissei- zoen in orde te maken. Het moderne kleed heeft twee eigenschappen, die voor het verpakken van groot voordeel zijn: het is van soupel weefsel en zonder voering gemaakt, dus is het zoo licht als een veertje. Het neemt weinig plaats in seerd, die den naam had bizonder geschikt voor zijn moeilijk beroep te zijn tengevolge van zijn flinkheid en koelbloedigheid. „Het doet me werkelijk genoegen u te zien Francis Barton gevoelde zich inderdaad tot dank verplicht tegenover den beambte, onder wiens geleide hij dikwijls zijn onderzoekingstochten had gemaakt in de wijk der „zwarten" dus door de eigenlijke stad der inboorlingen van Kalkutta en in hun talrijke opiumho len. „En wat betreft," zoo vervolgde hij, „uw veronder stelling, dat de Indische goden me zelfs op dit oogen- blik bezighouden, deze was zeer juist. Ai dit zonder linge land worden door eiken blik de gedachten weer gericht op dien tijd, toen Brahma nog niet in den Christengod zulk een overweldigenden concurrent had gevonden. Maar toch, mr. Forrester, wilt u wel geloo- ven, dat ik u niet op geschikter tijd kon ontmoeten dan nu?" „Werkelijk?" „En dat ik nog vandaag of morgen u had willen op zoeken „Och ja?" antwoordde har'. Forrester na een haasti gen, onderzoekenden blik op het gelaat van mr. Barton te hebben geworpen, dat zijn gewone frischheid Scheen te missen en nadenkender dan gewoonlijk leek. „Naar ik hoop is het niet den beambte, dien u in mij noodig heeft „Neen," hernam Francis Barton, terwijl hij toen zachter vervolgde„niet den beambte, ik wilde in u den man zoeken, met wien men ook eens over andere dingen kan spreken als die, welke hier onder de Euro peanen slechts gebruikelijk zijn. Hebt u een half uur tje voor mij over?" „Wel een uur als u wilt, mr. Barton," was het on middellijk gegeven antwoord van den inspecteur, „en ik zou er nog gaarne aan toe willen voegen, dat het mij een groot genoegen is u misschien van dienst te kunnen zijn." „Laten we dan boven op de veranda van mijn hotel een rustig hoekje opzoeken; ik zou graag het gezicht op den Maidan hebben, terwijl ik u iets vertel, wat me den koffer in en maakt hem ook niet zwaar. De groo te moderne koffers zijn vlak en breed, en kunnen min stens acht elegante toiletten bevatten met al haar toe- behooren zonder dat een er van ook maar gekreukt wordt. Ook voor ondergoed heeft de naar de mode gekleede vrouw niet veel plaats in haar koffer noodig. Alle on- derkleeren worden van dun, souple batist vervaardigd dn versierd met veel entre-deux. Heel veel wordt een combination van batist gedragen en één onderrok, die liiet te druk gegarneerd mag worden. Deze manier va n kleeden echter vereischt een gehard lichaam of den Zuidelijk klimaat, want zelfs met den besterf wil van de wereld kan men zich niet naar de mode kleeden, als zij zulke onmogelijke dingen voorschrijft. Mevrouw Mode staat evenwel toe aan haar volgelingen een com- lLnation van zwart wollen of zijden tricot te dragen. De grootste plaats neemt in den tegenwoordigen tijd wel de hoedenkoffer in en een dame, die er eenige nieuw-modische hoeden op na houdt, zal het wel wat Hoofdbrekens kosten, ze in een koffer te pakken. Tot de reis-uitrusting behöoren in de eerste plaats blouses, die gewasschen kunnen worden. Bovenaan slaat de kanten blouse, die zeer eenvoudig wordt ge maakt en dikwijls van twee verschillende soorten kant vervaardigd wordt. Practisch zijn de tulen blouses, die met Valencienne-kant versierd worden en mits voorzichtig, ook gewasschen kunnen worden. Niet ver beten mag worden een japon of tenminste een blouse mede te nemen van het practische tussor-weefsel in een van de moderne kleuren of in een of ander aardig ruitje of moesje. Imitatie-shawls zijn ook zeer in de mode, zoowel in zijde als in