DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 182.
Honderd en tiende jaargang.
1908.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V.Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
V R IJ D A G
7 AUGUSTUS.
Nationale Militie.
Herhalingsoefeningen.
De Westersche Kwestie.
Gemeenteraad van Alkmaar,
Telefoonnummer 3.
De heer R. P. J. Tutein Nolthenius spreekt
in de Gids van Augustus over het Dienstboden-
vraagstuk niet zonder vrijwat omhaal en niet
zonder min of meer zijn verontschuldigingen te
maken, dat hij dit onderwerp aanroert. Ons
dunkt: die verontschuldigingen zijn overbodig,
flet is een ernstig en een brandend vraagstuk,
dat diep in ons leven ingrijpt en dus nauwge
zette overweging wel ter dege waard is. Wat al
ellende er dagelijks veroorzaakt wordt door de
steeds toenemende vervreemding en ontstemming
tusschen werkgeefsters en werkneemsters op dit
gebied, is niet te noemen. Nu spreekt het wel
vanzelf, dat geen tijd zonder dergelijke ellende
is geweest. De klachten over de dienstboden
zijn al oud als de wereld. Eu dat de klachten
over de mevrouwen niet zóó oud lijken, is alléén
daaraan toe te schrijven, dat de mevrouwen
sedert onheuglijke tijden meer het oor van de
wereld hebben gehad. Doch niemand zal ont
kennen, dat er onder den invloed van de toe
nemende emancipatie van den werkliedenstand
deze steeds bestaande moeielijkheden in den
laatsten tijd ineens veel grooter afmetingen heb
ben aangenomen.
Bijna dagelijks nemen dus de moeilijkheden
toe, dagelijks komen de vrouwelijke dienstboden
meer tot het besef van wat zij anders zouden
wenscheu, dagelijks vermeerdert het aantal werk
geefsters, dat psychisch en physiek lijdt onder
die omstandigheden, welke de strekking hebben
van het oogenblik het geluk van de vrouw, van
de familie, van de kinderen zoowel als van de
dienstboden zelf te verminderen. En dat er in
derdaad hoe langer hoe meer tact, geduld en
lijdzaamheid noodig is onj hier als werkgeefster
tot het gewenschte resultaat te komen, welke
huismoeder, mannelijke werkgever zal dat ont
kennen
„Waar moet dat alles heen?" aldus de vraag,
die juist ten aanzien van dit onderwerp iederen
dag wel honderden malen gesteld wordt.
Ons dunkthet moet nog veel, véél erger
worden, De dienstbodennood is hier en daar in
het buitenland nog véél ernstiger. En alles wijst
erop, dat wij het voorbeeld van dat buitenland
zullen gaan volgen. De bovenbedoelde schrijver
ziet zwarte stippen aan den Nederlandsehen
horizont. Wij gelooven hier iets meer dan stip
pen te zien, wij gelooven, dat het ook hier hoe
langer hoe moeilijker zal worden dienstboden te
krijgen en met dienstboden om te gaan.
En wij gelooven dit (fji grond van wat wij
waarnemen en met het oog op het eigenaardige
standsgevoel in het Nederlandsehe volk.
In de eerste plaats zal de werkgeefster zich
een ander idee van haar verhouding tot de werk
neemster moeten maken. De heer Tutein Nol
thenius zegt het terecht (De Gids Augustus
1908283). „Dat men de dienstboden nog al
te dikwijls als wezens van lagere orde beschouwt,
wie, die eenigszins bekend is met de'denkwijzenr
van velen uit onze hoogere klassen, zal dit durven
tegenspreken? Het „behandel de dieren met
zachtheid" mocht met een kleine wijziging ook
wel in vele heele en half-salons worden
opgehangen.
