DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 142. Honderd en tiende jaargang» 1908. V R IJ D A G 19 JUNI. Stedelijk Museum. Hinderwet. Hinderwet. VER WEG. Suggestieve Rechtszaken. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Eerste Kamer. AL&MAARSCHE COURANT ÏATVlfi "RÜSTELOOZE BEZICHTIGING op Zondag 21 Juni a.S., 's middags van 1—3 uur. Kinderen be neden de 12 jaren worden niet toegelaten, van 12—16 jaren slechts onder geleide. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alk maar brengen ter algemeens kennis, dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met bijlagen van de firma HEKKET en VREIJBLOEDT, aldaar, om vergunning tot het uitbreiden van de bestaande druk kerij door het oprichten van een gasmotor van 2 P.K. tot het drijven van een snelpe s in het perceel Spoor straat, Wijk E, No. 8. Bezwaren tegen deze uitbreiding kunnen worden in gediend ten raadhuize dezer gemeente, mondeling op Woensdag 1 Juli e.k., 's voormiddags te elf uur en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie dagen vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij, die be zwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer ge meente van de ter zake ingekomen schrifturen kennis nemen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, JAN DE WIT Dz., Voorz., lo. Burg. 17 Juni 1908. DONATH, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat zij bij besluit van 17 Juni 1.1. onder voorwaarden vergun ning hebben verleend aan S. ELTE, aldaar, tot het oprichten van een Brood- en Koekbakkerij in het per ceel Laat, wijk D, No. 54. Burgemeester en Wethouders voornoemd, JAN DE WIT Dz. Voorzitter, 10. Burg., DONATH, Secretaris. Alkmaar, 18 Juni 1908. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het ge meenteblad van Alkmaar, No. 261, is opgenomen het besluit van den Raad dier gemeente van 8 April 1.1., waarbij zijn vastgesteld Verordeningen op het heffen en invorderen eener plaatselijke belasting op de gebouwde eigendommen in de gemeente Alkmaar, welke verordeningen, heden afgekondigd, gedurende drie maanden ter gemeente-secretarie ter lezing zijn nedergelegd en aldaar tegen betaling van f 0.15 in afdruk zijn verkrijgbaar gesteld. Alkmaar, 18 Juni 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd, JAN DE WIT Dz., Voorz., lo. B. DONATH, Secretaris. Reisbrieven. II. De lezers weten nu, dat wij ver zijn geweest en dat wij in hotels met een indrukwekkenden naam gelo geerd hebben, lieel in Cadenabbia, maar dat het pla- kaat van dat hotel voor ons verloren is geraakt. Doch verder willen wij hen niet epateeren. Er was weliswaar een lift en baden in het hotel, maar de liftjongen was tevens in hoofdzaak portier, de portier was conduc teur, de ober, die een baard droeg bediende soms mee, naast een gewonen kelner was er nog een .kelnerin en ik heb maar eens één meneer in smoking voor het diner gezien. Het was dus een bescheiden hotel. En al waren de prijzen zelfs voor zulk een cen trum van vreemdelingenverkeer niet zoo heel laag, in Holland, waar de gewoonste hotels op plaatsen, jaar lijks door g'een honderd menschen van over de grenzen bezocht, 8 of 9 gulden per dag- per persoon pension vragen, zouden wij ze niet durven noemen. Dit hotel was dus bescheiden. En wij hebben in nog veel bescheidener hotefe gelogeerd, waar de lift hene vens de liftjongen, de ober, de portier, de kelner en de sr,noking heel en al wegvielen, waar het mooi, schoon, comfortabel, goed, goedkoop en gezellig was, doch hcelemaal niet dat. Maar wij zijn ook nog in een paar nette hotels geweest en daarover willen wij iets vertel len aan minder gelukkige stervelingen. Het eene hotel heette Bristol. Dat klinkt altijd. Wij durfden dan ook bijna niet. Maar de billijke prij ken van Baedeker gaven ons weer moed en eerlijk „■ezegd het viel mee. Het zag er wel een beetje pa leis *whtig uit, ni.aar de portier en de chasseur deden heuse 'l gemoedelijk en de ober was beslist ge- u 'r en er was een directeur, die een praatje lcwam nink'ett. Wij geloofden onze oogen niet. Bristol en dan gemoedelijk! Totdat wij de verklaring la zen op een bn in de kamers opgeplakt „Die Leitung des Hauses ist bestrebt allen Gasten den Anf'enthalt .daselbst zu einem