DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 152. Honderd en tiende jaargang 1908. WOENSDAG 1 JULI. DRANKWET. BINNENLAND. FEUILLETON. DJARLEEP SINGH. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Tweede Kamer. Prins Hendrik te Helder. Het monument Schaepman. 60e Landhuishoudkundlg Congres te Heerenveen. RECHTZAKEN. Arrondlssements-Rechtbank te Alkmaar. COURANT, RiAVl BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alk- maar maken verlofhouders voor zooveel noodig op merkzaam op het bepaalde in artikel 38 sub 4 der drankwet, luidende Van verbouwing of herbouw van eene locali- telt, waarvoor een verlof is verleend, wordt binnen drie maanden, nadat daarmede is aan gevangen, onder overlegging van het plan, kennis gegeven aan Burgemeester en Wet houders. Bij niet nakomiDg van bovenvermeld voorschrift, wordt het verlof op grond van art. 39 sub 3 van voornoemde wet ingetrokken. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 30 Juni 1908. DONATH, Secretaris. De DIRECTEUR van het Postkantoor brengt onder de aandacht van het publiek, dat het aantal verzoeken tot nazending van brieven enz. in sommige tijdvakken van het jaar, vooral in het reisseizoen, zoodanigen omvang heeft verkregen, dat, hoezeer door den dienst der Posterijen alles wordt in het werk gesteld om daaraan met de meeste nauwkeurigheid uitvoering te geven, het niet mogelijk is steeds vergissingen te voorkomen. Aan belanghebbenden wordt daarom beleefd aan bevolen, zelf, buiten de administratie om, maatregelen te treffen, waardoor bezorging aan een tijdelijk adres of een veranderd adres is verzekerd. De Directeur voornoemd, Alkmaar, 30 Juni 1908. S. VAN DELDEN. Bij het gisteren voortgezet debat over de begrooting van oorlog, oordeelde de heer Van Karnebeek (L. Utrecht I), de critische rede van den heer Patijn wel knap werk, maar toch had deze rede op spreker een onaangenamen indruk gemaakt, wegens hare harts tochtelijkheid. Bespreking van defensiebelangen moet vrij blijven van hartstocht en politieken bijsmaak. Spreker stelde tegenover de critiek van den heer Patijn in het licht, dat in 1901 bij de behandeling van de Militiewet is beslist, dat de normale sterkte van het blijvend gedeelte 7500 man zou bedragen. De door Minister Sabron in Maart j.l. gewenschte aan vulling beoogde dus slechts het blijvend gedeelte op zijne wettelijke sterkte te brengen. Daardoor haalt de Minister niet uit de Militiewet wat hij maar halen kan zooals de heeren Verheij en Patijn meenen maar doet hij slechts zijn plicht; want bij mobilisatie kan hij ingevolge de Militiewet met geen kleiner ge tal volstaan. Die 2200 man aanvulling was bestemd voor verschillende doeleinden, ook voor het verrichten van handlangersdienstenmaar daarvoor zijn militairen noodig. Vooral lettende op het critieke van 't oogen- blik waarop zij moeten worden gepresteerd. Liet men die diensten dan over aan burger-corveeërs, dan zou een janboel te voorzien zijn. De heer Thomson (U. lib. Leeuwarden) oordeelde thans niet het oogenblik gekomen om het beleid van minister Sabron in het algemeen te critiseeren, maar wel verklaarde hij niets te begrijpen van des heeren Duymaer van Twist's bewering, dat minister Sabron de vooruitstrevendheid zelve is. Integendeel reageert de minister op de begrippen en de wetstoepassing der Roman naar het Duitsch van C. CKOME-SCHWIENING. 15, Barton had juist voldoenden tijd om zich te was- schen, schoone boord en manchetten te nemen en om daarna zijn koffer te sluiten. Met het gewone, frissche mergenbad, waaraan hij nu dubbel behoefte had, moest hij wel wachten tot hij aan boord van de stoom boot was. Een kwartier later reed hij langs de Huglikade in de richting van de Ilowrahbrug, want van den rechter oever van den Ilugli, de westelijke groote mondings- arm van de Ganges, rijdt de over Paltna naar de noordwestelijk gelegen provinciën voerende East Indi an Railway af. De koetsier nam het bevel van den passagier om vlak voor de brug terug te keeren en in plaats van naar liet station der East Indian Railway naar de South Eastern te rijden in de geheel