Zeer juist. Maar ligt niet die hooge toon
tegenover wat men minderen man acht in het
volkskarakter Als iemand den tramconducteur
den timmerman, den kollner, den eenvoudigen
in het algemeen met jij en jouw aanspreekt
begaat hij dan niet dezelfde tacteloosheid? Wat
ter wereld ter besbhaalde wereld althans, heeft
men zulk een verschil van aanspreken naarmate
de aangesprokene een werkman is of niet?
Men vraagt dus onze huisvrouw iets zeer moeie-
lijks als men haar vraagt zich in haai' veriioucjing
tot haar dienst boden door ander e regels te laten
leiden dan de in Nederland gangbare. Natuurlijk
bedoelen wij niet, dat het zoo moeielijk zou zijn
„u" te zeggen tegen een dienstbode wat overi
gens direct zeker niet gemakkelijk en goed in
praktijk zou zijn te brengen maai' wel zich te
laten regeeren door het idee, dat de dienstbode
een gelijkwaardige contractante is, die zich tot
het verrichten van een bepaald aantal uren huis
werk verbonden heeft tegenover een zeker bedrag
aan kost en inwoning.
Terwijl wij dit schrijven kost het ons moeite
den ernst te bewarendien deze toch zeer ernstige
zaak vraagt. Het idee alleen dat een Nederland
sche meneer of mevrouw, die zich netter gevoelt
dan een andere zoodanige meneer of mevrouw,
die zich netfer gevoelt enz. enz., 39 trappen lager
aangekomen bij haar dienstbode, deze plotselin
even net zou gaan vinden als zichzelf en daarbij
het ingewikkelde bouwwerk van die 39 trappen
zou omstooten dat idee lijkt zóó komisch, dat
men aan de verwezenlijking voor nu en voor
altijd zou gaan twijfelenindien men niet wist
dat de harde lessen van dien toekomstigen nood
vermoedelijk snel de noodige resultaten zullen
hebben.
Intusschen als wij alle werkgeefsters op slag
konden veranderen, zouden wij er nog niet zijn.
Want ook de werkneemsters zijn geen idealen en
voordat die zullen hebben leeren schiften tusschen
redelijke eischen en onmogelijke vragen, voordat
ook die zich in de nieuwe verhouding hebben
ingeleefdzal er nog aardig wat water door den
Rijn loopen.
Nu raadt de heer' Nolthenius ons in een vreemd
staatsspoorwegen-aankondiging-Nederlandsch (is
na te volgen, is overbodig te maken, zal te letten
zijn, is het betreffende contract uit te reiken,
het huisgezin is bijeen te houden) aan om arbeid-
besparende inrichtingen van onze huizen te maken
(centrale verwarming, waterleiding, waschtafels
en nachttafels met waterleiding, stofzuigers,
spreekbuizen enz.) en om de dienstboden recht
op een ongestoorden avond te geven en op één
vrijen dag per week. Dit laatste schijnt even
wenschelijk als zijn voorstel om de dienstboden
een pensioen te verzekeren. Een andere verbe
tering zoude dan nog aangebracht kunnen worden
door gemeenschappelijke keukens (die volstrekt
niet alleen voor door beroep uithuizige vrouwen
gewenscht zijn). En eindelijk wil de heer Nol
thenius het huisgezin redden door desnoods als
regel uitwonende dienstboden aan te stellen, die
in hun ouderlijk huis of in speciale dienstboden
tehuizen natuurlijk volmaakt vrij zouden zijn en
alleen diensten zouden presfeeren gedurende een
met den werkgever nauwkeurig overeengekomen
tijd. En dan eindigt de schrijver met een buiten
de zaak staande peroratie, waarin wij hem niet
volgen kunnen en zullen.
Het komt ons voor de verdienste van dit artikel
te zijn, dat" het weer eens de aandacht vestigt
op een moeilijke kwestie, waarvan de beteekenis
en de oplossing veelal te licht worden geacht.
