DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 178.
Honderd en tiende
jaargang.
1908.
MAANDAG
3 AUGUSTUS.
Herhalingsonderwijs
BINNENLAND.
Uit Hof- en Hoofdstad.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3f.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
voor JONGENS en MEISJES.
a. de Nederlandsche taai;
b. het rekenen;
c. het boekhouden, het handelsrekenenhet
inrichten van eenvoudige administratie
Bond van Gemeente-Politiebeambten in
Nederland.
Alg. Synode der Ned. Herv. Kerk.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter kennis van ouders of verzorgers
van kinderendie dezen tot eene der herhalingsscholen
voor jongens of voor meisjes in deze gemeente wen-
schen toegelaten te zien, dat de gelegenheid tot aan-
gif te daartoe zal bestaan, ook voor hen die reeds in
et voiig jaar aan het onderwijs hebben deelgenomen,
van 11 tot en met 13 Augustus a.s., des avonds van
6-8 uur, ten stadhuize.
Het herhalingsonderwijs zal omvatten
d. indien daaraan behoefte blijkt te bestaan de be
ginselen der Fransche, Duitsche en Engelsche
taal
e. de nuttige handwerken voor meisjes.
Het schoolgeld bedraagt per kwartaal: Voor één
kind 1,50; voor twee kinderen uit een gezin, gelijktij
dig de school bezoekende, per kind 1,voor elk
kind meer, per kind 0,50.
Voor minvermogenden is slechts de helft en voor
onvermogenden geen schoolgeld verschuldigd.
Belanghebbenden worden uitgenoodigd bij de aan
gifte het vaccinatiebewijs der leerlingen over te leggen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPINGVoorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 31 Juli 1908.
ALKMAAR, 3 Augustus.
Elke dag brengt nieuwe verrassingen uit Turkije.
Gisteren is er alweer een manifest van den sultan
verschenen de „Groote Heer" heeft het druk tegen
woordig. Met nadruk wordt thans nog eens verze
kerd, dat het ernst is met de grondwet en voorts wor-
dc-n er ecu rccko maa(.regelen voorgesteld, Welke llCole-
maal niet Turksch zijn.
De Turken hebben dus hun vrijheid gekregen. Zij
deelen dit voorrecht met het Turksche gespuis, dat
ook vrij gelaten is tot grooten schrik van de orde
lievende Turken, die liever hadden gezien, dat zoovele
gevaarlijke individuen maar achter slot en grendel wa
ren gehouden. Bovendien kómen er duizenden verban
menen terug.
Het Turksche volk houdt zich onder al die inder
daad indrukwekkende gebeurtenissen merkwaardig
kalm. Er lieerscht volmaakte rust en men meent hier
uit te mogen opmaken, dat het Turksche volk eigen
lijk goed gedisciplineerd is, dat er onder dit volk een
sterke zin voor orde leeft en dat de mannen, die de
nieuwe beweging hebben voorbereid, zich bewust wa
ren van hun aansprakelijkheid. Die rust heerscht er
niet in dc Europeesche pers, welke erg veel rumoer
maakt en zich bezig houdt met de vraag, welke Euro
peesche mogendheid wel het meest getroffen is door
de ommekeer in Turkije.
„DuitschlandDuitschlandroepen de Engelsche
en Fransche couranten in koor uit. Duitschland is, al
dus betoogen ze, thans van vriend vijand van Turkije
geworden, omdat het een tegenstander is van het nieu-,
we tijdperk, omdat het steeds den sultan de hand bo
ven het hoofd heeft gehouden en de belangen van het
Turksche volk heeft gedwarsboomd.
„Daar is niets van aan" antwoordt de Duitsche pers
en zij laat zich ongeveer op dezelfde wijze uit als de
Kölnische Zeitung in een artikel, dat hoogstwaar
schijnlijk van de Wilhelmstrasze te Berlijn afkomstig
is. Steeds heeft Duitschland zich onzijdig gehouden
waar het gold de binnenlandsche aangelegenheden van
i urkije. Die opvatting zal ook nu nog wel den door
slag geven. Geen staat zal zich inderdaad meer dan
Duitschland verheugen, wanneer het nu de Turken ge
lukt, uit eigen kracht rust en orde in het land te bren
gen en het bestuur in bevredigenden toestand te bren
gen.