möglichst ange- nehmenzu gestalten." (Wij citeeren letterlijk.) Een origineel idee >van den directeur van een hotel Bristol De allernaïefsmensch zou van meening kunnen zijn, dat het van zedf sprak dat het streven van ten hotel-directeur erop gei'icht was om het zijn gas ten zoo aangenaam mogelijk te maken. Doch voor ietwat minder naïeve naturen fitaat liet wel vast, dat Ter gemeente-secretarie te Alkmaar is tegen betaling van twee gulden verkrijg baar een afdruk van het door Burgemeester en Wet houders aan den Gemeenteraad uitgebrachte verslag omtrent den toestand der gemeente Alkmaar over 1907. De Secretaris van Alkmaar, DONATH. Terwijl op zoo velerlei gebied in Nederland een neiging bestaat om buitenlandsche instellingen over te nemen, terwijl in zoo veel gevallen buitenlandsche toestanden als voorbeeld genoemd worden voor ons land, is er een belangrijk gebied, waarop die lust tot nadoen nagenoeg geheel ontbreekt, althans al heel weinig van zich laat merken. Wij bedoelen het gebied van de strafrechtsspraak en met name de kwestie van de invoering der jury. Het is opmerkelijk hoe weinig er wordt aangedrongen op die invoering, het is te op merkelijker, omdat toch ook bij ons op dit gebied niet alles pais en vrêe en ieder met de bestaande toestan den tevreden is. En al kan men veel critiek op de rechterlijke macht terzijde leggen als gedachtelooze napraat van buitenlandsche voorbeelden, het is niet te ontkennen, dat er ook hier vrij wat te verbeteren valt en dat het wenschelijk is, dat men zijn best doet om het groote publiek het vertrouwen in die rechter lijke macht te doen behouden. Zeer stellig is het dus wenschelijk om maatregelen te nemen, opdat de keuze voor de leden van de rech terlijke macht geschieden kan uit zooveel mogelijk candidaten en dat bij de benoembaarheid argumenten, aan geldbezit en familierelaties ontleend, zoo weinig mogelijk gewicht in de schaal leggen. En wij zouden het nemen van die maatregelen te wenschelijker ach ten, omdat wij de jury zeer beslist beschouwen als een „ongewenschten vreemdeling", als een democra tisch kinderspeelgoed, dat meer in schijn dan in wezen een goede instelling is. Hoe langer men dus den wensch naar een jury er uit kan houden door er naar te streven de rechtspraak, speciaal de strafrechtspraak, zoo goed mogelijk te maken en dus aan de groote menigte de overtuiging te schenken dat het vertrouwen in de rechterlijke macht gemotiveerd is, hoe beter. Gelukkig komt ons in dit streven de ervaring, in het buitenland opgedaan, te hulp. Met name heeft men onlangs naar aanleiding van het fameuze proces- Han in Duitschland met de jury weer dingen beleefd, die door den president an het gerechtshof te Karls ruhe buitengemeen scherp zijn veroordeeld. En deze nieuwe gebeurtenissen vestigen weer de aandacht op een schaduwzijde van de instelling der jury, welke eerst in den laatsten tijd meet algemeen is opgemerkt. Wij zouden die bezwaren willen samenvatten in deze stelling, dat een behandeling voor een jury van een gegeven geval in hooge mate de dramatiseering en de jacht op sensatie in de hand werkt. Men mag wel aannemen, dat naarmate de studie der psyche zich in den laatsten tijd uitbreidt, men meer en meer gaat voelen het nadeel van de open baarheid der strafzittingen. Men ergert zich over de studenten in crimineele zaken, over het geregeld be de directie van een werkelijk net hotel niet denkt aan het aangename verblijf van zijn gasten. Een volmaakt overwonnen standpunt immers. Het hotel moet groot, duur en rijk zijn. De bedienden moeten of direct arro gant of wanhopig correct zijn, zoodat zij de gasten op een afstand houden. De directeur zij ongenaakbaar, de ober een onverschillige, Engelsche meneer zonder rok, die vooral niet mag laten merken dat hij iets doet maar wel mag doen voelen, dat hij enkele heeren mêer dan beneden critiek vindt en dat er hier en daar wel een dame met mooie schouders zit. Wij zijn eens in zoo'n hotel in een centrum van Vreemdelingenverkeer in Zwitserland binnengedron gen. Men bedenke nu wel, dat wij niet van oudexwet- sche bescheidener hotels als Schweizerhof of National in Luoem spreken, maar van de tip-top dure hotels. Eerst wilden wij het probeereti in een vermomming. Doch