Wij staan hier voor een groote verandering. En
de werkgevers zullen bij die verandering zich
zelf zeer in bedwang moeten houden, zich voor
zichtig moeten wennen aan nieuwe omstandig
heden en heel wat oude vooroordeelen over boord
moeten gooien, willen zij de kans hebben dat zij
zonder bezwaren door de reeds bestaande moei
lijkheden en door de aanstaande, nóg grooter
moeilijkheden zullen heenkomen.
VERGADERING van den
op Woensdag 5 Augustus 190$, 's-nam. 1 uur,
10. Vaststellen van rooi- en bouwlijnen langs
den Bergerweg en de Wognumsche buurt.
11. Wonlngonderzoek.
RANT.
»i!A'
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
gelast, krachtens bekomen aanschrijvingen, de onder
staande verlofgangers, binnen deze gemeente in het
register van verlofgangers der Nationale Militie inge
schreven om zichter bijwoning der herhalings
oefeningen, 's namiddags vóór 4 ure, bij hun korps
te vervoegen, als volgt
10e Regiment Infanterie, lichting 1903, garnizoen
Haarlem, 1 September 1908: CORNELIS VAN DE
KAPPELLE, JACOB SMIT
10e Regiment Infanterie, lichting 1903, garnizoen
Hoorn, 1 September 1908JACOBUS VAN DAM,
GIJSBERTUS MARINUS POOL, HERMANUS PE
TRUS VAN DER POL.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd
5 Aug. 1908. G. RIPPING.
(Vervolg.)
Aan het slot der vergadering van 29 April 1.1. deel
den B. en W. bij monde van den Voorzitter mede, dat
zij in de beslissing, met betrekking tot het adres van
P. Bijl, om aan den Bergerweg te mogen bouwen, niet
zagen eene vergunning om aldaar de door Bijl voorge
nomen bouwplannen ten uitvoer te brengen. In ver
band dftarmede, zoo deelde de Voorzitter verder mede,
nam het Dagelijksch bestuur zich voor om in eene vol
gende vergadering een voorstel te doen tot vaststel
ling van een rooilijn te bedoelder plaatse, met welk
denkbeeld de Raad, zonder hoofdelijke stemming, zich
vereenigde.
Aan dat voornemen geven zij bij deze gevolg door
overlegging van een ontwerp-verordening, waarom
trent de Commissie van bijstand voor de publieke wer
ken is geboord, die. verklaard heeft zich daarmede te
kunnen vereenigen.
Do heor Uitonboscb acht bot juist gezezd iu
de bijlage, dat do commissie van bijstand is gehoord
en z ch met bet voorstel kan vereenigo In d« verga
dering dier commissie, waarin bij met den heer de
Grojt en den hoer de Wit als waarnemend voorzitter
aanwezig was, heeft hij zich niet verzet tegen het
vaststellen dezer rooi- en bouwlijn; echter ond -r voor
behoud, dat bij bij de openbare behandeling e-n en
ander over dit punt zou zoggen, en dat wel naar aan
leiding van de houding van den raad, nadat in de zit
ting van 29 April het voorstel van B. en W. met
betrekking tot het verzoek van Bijl om aan den Ber
gerweg te mogen bouwen, met 7 tegen 6 stemmen
is verworpen.
Bijl was van de afwijzende beschikking van B. en
W. op zijn verzoek om ter plaatse te mogen bonwen
in hooger beroep gegaan bij den raad. Na een ge-
dachtenwisseling over deze zaak werd het voorstel van
B. en W. om de afwijzende beschikking te hand
haven verworpen.
Wat was, zegt spr., nu bjj mij de meening Dat als
logisch gevolg van de verwerping an het advies van
B. en W. het verzoek was ingewilligd.
Ia een geheime zitting der leden is geen geheim
houding opgelegd, dus mag hij uit die geheime zitting
wel een en ander meedeelen is met een enkel woord
weer over de zaak gesproken niet als raad, maar
eigenlijk zoo'n beetje onder ons."
Toen bleek men de meening toegedaan, dat al was
het advies van B. en W. verworpen, adressant toch
nog niet zou mogen bouwen. Spr. heeft toen reeds
gezagd, dat hem dat wel wat duister was.