Als de Jong-Turken de leus Turkije voor de Turken,
of gelijk men nu zegt: voor de Ottomanen doen lioo-
ren, dan is dit op zichzelf niet onaantrekkelijk, klopt
zij met den vooral oók in Duitschland gekoesterden
wenseli, dat de Turken zonder vreemde inmenging
hun zaken bevredigend mogen regelen. Die inmenging
van het buitenland zal echter het best vermeden wor
den, wanneer de beweging zooveel mogelijk alle bui
tensporigheden vermijdt en daarmede geen aanleiding!
geeft tot een verdere inmenging van Europa.
Onder de mogendheden zal hierover wel eenstem
migheid bestaan, dat de tijd voor een inmenging in
Turkije, met name ter invoering van hervormingen in
Macedonië, niet geschikt is. De Turken zelf hebben
deze zaak in de hand genomen, en men moet hun tijd
laten te toonen, dat zij uit eigen kracht kunnen berei
ken, wat de mogendheden tot nog toe niet is gelukt."
Dit laatste is natuurlijk een onvriendelijkheid aan
het adres van die mogendheden, die nu al jaren bezig
zijn bezem door den Turkschen Augias-stal te halen,
terwijl de. Hercules, die thans dezen bezem ter hand
genomen heeft, niemand anders is dan „de zwakke
De grondtoon van de betoogen is dusDuitschland
heeft niets verloren en met voldoening melden de bla
den, dat de Duitsche gezant te Konstantinopel den
sultan de groeten van den Duitschen Keizer en den
wonsch, dat de nieuwe weg, dien de sultan heeft be
treden, zijn land tot geluk en zegen mocht strekken,
heeft overgebracht, en dat een vijandelijke demonstra
tie tegen Duitschland in den gemeentetuin te Kon
stantinopel door het publiek is verhinderd.
„Der Tag" gaat nog verder dan het overgroote deel
der Duitsche pers. Niet Duitschland heeft verloren,
aldus betoogt dit Berlijnsche orgaan. Rusland en En
geland zijn hun invloed in Turkije thans kwijt al doen
ze nog een poging om de Macedonische kwestie te
gebruiken, om dien invloed te herwinnen. Oostenrijk-
Hongarije ziet zich thans voor de noodzakelijkheid ge
plaatst, ook de bevolking van Bosnië deelneming aan
het bestuur en de regeering te geven, nu het Turksche
volk deze heeft verkregen. Maar als een bijzonder har
de slag treft het optreden van den sultan Italië.
De Italiaansche regeering heeft toch sinds jaren vele
gewichtige rechten en aanspraken op de kusten van
de Middellandsche Zee te berde gebracht in de openlijk
uitgesproken verwachting, daarvoor op een goeden dag
in Turksch bezit met toestemming van Engeland en-
Frankrijk schadeloos gesteld te zullen worden Onder
de nieuwe omstandigheden wordt deze verwachting
zwakker dan ooit en de speculatie op de ineenstorting
van het Turksche rijk is thans bewezen mislukt te zijn,
zegt der Tag.
Het is wel opmerkelijk, dat deze discussie eigenlijk
precies hetzelfde karakter draagt als die over de Ma-
rokkaansche kwestie, waarbij na Algeciras ook steeds
de vraag werd gesteld, welke mogendheid de beste be
doelingen had en welke het meest had verloren.
En zeer opvallend is het ,dat thans over die kwes
tie, die toch altijd nog even brandend is, totaal wordt
gezwegen. Zou zij weer aan de orde komen, wanneer
de Turksche kwestie afgezaagd begint te worden?
Of zou er dan weer een nieuwe kwestie zijn ont
staan of uitgevonden?