dat was te omslachtig. Wij trokken dus ons bes te goed aan, lieten onze koffers en omioodige bagage aan het station, zetten een onverschillig gezicht op en begonnen 's avonds te 9 uur onzen tocht. Daar lag het hotel-paleis; hel licht de geweldige vestibule, waarin marmer en koper en het rood van staatsietrap- loopers. Een verbaasde menigte verbaasd zelfs in dit land, waar de paleizen de hotels zijn stond te staren naar het dure gebouw, waar zooveel menschen komen, omdat het er zoo duur is. Toen wij de entree binnengingen, voelden wij de bewonderende blikken der menigte. „Al weer menschen, die een honderd francs per dag uit te geven hebben," dacht men bijna hoor baar. De moed zonk ons intusschen in de schoenen, toen een chasseur met een nauwmerkbaar „deze lui hooren hier niet" in zijn blik de deur had opengedaan. Inder haast zagen wij in de hal nog- drie chasseurs staan als de grenadiers in de paleizen, doch met bestudeerde on eerbiedigheid. In het rond zat op luie stoelen een groot gezelschap, meerendeels in avondtoilet. Eenige klaarblijkelijke Amerikanen namen niet de moeite ons op te nemen. Enkele Britten schaamden zich, maar namen die moeite toch: iets van een vroolijke verba zing over zoo iets voorwereldlijks beseheidens als wij, kwam er in hun blikken; het volgende moment keken zij droomerig door ons heen. Eenige dames met het uiterlijk van een Commercienratin toonden haar hoos heid over zoo iets bespottelijks als wij veel duidelijker en tuurden naar ons met toornig-minachtende blikken. Eenige jongere dames en heeren, die bestudeerd-onge- genee'rd in een vensternis zaten, lachten ons welwil- zoek van een publiek van lanterfanters en dagdieven, welke de zittingen bijwoont en daar gratis theorie krijgt over de meest verschillende misdrijven. Men vreest dat deze gedeclasseerden onder de suggestie zullen komen van de voorbeelden, welke zij gedemon streerd krijgen, en dat zij hun voordeel zullen doen mot de daar bestudeerde middelen om de justitie om deu tuin te leiden. Grooter wellicht nog is intusschen het nadeel, dat ontstaat doordat de dagbladen groote verslagen van de terechtzittingen opnemen en speciaal bij gerucht makende zaken kolommen druks verspreiden overeen gegeven geval, dat zeer pikant, raadselachtig of sensatiewekkend is. Onze Nederlandsche bladen zijn op dit gebied zeer bescheiden. Doch ziet men wat hier in het buitenland geleverd wordt, hoe daar de bladen tegen elkaar opbieden in „pittigheid van op schriften", uitvoerigheid van verslagen en veelheid van „beschouwingen", dan kan men zich inderdaad niet verheelen, dat zulke verslagen onnoemelijk veel kwaadrlmoeten doen. Nu is dit kwaad bizonder lastig te bestrijden. Of een of meer redacties zich al onthouden van een der gelijke sensatiejacht, maakt heel weinig uit, daar het publiek dan de andere bladen koopt, en dat vooral in landen, waar de verkoop per nummer regel is. Den bladen het verslaggeven verbieden of onmogelijk maken gaat al evenmin, zoolang de zitting publiek is. Zal men dus het kwaad afdoende bestrijden, dan zal dat alleen gaan door opheffing van het publieke karakter der zittingen, waaraan natuurlijk enorme be zwaren verbonden zijn. Om die bezwaren weer op te heffen heeft men voorgesteld een jury te benoemen die niets te doen zou hebben dan het publiek bij de terechtzittingen te vertegenwoordigen, die dus geen actief aandeel meer zou hebben in de strafrechtelijke behandeling der zaak doch tot taak zou hebben om de waarborgen voor de onpartijdigheid der rechtsbe doeling, gelegen in de openbaarheid der zittingen, te doen behouden. Of dit middel het gewenschte resultaat zou opleveren, of de jury in deze, heel origineel en vorm, acceptabel zou zijn, is zeker een vraag, die een mooi onderwerp voor een wetenschappelijke verhandeling zou zijn doch die thans geen groot practisch gewicht heeft, omdat zij niet aan de orde is. Men mag wel aannemen dat men niet licht zal overgaan tot de afschaffing der openbaarheid en dat deze nieuwe taak van de jury dus niet spoedig een onderwerp van debat zal zijn. Yoorloopig zal men wel moeten blijven rekenen met de openbaarheid en zich dus moeten beperken tot het streven om de na- deelige gevolgen daarvan zooveel mogelijk