Aan het slot der vergadering heeft de voorzitter
medegedeeld, dat het de bedoeling was le komen met
een voordel tot vaststelling van een bouw- en rooilijn
aan den Bergerweg. Toen heeft spr. zich daar niet
tegen verzet, maar toch heeft het hem direct toege
schenen dat B. en W. nu zij hun zin niet hadden
gekregen door een achterdeurtje wilden inhalen, wat
de raad de voordeur had uitgehouden. De. vaststel
ling van du bouwlijn toch, maakt voor Bijl de uit
voering van zijn plannen onmogelijk. Spr. beschouwt
de zaak nader in verband met &rtt. 5 en 93 der
gemeentewet en artt. 97 en 98 der bouw- en woning'
verordening, waarbij het beioep op den gemeenteraad
is omschreven. Nu zal men hem voor de voeten
gooien, dat de gemeenteraad feitelijk geen besluit heeft
genomen. Daartegenover staat spr.'met leege handen,
maar de raad heeft toch het preadvies van B. en W.
om afwijzend te beschikken afgestemd en dat beteekent
toch gewoonlijk een inwilliging van het verzoek.
Daarvan is de raad nu afgeweken en waarom. De
heer Boelmans ter Spill zeide in de zitting van 29
April, dat men door toepassing van art. 29 ter plaatse
een betere toegangsweg zou kunnen krijgen.
Op dat gezegde heeft spr. toen terstond de aandacht
gevestigd en er het zijne van gezegd. Spr. meent
zich voorts te herinneren, dat ook de heer Zaadnoor-
dijk van maening was, dat door afstemming van het
advies van B. en W. de vergunning tot bouwen zou
worden gegeven. Spr. herhaalt dat hij niet is tegen
het vaststellen van een bouw- en rooilijn, maar heeft
er op willen wijzen, dat men hier een eigenaardig
geval heeft. Regelmatig was het geweest, als men
met dis bouw- en rooilijn was begonnen, zoodra het
verzoek van adressant inkwam. Spr. zal zich bij deze
za»k verder buiten stemming houden.
De Voorzitter gelooft dat de heer Uitenbosch
■vel eeu beetje te veel de schuld geeft aan B. en W.
Hij doet voorlezing van de mededeeling, die na de
geheime zitting van 29 April in de openbare verga
dering werd gedaan. Bij acclamatie heeft de raad
zich daarmede vereenigd en goedgekeurd, dat B. en
W. zouden komen met het voorstel tot vaststelling
van de bouw- en rooilijn Als de heer Uitenbosch
bezwaren daartegen had, had hij toen moeten spreken.
Waar de raid B. en W. dus de opdracht gaf om te
komen met dit voorstel, kan m-m daarvan B. en W.
geen verwijt maken.
De heer Uitenbosch antwoordt hierop, dat hij
zich sterk maakt, dat de^ geheele raad wat toen gezegd
werd, heeft beschouwd als een mededeeling waarover
geen gedachtenwisseling plaats zou hebbeD.
De Voorzitter is echter van meeping, dat als
de heer Uitenbosch toen van oordeel was, dat Bijl
eigenlijk vergunning had om te bouwen, hij had moeten
spreken.
De heer Uitenbosch blijft bij zijn gevoelen,
dat B. en W. als eenigste oplossing om zich tegen
het besluit van den raad te verzetten, hebben aange
grepen de vaststelling van een bouw- en rooilijn.
De hoer De Groot is van oordeel, dat wat na
de geheime zitting van £9 April, in 't openbaar werd
gezegd geen bloote mededeeling was.
De heer Glinderman is het ten deele met den
heer Uitenbosch eens. De ontworpen rooilijn gaat nu
awars door het perceel van den heer Bijl, kan dat
niet gewijzigd worden
Spr. gelooft ook niet, .dat het de bedoeling van den
raad is geweest het bouwen onmogelijk te maken.