aan den anderen kant gelegen voorstad Sealdah met die koelbloedigheid op, die den Indiër eigen is. Francis Barton ging ver achter in het rijtuig zitten en trok de lichte reispet diep in de oogen. In het hotel zouden ze, wanneer naar hem werd gevraagd, heel beslist meedeelen, dat hij naar Benares was vertrokken. Het was nauwelijks aan te nemen, dat hij, eenmaal in den trein naar het zuiden zittende nog voor hij aan boord stapte, kennis sen zou aantreffen. En de passagierslijst der Wham- poo zou slechts een zekere Erank Boucli vermelden, die in Bengalen wel volkomen onbekend zou zijn, daar de ze naam slechts zijn ontstaan te danken had aan de fantasie van dengene, die hem tijdelijk aannam. Een groote teleurstelling echter stond hem te wach ten, toen hij het station van de South Eastern Rail way had bereikt, de trein, die hij had willen gebruiken laatste jaren. Dit geldt zoowel den eersten diensttij als de kadervorming, de herhalingsoefeningen enz. Da ingestelde defensieraad lijkt spreker een vrij onschuldig vermaak. Met den heer Verhey vroeg spreker naar de ver houding van den chef van den generalen staf tot den commandant van het veldleger. Met den heer Verhey achtte hij het een fout, dat een jongere officier in alle functiën is moeten treden van den chef van den generalen staf bij dieDS benoeming tot commandant van het veldleger. Daartegenover volgt uit de instructiën, dat d e chef van den generalen staf een hoog re autoriteit is dan de commandant van het veldleger. Spreker deelde vooralsnog niet de meening van den heer Patijn, dat minister Sabron bij de behandeling van het blijvend gedeeltewetje in Maart geen klaren wijn heeft ge schonken, ja zelfs den wijn had vertroebeld. Uit den overgelegden staat toch blijkt, dat men tengevolge van de aanvulling van het blijvend gedeelte met 2200 man beschikking krijgt over een veel sterker mobili satie-detachement dan zonder die aanvulling het geval zou zijn. Des heeren Patijn's stelling is dus onhoudbaar naar sprekers meening. Niettemin blijft spreker van oordeel, dat de minister door zijn schijn- dekkingen het leger uit elkaar rukt en door al zijn geknutsel slechts een schijn van veiligheid voor het land aanbrengt. Ten slotte critiseerde spreker uitvoerig, met aan haling van verschillende voorbeelden den toestand van rechteloosheid in het leger. Uit eigen ervaring stond spreker langdurig stil bij een staaltje van totale min achting voor het recht, bedreven door een regiments commandant. Spreker schreef dit echter toe, niet aan den persoon maar aan het te zeer onburgerlijke stelsel van rechtsbegrip in het leger en tot zijn leedwezen zag spreker in minister Sabron, blijkens diens ernstig protest tegenover spreker, een krachtig pleitbezorger van dat verkeerde stelsel. De heer Roodhuizen (lib., Brielle) betoogde tegenover den heer Duymaer van Twist, dat de Liberale Unie niet gehoord is over de uitgaven van de brochure van kapitein Schonst&dt. Voorts verklaarde hij zich tegen inkrimping van de muziekkorpsen. Na de pauze werden bij tweede lezing aangenomen 1. de Rivierwet2. met 43 tegen 28 stemmen de wij ziging der Motor- en Rijwielwet. Ook aangenomen met 49 tegen 21 stemmen het wetsontwerp ter voorziening in den achterstand bij de rechtelijke colleges. Vooraf had de heer L o h m a n (chr. hist. Goes) mede namens eenige politieke vrienden zijn stem tegen laatstgenoemd ontwerp gemotiveerd. Spreker voorzag n.l., dat na de totstandkoming van dit ontwerp met het oog op de daarin vervatte pensioenbepaling, 8 van de 14 leden van den Hoogen Raad zullen heengaan, waarin spreker een gevaar zag voor de stabiliteit onze jurisprudentie. Hierna werd voortgezet het oorlogsdebat waarbij de heer van der Molen (a.-r.) wijziging der Militiewet bepleitte om mogelijk te maken, alle miliciens bij de bereden korpsen evenlang te laten dienen. Hij bepleitte ook hooger soldij voor vrijwilligers bij de bereden wapens en lotsverbetering voor de muzikanten. Spre ker wenschte een algemeen voorschrift, waarborgende, dat het religieus leven van de militairen in het leger tot uiting kon komen. De heer Passtoors (kath. Beverwijk) bepleitte reorganisatie van het korps marechaussee, om zoo doende op te heffen de tweeslachtigheid van dat korps. De heer de Visser (chr.