te ontgaan. Welnu niets wat in die richting zoo nadeelig werkt als de jury. De advocaten moeten het er al dadelijk op aanleggen het geval zooveel mogelijk te dramatiseeren, de jury te overbluffen met allerlei bi- zonderheden, de aandacht van de hoofdzaak afleiden. Zij moeten met grove middelen werken, huismiddel tjes aanwenden, op effecten uit zijn en met allerlei handigheidjes de jury voor zich innemen. Zij moeten het gewicht der zaak breed uitmeten, groot doen, van eene kwestie zoo mogelijk eene cause célèbre maken. Vanzelf volgen de verslagen al deze omwegen, vanzelf lend vlak in ons gezicht uit. Toen zagen wij eindelijk als redder in den nood een mooien, slanken meneer in een gekleede jas een beweging maken alsof hij wel gaarne naar ons toe ware gekomen, indien hij niet toe vallig net met zijn voeten op een electrisch contact vast zat. Wij wilden op dezen meneer, die waarschijn lijk aller-, aller jongste bediende op het hotel-kantoor was doch er uitzag als introducteur des ambassadeurs, toestappen, toen een heel lange meneer ons den weg afsneed en tegen dezen vastgewortelden diplomaat in zeurderig Engelsch begon te praten. Daar stonden wij weer hulpeloos wachtend en den jongsten be diende van terzijde opnemend. Hoe is het toch moge lijk er zoo uit te zien? Keurig en toch niet overdreven, niet overladen, niet fatterig of opdringerig. Een meneer als de romanheld uit de platen der Graphic-ro- inans. Onze blik viel toen op een Engelschman, die even van zijn „novel" opkeek en die alweer bij onzen aanblik een vroolijke gedachte kreeg. Ten minste even lachte hij droomerig-minachtend-geamuseerd en toen werd hij weer geboeid door romanhelden, die ze ker meer op den bewusten jongsten bediende dan op ons geleken. Eindelijk was deze laatste klaar en kon hij zich een weinig tot ons draaien. „Vous désirez?" „Aan de deur wordt niet gegeven!" zoo klonk dit „vous désirez?'' Wij stamelden, dat wij gaarne kamers wilden zien. De man overwoog de mogelijkheid van te liegen, dat er geen enkele meer vrij was. Wat was beter voor de zaak: „Zulke menschen afwijzen of hun geld aanne men, als zij gek genoeg waren de hooge prijzen te beta len?" De man opteerde voor het geld, riep iets tegen nog een anderen meneer, die zeker minder was dan de jongste bediende en verdween in het „bureau." De andere meneer wandelde naar de lift met een zeer ver ongelijkt gezicht, deed ons instappen, stapte zelf ook in, trok en liet door zijn opperste belangstelling voor de touwen heel duidelijk merken, dat hij ons niet raad de een woord tegen hem te zeggen. Nu wij gingen vier hoog, zagen een bescheiden kamer, hoorden een onbescheiden prijs het was in dit wereld centrum in dit paleis zoo duur alsof je in een Hollandsch-deftig maar boersch-eenvoudig hotel in Baarn of Haarlem lo geerde vonden het te duur en stonden op straat, nadat wij weer naar beneden waren gegleden, weer spitsroeden haddèn geloopen in al die pracht, zonder dat de meneer die minder was dan de jongste bediende het noodig had geoordeeld ons uit te laten. wordt dus een verslag over een jury-zaak tienmaal zoo interessant en pikant als van een gewone zaak, waarbij men den ervaren rechter met zulke foefjes niet om den tuin leidt en waar dus het onderzoek soberder is, meer recht op het doel afgaat, veel minder sensatiewekkonds heeft. Doch nu gaat men als men met een jury te doen heeft veelal nóg verder. Men tracht de publieke opinie te bewerken buiten de zitting om, zoodoende de juryleden ook onder zijn macht te krijgen. In het bedoelde proces-Han is gebleken, dat niet alleen de advocaten maar zelfs het openbaar ministerie een dergelijke methode toepasten en stukken in de bladen deden publiceeren met de bedoeling het publiek en daardoor de jury de een of andere opvatting te sugge- reeren. Hoort men nu bovenbedoelden president van het gerechtshof, die gewoonweg in openbare zitting verklaarde dat het publiek dol was, hoort men bovendien de niet-weersproken verzekering, dat het besluit van de jury (om Han te veroordeelen) al vast stond lang voordat men aan het einde der behandeling was ge komen, op grond mede van de bovenbedoelde bewer king van de pers, dan moet men wel tot de conclusie komen, niet alleen dat de openbaarheid