Voorts maakt spr. nog de opmerking dat te veel is
gehecht aan do bezwaren van Vau Leeuwen.
De Voorzitter zegt, dat het voorstel om af
wijzend t beschikken destijds al aan de raad was ge
zonden, voordat hri verzoek van Van Leeuwen iukwam.
De he r Glinderman vraagt of de mogelijkheid
niet bestaat, dat men Bijl nog wat tegemoet komt
door d« bouwlijn te wijzigen.
De Voorzitter wijst tr op, dat het vaststellen
van zoo'n bouw- en rooilijn altijd eenigerm ,to hardis
voor sommig eigenaren dat was destijds ook het
geval aan de Bleekeralaan.
De heer de Groot: Ea aan de Nieuwpoortslaan.
De Voorzitter: 't Is altijd hard, als men een
gedeelte van zijn terrein niet bebouwen mag, maar
't is nu eenmaal niet anders.
De heer U itenbosch acht het hier toch een
andere kwestri. Hier is het er om te doen, om als
de raad anders besluit, toch zijn zin door te drijven.
Heel iets anders is het, als men vooraf de bouw- en
rooilijn vaststelt.
Voorts komt 't hem vreemd voor, dat indien het adres
van Van L'euwen niet ia ingekomen voordat B. en
W. het vojfatel tot afwijzende beschikking den r.>ad
toezonden, dat in li-1 preadvies van het voorstel in
bijlage 31 over dat adres van Van Leeuwen wordt
gesproken.
De voorzitter acht het wel mogelijk, dat het
adres toen was ingekomen en het daardoor met een
enkel woord wordt genoemd, maar behandeld was het
zeker nog niet.
De heer Z a a d n o o r d ij k verklaart naar aanleiding
van hetgeen de heer Uitenbosch heeft gezegd, dat hij
in de zitting van 29 April heeft gestemd tegen het
advies van B. en W. niet om daardoor vergunning te
geven om te bouwen, maar met het idéé, dat er
maatregelen zouden worden genomen, dat er niet ge
bouwd kon worden, hij acht het terrein er ongeschikt
voor.
De Voorzitter meent ook, dat de grond er zich
niet voor leent. Wie van ons, zegt hij zou eraan
denken, daar twee huizen te zetten wat zijn het voor
huizen
De heer Uitenbosch vraagt, of het dan nooit
is opgevallen, dat het er heel wat zou opknappen als
die hondenhokkenrommel zou verdwijnen.
Voorts zegt hij dat wat de heet Zaadnoordijk nu
zegt in lijnrechten strijd is met hetgeen hij volgens
de handelingen van den raad in de zitting van 29
April gezegd heeft. Toen noemde hij het onbillijk het
verzoek van adressant van de hand te wijzen met het
idee c(en Bergerweg te verbroeden. Het voorstel wordt
daarna in stemming gebracht en met 8 stemmen voor,
2 tegen en 2 onthoudingen aangenomen.
Tegen stemden de heeren Fortuin en Glinderman.
Buiten stemming bleven de heeren Van den Bosch
en Uitenbosch.
Krachtens het besluit van B. en W. d.d. 4 Juni 1.1.
is P. Th. Portegies aangeschreven en gelast om bin
nen acht weken na den datum van genoemd besluit de
door ons noodzakelijk geachte- en aangegeven verbete
ringen aan te brengen aan zijne perceelen Wildeman
straat Wijk D Nrs. 24, 25, 2(5, 27, 28 en 29 of, zoo hij
daaraan de voorkeur geeft, de bewoning van die per-
ceelen te doen staken, zullende, indien hij daarin na
latig blijft, art. 18 al. 2 der Woningwet worden toege
past en mitsdien de bedoelde woningen ter onbewoon
baarverklaring worden voorgedragen.