-hist. Leiden) bestreed des heeren Patijn's critiek. was weg en een latere, die bijna een uur voor dien kleinen afstand noodig had om DiamondHarbour te bereiken, vertrok eerst tegen elf uur. Hij zou van ge luk mogen spreken, als hij de Whampoo dan nog zou kunnen halen en hij niet in de verte alleen maar meer de opstijgende rookwolkjes zou zien verdwijnen. De minuten, die hij aan het station wachtende moest doorbrengen, gingen voor hem wanhopig lang zaam voorbij. Eindelijk was het tijd óm in te stappen; Barton zocht een leege coupee eerste klasse en liet zich achterover in de kussens vallen. Het teeken tot vertrek werd ge geven door een schel fluitje; nog eens werd de coupee deur opengerukt en een jonge, slanke heer, in wien men onmiddellijk den officier vermoedde, stapte in, terwijl bijna tegelijk de trein zich in beweging zette. De zoo laat aangekomen passagier was niemand an ders dan Archibald Everloane. Hij had onmiddellijk na de lunch met Nellie de door zijn tante aangegeven boodschappen bij de Glenns en de Gowiners afgedaan en had daarop op den Maidan afscheid van Nellie ge nomen onder voorwendsel de Birmaansche pagode te willen gaan bezien maar inderdaad was hij recta linea naar het station van de South Eastern gereden. Indien hij den eerstvolgend vertrekkenden trein nog zou halen dan was de mogelijkheid om de „Whampoo" nog aan den wal liggend te treffen niet uitgesloten en dan zou hij Miss Greane dus waarschijnlijk nog aan boord kun nen spreken. Barton had na een vluchtigen blik op zijn reisgenoot, die hem volmaakt onbekend was, te hebben geworpen, geen verdere notitie van hem genomen. Des te ver baasder keek hij op toen hij plotseling werd aangespro ken „Pardon mijnheer, zou u mij misschien ook kunnen zeggen, wanneer de stoomboot „Whampoo" vanmiddag uit Diamond Harbour vertrekt?" „Om twaalf uur!" Archibald Everloane trok zijn horloge uit zijn zak en borg het met een tamelijk knorrig gezicht weer weg. „Dank u. Mag ik u eens vragen of u zou denken, dat ik met dezen trein tijdig genoeg in Diamond-Har- Prins Hendrik zal in den morgen van 3 Juli met het pantserschip „Heemskerck" in do haven van Nieuwediep aankomen, tot het bijwonen van den marine-scbietwedstrijd en van den zeil-en roei wedstrijd der Kon. Marine-Jachtclub. Dien dag wordt de lunch gebruikt bij den schout- bij-nacht I. van den Bosch. Daarna zal een bezoek worden gebracht aan de pas geopende ambachtsschool, aan de Laan te Heldervervolgens wordt gereden naar het terrein van den schietwedstrijd, waar de uitreiking der prijzen in zijne tegenwoordigheid zal plaats hebben. Des avonds zal Prins Hendrik de gast zijn van de Marine-Jachtclub. gfDen volgenden dag$ zal "hij, aan boord van het transportvaartuig „Mercuur", den roei- en zeilwedstrijd op de reede van Texel bijwonen. Aan het dejeuner,j^dat te|half°één aan boord van de „Heemskerck" wordt gegeven, zijn een dertigtal gasten genoodigd,"waaronder, behalve de hoofden der verschillende dienstvakken, commandanten en offi cieren, o. a. de heeren jhr. W. Six, voorzitter, H. de Booy, secretaris en W. J. van Vollenhoven, lid van de Noord- en Zuidh. Reddingmaatschappij, A. A. baron Sweert s de Landas Wyborgh, lid der Zuidholl. Maat schappij tot redding van schipbreukelingen, L. M. A. Hoffman, voorzitter der Kon. Roei- en Zeilver. „De Maas", J. J. Blussé, voorz. der Kon. Roei- en Zeilver. „De Hoop", M. von Bermuth, voorz. der Sóciété Royale nautique d'Anversoise, Osterrith, pres. du Royal Yachtclub de Belgique, en A. J. J. van Steyn, bur gemeester van Helder. Aan het jaarlijksch diner van de Kon. Marine- Yachtclub, dat, na afloop van den wedstrijd, in de Marineclub wordtjgehouden, zal Prins Hendrik even eens deelnemen. Het Centrum verbetert haar door ons overgenomen bericht omtrent de onthulling van het monument voor dr. Schaepman: niet 30 Juli maar 13 Juli zal de ont hulling plaats hebben. In de groote zaal van het Posthuis, die