Zaterdag om 10 uur vergaderde te Breda boven
staat de bond, onder voorzitterschap van den heer G.
van Putten, uit Leiden.
Aanwezig waren 14 afdeelingen.
Het jaarverslag werd goedgekeurd. Er bleek uit,
dat de bond thans 16 vereenigiugen telt, met een
gezamenlijk ledental van 2560, plus 45 personeels
leden. Sinds 1 Januari 1908 is dit aantal nog tot
2853 gestegen.
Het verslag van den bondspenningmeester werd
eveneens goedgekeurd. De uitgaven bedroegen f2080.02
de ontvangsten f 2087.80hierbij gevoegd het voor-
deelig saldo van 1906 ad f 459.31, geeft een totaal-
generaal van f 2547.01.
Een voorstel-Hilversum, om een verzoek te richten
tot de directie der H. IJ. S. M. om de politiebeamb
ten in 't algemeen dan in het genot te stellen van
vrij biljetten, wanneer zij er om vragen en niet om de
twee maanden één (het getal van zes niet te boven
gaande), wordt aangenomen.
Besloten wordt aan de regeering en de Volksver
tegenwoordiging een adres te zenden om te verzoeken
maatregelen te willen nemen opdat eene staatscom
missie worde benoemd, welk een onderzoek kan in
stellen naar den rechtstoestand en de arbeidsvoor
waarden der Nederlandsche politie in het algemeen
en die der gemeentepolitie in het bijzonder.
Bij de bestuursverkiezing werden de aftredende
leden, de heeren H. G. Haggenburg, C. A. Slierings
en F. van Zanten herkozen en gekozen da heeien
L. P. Kersten (Haarlem) en J. J. de Kluis (Utrecht).
Na afdoening van eenige huishoudelijke aangelegen
heden, wordt de vergadering gesloten.
Aan de orde kwam Zaterdag de verzorging dei-
predikantsweduwen. Do weduwen pensioenen zijn te
laag. Gelijk roods gemeld, werd de uitkeering uit de
Alg. Synode Weduwenbeurs voor dit jaar bepaald op
f 180, welk bedrag natuurlijk voor levensonderhoud
al zeer gering is. Verhooging is gewenscht, maar
daartoe zouden hoogore premiën door de predidanten
betaald moeten worden, wat bij den lagen stand der
traktementen voor zeer velen kwalijk te eischen is.
De heer C. Norel, prod, te Wons, heeft met groote
vlijt on scherpzinnigh id een voorstel ineengezet, dat
de bedoeling heefr, zij het langzaam, toch zeker, in
dezen toestand verbetering te brengen. Ten vorigen
jare benoemde de Synode daarvoor eene commissie
van advies, uit drie leden bestaande, die den moei
lijken arbeid heeft verricht al de bepalingen en be
rekeningen van den heer Norel nauwkeurig na te
gaan. Haar uitgebreid verslag, waarover de heer De
Groot rapporteert, beveelt aan, het voorstel aan de
kerk voor te leggen, om den weg van den heer Norel
te betreden. Hiermode vereenigt zich de commissie
van rapport met eenig voorbehoud. Nadat de eind
redactie van eenige aangenomen voorstellen, naar de
ontworpen lezing en met de schriftelijke toelichting
van de h.h. prof. Cannegittsr en ds. Ellens was aan
genomen, rapporteerde eerstgenoemde over een adres
van het centraal-comité der Vrijzinnig-Hervormden,
waarhij met overlegging van een conceptreglement
met toelichting voorgesteld wordt in de kerk de
stemming voor den kerkeraad met wijkverdeeling te
laten plaats hebben rn.a.w. de gemeenten te splitsen
in zelfstandige kiesdistricten gelijk dit tegenwoordig
ook bij de gemeenteraadsverkiezing geschiedt. Een lid
der commissie van rapport is er voor, twee zijn er
tegen. "VVij vermelden dit hier slechts kort, omdat
hiervan evenals van de Weduwbeurs nadeie behan
deling volgt.