wollen-mousseline. In het licht der zomerzon, als achtergrond bergen en groene weiden of de donker-blauwe zee komen al de moderne costuums eerst goed tot hun recht! Het is werkelijk amusant eens gade te slaan tot wel ke abnormaliteiten onze modedames zich laten verlei den, wanneer het geldt door een of andere originali teit hare eigen persoonlijkheid op den voorgrond te stellen. En niet slechts de eigenlijke mode-dames, de hcerscheressen in het rijk van de mode en de luxe dur ven met gewaagde dingen voor den dag te komen, ook de door geboorte ên opvoeding voorname vrouw zet zich inet een brutale gratie heen over vooroordeelen, die jarenlang heerschten. De Parijsche uitvindster van de onderrok-looze dracht had wel eens beter mogen nadenken voordat zij deze mode invoerde, want zij is slechts bestemd voor slanke, elegante figuren, maar jong en oud, dik en dun, alles doet aan deze mode mee, evenals aan die van de dunne souple weefsels, die ook lang een ieder niet kan dragen. Eén voordeel biedt het geen onder rokken te dragen, n.l. bij regen, wanneer het gewoon onmogelijk is om rok, voeringrok, onderrokken te be hoeden voor vuil worden. De empire-rok wordt nog steeds bij blouses gebruikt eh kan daar ook zeer practisch bij gedragen worden. De bovenkant wordt meestal afgewerkt met een smal ceintuurtje van zijde, dat van voren aan beide zijden of alleen in het midden met een gespje versierd wordt. Bij rokken, die slechts tot de taille reiken worden bree- dc zijden, in plooien gelegde ceintuurtjes gedragen, die met een mooie gesp gesloten worden. Een mooi zomertoilet is van licht-groen marquiset te met een kanten blouse. De rok, die met een kleinen sleep vervaardigd kan worden, rust op een voeringrok vail satin-liberty in dezelfde kleur. Yan onderen wordt in den rok een breede entre-deux gezet, waar door heen de voeringrok schemert. De kanten blouse heeft aan geknipte mouwen en wordt over een onderblouse van lichtgroene zijde gedragen en met marquisette gegar- momentaneel druk bezig houdt." „Natuurlijk hangt dat weer met uw Indische eere- dienst-ohderzoekingen samen „Ja." „Werkelijk, mr. Barton," beweerde Forrester lachend „ik geloof, dat er weinig Engelschen zijn, die zulk een voorliefde voor Kalkutta en zijn godsdienstige geheim zinnigheden hebben als u. Ik voorzie nog, dat u op een gbeden dag de Anglicaansche kerk ontrouw wordt om tot het Boedhisme over te gaan! Weet u wel, dat men niij al eens heeft gevraagd of u Indisch bloed in de aderen heeft?" Francis Barton keerde zich plotseling met zulk een geweld naar zijn geleider om, dat deze haastig uitriep: „U neemt me deze woorden toch in hemelsnaam niet kwalijk?" „In 't geheel niet, ofschoon mij zulk een onnoozele vlaag zeer verwondert." „Ook, als ik u beken, dat ik zelf, toen ik voor de eer ste maal de eer had met u kennis te maken, deze opi nie deelde?" „U, mr. Forrester?" riep Barton uit en zijn gelaat drukte onverholen verbazing uit. „U bent de eerste, die ik deze opmerking hoor maken!" „Dut verwondert mij!" zei de inspecteur kalm. „Uw gestalte verloochent weliswaar uw Engelsche afkomst niet, maar op uw gelaat ligt een zweem van het Indi sche type. Ik wil wedden, dat u als kind nooit de blan ke huid van uw medescholieren hebf. gehad?" „Neen, dat is waar," antwoordde Barton met zicht bare getroffenheid. „Ik herinner me wel, dat ik dik wijls met mijn bruinachtige teint voor den gek ben ge hóuden." „En toch waren uw ouders Engelschen?" „Zoowel vader als moeder." „En uw ouders hebben ook nooit in Tndië gewoond?" „Och," zei Barton, „ik weet eigenlijk heel weinig- van mijn ouders. Ik meende wql eens te hebben ge hoord, dat mijn moeder in haar jeugd in een der wes telijke provincies van Tndië heeft geleefd, in Cawnpore of in Lucknow of in Allahabad. Of