behoorlijk bezet was, werd gisteravond te 10 uur men had ge wacht op de komst van den minister van Landbouw, Handel en Nijverheid ds. Talma door den voorzitter den heer K. Cz. de Boer, het congres geopend. Hij wijdde allereerst een woord van deelneming aan mr. J. Wolfman, die door droeve familieomstandighe den verhinderd was het presidium waar te nemen. Aan den minister werd een hartelijk welkomstwoord toegesproken: het congres rekende het zich een groote eer dat het zich in de belangstelling van Z.E. mocht verheugen. Al is het congres oud van jaren zoo ging 'de voorzitter voort toch veroudert het niet; het blijft jong en krachtig. Met den wensch, dat ook dit congres het zijne zou bijdragen tot veredeling van den landbouw, sloot hij zijn openingsrede. De secretaris deed mededeeling van een ingekomen schrijven van Z. K. H. Prins Hendrik, dat Z. H. door verblijf in het buitenland verhinderd is de vergade ring bij te wonen; ook de heer Lovink, directeur-gene raal van den Landbouw, was wegens ambtsbezigheden verhinderd. Daarna werd het woord gegeven aan den heer M. L. Spru t te Gorredijk, voor toelichting van zijn praead- vies ten betooge, dat klein landbouwbedrijf aanbeve- bour aankom, om iemand aan boord van den „Wham poo" nog te kunnen spreken?" „Ik hoop het van harte," hernam Barton kortaf, die zich niet graag in een gesprek wilde wikkelen „want ik zou zelf de „Whampoo" graag willen bereiken." Tegelijkertijd stond hij op en ging voor het raampje staan, alsof de kale vlakte, waardoor de trein voort snelde, hem interesseerde. Zijn vis-a-vis kon daaruit maar al te duidelijk opmaken, dat hij niet geneigd was het onderhoud voort te zetten. Maar ook zelf zou deze daarin weinig trek hebben gehad en behagelijk ging hij achterover in de gemakkelijke kussens liggen, tast te in den zijzak van zijn flanellen pak en haalde een couvert te voorschijn, waarop Miss Esther Greane's naam stond en waarnaar hij melancholiek een tijdlang staarde. Met rookende schoorsteenen lag de „Whampoo" nog aan den wal, maar het teeken dat alle niet-passagiers het dek moesten verlaten scheen reeds te zijn gegeven, want de matrozen waren reeds bezig de dikke touwen, waarmee het schip had vastgelegen, los te maken. De tweede stuurman, die juist op het punt stond de loopplank in te nemen, hield den hollenden Mr. Ever loane tegen met de woorden: „Moet u nog met de „Whampoo" meevaren, mijn heer?" „Neen!" riep Archibald haastig. „Maar ik moet iemand aan boord nog beslist even spreken, och toe, laat me even vlug doorgaan!" ,,'t Spijt me mijnheer!" zei de stuurman, „maar ik mag niemand meer aan boord laten, die geen passa gier voor de „Whampoo" is, we zetten onmiddellijk af. Haast u als u nog mee wil," riep hij onderwijl iemand toe, die door twee Indische kruiers gevolgd kwam aan hollen. Barton, die door zijn bagage was opgehouden, keek verschrikt op, toen hij zich bij zijn arm voelde grijpen, juist toen hij de loopplank wilde betreden. Hij keek zijn reisgenoot in het gezicht. „Mijnheer sprak deze nu hijgend, „ik mag niet meer aan boord van de „Whampoo" en daar bevindt zich echter een dame die ik zoo zielsgraag nog een be- lenswaardig is. Nadat eenig debat hierover was gevoerd, verkreeg de heer J. G. Maschhaupt, van Groningen, het woord over de wijze van aankoop van mest- en voederstoffen en welke wijze de voorkeur verdient, die, waarbij ge kocht wordt „op gehalte," of die, waarbij aangekocht wordt „onder garantie." Sprekers conclusie was, dat de handel uitspraak moet doen, welk stelsel het beste is. Daarna verkreeg het woord dr. N. Goslings, van Wageningen, over het nut van het bacteriologisch on derzoek bij de beoordeeling van de vruchtbaarheid van den grond. De heer De Grancy deed daarna verslag van den raad van beheer over het Sloetfonds. Daaruit bleek, dat de Sloetprijs over het jaar 1907 is toegekend aan den heer H. van Delden te Meeden. Zitting van Dinsdag 30 Juni. Diefstal van seringen. Jacobus T. en Albertus v. B., pakhuisknechten te Alkmaar, hadden zich op 26 Mei takken met seringen toegeëigend, uit het bolwerk aan de Glarissenbuurt, 