De heer Van Dis rapporteert over het voorstel van
dr. Weylan,dt aangaande de handeling met het ontslag
van krankzinnige predikanten, en beveelt het namens
zijne commissie aan. Afgewezen wordt naar haar
wenk door de Synode een voorstel-Leiden, dat tucht
wil oefenen niet „wegens strijd met den geest en de
beginselen der belijdenis" maar „wegens strijd met de
belijdenis." Terecht werd dit een voorstel van verre
strekking en groote beteekenis genoemd, dat niet maar
zoo zonder behoorlijke toelichting mocht zijn inge
diend. Na enkele kleine zaken, werd de .Nieuwe
Liederenbundel onder het oog genomen. Deze is het
werk eener commissie, waartoe indertijd reeds uu
wijlen prof. Acquoy en dr. W. Francken behoorden,
op het laatst samengesteld door wijlen dr. E. Lmill
iard, dr. A. W. Bronsveld, ds. C. F. Gronemeyer en
ds. W. L. Walter. Van dezen bundel is veel goeds
te zeggen maar in de Synode werden ook belangrijke
bezwaren ontboezemd, zoowel over de wijze van in
diening ten vorigen jare, de s menstelling en het
ontbreken van zangwijzen, zoodat niet beoordeeld kon
worden, of opgenomen liederen voor het kerkgezang
geschikt zijn. Ook acht men niet goed, dat zoovele
der bestaande liederen verworpen zijn. Men keurt
ook af het samenstellen van een geheel nieuwen
bundel, i.p.v. verbetering van den bestaande, met be
houd der algemeen bekende en beminde liederen en
vervanging van den niet gebruikte. Zoo zon men de
gemeenteleden te eerder voor de invoering van een
nieuwen bundel winnen. De commissie van rapport
stelde voor den bundel opnieuw aan de commissie die
hem ontwierp in handen te stellen, met verzoek om
revisie, tevens om zich nog een paar leden toe te
voegen en den bundel opnieuw in te dienen in 1910.
Hierna werd de zitting gesloten.
In onzen tijd van stakings- en solidariteitswaanzin
ziet het er in breede kringen onzer arbeiders met het
verantwoordelijksgevoel maar bhter treurig uit, zegt
de Haagsehe briefschrijver van de „Standaard"
Zoo talloos velen onder de werklieden voelen er al
heel weinig meer van, dat ook een arbeider, zelfs hij,
wien het aller eenvoudigste werk is opgedragen, ver
antwoordelijkheid draagt voor de wijze, waarop ver
richt wo dt datgene, wat hem als de hem toegewezen
taak is opgelegd.
Zeker was dat gevoel ook vroeger vaak zoek.
Maar toen werd dat gemis althans nog vergoed
door het besef, dat mén had te arbeiden niet alleen
ter wille van het dagelijksch brood, maar ook met
het oog op het onderhoud van vrouw en kind.
Want de wetenschap, dat zijn gezin, menschelijker
wijs gesproken, afhankelijk was van de wijze, waarop
hij zelf zijn plicht vervulde, was van oudsher voor
menigen werkman, bij wien het plichtsbesef niet al
te zeer ontwikkeld was, een spoorslag om desondanks
ijverig en goed te werken.
Het gemis van gevoel van verantwoordelijkheid
voor den opgedragen arbeid werd veelal vergoed door
hst besef van verantwoordelijkheid ten opzichte van
hut lot van vrouw en kind.
Maar dat dreigt in onzen tijd anders te worden.
Want het hindert immers niet mee-, of een werk
man iets doet tegenover zijn superieuren, dat niet in
den haak iszijn medearbeiders nemen het toch voor
hem op, onverschillig of hij al dan niet terecht be
rispt of bestraft wordt.
De vereenigde werklieden hebben allerlei middeltjes
om den mede-werkman voor schade ie vrijwaren of
den patroon door toebrenging van schade op de een
of andere wijze dwang aan te doen, als het moet des
noods door een staking.