mijn vader ooit den Indischen bodem heeft betreden weet ik niet. Hij neerd. Zooals we reeds zeiden, zijn de weefsels, die voor zo- mertoiletten in aanmerking komen, buitengewóón slap: voile, éolienne, tussor, shantung worden voel ge kozen, ook voor mantelcostumes. Bij verschillende mo dellen wordt het Grielcsche genre in toepassing ge bracht, b. v, door een overrok, die voor en achter vier kant isuitgeknipt, verder door het garneeren van de randen galons of entre-deux. Het komt er maar op aan ar voor te zorgen, dat de figuur haar slankheid niet verliestalles moet daarom slap overhangen en niet 2(ooals vroeger door een zwaar gegarneerden onderrok gesteund worden. M. Giinfeld te Riga. 3de prijs ..L'Echiqui^r .Fraeoais" 1908. a b c d e f g h Mat in 2 zetten. M. Grtlnfeld te Riga. 2de prijs „L'Echiquier Francais" 1908. K g6, D h6, T c5 en h4, L b6, P b4 en h2, Pi bS en f8; k d4, t dl, 1 b8, p g4 en g7, pi d2 en h5 (2zet). Oplossing van Probleem No. 125 (M. Feigl), 1 D b3 a3 enz. Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren P. C. Bakker Czn., P. J. Boom, j. Borsjes, F. B&tt- gfer, O. Bramer, C. Brouwer, G. Imhülsen, G. van Dort, G. Nobel, en O. Visser, allen te Alkmaar; Ds. H. Groeneveld te Vlijmen, Mr. Oh. Enschedé te ltagatz, C. C. J. de Ridder te Ede, P. Bakker en H. Weenink te Amsterdam, P. Oojfkaas te Limmen, S. te S., „Sckaaklust" te Koedijk, G. Fijth Jr. en C. J, Strick van Linschoten te Bunnik. Wij geven deze maal twee problemen, waarvan den 3don prijs „L'Echiquier Francais" in diagram en den 2jien in letters en cijfers omdat wij veronderstelden dat velen onzer lezers den laatsten reeds in een. andere vaderlandsche rubriek zuilen gezien hebben. Wij wilden intusschen onze lezers niet teleurstellen, die daartoe niet in de gelegenheid waren. Want wij achten den 2nen prijs het meest origineel© der bekroonde proble men uit dezen wedstrijd, hoewel wij toegeven, dat de ihhoud wel wat mager is voor een eersten prijs, van was een vreemde man en ik vrees, dat in het huwelijk van mijn ouders de rechte harmonie ontbrak. Want ook mijn moeder, die nog op haar veertigste jaar een zeer mooie vrouw was, was altijd zeer stil en in zich zelf gekeerd de weinige malen, dat ik thuis was. Ik be* réeds toen ik nog heel jong was op een kostschool ge- konlën eri ik heb slechts weinige vaeanties thuis door- gébracht. U ziet dus wel, mr. Forrester, hoe absurd uw veronderstelling was." Een flauw glimlachje speelde om de lippen van d»n inspecteur. Terwijl'ze naagt elkaar vöortwandélden su het hotel naderden, dat het mooiste van de hoofdstad van Bengalen was, wierp hij als van zelf de volgends vraag op „Eft üw ouders léven niet rrieer, Mr. Barton?" Een schaduw gleed over het knappe gelaat van zij* bégcleidër. Reeds een jaar bf tien geleden héb'ik ze heel plotse ling Verloten, 'dóór eëh groot spoorwegongeluk bij Lon den. Ik Zag ze dobd'térhg. Toondertijd was ik, candi- dhat' in de rechten, maar de plotselinge doocL van mijn oudéis dééd mij in eijh bnderë richting gaan. Ik légds mij bp het spiritisme toe, alsof ik daarin troost zou vinden voor het verlies, dat ik had geleden. Toen leer de ik door toeval een Brahmaan in Londen kennen, dis mij in dé wonderwereld van den Indischen «eredienst inwijdde. Dat riep in mij het vurigste verlangen wak- ''ker alle geheimzinnigheden, die hier in Indië met deu tempeldienst verbonden zijn, van nabij té leeren kou lijn. Tweemaal reeds béh ik in de laatste tien jaren in Indië geweest en zooals u weet is het vijf maanden geleden, dat ik tooi de derde maal den oceaan overstak om hiér in Kalkutta mijn doël te bereiken, Mr. For rester." Deze knikte even, maar zijn trekksn waren opvallend ernstig geworden. Wordt vervolgd'.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 5