Tegen deze lastgeving is de belanghebbende bij den
Raad in beroep gekomen. Onder overlegging der op
deze zaak betrekking hebbende bescheiden stellen B.
en W. voor aan P. Th. Portegies als beschikking op
zijn adres d.d. 25 Juni 1.1. te berichten, dat de Raad
geene termen heeft gevonden de door Burgemeester en
Wethouders gedane lastgeving d.d. 4 Juni 1908 te wij
zigen of te niet te doen, onder opmerking, dat het ver-
leenen van vergunning tot het maken van privaten,
gootsteenen met afvoerpijpen en een riool tot de be
voegdheid behoort van het dagelijksch bestuur.
De heer Glinderman zegt, dat het hier al weer
op de kleinen man neerkomt en hij houdt het er voor,
dat het in de bedoeling ligt van de woningwet en hare
tóepassing, de mensehen tegemoetkomend te hehan-
delen.
De Woningwet heeft men wel eens genoemd een wet
om te onteigenen zonder te betalen. Dat zou zoo wor
den als men haar in al haar gestrengheid toepaste,
maar spr. zou wel in overweging willen geven, het den
menschen zoo gemakkelijk mogelijk te maken.
De Voorzitter gelooft, dat men tegenover Por
tegies juist uitermate lankmoedig is geweest.
De heer Fortuin meent ook, dat deze per
ceeltjes zouden moeten worden onder handen geno
men, doch wat men verlangt gaat, meent hij, alle per
ken te buiten.
Men verlangt zelfs het maken van een betonvloer, daar
de huizen zoo vochtig zijn, maar hoe komt dat? Door
dat de bewoners het vuile water eenvoudig onder den
vloer in het luikje van de waterleiding gooien.
Bovendien waar staat in de verordening, dat men
een betonvloer kan eischen
De V o o r z i 11 e r wijst er den spreker op, dat in
een der artikelen wordt gezegd: „zoo noodig het ma
ken van betonvloeren."
De heer Portui n acht het toch wel wat erg, zoo-
danigen vloer te eischen in huizen van 1.25 huur
per week. Voorts zegt hij dat de muren niet vochtig
zijn, misschien in een perceel dat slecht bewoond
wordt.
De Voorzitter Wij zijn nu in het droge jaar
getijde, op 't oogenblik zal men dat niet zoo bemerken.
De heer F or tuin meent, dat als huizen vochtig
zijn, dat altijd wel te bemerken is.
De V o o r z i 11 e r wijst er nog op, dat het slechts
alve-steens muurtjes zijn.
De heer Portuin, de eischen, die men aan den
heer Portegies heeft gesteld tot verbetering, bespre
kende, zegt dat deze daardoor in groote kosten zou
vervallen, niet minder dan 1250. Nu meent spr.,
dat men iemand daartoe niet kan dwingen en hij ge
looft niet, dat het aangaat ten opzichte van deze wo
ningen de Woningwet al te streng toe te passen. Den
eisch van betonvloeren in dergelijke huisjes acht hij al
heel buitensporig. Het beschieten van het geheele dak
acht hij ook niet noodig; de eigenaar is dan ook be
reid, dat gedeelte te beschieten waar geslapen wordt.
De oorzitter vindt, dat, als de eigenaar zoo
bereidwillig was, hij dan wel wat lang gewacht heeft
met zijn verbeteringen. Verder zegt hij, dat het bij
deze huisjes moeilijk gaat te bepalen, waar er op zol
der niet geslapen zal worden.
De heer Portuin is het met den heer Glinderman
eens, dat men niet te gestreng moet optreden, dan
komt men in dezelfde onaangenaamheden als te Am
sterdam, en men kan voor huizen van 1.25 weekhuur
niet een uitzicht in een interieur eischen als voorhui
zen van 500 a (500 huur per jaar. Door de slordig
heid van een bewoonster, de heer Portegies wijst daar
ook op, is het eene perceel vochtig, de andere zijn het
niet, zooals een deskundig'e spr. ook verzekerde. Daar
om zou spr. willen verzoeken om nog eens een transac-