Toch is hier de werkman niet de hoofdschuldige,
maar wel diegene, die, zich uitgevende voor meer ont
wikkeld en ruimer ziend, den werkman behoorde te
leider, maar, in stede van in werkelijkheid dat te
doen, hem veeleer verleidt tot allerlei dingen, die op
zijn best heel aardig schijnen op 't oogenblik, dat zij
een zekere machtsinbeelding geven, doch in hun ge
volgen vaak hoogst onaangenaam en nadeelig zijn.
Ik herinner me toch, dat een van onze Gemeente
raadsleden geruimen tijd geleden in een groote ver
gadering van gemeentewerklieden dien menschen heeft
oorgfchoudea, dat zoodra in onze stad de verorde
ning in werking trad, waarbij bepaald werd, dat uit
liet door d - openbare reiniging opgehaalde afval door
h-t personeel dier reiniging niets mocht worden uit
gezocht om dit ten eigen bate te verkoopen het
diefstal zou zijn, indien zulks toch geschiedde.
Mi ar daar werd meteen bij gezegd, dat, hoewel die
diefstal niet goed te keureu was, de Gemeenteraad er
de verantwoordelijkheid voor droeg, dat er gestolen
werd, omdathij geen bepalingen gemaakt had,
die den heeren werklieden naar den z.n waren.
Het was te voorzien, dat zulk een „waarschuwing"
- zoo zij tenminste dien naam dragen mag uiet
veel succes hebben zou, en dat de bedoelde diefstal
bij de reiniging nogal eens zou voorkomen.
Ik heb mij er dan ook niets over verwonderd, dat
er zoo nu en dan bij dien tak van dienst ontslag
Wegens herhaalden diefstal moet plaats hebben.
Mij is zelfs een geval bekend van een werkman,
die jaren en jaren bij de reiniging in dienst was ge
weest, die voor vrouw en kinderen te zorgen had, en
toch op de meest onverschillige wijze vertelde, dat
hij tengevolge van overtreding der betreffende ver
ordening ontslagen was.
Men kan inderdaad tegenwoordig ook niet anders
verwachten, als de menschen publiekelijk zóó opgevoed
woraen als dat in onze dagen geschiedt.
Laat mij nog een ander geval mogen aanhalen, dat
zich bij denzelfden dienst heeft voorgedaan.
De reiniging heeft natuurlijk heel wat paarden in
gebruik, waarvan de gemeente niet alleen het recht
heeft, maar zelfs zedelijk verplicht is, te eischen, dat
zij zorgvuldig behandeld worden
Het ligt dan ook in den aard der zaak, dat een
werkman, die de paarden mishandelt, niet kkn ge
duld worden.
En men mocht verwachten, dat het corps werklieden
in zijn geheel het waardeeren zóu, als de gemeente
niet alleen voor hèn zorgt, maar ook voor de redelooze
dieren, die niet, gelijk de arbeiders zelf, allerlei men
schen hebben, om voor hen op te komen en htm klaoh-
ten, behoorlijk aangedikt, bij de autoriteiten over te
brengen.
Maar van die waardeering valt niets te bespeuren.
Want toen onlangs een los werkman werd ontslagen,
omdat hij, niettegenstaande herhaalde waarschuwing,
was voortgegaan een paard telkens te ranselen, meen
den de arbeiders in een openbare vergadering tegen
dat ontslag te moeten protesteeren
Dan wordt in zulke vergaderingen over dergelijke
gevallen een heele boom opgezet, alsof het er niets toe
doet, hoe de dieren door den arbeider behandeld wor
den.
Het is inderdaad droevig.
Maar (dit zijn dan nog gevallen, waarin men metf
protesten niets verhelpt, omdat toch voor den ontsla
gene de gevolgen van zijn daad niet kunnen worden
voorkomen.
Anders staat het, wanneer bijvoorbeeld niet met ont
slag, maar met boete, met inhouding van periodieke
verhooging, als anderszins gestraft wordt.