's middags om 1 uur. Get. Johannes Dingerdis, die in dat bolwerk op een bank zat, zag beklaagden aankomen en seringen pluk ken voor een dame, daarna gingen ze weer het boschje in om seringen voor zichzelf te plukken. Toen Din gerdis dit zag, waarschuwde hij hen, maar inplaats van dat zij weggingen, hoorde hij een hunner zeggen „O, wat zou die ouwe kerel." Maar „die ouwe kerel" deed blijken dat hij wel wat „zou." Naar huis gaande, kwam hij n.l. den agent Korstanje tegen, die hij met het geval in kennis stelde en aanraadde eens een kjjkje in het bolwerk te gaan namen. Deze deed dit en zag de plunderaars uit het boscbje komen met bloemen en takken. De officier van justitie achtte het overtuigend en wettig bewijs geleverd. Beklaagden hebben bekend, houden evenwel vol geen waarschuwing gehoord te hebben. Zij hebben er blijkbaar niet om gegeven. De officier prijst het gedrag van den ouden Dingerdis, menig ander zou niets om de heele zaak gegeven hebben. „Als niemand zich er iets van aan trok", zegt Z.E.A., „dan zou, wat er thans nog over blijft van Alkmaar's plantsoen, ook gauw weg zjjn." Tegen T. werd f 5 boete of 5 dagen hechtenis geëischt, tegen v. B. f 5 boete of 14 d. tuchtschool. Mr. Aghina, als verdediger optredend, vroeg een geringere straf. nwi-.v-.v Verduistering van een r ij wiel. Francois Marie R., gedetineerd in het huis van be waring alhier, huurde den 26en Mei te Spanbroek een rijwiel bij den rijwielhandelaar Pallada, aldaar. Hij beweert, thans terechtstaande, dat het zijn bedoeling was de fiets na hem gebruikt te hebben weer terug te brengen, maar in de herberg min of meer onder den invloed van sterken drank gekomen, kwamen er andere gedachten bij Franijois Marie op en verkocht hij het rijwiel voor f 10. Getuige Pallada, rijwielhandelaar te Spanbroek ver klaart, dat K. een fiets bij hem kwam huren om naar dr. Jansen te gaan. De fiets werd evenwel niet terug gebracht. Nicolaas Appel, als getuige gehoord, zegt, dat hjj de fiets van K. gekocht heeft voor f 10. Later is deze door de politie in beslag genomen. De Officier van Justitie vindt het een verdedigings- richt wilde laten toekomen. Ik gevoel, dat u een gent leman bent en daarom verzoek ik u beleefd, den brief, die ik u hier toevertrouw, aan die dame ter hand te willen stellen, wier adres hier op staat en die u zeker wel spoedig aan boord zult kunnen ontdekken." Hij drukte, zelfs zonder de belofte van aan zijn ver zoek te voldoen af te wachten, den brief in Bartons hand, terwijl deze door den stuurman bijna met geweld over de loopplank werd geduwd. De „Whampoo" floot ten teeken van vertrek Zonder verder meer naar den man om te zien, die hem tegen zijn wil tot zijn brievenbesteller had ge maakt,sprong Barton aan boord, waar hij tegen iemand aanliep, die op het punt stond de boot te verlaten en aan wal te springen. „Barton!" riep deze en bleef niettegenstaande het vloeken van den tweeden stuurman en op gevaar af van mee in de open zee te worden genomen, staan. „Mijn goede hemel, wat ziet u er uit! Maar u volgt nu toch dus ten slotte mijn raad? Gelukkig voor u en mij bevrijdt u van een zwaren zorg. Goede reis!" Bij deze laatste woorden snelde hij over de loopplank, die bijna reeds onder hem weg werd getrokken. Het llugliwater begon reeds opgezweept door de schroef van de „Whampoo" te schuimen en te bruisen; de hoo- ge boeg van het vaartuig wendde zich van het land af en ging met den stroom mee. De machine stopte oenige seconden en ging toen met halve kracht voor uit steeds grooter werd de afstand tusschen het dek van de „Whampoo" en de plaats waar zij nog zoo juist aan wal had gelegen de stoomboot had nu haar goede vaart. Barton stond nog op dezelfde plaats, waarop hij de woorden van den zoo haastig verdwijnenden persoon had aangehoord. „Forrester!" mompelde hij. „Dat het toeval mij nu ook juist hem nog moest doen ontmoeten op het laat ste moment. Nu gelukkig is tusschen hem en hen, wier wraak ik heb te vreezen elke gemeenschap uitge sloten. Goddank wij hebben nu de volle vaart!" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1