bij een jury behandeling tien maal erger is voor het publiek dan die bij een andere behandeling doch ook. dat de waarborgen voor een goede en objectieve rechtspraak in zulk een geval juist door die openbaarheid en door den invloed van de algemeene opwinding en „dolheid" op de jury vrijwel verdwijnen. Dat er in Nederland geen jury is, schijnt ons de voornaamste verklaring van het feit, dat wij die extra-sensatiewekkende misdrijfverslagen niet krijgen en dat er in ons land dus weinig kans is op de dol heid, welke door zoo'n onverdachten getuige in de Badensche hoofstad (en vermoedelijk ook wel in het grootste deel van het Badensche land) is opgemerkt. Moge dat zoo blijven. Mogen wij voor die allerergste uitspattingen bewaard blijven o.a. daardoor, dat men ten aanzien van de jury blijft bij de koele afwijzende beschikking, welke deze instelling merkwaardigerwijze tot nu toe in Nederland gevonden heeft. De Eerste Kamer heeft gisteren zonder stemming goedgekeurd de wetsontwerpen tot verhooging der begrooting van Nederlandsch-Indië voor 1908 ten be hoeve van de opleiding van inlandsche rechtskundigen en tot wijziging van de reglementen op het beleid der regeering in de koloniën Suriname en Curasao. Goedgekeurd is het aanvullingswetje, betrekkelijk het Arbeidscontract. Eindelijk zou dan nu, voor zoover de medewerking van de Staten-Generaal vereischt is, de wet op het Arbeidscontract kunnen werden ingevoerd. De door enkele wetsartikelen vereischte bestuursmaatregelen echter, die eenigen tijd geleden zijn gepubliceerd juist opdat de belanghebbenden zich intijds op de toepassing zouden kunnen voorbereiden, blijken reeds weder te moeten worden herzien nog voor ze in werking kunnen treden. Zoo onpractisch zijn ze, dat ze geheel onbruik baar moeten heeten en Minister Nelissen scheen dat Gelukkig had de chasseur aan den ingang medelij den en liet hij ons wèl uit, zoodat wij op straat tegen over het publiek konden doen alsof wij er uitkwamen in normale omstandigheden als normale logeergasten, wier minste sigaren 50 cent het stuk kostten. Wat gevoelden wij ons buiten vrij en gelukkig. Be lachelijk scheen niemand ons meer te vinden en wij konden weer in een gewoon hotel gaan, waar wij zon der rillen en beven binnen durfden te komen. En nu wagen wij het, in Zwitserland althans, niet meer. In Duitschland is het wat anders, daar imponeert men eerder. En een heel erg mooi hotel had daar alléén tegen, dat een paar officieren tweemaal zoo vlug be diend werden als wij en dat de slaapkamer wel een prachtig empire ameublement had in mooie empire kleuren met veel onnutte meubels, doch dat er geen haken voor de kleeren, geen hangkast, onvoldoende waschgelegenheid en geen ventilatie was. Het is wat kinderachtig, hotelkamers zoo mooi te maken, dat zij een ongeschikten achtergrond voor opgehangen onder goed worden en dat men er dan de noodzakelijkste dingen voor logeergasten niet aanbrengt. Maar in elk geval men wordt er niet zoo schrikbarend veracht, als je uiterlijk niet aangeeft dat je ten minste En gelschman, Parijsche femme du monde, bankier, com mercienratin, dollarkoning of Poolsche prinses bent. Doch leve de kleine Zwitsersche hotels, waar men geen kelners kent en geen Amerikanen en geen chas seurs en hotelmuziek en diners aan tafeltjes en liften! Leve die kleine, nette, gezellige hotelletjes, waar een beschaafd, eenvoudig publiek niet hindert door zijn aanstellerijtjes, waar de kelnerinnen werkelijk zorgen en oppassen, zonder te vriendelijk te zijn, waar aan een voortreffelijke tafel royaal gediend wordt, waar de ka mers uiterst zindelijk zijn, eenvoudige veldbloemen op de tafels prijken en geen „garages" zijn en waar de prijzen ver, ver beneden het peil van heel wat minder goed ingerichte Hollandsche hotels zijn. Waarlijk, als sommige Hollandsche hotelhouders zoo over Baedeker klagen, laten zij dan eens in Zwitser land die kleine hotels gaan bestudeeren, waarvan Bae deker de betere er met een sterretje ook netjes uitpikt. Zij zullen dan beter begrijpen dan zij klaarblijkelijk nu doen, waarom dit voortreffelijke reisboek die hotels zoo aanbeveelt en over enkele Hollandsche hotels den staf breekt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1