Dan weet men er wel goeden raad op. Dan betaalt
de vakvereeniging als o. a. in het geval van Mej.
Ouwerling, de onderwijzeres, over welke ik indertijd
zeer uitvoerig schreef het bedrag van de niet toege
kende verhooging uit eigen kas bij, of wordt, gelijk nu
onlangs bij de Gemeente-Reiniging, het bedrag der
boete door collecte onder de mede-werklieden verkre
gen.
Tegen zulke dingen is niet veel te doen. Er is, om
te voorkomen, dat anderen de boete voor den gestrafte
betalen, geen middel te bedenken, bij welks toepassing
men niet in de grootste willekeur vervallen zou.
Doch als de brutaliteit zóó ongehoord ver gedreven
wordt, dat op de werkplaats zelf collecte voor zulk een
doel gehouden wordt, dan is er toch alle reden voor,
maatregelen te nemen om zoo iets uitdagends te keer
te gaan.
Stel u toch voor, waarde lezer, dat de gemeentewerk
lieden zich niet ontzien hebben, in de gebouwen der
reiniging een papier aan te plakken, waarop vermeld
stond, hoeveel reeds voor een zekere boete bijeenge
bracht was, en hoeveél er ddensvolgens nog te betalen
overbleef.
Dat loopt toch waarlijk de spuigaten uit
Over de wrijving tusschen den directeur-generaal
der posterijen en het departement van Waterstaat, kan
men hier rare dingen hooren zegt de Haagsehe Kiek
jesman van het „N. v. h. Noorden."
Niet van gisteren of vandaag dateert die min aan
gename verhouding. Reeds drie jaar geleden onder
minister Kraus moet dat intriguespel begonnen zijn,
dat thans allergevaarlijkste proporties dreigt aan te
nemen. Gaat het zoo door, dan kan het niet lang meer
duren of een volslagen desorganisatie van onzen in
de laatste jaren terecht in binnen- en buitenland ge
roemde post- en telegraafdienst moet daarvan het ge
volg zijn.
De kern van de zaak moet deze zijn, n.l. dat de se
cretaris-generaal van Waterstaat op alle mogelijke en
onmogelijke manieren probeert om de zelfstandigheid
van het post- en telegrafiebedrijf te ondermijnen. De
heer Salverda de Grave vindt dat de directie der post
en telegrafie onder Waterstaat staat en niet naast
aterstaat en dat zijn invloed evengoed bij de post en
telegrafie moet gevoeld worden als bij de andere af
deelingen van het departement.
Nu behoeft men nog geen vreemdeling in het Jeru
zalem der Haagsehe ambtenaarswereld te zijn om te
begrijpen, dat een secretaris-generaal zeer gemakkelijk
een minister tot deze zienswijze kan overhalen.
Vooral indien hij te doen heeft met slappe minis
ters als de heer Kraus was en nu weder de heer Be-
vef w. die wel z.gz „ministeriëele verantwoordelijk-
heul dragen, maar van de zaken, in casu het post- en
telegrafiebedrijf, minder dan niets verstaan, evenmin
trouwens als de lieer secretaris-generaal.
Zulke zelfstandige afdeelingen als dp post en tele
grafie zijn dan ook feitelijk ondingen, want deze „zelf
standigheid" hangt, wat daarvan in de practijk te
rechtkomt, geheel af van de persoon van den minister,
onder wie de „zelfstandige" afdeeling ressorteert. Is
hij het er mede eens en kan hij het met den chef der
„zelfstandige afdeeling" goed vinden, dan marcheert
de zaak prachtig. Maar o! wee, als de heeren elkander
niet kunnen zetten en de heer secretaris-generaal, van
wien de minister in zooveel andere zaken afhangt, er
tusschen komt en een ijdelen minister in het oor fluis
tert „ExcellentieUwe machtsvolkomenheid wordt in
de practijk begrensd door die zelfstandigheid"! Dan
is het gedaan met de samenwerking en tien tegen één